Auteursrecht  

IEF 2143

Te weinig creatieve elementen

Hof van Beroep Antwerpen, 2 mei 2006, 2005/AR/1565. N.V. Code tegen Mercis B.V. & Dick Bruna. (Met dank aan Joris Deene, Universiteit Gent)

 

Hoger beroep in de zaak Belgische Lijntje-zaak (eerdere berichten hier)

De eerste rechter verwierp het argument van (het inmiddel opgeheven) tijdschift Deng dat er sprake was van een parodie en ook in hoger beroep komt de rechter tot dezelfde conclusie. Het hof van beroep te Antwerpen oordeelt dat de door Deng ingeroepen parodie onvoldoende verschillend is van het origineel, aangezien er door Deng te weinig creatieve elementen zijn toegevoegd om op zich een origineel werk uit te maken. Door de voorstelling van het onschuldige kinderfiguur Nijntje als gebruiker van verboden substanties wordt het levenswerk van Dick Bruna volgens het hof bovendien verminkt. De beweerde parodie beperkt zich immers niet tot een humoristische-kritische benadering van de auteursrechtelijke figuur maar tast door de denigrerende voorstelling de eer en de reputatie van Dick Bruna aan.

Interessant is het feit dat het hof van beroep het argument van de vrije meningsuiting terzijde schoof. Het in artikel 10 EVRM gewaarborgd recht staat de bescherming van de originaliteit van de wijze waarop een maker van een werk zijn ideeën uitdrukt niet in de weg. De auteurswet voorziet volgens het hof van beroep in een aantal uitzonderingen in het voordeel van de vrije meningsuiting, onder meer voor de parodie, doch deze uitzondering kon in deze zaak niet toegepast worden aangezien er sprake is van een slaafse kopie en niet om een parodie.

 

Lees het arrest hier.

IEF 2140

IJsco Ali

Rechtbank Breda, 31 mei 2006, gevoegde zaken 137008/HA ZA 04-1554 en 142555/HA ZA 05-256, Maras-IJs B.V. tegen Ali Genç / Ali Genç tegen Berkers (met dank aan Gino van Roeyen, Banning).

Uitgebreid vonnis in geschil tussen twee ijszaken, waarin een groot aantal IE-rechtsgebieden aan bod komen.
 
Maras houdt zich sinds 1992 bezig met de verkoop van ijs als entertainment. Dit omvat verschillende verkoopacts, zoals de Turkse IJsverkoper, de Italiaanse ijsverkoper en ijsverkopende clowns. Genç, die enige tijd bij Maras in dienst is geweest, begint in 1997 een Turkse ijszaak onder de naam IJsco Ali, waarbij ook optredens plaatsvinden waarin wordt gegoocheld en gejongleerd met Turks IJs.
 
Tussen partijen ontstaat vervolgens een geschil over het merk, de domeinnaam en handelsnaam 'IJsco Ali'. Eveneens in geschil is de vraag of Genç met zijn optredens inbreuk maakt op een auteursrecht op de opvoering van de shows van Maras, alsmede op het promotiemateriaal van Maras.


 
Genç wordt door de Rechtbank grotendeels in het gelijk gesteld. De rechtbank meent Maras inbreuk maakt op merk- en handelsnaamrechten van Genç en dat er geen sprake is van een merkdepot te kwader trouw van Genç. De merkinschrijving IJSCO ALI van Maras wordt doorgehaald en Maras wordt bevolen de domeinnaam ijscoali.nl aan Genç over te dragen.
 
Van een inbreuk op auteursrechten is volgens de rechtbank ook geen sprake. Partijen hebben wat de show betreft niet onderbouwd wat de geestelijke schepping is zodat dit punt buiten beschouwing wordt gelaten. Ook inbreuk op het promotiemateriaal van de shows, dat partijen over en weer stellen, wordt niet aangenomen.

Lees het vonnis hier.

IEF 2138

Een courant gegeven

Rechtbank Tongeren, 22 mei 2006. VZW Cityparade tegen ACW Limburg (de griffie heeft de naam van de partijen in alcoholstift uitgedaan).

