Databankenrecht  

IEF 13878

Blokkeren van elektronische toegang is geen databankinbreuk

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 21 mei 2014, IEF 13878 (Creditline tegen Gerechtsdeurwaarder Baldinger)
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel advocaten. Databankenrecht. Hoger beroep is ingesteld. Baldinger is een gerechtsdeurwaarderskantoor; zij onderhoudt een website met een afgeschermd inloggedeelte via deurwaarderwijzer.nl. Met Creditline, een incassobureau, is een samenwerking, zodat inzage wordt gegeven in de dossiers met informatie. Vanwege vermoedelijke privacyschendingen is door Baldinger de toegang tot het afgeschermd gedeelte uitgeschakeld sinds maart 2014. Creditline vordert elektronische toegang tot de Databank op basis van haar databankenrecht en (voorschot op) schadevergoeding. Het blokkeren van de elektronische toegang is geen inbreuk op een verondersteld databankrecht. Beroepen op artikelen 4, 5b of 5c Dbw slagen niet.

Lees hier het kort geding van 18 juli 2014 (toewijzend).

Het niet functioneren van de zoekfunctie is een technisch gebrek, de algemene zoekfunctie via toetsencombinatie Control-F is feitelijk nog mogelijk. Geen voorschot.

4.2. Creditline beroept zich ter onderbouwing van haar vorderingen op handhaving van haar databankrecht. Creditline stelt daartoe dat de verzameling van gegevens in de eigen administratie van Creditline, waarin de gegevens van haar opdrachtgevers zijn opgenomen en door haar aangeduid als Databank-C, en de verzameling van gegevens in het eigen systeem van [A], door Creditline aangeduid als Databank-D, kwalificeren als databank in de zin van de Databankenwet. Creditline stelt dat zij producent, dan wel mede-producent is van Databank-D aangezien de gegevens door haar uit Databank-C aan [A] zijn verstrekt. Het blokkeren van de toegang tot Databank-D levert een schending van het databankrecht van Creditline, zo luidt haar betoog.

4.3. Ter zitting is aan de hand van de toelichting van partijen duidelijk geworden hoe het elektronische systeem van gegevens van [A] gevuld wordt. Creditline stelt gegevens van haar opdrachtgevers ter beschikking aan [A]. Die gegevens bestaan onder andere uit NAW-gegevens van de debiteur van de opdrachtgever, de hoogte van de vordering, kopieën van onbetaald gelaten facturen en kopieën van reeds verzonden sommatiebrieven aan de debiteur, relaties van de schuldenaar, de hoedanigheid van die relaties met eveneens de NAW-gegevens, inkomensgegevens van de debiteur en eventueel reeds gewezen vonnissen en beslagexploten. Deze informatie stelt Creditline deels ter beschikking via haar eigen website juridisch.creditline.nl, waarop [A] kan inloggen en vervolgens gegevens kan raadplegen en de facturen en sommatiebrieven kan downloaden als pdf-bestand en printen. Creditline levert ook deels dossiers per e-mail en per post aan, zoals bijvoorbeeld vonnissen van de rechtbank en reeds uitgebrachte exploten. Blijkens de onweersproken stelling van [A] voeren haar medewerkers al deze gegevens in het eigen systeem van [A] in door deze zelf in te typen. Vervolgens vult [A] de gegevens aan met statusberichten. In het systeem van [A] zijn ook andere dossiers van andere opdrachtgevers dan Creditline opgenomen.

4.4. Gelet op de hiervoor weergegeven feitelijke verwerking van gegevens is in onderhavig geval voorshands niet aannemelijk dat sprake is van schending van enig databankrecht. Blijkens de definitie in artikel 1 sub 1 onder a Dbw moet het gaan om een verzameling van gegevens die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen toegankelijk zijn en waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.
Zoals [A] terecht betoogt, is het de vraag of in onderhavig geval sprake is van de vereiste substantiële investering, aangezien de investering van Creditline ziet op het verkrijgen van opdrachtgevers, en niet op de verkrijging van de gegevens van onder meer de debiteuren van die opdrachtgevers. Voorts valt te betwijfelen of Creditline als producent van de veronderstelde Databank-D heeft te gelden. Met een beroep op artikel 6 lid 3 Dbw betoogt Creditline dat sprake is van een substantiële wijziging van de inhoud van de databank door toevoegingen die in kwalitatief en kwantitatief opzicht van substantiële investering getuigen. Daarmee betoogt Creditline dat een nieuw databankrecht is ontstaan en aldus de mutaties die [A] maakt in haar eigen systeem, Databank-D, databankrechtelijk aan Creditline toekomen.
De juistheid van het betoog van Creditline kan echter in het midden blijven. In het geval dat veronderstellenderwijs ervan uit wordt gegaan dat de gegevens van [A] die via de website deurwaarderwijzer.nl zijn te raadplegen, zijn aan te merken als een databank in de zin der wet, valt het blokkeren van de elektronische toegang daartoe niet aan te merken als een inbreuk op een verondersteld databankrecht van Creditline.

