DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 12665

KRO hoeft Ryanair ruwe beelden interviews niet te overhandigen

Een redactionele bijdrage van Christien Wildeman, Kennedy Van der Laan.
KRO’s Brandpunt Reporter besteedde op 28 december 2012 en 3 januari 2013 aandacht aan de bedrijfscultuur van Ryanair en de mogelijke invloed daarvan op de veiligheid. Ryanair startte daarop een bodemprocedure, omdat zij meent dat Ryanair er in de uitzendingen ten onrechte openlijk van wordt beschuldigd de vliegveiligheid in gevaar te brengen door haar brandstofbeleid en door piloten ook te laten vliegen als ze ziek zijn. In de uitzendingen werden diverse betrokkenen geïnterviewd, onder wie een aantal anonieme Ryanair-piloten. Ryanair wilde via de rechter de beschikking krijgen over al het ruwe beeldmateriaal van die interviews, naar eigen zeggen omdat zij vermoedde dat de uitspraken van de geïnterviewden door de KRO uit de context zouden zijn gehaald.

In een tussenvonnis van 15 mei 2013 wijst de rechtbank Amsterdam deze vordering (ex artikel 843a Rv) van Ryanair af. De rechtbank heeft nog niet beslist over de (on)rechtmatigheid van de uitzendingen, daarover wordt verder geprocedeerd, maar Ryanair heeft volgens de rechtbank geen recht op het ruwe beeldmateriaal.

Om te beginnen stelt de rechtbank vast dat toewijzing van Ryanair’s vordering “volgens vaste rechtspraak een inmenging in de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 EVRM”.

Vervolgens maakt de rechtbank onderscheid tussen de herkenbaar in beeld gebrachte geïnterviewden en de anonieme piloten. Over die eerste groep stelt de rechtbank vast dat het vermoeden van Ryanair dat hun uitspraken uit de context zijn gehaald, wordt tegengesproken door de KRO ingebrachte verklaringen van de geïnterviewden. Daarom gaat de rechtbank niet mee in dat vermoeden van Ryanair.

Over de groep anonieme piloten oordeelt de rechtbank dat “de vordering tot afgifte van het ruwe beeldmateriaal ook strekt tot openbaarmaking van die journalistieke bronnen van de KRO”. Ryanair zou mogelijk op grond van dat ruwe materiaal de identiteit van haar werknemers kunnen achterhalen. Daarom acht de rechtbank grote terughoudendheid op zijn plaats. Een inbreuk op het recht op bronbescherming (dat voortvloeit uit artikel 10 EVRM) is volgens “vaste rechtspraak slechts gerechtvaardigd als een algemeen (of publiek) belang dat vereist”. Ryanair heeft niets gesteld waaruit zo’n algemeen belang kan worden afgeleid en de rechtbank oordeelt expliciet dat “haar eigen belang bij de bescherming van haar imago bij het grote publiek, daar niet onder [valt]”.

Tot slot weegt de rechtbank ook nog mee dat Ryanair andere mogelijkheden heeft om haar vermoeden dat de uitspraken uit de context zijn gehaald te staven (denk aan het horen van getuigen), waarbij – anders dan bij deze vordering tot afgifte – geen inbreuk hoeft te worden gemaakt op artikel 10 EVRM.

Zie in contrast met dit vonnis de – evident onjuiste – uitspraak inzake Pretium/TROS als gevolg waarvan de TROS uiteindelijk genoodzaakt was het ruwe beeldmateriaal aan Pretium te overhandigen (omdat de uitspraak waarin werd geoordeeld dat wel aan artikel 10 EVRM had moeten worden getoetst om formele redenen na verloop van tijd niet meer in de weg stond aan de plicht het materiaal te overhandigen).

De KRO wordt in deze procedure bijgestaan door Jens van den Brink en Emiel Jurjens.

Christien Wildeman

Op andere blogs:
Media Report, KRO hoeft Ryanair ruwe beelden interviews niet te overhandigen

IEF 12641

Voldoende mogelijkheid geboden weerwoord te geven

Rechtbank Amsterdam 3 mei 2013, LJN BZ9848 (eiser tegen TROS)
Uitspraak mede ingezonden door Bertil van Kaam en Remco Klöters, Van Kaam advocaten.

Mediarecht. Uitzending programma. Onrechtmatige publicatie. Eer en goede naam. Eiser drijft een opleidingsbureau voor onder andere rijinstructeurs. Op 26 maart 2013 is door het Tros programma 'Opgelicht?!' aandacht besteed aan eiser en zijn activiteiten met haar opleidingsbureau. Eiser vordert onder meer veroordeling van de Tros tot het staken van het doen van diffamerende uitlatingen over hem dan wel zijn bureau en dat Tros wordt veroordeeld tot het publiceren van een rectificatie. Tros heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een groot aantal klachten over de werkwijze van eiser heeft ontvangen. Eiser is voldoende mogelijkheid geboden om een weerwoord te geven op de geuite klachten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen van Tros jegens eiser. De vorderingen worden afgewezen.