Vonnis over de vraag of het concept van een 'dance-parade' auteursrechtelijk is beschermd. Nee, zegt de voorzitter van de rechtbank, 'een evenement waarbij men met een stoet van wagens in het kader van een bepaald thema door een stad trekt langs een vastgestelde route, is een courant gegeven.' Het ingeroepen beeldmerk City Parade wordt helemaal niet door verweerder gebruikt en de vordering inzake de beweerde inbreuk op het merkrecht is dus ongegrond. Dreigende negatieve publiciteit is ook niet aangetoond.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 2135

Het gebruikelijke copyright

Richard Osinga, de schrijver die in zijn roman Klare Taal een van de hoofdpersonen liet zeuren “over de onredelijke vragen die ze bij het tentamen Intellectueel Eigendom gesteld hadden” (eerder bericht hier), heeft een oplossing gevonden voor de auteursrechtelijke bezwaren van zijn uitgever tegen een online cc-gelicentieerde publicatie van zijn nieuwe roman Wembley:  

“In januari deed ik het eindelijk: ik stelde voor om Wembley uit te geven met een Creative Commons licentie, in plaats van het gebruikelijke copyright. De licentie die ik voorstelde zou betekenen dat mensen het boek mogen kopiëren voor niet commerciële doelen. Het zou betekenen dat ik een PDF-versie van het boek op mijn site kon zetten en mensen die gratis konden downloaden en verder verspreiden. Ik schrijf om gelezen te worden en niet voor het geld. Dat is maar goed ook, want echt geld valt er ook niet mee te verdienen. Querido zei niet direct nee, maar ze wilde eerst een en ander uitzoeken. Het is er dus niet van gekomen deze keer. Er staat weer gewoon voorin (c) Richard Osinga, niets uit deze uitgave etc. etc.

Ik heb in overleg met Querido wel een andere manier gevonden om het boek online te publiceren (zou bij het overleg het citaatrecht ter sprake zijn gekomen?). Vandaag gaat 'Wembley pagina per pagina' van start, een actie waarbij weblogs een fragment van Wembley op kunnen nemen. Bij elk stuk zit een link naar het volgende fragment. Als genoeg mensen meedoen staat binnenkort het hele boek online.
Ik vind het zelf een hele leuke actie en ik hoop dat er veel weblogs meedoen. En ik zal proberen het volgende boek wel met een echt copyleft gepubliceerd te krijgen."

Lees hier meer.

IEF 2132

De plek waarvoor deze is gemaakt

De Tubantia bericht over de plaatselijke interpretatie van het auteursrecht in Lichtenvoorde: “Bovendien vinden de heemkundigen dat het auteursrecht van de kunstenaar die de leeuw ooit schiep, zich ook uitstrekt tot de plek waarvoor deze is gemaakt.

“De oudheidkundige vereniging in Lichtenvoorde is geschrokken van het plan om de bekende Kei naar de andere kant van de Markt te slepen.Bij de herinrichting van het centrum van Lichtenvoorde wordt voorgesteld de steen en ook het Heilig Hartbeeld bij de Bonifaciuskerk aan de Rapenburgstraat te verplaatsen. Maar volgens het bestuur van de oudheidkundige vereniging is de huidige plek voor beide monumenten juist essentieel.

De flint van zo’n 20 ton zwaar werd in 1874 door de gezamenlijke schoenmakers van het leerdorp eigenhandig naar de Markt gesleept, een activiteit die de inwoners van Lichtenvoorde voortaan de bijnaam ‘De Keienslöppers’ zou opleveren. De kei met de leeuw erop bepaalde altijd het beeld van de Markt en is ook in de volksmond een begrip. Een aanduiding als ‘Hulshof achter ’n grootn steen’ zou een holle frase worden als de bedoelde steen er niet meer staat. Bovendien vinden de heemkundigen dat het auteursrecht van de kunstenaar die de leeuw ooit (?) schiep, zich ook uitstrekt tot de plek waarvoor deze is gemaakt.