4.5. Het beroep van Creditline op artikel 4 Dbw in dit verband kan haar niet baten.
Artikel 4 bepaalt dat de rechtmatige gebruiker van een databank welke op enigerlei wijze aan het publiek ter beschikking is gesteld, geen handelingen mag verrichten waardoor hij de normale exploitatie van de databank in gevaar brengt of ongerechtvaardigde schade aan de producent toebrengt.
Nog afgezien van de vraag of in onderhavig geval sprake is van een databank die op enigerlei wijze aan het publiek ter beschikking is gesteld, en de vraag, zoals hiervoor reeds overwogen, wie als producent heeft te gelden, valt niet in te zien dat sprake is van het in gevaar brengen van de normale exploitatie van de databank. Anders dan Creditline kennelijk bedoelt te betogen ziet het artikel niet op de schade die Creditline stelt te lijden doordat zij geen toegang heeft tot de gegevens.

4.6. Het betoog van Creditline dat sprake is van strijd met artikel 5b Dbw gaat evenmin op. Genoemd artikel beoogt middelen ter identificatie van beschermd materiaal en van de rechthebbenden, met name op internet en andere elektronische netwerken, te beschermen tegen verwijdering of manipulatie. Dat van verwijdering of manipulatie van identificatiemiddelen in onderhavig geval sprake is, is gesteld noch gebleken. Nu van inbreuk op artikel 5b Dbw geen sprake is, kan het beroep van Creditline op artikel 5c lid 1 Dbw evenmin slagen.

Lees de uitspraak:
IEF 13878 (pdf)
ECLI:NL:RBNHO:2014:4720 (link)

Op andere blogs:
Hostingrecht

IEF 13837

Hergebruik van geheel of substantieel deel door een dedicated metazoekmachine bevestigd

Hof Den Haag 6 mei 2014, IEF 13837 (Innoweb tegen Wegener)
Databankenrecht. Informatievrijheid. Proceskosten. Er is sprake van hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van de onderhavige databank van Wegener (AutoTrack) door Gaspedaal. De verweren van Innoweb dat een verbod strijdig zou zijn met de informatievrijheid en dat handhaving misbruik van machtspositie zou opleveren, falen. Het Hof volgt het HvJ EU [IEF 13350], bekrachtigt het gewezen vonnis in principaal [IEF 7570] en veroordeelt Innoweb in de kosten. Er is onvoldoende gesteld dat Wegener afstand heeft gedaan van het recht om de volledige proceskosten te vorderen; de kosten zijn voldoende gespecificeerd.

14. Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat in casu sprake is van hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van de onderhavige databank van Wegener (AutoTrack) en derhalve inbreuk in de zin van artikel 2 lid 1 sub a Dw) op de databanken van Wegener. (...)
De verweren van Innoweb dat een verbod strijdig zou zijn met de informatievrijheid en dat handhaving misbruik van machtspositie zou opleveren, falen gelet op het oordeel van het HvJEU, terwijl deze verweren bovendien onvoldoende zijn onderbouwd.

Lees de uitspraak:
IEF 13837 (pdf)
ECLI:NL:GHDHA:2014:1558

Op andere blogs:
Charlotte's Law
Ius Mentis De implicaties van het Gaspedaal-arrest voor metazoekmachines

IEF 13608

Stamboom is slechts een opsomming van gegevens

Ktr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 november 2013, CV EXPL 13-1610 (Stamboomboekwerk)
Uitspraak ingezonden door Leo van Osch, KZO|O13 Advocaten. Auteursrecht. Databankenrecht. X1 heeft zich sinds de jaren '80 tot 2003 beziggehouden met het samenstellen van een stamboom en deze afgedrukt in een boekwerk. X2 heeft de stamboomgegevens en een stamboom op de website geneanet.org geplaatst. Dat het boekwerk auteursrechtelijk beschermd is, is onvoldoende feitelijk onderbouwd (middels voorzijde van boekwerk, een pagina, inhoudsopgave en de eerste pagina van de index). Ook een beroep op 2 lid 1 sub a Databankenwet faalt.

Een stamboom komt niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking, het betreft immers een opsomming van gegevens die vaststaan en waarin dus geen creatieve keuzes kunnen worden gemaakt, omdat anders de stamboom incorrect of onvolledig is. Dat 14 van de 400 pagina's van het boekwerk is overgenomen, is geen substantieel deel in kwantitatief opzicht.

3.7. Naar het oordeel van de kantonrechter komt de stamboom niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. Een stamboom betreft immers een opsomming van gegevens die vaststaan en waarin dus geen creatieve keuzes kunnen worden gemaakt, omdat anders de stamboom incorrect of onvolledig is. Dat ten behoeve van het samenstellen van de onderhavige stamboom eerst geschriften uit de 18e eeuw zijn ontcijferd en vertaald, de verzamelde gegevens met elkaar zijn verbonden en aan de hand waarvan conclusies zijn getrokken, brengt niet met zich dat de stamboom zelf een intellectuele schepping van X1 is. De ontcijfering en vertaling van de geschriften uit de 18e eeuw zijn immers geen onderwerp van geschil, maar aan de hand van de daarvan gemaakte stamboom. Verder valt niet in te zien dat het verbinden van de gegevens en het trekken van conclusies uit de voorhanden zijnde gegevens enige creatieve arbeid vereist. De keuze of rangschikking van stamboomgegevens vormt geen intellectuele schepping.

