Stichting Wildzoekers deelt Keesie mee dat zij de door Keesie ontworpen huisstijl en logo nog slechts zal gebruiken tot februari 2006, zijnde in haar visie de afloopdatum van de gebruikslicentie. Keesie stelt dat de gebruikslicentietermijn van één jaar is ingegaan in september 2004 en vordert betaling voor de verlenging van de gebruikslicentie. Daarnaast vordert Keesie een verklaring voor recht dat Wildzoekers inbreuk maakt op haar auteursrecht en eist zij nakoming van de overeenkomst van overdracht van de auteursrechten aan Wildzoekers tegen vergoeding.
Volgens de rechtbank is tussen partijen niet overeengekomen wanneer de licentie ingaat en evenmin wat zou gelden na één jaar. De rechtbank hanteert als ingangsdatum van de licentie de oprichting van Stichting Wildzoekers in februari 2005. “4.2. (…) Dit ligt ook voor de hand. Het gaat hier niet om vergoeding van ontwikkelingskosten, maar om een gebruiksvergoeding. Het is niet goed denkbaar dat een nog niet bestaande (rechts)persoon reeds een vergoeding verschuldigd zou zijn voor het aan die (rechts)persoon gebonden gebruik van een nog niet bestaand werk (…)”.
Ten aanzien van de vermeende auteursrechtinbreuk oordeelt de rechtbank dat “4.3. (…) Wildzoekers een nieuwe huisstijl en logo heeft laten ontwikkelen en op de comparitie heeft Keesie niet weersproken dat Wildzoekers zelf het gebruik van de ontwerpen van Keesie heeft gestaakt vóór 1 februari 2006, dus vóór het aflopen van de licentieperiode van één jaar. Keesie heeft daarbij toegegeven dat de nieuwe stijl geen inbreuk maakt op haar auteursrecht (…)”.
De door Keesie gevorderde veroordeling tot nakoming van de overeenkomst tot overdracht van de auteursrechten en vergoeding daarvoor wordt afgewezen, omdat Wildzoekers de door Keesie ontworpen huisstijl en haar logo feitelijk niet heeft overgenomen en de overeenkomst geen verplichting tot overname van de intellectuele eigendomsrechten inhoudt (4.6).
Interessant is de overweging van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde volledige proceskostenvergoeding op grond van de Handhavingsrichtlijn: “4.8. (…) De volledige proceskostenveroordeling van de Handhavingsrichtlijn is vooral gegeven voor piraterij en andere gevallen van opzet en kwade trouw. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het gaat hier om een spaak gelopen samenwerking met auteursrechtelijke facetten tussen niet commercieel ingestelde organisaties (…)”.
Lees het vonnis hier