(…) Door deze verandering krijg je desoriëntatie. Stel je voor dat je de plek op een ansicht niet eens meer herkent.”

Lees hier meer.

IEF 2128

De Tao van de voorzieningenrechter (2)

Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2006, KG ZA 06-398. De Stichting Het Toonder Auteursrecht tegen Uitgeverij Panda B.V. (met dank aan Bas Berghuis, Freshfields Bruckhaus Deringer).

"Toewijzing van de vordering die strekt tot een verbod tot verdere verhandeling van het overigens kennelijk met zorg en toewijding vervaardigde boek, is de enig resterende optie."

Eerder bericht hier. Uitgeverij Panda heeft diverse uitgaven van het werk van Marten Toonder verzorgd, waaronder de complete verhalen van Heer Bommel en Tom Poes in 40 delen. Aan het begin van de jaren ‘90 heeft Van Hartingsveld  het idee opgevat om een studie te verrichten naar de denkwereld van Marten Toonder.

Na 2001 zijn de contacten tussen Toonder en Van Hartingsveld geïntensiveerd, en gaandeweg is bij Van Hartingsveld het idee ontstaan om een boek te laten verschijnen studie te laten uitgegeven door Panda. Van Hartingsveld heeft daarover in de periode juli 2003 tot maart 2004 vele gesprekken gevoerd met Toonder. In 2004 heeft Van Hartingsveid aan Marten Toonder een proefdruk aangeboden van het door Panda uit te geven boek, de titel droeg ‘de Tao van Toonder’.

“Door Panda is uiteindelijk onvoldoende weersproken dat de inhoud van het boek “de Tao van Toonder’ alsmede de daarbij behorende DVD dermate veel auteurs- en merkenrechtelijk beschermd materiaal bevat, dat het overnemen daarvan zonder toestemming van de rechthebbende auteurs— en merkrechtinbreuk oplevert. Het komt er in het kader van dit geding dan ook op aan of aannemelijk is dat Van Hartingsveld, en in zijn voetspoor Panda, over die toestemming beschikten toen zij het boek publiceerden.

Indien uitsluitend het boek zoals het is gepubliceerd zou voorliggen in combinatie met de vaststaande omstandigheid dat over de mogelijke publicatie van een dergelijk boek en de inhoud daarvan langdurig overleg met Marten Toonder heeft plaatsgevonden, zou mogelijk op voorhand kunnen worden uitgegaan van bij leven door Marten Toonder gegeven toestemming, althans van een situatie waarin die toestemming in redelijkheid niet meer kon worden onthouden.

In dit geval gaat het evenwel niet uitsluitend om het boek als zodanig, maar ook om de correspondentie die aan de publicatie daarvan vooraf is gegaan.

Uit voormelde brieven, in onderling verband bezien, moet worden afgeleid dat Marten Toonder en (later) de Stichting geen toestemming hebben gegeven voor het publiceren van het boek, althans dat Panda er niet van mocht uitgaan dat zij het boek kon publiceren alvorens zij daarvoor de uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de Stichting had verkregen.

Met name de brief van Marten Toonder van 14  juli 2004, na kennisname van de dummy, is in dat verband van doorslaggevend belang, nu daarin de volgende passages voorkomen:

“(…) aantal zaken hebben mijn onthutsing gewekt. In de eerste plaats de titel van het boek...(…) In de tweede plaats ben ik het niet eens met de eventuele copyright-vermelding. Afgezien van her feit dat er door mij nog geen officiële schriftelijke  toestemming is gegeven -en wij hebben afgesproken dat wij een klein contract zouden maken- ben ik her nier eens met de eventuele copyright vermelding. In het colofon zou ik wanneer we tot overeenstemming komen, vermeld willen zien: copyright tekeningen en illustraties Marten Toonder.

(…) de keuze voor de foto ‘s en illustraties en de toestemming voor het gebruik daarvan.”