3.10. X1 stelt dat 14 van de 400 pagina's van het boekwerk door X2 zijn gebruikt. In kwantitatief opzicht is dit geen substantieel deel.

Dat sprake is van in kwalitatief opzicht substantieel gebruik van het boekwerk heeft X1 niet onderbouwd. X1 stelt niet welk deel van de totale investering in het maken van het boekwerk is gespendeerd aan juist datgene wat X2 zou hebben ontleend.

X1 stelt nog wel dat het door X2 overgenomen deel de volledige samenvatting, een hoofdelement, van het boekwerk betreft en daarom wel substantieel is. Het volledige boekwerk, of een kopie daarvan, heeft X1 echter niet overlegd.

IEF 13549

Opname wijnnaam in E-Bacchus is geen appellabele maatregel

HvJ EU 13 februari 2014, zaak C-31/13 P (Hongarije tegen Commissie) - dossier - persbericht
Geografische aanduiding. Wijn. Hongarije vordert vernietiging van het arrest van 8 november 2012 [IEF 11979], waarbij het Gerecht EU een beroep tot nietigverklaring van de gedane inschrijving van de beschermde oorsprongsbenaming „Vinohradnícka oblasť Tokaj”, die met Slowakije als land van oorsprong voorkomt in de E-Bacchusdatabase, niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het eerste middel betreft een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van het begrip „voor beroep vatbare handeling” in de zin van artikel 263 VWEU. Het tweede middel betreft schending van het gelijkheidsbeginsel.

De opname in de E-Bacchusdatabase kan niet leiden tot wijziging van de rechtspositie van derden, zodat het Gerecht geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De Commissie benadrukt dat reeds - door de lidstaten erkende - beschermde wijnnamen automatisch worden opgenomen en dat er geen procedure op Europees niveau is. Aangezien de juridische omstandigheden en de bevoegdheden van de Commissie die zien op de inschrijvingen in de E‑Bacchusdatabase in het kader van de twee door de Uniewetgever ingevoerde regelingen ter bescherming van wijnnamen, niet met elkaar te vergelijken zijn, treft het argument van Hongarije dat het Gerecht het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden, geen doel. Alle vorderingen worden afgewezen.

49       De Commissie meent dat het eerste middel van Hongarije berust op een onjuiste uitlegging van de toepasselijke wettelijke regeling. Zij herinnert eraan dat volgens artikel 118 vicies, lid 1, van verordening nr. 1234/2007 wijnnamen die reeds beschermd zijn op grond van de artikelen 51 en 54 van verordening nr. 1493/1999, automatisch worden beschermd uit hoofde van verordening nr. 1234/2007, zonder dat de Commissie een besluit daartoe hoeft te nemen.

50      De bescherming van die namen vloeit haars inziens dus voort uit de verordening zelf en niet uit de latere opname in de E-Bacchusdatabase. Gelet op het puur informatieve karakter dat eraan is verbonden en dat kan worden vergeleken met dat van de in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerde lijsten, kan opname in de E-Bacchusdatabase niet leiden tot wijziging van de rechtspositie van derden, zodat het Gerecht geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door zijn arrest Abadía Retuerta/BHIM (CUVÉE PALOMAR) toe te passen op het onderhavige geval. Dat de litigieuze opname geen rechtsgevolgen met zich brengt, vindt overigens bevestiging in het feit dat de bescherming op het niveau van de Unie slechts voorlopig was en diende te worden beëindigd indien het productdossier niet vóór eind 2011 was ingediend.

51      De Commissie bestrijdt ook de argumenten van Hongarije over haar controlebevoegdheden en benadrukt dat reeds beschermde wijnnamen automatisch worden opgenomen en dat er geen procedure op Europees niveau is. Zij wijst erop dat zij overeenkomstig artikel 73 van verordening nr. 607/2009 alle nieuwe oorsprongsbenamingen of alle nieuwe geografische aanduidingen die vóór 1 augustus 2009 „door de lidstaten zijn erkend”, in de E-Bacchusdatabase moet opnemen. Bovendien heeft de Commissie, aangezien de Slowaakse Republiek op de datum van de litigieuze inschrijving nog geen productdossier bij haar had ingediend, geen controlebevoegdheid ingevolge artikel 118 vicies, lid 4, van verordening nr. 1234/2007 gebruikt en was zij daartoe ook niet verplicht.
63 Uit al het voorgaande volgt dat de opname in de E‑Bacchusdatabase die door de Commissie is verricht op grond van artikel 73, lid 1, van verordening nr. 607/2009 met betrekking tot wijnnamen die tegen 1 augustus 2009 door de lidstaten zijn erkend als oorsprongsbenaming of geografische aanduiding, maar niet door de Commissie zijn bekendgemaakt op grond van artikel 54, lid 5, van verordening nr. 1493/1999, geen gevolgen heeft voor de automatische bescherming van die wijnnamen op het niveau van de Unie. De Commissie is immers niet bevoegd bescherming te verlenen of te besluiten welke wijnnaam overeenkomstig artikel 73, lid 1, in de E‑Bacchusdatabase moet worden opgenomen. Er is dus geen aanleiding om een onderscheid te maken tussen de gevolgen van de inschrijving op de in de C‑serie van het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerde v.q.p.r.d.-lijsten en de gevolgen van de opname in de E‑Bacchusdatabase.
75 Aangezien de juridische omstandigheden en de bevoegdheden van de Commissie die zien op de inschrijvingen in de E‑Bacchusdatabase in het kader van de twee door de Uniewetgever ingevoerde regelingen ter bescherming van wijnnamen, niet met elkaar te vergelijken zijn, treft het argument van Hongarije dat het Gerecht het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden, geen doel.
80      De Commissie stelt zich op het standpunt dat het gehele derde middel van Hongarije betrekking heeft op in het bestreden arrest ten overvloede gegeven overwegingen en dus niet ter zake dienend is.
IEF 13499

Kanttekening bij arrest HR Ryanair / PR Aviation

Peter Ras, Kanttekening bij arrest HR Ryanair / PR Aviation, IE-Forum.nl, IEF 13499.
Bijdrage ingezonden door Peter Ras, Van Doorne N.V..
1. Deze recente Hoge Raad-zaak heeft als tweeledig onderwerp de bescherming van databanken die mogelijk rust op de vluchtgegevens van Ryanair. Die vluchtgegevens gebruikte PR Aviation via de websites www.wegolo.nl en www.wegolo.com voor haar eigen dienstverlening als goedkope vluchten-vergelijker (zie r.o. 4.1 van Gerechtshof Amsterdam 13 maart 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW0096, IEF 13438 voor een gedetailleerde beschrijving van het betreffende vluchtinformatiesysteem).

2. In het bijzonder gaat de Hoge Raad in dit arrest op een tweetal onderdelen in:
a. de toepassing van de onpersoonlijke geschriftenbescherming op niet-oorspronkelijke databanken, mede in het licht van de Football Dataco/Yahoo-uitspraak , en
b. de 'reflexwerking' van rechten van de 'rechtmatige gebruiker' van een onbeschermde databank in het licht van de Databankenrichtlijn.
Het laatste punt zal ik aan het slot slechts kort bespreken, nu de Hoge Raad daaromtrent prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie.

 

(...)

Conclusie
19. Deze uitspraak zal – in elk geval voor wat betreft Onderdeel 1 – voor menigeen niet als verrassing komen. Dit te meer gelet op de pogingen van de wetgever de geschriftenbescherming in zijn geheel af te schaffen door het woordje 'alle' te verwijderen uit lid 1 onder 1º. Ik vraag mij overigens daarbij hardop af of die zo geringe wijziging nu daadwerkelijk tot gevolg heeft dat de onpersoonlijke (c.q. alle?) geschriften niet langer beschermd worden, of dat die wijziging in het kader van wetgevingstechniek is ingegeven om nieuwe toelichting te kunnen geven bij oude wetgeving.

20. Illustratief zijn de woorden van Dirk Visser: 'Het is al (te) vaak gezegd, maar dit is echt het einde van de geschriftenbescherming (voor gegevensverzamelingen). De wetwijziging is nauwelijks nog van belang. Geen sprake van interpretatie contra legem' (IT1403 / IEF13438).

Peter Ras

IEF 13438

Hoge Raad schaft geschriftenbescherming af en stelt HvJ EU vraag over bescherming van online databanken en contractuele beperking

HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:88 (Ryan Air tegen PR Aviation)
Uitspraak ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff Buruma en Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen.
Zie eerder ITenRecht.nl én IE-Forum.nl. Rechtspraak.nl
: Geschriftenbescherming; art. 10 lid 1 onder 1º Auteurswet. Gebruik vluchtgegevens website luchtvaartmaatschappij op prijsvergelijkingswebsite. Auteursrechtelijke bescherming databank waarin niet substantieel is geïnvesteerd? HvJEU 1 maart 2012, C-604/10 (Football Dataco); oorspronkelijkheidscriterium.

Gebruik van de vluchtgegevens in strijd met beding in algemene voorwaarden; wanprestatie? Geldt beperking contractsvrijheid (art. 6 lid 1, art. 8 en art. 15 Databankenrichtlijn) ook voor onbeschermde databanken? Prejudiciële vraag aan HvJEU::

Strekt de werking van de DbRl zich mede uit tot online databanken die niet, op de voet van hoofdstuk II van de Richtlijn, worden beschermd door het auteursrecht en ook niet, op de voet van hoofdstuk III, door een recht sui generis, en wel in die zin dat ook in zoverre de vrijheid om gebruik te maken van dergelijke databanken met (al dan niet overeenkomstige) toepassing van art. 6 lid 1 en 8 in verbinding met art. 15 DbRl, niet contractueel mag worden beperkt?

Commentaar Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap: "Het is al (te) vaak gezegd, maar dit is echt het einde van de geschriftenbescherming (voor gegevensverzamelingen). De wetwijziging is nauwelijks nog van belang. Geen sprake van interpretatie contra legem."