Panda heeft haar stelling dat deze brief, hoewel door Marten Toonder ondertekend, in feite niet door hem zou zijn geschreven in het geheel niet waargemaakt De wijze waarop in de betreffende brief over de meer inhoudelijke kanten van het onderwerp van het boek wordt gesproken wijst overigens juist op het tegendeel.

Een en ander betekent dat de door de Stichting gestelde inbreuk op haar auteurs- en merkrechten vaststaat. Ter zitting is getracht te bevorderen dat partijen (alsnog) tot overeenstemming zouden komen op basis van vorenstaande analyse en het alleszins redelijke voorstel van de Stichting om het boek eerst uit de handel te nemen na het bereiken van het break even point.

Nu een dergelijke overeenstemming niet is bereikt is toewijzing van de vordering die strekt tot een verbod tot verdere verhandeling van het overigens kennelijk met zorg en toewijding vervaardigde boek, de enig resterende optie.

Lees het vonnis hier.

IEF 2127

Diensten

De Raad voor Concurrentievermogen, de raad van Europese ministers van Economische Zaken, heeft ingestemd met een nieuw voorstel voor de Dienstenrichtlijn, de richtlijn moet het vrije verkeer van diensten en de vrije vestiging van dienstverleners binnen de Europese Unie bevorderen.

Belangrijkste wijziging is dat het oorspronkelijke idee om alleen de regels van het land van waaruit de dienstverlener opereerde te laten gelden uit de richtlijn is geschrapt. Voor ie-rechten verandert er zo op het eerste oog weinig. In het eerdere voorstel was immers al een uitzondering gemaakt op in het oude artikel 16 vervatte land-van-oorsprongsbeginsel)

Relevante bepalingen uit het nieuwe voorstel zijn:

“Artikel 3: In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(...) 7 bis. "dwingende redenen van algemeen belang": redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie; hiertoe behoren de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid, handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel, bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding, bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, diergezondheid, intellectuele eigendom, behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;”

“Artikel 16 (Vrij verrichten van diensten. De lidstaten eerbiedigen het recht van dienstverrichters om diensten te verrichten in een andere lidstaat dan die waar zij gevestigd zijn)  is niet van toepassing op:

(...)13. auteursrechten, naburige rechten, de rechten bedoeld in Richtlijn 87/54/EEG van de Raad[54] en Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad[55] en industriële-eigendomsrechten;”

Lees het voorstel van de Commissie hier. Eerdere berichten hier, hier, hier en hier.

IEF 2126

Auteursrechtorganisaties

Kamerstukken. Kamervraag nr. 2050609670. Antwoorden (formeel zijn het inderdaad antwoorden) van de minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van EZ, op de vragen van de leden  Aptroot en Luchtenveld over Toezicht op auteursrechtorganisaties.

Vragen 1 en 2.

Bent u van mening dat het toezicht op de auteursrechtenorganisaties, met als rechtsvorm de stichting, voldoende is geregeld? Waarop baseert u dit standpunt?

Antwoord 1 en 2.

Het beheer van auteurs - en naburige rechten  betreft de inning en verdeling van vergoedingen ten behoeve van rechthebbenden, zoals de auteur of uitvoerend kunstenaar. Ten aanzien van de uitvoering van het beheer van auteurs- en naburige rechten kan een onderscheid gemaakt worden tussen:

a) de vereniging Buma en de stichtingen Sena, Leenrecht, Thuiskopie en Reprorecht. Dit zijn de collectieve beheersorganisaties exclusief belast met het beheer van auteurs- en naburige rechten  en

b) niet-exclusief belaste beheersorganisaties, zoals onder andere Videma of stichting Beeldrecht, en de rechthebbenden zelf.

Bij de verdere behandeling van deze vragen wordt dit onderscheid gevolgd.