3.5.1. In het oordeel van het hof ligt besloten dat de gegevensverzameling (hierna ook: de databank) van Ryanair niet aan dit oorspronkelijkheidscriterium voldoet, hetgeen in cassatie niet is bestreden. Daarom heeft Ryanair geen belang bij de klachten van onderdeel 1.

De rechter dient immers zijn nationale recht zoveel mogelijk uit te leggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de relevante richtlijn (HvJEU 10 april 1984, C-14/83, Jur. p. 1891 (Colson) en HvJEU 13 november 1990, C-106/89, Jur. p. I-4135, NJ 1993/163 (Marleasing)). Indien het onderdeel tot vernietiging zou moeten leiden, zou het verwijzingshof daarom tot geen ander oordeel kunnen komen dan dat het beroep van Ryanair op art. 10 lid 1 onder 1° Aw, geen doel kan treffen, in aanmerking genomen
- dat niet is gebleken dat de Nederlandse wetgever bij de implementatie van de Databankenrichtlijn in ons nationale recht iets anders voor ogen heeft gestaan dan een getrouwe omzetting daarvan,
- dat art. 10 lid 1 onder 1° Aw mede is gebaseerd op de veronderstelling dat de daarin bedoelde "andere geschriften" vatbaar zijn voor auteursrechtelijke bescherming, en
- dat databanken die niet aan het oorspronkelijkheidscriterium voldoen, zoals de onderhavige, blijkens de hiervoor in 3.4.3 aangehaalde uitspraak van het HvJEU niet vatbaar zijn voor auteursrechtelijke bescherming.

3.5.2. Het rechtszekerheidsbeginsel en de onwenselijkheid van wetsuitleg contra legem kunnen hieraan niet afdoen. De formulering van art. 10 lid 1 onder 1° Aw laat de hier bedoelde uitleg immers toe. Aan de bedoeling van de wetgever om de geschriftenbescherming voorshands te handhaven, komt bij de uitleg van de onderhavige bepaling geen overwegende betekenis toe. Dit is reeds het geval omdat - zoals hiervoor in 3.4.2 is overwogen – niet is gebleken dat de Nederlandse wetgever bij de handhaving van de geschriftenbescherming heeft willen afwijken van datgene waartoe de Databankenrichtlijn hem verplichtte, in samenhang met de omstandigheid dat de wetgever van de onjuist gebleken veronderstelling uitging dat de geschriftenbescherming buiten het bereik van de Databankenrichtlijn viel.

3.5.3. Onderdeel 1 kan dus niet tot cassatie leiden.

Op andere blogs:
Mr.-online
Mediareport
SOLV

IEF 13350

Uitleg hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van een dedicated metazoekmachine

HvJ EU 19 december 2013, zaaknr. C‑202/12 (Innoweb tegen Wegener)  - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Gerechtshof te ’s-Gravenhage [IEF 11113]. Databankenrecht. Gaspedaal. Autotrack. Uitlegging van artikel 7, leden 1 en 5, van richtlijn 96/9/EG  – Recht van de samensteller van een databank om het opvragen en/of het hergebruik van een substantieel deel van de inhoud van de databank te verbieden – Verbod van het herhaaldelijk en systematisch hergebruiken van niet-substantiële delen van de inhoud van een databank dat verlangt dat handelingen in strijd zijn met de normale exploitatie van de databank of ongerechtvaardigde schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de producent van de databank – Toereikendheid van herhaald hergebruik of cumulatieve voorwaarde van systematisch hergebruik – Hergebruik via een geautomatiseerd systeem.

Het hof verklaart voor recht:

Artikel 7, lid 1, van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken moet aldus worden uitgelegd dat in het geval van een onderneming die een dedicated metazoekmachine als die in het hoofdgeding online op internet plaatst, sprake is van hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van een door voormeld artikel 7 beschermde databank wanneer deze dedicated metazoekmachine:

– aan de eindgebruiker een zoekformulier ter beschikking stelt dat in wezen dezelfde functionaliteiten biedt als het formulier van de databank,

– de zoekopdrachten van de eindgebruikers „realtime” vertaalt naar de zoekmachine van de databank, zodat alle gegevens van deze databank worden doorzocht, en

– aan de eindgebruiker de gevonden resultaten toont in de opmaak van haar website, waarbij de doublures tot één item worden samengevoegd, maar in een volgorde die is gebaseerd op criteria die vergelijkbaar zijn met die welke door de zoekmachine van de betrokken databank worden gebruikt om de resultaten weer te geven.


Gestelde vragen:

1.  Moet artikel 7, lid 1 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat sprake is van hergebruik (ter beschikking stelling) van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van een via een website aangeboden (on line) databank door een derde indien die derde aan het publiek de mogelijkheid biedt via een door hem aangeboden zoekmachine de volledige databank of een substantieel deel daarvan “realtime” te doorzoeken, door een zoekopdracht van een gebruiker “door te voeren” naar het zoekmechanisme van de website waarop de databank wordt aangeboden?

2. Zo nee, is dit anders indien die derde na terugontvangst van de resultaten van de zoekopdracht aan elke gebruiker een zeer klein deel van de inhoud van de databank zendt of toont op en in de opmaak van zijn eigen website?