De collectieve beheersorganisaties die exclusieve bevoegdheid hebben, de vereniging Buma en de stichtingen Sena, Leenrecht, Thuiskopie en Reprorecht, zijn onderworpen aan onafhankelijk toezicht door het College van Toezicht Auteursrechten (CvTA). Het CvTA ziet er onder meer op toe dat deze organisaties zowel aan rechthebbenden (zoals auteurs of uitvoerend kunstenaars) als aan betalingsplichtigen (zoals ondernemers) inzicht verschaffen in hun algemene en financiële beleid en of de geïnde vergoedingen op rechtmatige wijze verdeeld worden over de rechthebbenden.

Bij klachten over de inning en de verdeling van vergoedingen door collectieve beheersorganisaties kunnen belanghebbenden, na het doorlopen van de interne geschillenregeling van de betreffende organisatie, zich wenden tot het CvTA.

Daarnaast zijn collectieve beheersorganisaties onderworpen aan het mededingingstoezicht van de Nederlandse Mededingingsautoriteit voor bijvoorbeeld misbruik van een economische machtspositie. Daar waar het gaat om de Europese mededingingsregels ligt het toezicht tevens bij de Europese Commissie.

Betalingsplichtigen kunnen geschillen over (de hoogte van) vergoedingen voorleggen aan de civiele (kort geding) rechter. Als er een geschil is over de hoogte van de vergoeding voor het gebruik van naburige rechten  is de rechtbank Den Haag als enige bevoegd om de hoogte van de vergoeding vast te stellen.

Bovendien kan de civiele rechter, omdat het auteursrecht en de naburige rechten voor een belangrijk deel op regels van Europees recht berusten, in voorkomende gevallen vragen over de uitleg van het Europese recht voorleggen aan het Hof van Justitie in Luxemburg .

Bij beheer van eigen rechten door rechthebbenden zelf of bij beheer in opdracht van rechthebbenden door niet-exclusief belaste beheersorganisaties bestaat geen ander toezicht dan dat op rechtspersonen in het algemeen. Deze organisaties zijn net als de exclusief belaste collectieve beheersorganisaties onderworpen aan het mededingingstoezicht. Wie met deze organisaties een geschil heeft, kan het geschil eveneens voorleggen aan de rechter.

Het toezicht op BUMA, Sena, Leenrecht, Thuiskopie en Reprorecht door het College van Toezicht Auteursrechten functioneert sinds 15 juli 2003. Binnenkort zal het College, bij wege van tussenbalans, rapporteren over zijn ervaringen met de hem toegekende bevoegdheden. Op basis van die rapportage en opgedane inzichten uit de praktijk over de wijze waarop auteursrechten worden uitgeoefend zal bezien worden of en zo ja wat nodig is om een adequaat toezicht te verzekeren.

Vragen 3 en 4.

Deelt u de mening dat deze organisaties, die de belangen van auteurs en artiesten in handen hebben en ondernemers heffingen opleggen, volledige openheid behoren te geven over de financiën, waaronder de salarissen van directieleden en bestuursleden? Zo ja, wat gaat u doen nu deze organisaties weigeren deze openheid te geven? Is, nu Videma weigert zelfs het jaarverslag openbaar te maken, onmiddellijk optreden leidend tot publicatie van het jaarverslag, hier niet gewenst?

Antwoord 3 en 4.

De vereniging Buma en de stichtingen Sena, Leenrecht, Thuiskopie en Reprorecht  moeten aan rechthebbenden en betalingsplichtigen inzicht verschaffen in hun algemene en financiële beleid. Niet-exclusief belaste beheersorganisaties, zoals Stichting Videma, horen zich te houden aan de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek  over het jaarverslag, de jaarrekening en de openbaarmaking daarvan.

Stichting Videma heeft bericht dat zij vóór 1 juli a.s. haar jaarverslagen over 2004 en 2005 via haar website openbaar zal maken.

Voor de goede orde, waar de vragen spreken van heffingen wordt in de beantwoording ervan uitgegaan dat vergoedingen voor het gebruik van auteursrechten bedoeld zijn.

Vraag 5.