3. is het voor de beantwoording van vragen 1 en 2 van belang dat die derde deze handelingen voortdurend verricht en in totaal dagelijks 100.000 zoekopdrachten van gebruikers via haar zoekmachine "vertaald" doorvoert en de ontvangen resultaten daarvan op een wijze als hiervoor omschreven aan verschillende gebruikers ter beschikking stelt?

4. Moet artikel 7, lid 5 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat niet toegestaan is het herhaaldelijk en systematisch hergebruiken van niet-substantiële delen van de inhoud van de databank, in strijd met de normale exploitatie of waardoor ongerechtvaardigde schade wordt toegebracht aan de rechtmatige belangen van de fabrikant van de databank of is daarvoor voldoende dat sprake is van herhaaldelijk of systematisch hergebruiken?

5. Indien vereist is dat sprake is van herhaaldelijk en systematisch hergebruiken, wat is
a. de betekenis van systematisch?
b. Is daarvan sprake als het hergebruiken via een geautomatiseerd systeem gebeurt?
c. Is relevant dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een dedicated meta-zoekmachine op een wijze als hiervoor beschreven?

6. Moet artikel 7, lid 5, van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat het daarin neergelegde verbod niet geldt indien herhaaldelijk aan afzonderlijke gebruikers van een meta-zoekmachine van die derde per zoekopdracht slechts niet-substantiële delen van de inhoud van de databank ter beschikking worden gesteld?

7.  Zo ja, geldt dit ook als het cumulatief effect van het herhaald hergebruiken van die niet-substantiële delen is dat een substantieel deel van de inhoud van de databank ter beschikking wordt gesteld aan die afzonderlijke gebruikers tezamen?

8.  Moet artikel 7, lid 5 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat, in geval sprake is van gedragingen waarvoor geen toestemming is gegeven en die ertoe strekken om door het cumulatief effect van het hergebruik, de gehele inhoud of een substantieel deel van de inhoud van een beschermde databank ter beschikking te stellen van het publiek, voldaan is aan de vereisten van dit artikel of moet ook nog worden gesteld en bewezen dat deze handelingen in strijd zijn met de normale exploitatie van de databank of ongerechtvaardigde schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de producent van de databank?

9.  Wordt verondersteld dat ernstige schade wordt toegebracht aan de investering van de samensteller van de databank indien sprake is van voormelde gedragingen?


ECLI:NL:GHSGR:2012:BW2216
Afschrift 200.033.595/01
IEF 11113

Op andere blogs:
DeBrauw (ECJ ruling on meta search engines strengthens position of database right holders)
Ius Mentis (Dedicated metazoekmachines mogen niet zomaar beschermde databanken doorzoeken)

IEF 12864

Conclusie A-G: Maakt gratis beschikbaarstelling van databank dat iedereen rechtmatig gebruiker is?

Conclusie P-G HR 12 juli 2013, nr. 12/03167 (Ryan Air tegen PR Aviation)
Conclusie ingezonden door Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen, mede ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff Buruma.
Zie eerder IEF 11064 en IEF 9013. Auteursrecht. Databankenrecht. Samenloop databankenrecht en geschriftenbescherming. Bij een (tijdelijke) overname van vluchtgegevens, die ook via de website van Ryanair kan worden bekeken, is er dan sprake van normaal gebruik van de gegevensverzameling? De vraag of de gedachtegang van het hof zich echt niet met art. 24a Aw en art. 6 lid 1 DdRl verdraagt. Primair wordt geconcludeerd tot verwerping van het beroep, subsidiair tot het stellen van prejudiciële vragen van uitleg van Richtlijn 96/9/EG, als volgt:

1.a. Dient art. 6 lid 1 DbRl aldus te worden uitgelegd, dat (gratis) beschikbaarstelling voor een algemeen publiek van een databank op zichzelf reeds medebrengt dat de gebruiker daarmee als een 'rechtmatige gebruiker' in de zin van die bepaling kan worden aangemerkt?

b. Geldt dit zowel voor (opvolgende) gebruikers van off-line databanken (dvd's en dergelijke) als voor gebruikers van on-line databanken die op internet voor een algemeen publiek (gratis) beschikbaar zijn gesteld? Of moet tussen deze categorieën van gebruikers onderscheid worden gemaakt?
2. Voor zover vraag 1 onder a en/of b bevestigend beantwoord wordt, brengt art. 15 DbRl dan mede dat zulks consequenties heeft voor de geldigheid van gebruikersvoorwaarden die de rechthebbende zou willen stellen ten aanzien van gebruikshandelingen die als 'normaal gebruik' van de inhoud van de databank (in de zin van genoemd art. 6 lid 1 DbRl) kunnen of moeten gelden?

3.a. Dient het begrip 'normaal gebruik' (van de databank) aldus te worden uitgelegd dat dit geheel en al bepaald kan worden door de gebruikersvoorwaarden die de rechthebbende zou willen stellen?
b. Of dient dit begrip naar objectieve maatstaven, met inachtneming van de opvattingen in het maatschappelijk verkeer te worden uitgelegd?
c. Kan onder 'normaal gebruik' begrepen worden: het gebruik in het kader van - objectieve, niet misleidende - vergelijking van de door de rechthebbende op de databank blijkens de inhoud van die databank aangeboden goederen diensten met vergelijkbare goederen en diensten van derden?