Is afdoende geregeld dat zowel de “opdrachtgevers”, de auteurs en de artiesten als degenen die de rekening betalen, de ondernemers die heffingen krijgen opgelegd, invloed kunnen uitoefenen op de auteursrechtenorganisaties? Zo neen, hoe gaat u dit dan wel afdoende regelen?

Antwoord 5.

Voor de vereniging Buma en de stichtingen Sena, Leenrecht, Thuiskopie en Reprorecht is bepaald het beheer van auteurs- en naburige rechten exclusief te belasten bij organisaties die representatief zijn voor rechthebbenden. Daar staat tegenover dat zij onder onafhankelijk toezicht staan, en dat zij gehouden zijn om aan betalingsplichtigen inzicht te verschaffen in hun algemene en financiële beleid, alsmede om bij de uitoefening van hun werkzaamheden voldoende rekening te houden met de belangen van betalingsplichtigen . Het CvTA ziet daarop toe. Betalingsplichtigen kunnen hun mening kenbaar maken over de gang van zaken bij een beheersorganisaties tijdens een hoorzitting van de CvTA. Het College van toezicht ziet toe op de inning en verdeling van afdrachten, niet op de hoogte ervan. De NMa kan het algemene mededingingstoezicht toepassen en in het kader daarvan de hoogte en de totstandkoming van tarieven beoordelen.

In de gevallen waarin de wetgever niet heeft gekozen voor het aanwijzen van een exclusief bevoegde collectieve beheersorganisatie, kunnen rechthebbenden kiezen voor individuele uitoefening van hun rechten of de uitoefening daarvan opdragen aan organisaties die hun rechten beheren. De invloed door rechthebbenden op deze collectieve beheerorganisaties wordt door partijen zelf bepaald. Ook de relatie tussen gebruikers van auteursrechten en (organisaties van) rechthebbenden is volledig privaatrechtelijk van aard. Partijen kunnen over de prijs die wordt betaald voor het gebruik van een product (een beschermd werk of een beschermde prestatie) onderhandelen.

Voor zowel exclusief belaste en niet-exclusief belaste auteursrechtenorganisaties kunnen gebruikers in geval van een geschil zich te wenden tot de rechter of de NMa respectievelijk de Europese Commissie (bijvoorbeeld in geval van misbruik van een machtspositie). De NMa bekijkt op dit moment op basis van welke criteria zij de hoogte van de tarieven eventueel zou kunnen beoordelen.

IEF 2120

Voorbij de datum

Kamerstuk 30392, nrs 6 + 7, 24 mei 2006, 2e Kamer. Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet.

Ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195); Nota naar aanleiding van het verslag + Nota van wijziging.

"Een zevental wijzigingen beoogt op het gebied van het verstrekken van informatie over de inbreukketen een betere scheiding aan te brengen tussen het procesrecht in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het materiële recht in de intellectuele-eigendomswetten."

Lees de verslagnota hier, de wijzigingen hier.

IEF 2111

Respect

Persbericht: "European Charter for Film Online endorsed by major industry players. This Charter – the first of its kind in the world – identifies the preconditions for enabling content and infrastructure providers to make film online services a commercial success. The Charter will serve as reference for future commercial agreements as well as for a broader Content Online policy of the European Commission.

The consensus reflected in the European Film Online Charter includes:

-  the recognition of opportunities that would be offered by Europe-wide or multi-territory licences and clearances, especially for European films with limited distribution outside their principal territories,

-  the need for film producers, right holders and online distributors to agree on the most suitable online release window, while bearing in mind the need for an attractive offer to the public,

- the recognition of peer-to-peer technology as positive development for the legitimate online distribution of properly secured content,

- the essential need to create a culture of proper respect for creativity and effective protection of copyright,

- the commitment of online service providers to refrain from knowingly showing advertisements from entities engaged in, or intentionally inducing, piracy; accordingly, they will take the necessary steps to end such practices as quickly as possible following adequate notification,

- the need for cooperation between content providers and online service providers to develop technologies to protect copyrighted material. Technologies should be promoted that are secure, cost effective, robust, and interoperable, ideally based on open standards, across multiple platforms and devices."

Lees hier meer.