4. Speelt bij het antwoord op de vragen 2 en/of 3 een rol:
a. of het gebruik al dan niet van commerciële aard i;
b. of het gebruik al dan niet concurrerend gebruik (zonder toegevoegde waarde) is;
c. andere factoren, waarop het Hof de aandacht wil vestigen?

3.52.2. Dat is m.i. te minder het geval, nu de verwijzing naar contractuele toestemming in art. 6 lid 1 / overwegging 34 van de DbRl slechts ogenschijnlijk duidelijk biedt. Aan de minimumrecht van die gebruiker mag niet contractueel worden getornd, maar voor de vraag of van een zodanige 'rechtmatige gebruiker' sprake is, zijn de contractuele voorwaarden weer van belang. Is dat niet een cirkelredenering, die doorbroken moet worden?

IEF 12847

Ict-omgeving had niet mogen worden verhuisd na faillissement

Ex parte beslissing Vzr. Rechtbank Noord-Holland 9 juli 2013 (4PS tegen Herke en HSB) - Verzoekschrift  8 juli 2013
Robert Mijnsbergen, advocatenkantoor Mijnsbergen bericht ons 23 juli: Partijen hebben in het achterliggende zakelijke conflict een oplossing bereikt waardoor het opheffingskort geding geen doorgang heeft gevonden.

Verzoekschrift, beslissing en samenvatting ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.
Software. Faillissement. Auteurs- en databankrecht ingezet. Een ict-omgeving die niet had mogen worden ‘verhuisd’ via een bedrijfsverkoop uit een faillissement. Voorzieningenrechter wijst een ex parte bevel.

4PS en Herke zijn concurrent. In een bouwconcern gebruiken drie bedrijven - te weten de moedervennootschap (JMD) en twee dochtervennootschappen (JP resp. de Failliet) - enterprise resource planning software (ERP software). Deze software is opgebouwd uit Microsoft Dynamics NAV software (halffabricaat) en 4PS Construct software (add-on), samen een geheel vormend. Het halffabricaat wordt door Microsoft aan partners zoals 4PS en Herke Ict in licentie gegeven om er hun eigen Add-on’s mee te programmeren.

Faillissementscuratoren van de failliete dochter verkopen haar onderneming deels aan HSB. De faillissementscuratoren dragen daarbij kennelijk onterecht het geheel (halffabricaat + add-on) over aan rechtsopvolger HSB, dit betreft alle ‘users’ ook van het niet-failliette deel van het concern. Parallel vroeg HSB aan zowel 4PS als Herke een offerte uit te brengen voor hun respectievelijke ERP software programma’s. Herke krijgt de opdracht.

Omdat HSB al de beschikking kreeg over het halffabricaat werd de add-on (4PS Construct) feitelijk meegeleverd; dit was naar het zich laat aanzien zonder medeweten en zonder toestemming van Microsoft en 4PS. Aldus werd bedrijfsknow how van 4PS  software op broncodeniveau voor Herke, maar ook bedrijfsdata van JMD en JP voor HSB inzichtelijk.

Herke heeft onterecht aan de administratieve omzetting (sleutel) van de Microsoft Dynamics NAV software meegewerkt door haar bevoegdheid onjuist in te zetten in de Microsoft partner databank. Herke zet de NAV-licenties op haar naam onder doorhaling van 4PS’ naam. Als gevolg daarvan wordt 4PS electronisch ontkoppeld (disconnectie) van haar klanten JMD en JP, zodat zij geen onderhoud en support meer krijgen.

En passant lijkt Microsoft inkomsten te derven omdat de faillissementscuratoren haar toestemming voor overdracht van de NAV-licenties niet hebben gevraagd.

De voorzieningenrechter:

...beveelt gerekwestreerde sub 1 uiterlijk twee werkdagen na betekening van deze beschikking iedere inbreuk op de genoemde auteursrechten aangaande 4PS Construct, c.q. databankrechtelijk bescherme bedrijfsinformatie opgeslagen als databank te staken en gestaakt te houden. Dit kan gerealiseerd worden doordat Herke zelf al dan niet via Microsoft de in dit verzoekschrift genoemde Disconnectie ongedaan maakt, zodanig dat Herke geen toegang meer heeft tot de 4PS Construct software die in gebruik is bij JMD en JP en 4PS daartoe wel weer toegang heeft.

 

IEF 12734

Geen bewijs van auteursrecht op normtabellen met normgegevens

Rechtbank Amsterdam 5 juni 2013, LJN CA4036 (Pearson Assessment and information B.V. tegen Bär software) en Rechtbank Amsterdam 30 november 2011, LJN CA4035 (Pearson Assessment and Information BV tegen Bär software b.v.)
Uitspraken ingezonden door Martin Hemmer, AKD.
Bewijs. Geen databankenrecht, geen substantiële investering. Geen auteursrecht op (structuur van databank met) psychologische gegevens. Pearson is uitgever van 200 psychologische tests, Bär is een software ontwikkelaar en exploiteert het Roermond's Score Programma. Pearson sommeert Bär ieder gebruik van de verdere verhandeling van (delen van) test, waaronder normgegevens en normtabellen van deze tests wegens inbreuk op databanken- en auteursrechten. In november 2011 draagt de rechtbank Pearson op bewijs te leveren om te onderbouwen dat op de normtabellen en normgegevens auteursrecht rust. Daarin slaagt zij niet, de vorderingen worden afgewezen.

Het beroep op databankenrecht faalt, omdat niet is komen vast te staan dat de normtabellen met -gegevens een databank zijn in de zin van de Databankenwet. De kosten voor het drukken van de handleidingen met de normtabellen (€3.000) en de tijdsbesteding voor opname van de gegevens uit de tabellen in P2O (twee weken fulltime per test), in verhouding tot de kosten van de ontwikkeling van een test, zijn niet als substantieel aan te merken [red. r.o. 5.10 - 5.12 november 2011].

De auteursrechtelijke bescherming van de databank kan alleen betrekking hebben op de structuur van de databank en niet op de gegevens die in de databank zijn opgenomen. De rechtbank stelt vast dat Bär niet de structuur van de normtabellen heeft overgenomen. Voor zover dat wel is gebeurd, is niet gesteld dat de structuur berust op de oorspronkelijke uiting van de creatieve vrijheid van de maker ervan. Pearson slaagt niet in het bewijs dat er op de normtabellen met normgegevens auteursrecht rust. De vorderingen worden afgewezen.

Leestips november 2011: 5.10-5.12.
Leestips juni 2013:

2.4. De rechtbank overweegt dat aan een databank twee verschillende soorten van rechtsbescherming kunnen toekomen. Ten eerste kan een databank worden beschermd op basis van het sui generis databankrecht, zoals dat is neergelegd in de Databankenwet (Dw). In rechtsoverweging 5.12 van het tussenvonnis is reeds geoordeeld dat het beroep van [A] op bescherming op grond van de Dw faalt, omdat niet is komen vast te staan dat de normtabellen met normgegevens een databank zijn in de zin van de Dw.

2.6. Het Europese Hof van Justitie heeft op 1 maart 2012 een arrest gewezen in een zaak tussen Football Dataco Ltd e.a. en Yahoo! UK Ltd e.a. (C-604/10, LJN: BV8463) (hierna: het Dataco-arrest) dat van belang is voor de beoordeling van de vraag of op de normtabellen met normgegevens auteursrecht rust. In dat arrest is overwogen (rov. 29) dat de auteursrechtelijke bescherming waarin de Richtlijn 96/6 (Richtlijn 96/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken) voorziet betrekking heeft op de ‘structuur’ en niet op de ‘inhoud’ van de databank en dus evenmin op de wezenlijke gegevens daarvan. Voorts is in het Dataco-arrest bepaald dat een databank auteursrechtelijk wordt beschermd indien de keuze of de rangschikking van de gegevens die zij bevat een oorspronkelijke uiting is van de creatieve vrijheid van de maker ervan. Bijgevolg zijn de intellectuele inspanningen en deskundigheid die zijn aangewend bij het creëren van die gegevens volgens het Hof niet relevant om vast te stellen of een databank voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt en kunnen de voor de samenstelling van de databank vereiste aanzienlijke inspanningen en deskundigheid op zich geen grond opleveren voor auteursrechtelijke bescherming indien daarbij geen blijk wordt gegeven van originaliteit bij de keuze of de rangschikking van de in de databank opgenomen gegevens (rov. 42 - 45).

2.7. De rechtbank oordeelt op grond van het voorgaande dat een streng onderscheid gemaakt dient te worden tussen de gegevens die in de databank zijn opgenomen, in dit geval de normgegevens, en de structuur van de databank, in dit geval de normtabellen. De auteursrechtelijke bescherming van de databank kan alleen betrekking hebben op de structuur van de databank en niet – zoals in het Dataco-arrest door het Hof nogmaals is bevestigd – op (de totstandkoming van) de gegevens die in de databank zijn opgenomen.

2.8. De rechtbank stelt vast dat niet gebleken is dat [B] c.s. de structuur van de normtabellen heeft overgenomen van [A]. Voor zover dat (deels) wel is gebeurd, overweegt de rechtbank dat [A] bovendien niet gesteld heeft dat de structuur van haar databank berust op een oorspronkelijke uiting van de creatieve vrijheid van de maker ervan. [A] heeft weliswaar per test gemotiveerd aangegeven welke keuzes zijn gemaakt bij de totstandkoming van de normwaardes, maar deze keuzes hebben betrekking op de totstandkoming van de gegevens die in de databank zijn opgenomen en kunnen derhalve niet bijdragen aan het bewijs van de gestelde oorspronkelijkheid van de databank.

Lees de uitspraak zaaknr. C/13/482409 / HA ZA 11-441, LJN CA4036.
Lees de uitspraak zaaknr. 482409 / HA ZA 11-441, LJN CA4035.

Op andere blogs:
NVJ (Geen bescherming voor tabelgegevens)