4.3.  Tros heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een groot aantal klachten over de werkwijze van [vennootschap 1] heeft ontvangen. Dat in het programma “Opgelicht?!” een vijftal klagers in de gelegenheid wordt gesteld om hun ervaringen te vertellen acht de voorzieningenrechter daarom op zichzelf niet onrechtmatig. De weergave van de ervaringen van de aan het programma meewerkende cursisten wordt omlijst door een voice-over die de diverse kritiekpunten samenvat alvorens (één of meer van) aan het programma meewerkende cursisten in eigen woorden de klacht weergeeft. Ook dit is als zodanig niet onrechtmatig. [eiser] heeft bovendien niet aannemelijk kunnen maken dat de kritiek op zijn handelwijze uit de lucht gegrepen is. Anders dan op de tot voor kort door hem gebruikte website is vermeld, krijgen cursisten kennelijk niet standaard een persoonlijke mentor die regelmatig hun studieprestaties bespreekt. Het verwijt dat cursisten, nadat het inschrijfgeld is betaald, ermee geconfronteerd worden dat zij ook de kosten voor het examen dienen te voldoen, blijkt juist. Het verweer van [eiser] dat hij die kosten vervolgens weer terugbetaalt doet er niet aan af dat de cursisten met een andere gang van zaken worden geconfronteerd dan zij op grond van de vooraf gegeven informatie mochten verwachten. Voorts heeft [eiser] niet weersproken dat in een periode van twee jaar slechts vier cursisten examen hebben gedaan, waarvan er maar twee zijn geslaagd. Dat op grond van deze feiten vraagtekens worden gesteld bij de bedrijfsvoering van [eiser] is begrijpelijk, en het in dat kader aan het woord laten van derden (niet-cursisten) acht de voorzieningenrechter dan ook niet onrechtmatig. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser] voldoende mogelijkheid is geboden om een weerwoord op de geuite klachten gegeven. Hij heeft er zelf voor gekozen om dit te doen door middel van een e-mail. De inhoud daarvan is in de uitzending weergegeven. Het totaalbeeld dat uit de uitzending oprijst, namelijk dat door [vennootschap 1] niet datgene geboden wordt wat op grond van de door haar verstrekte informatie mag worden verwacht, is door [eiser] echter niet weerlegd. Dat dit veroorzaakt wordt door verkeerd handelen van docenten en betalingsgedrag van het UWV, zoals [eiser] stelt, kan daaraan niet afdoen. Mocht de stelling van [eiser] juist zijn, dan nog zijn dit omstandigheden die voor het bedrijfsrisico van [vennootschap 1] komen.

IEF 12638

In het artikel speelt appellant een zeer ondergeschikte rol

Hof Amsterdam 16 april 2013, LJN BZ9784 (Grill-Steakhouse Maya en Café Alto tegen Stichting ter Bevordering van Informatie en Publiciteit)
Mediarecht. Geen onrechtmatige publicatie. Artikel op website www.speculanten.nl is niet onrechtmatig tegenover appellanten. Er worden slechts mogelijke banden aangewezen. Appellant speelt een ondergeschikte rol in het artikel.

De Stichting is domeinnaamhouder van de website www.speculanten.nl. Het feitelijk beheer van de website vindt plaats door het Speculanten Onderzoeks Kollektief (SPOK). Het SPOK stelt zich ten doel om misstanden in de Amsterdamse vastgoedmarkt en horeca aan de kaak te stellen, alsmede het gemeentelijk beleid te dier zake kritisch te volgen. In juni 2011 is op de website een artikel geplaatst onder de titel “De [Appellant sub 1] connectie”. Medio november 2011 hebben Appellanten dit gemerkt en zich hierover via hun advocaat bij de Stichting beklaagd. Daarop zijn enkele aanpassingen in de tekst van het artikel aangebracht.

Het hof is van oordeel dat het artikel slechts wijst op mogelijke banden tussen criminelen en de Amsterdamse horeca/het Amsterdamse vastgoed, alsmede op de houding van de gemeente Amsterdam ter dier zake. In het artikel speelt Appellant een zeer ondergeschikte rol, waarbij hij niet als crimineel of verdacht wordt neergezet. Maya BV en Café Alto BV komen in het artikel niet voor. Evenmin suggereert het artikel dat vanuit restaurant Maya en/of jazzcafé Café Alto (nog steeds) drugshandel wordt bedreven. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis.

3.2.2. Het hof is echter - met de Stichting - van oordeel dat het artikel, in zijn geheel gelezen en beschouwd, de zojuist vermelde suggesties niet bevat maar slechts wijst op mogelijke banden tussen (veroordeelde of veronderstelde) criminelen en de Amsterdamse horeca/het Amsterdamse vast goed, alsmede op de houding van de gemeente Amsterdam ter dier zake. In het artikel speelt [ Appellant sub 1 ] een zeer ondergeschikte rol, waarbij hij niet als crimineel of verdacht wordt neergezet. Maya BV en Café Alto BV komen in het artikel, zoals hierna onder 3.4.2 nog nader aan de orde zal komen, als zodanig niet voor. Evenmin suggereert het artikel dat vanuit restaurant Maya en/of jazzcafé Café Alto (nog steeds) drugshandel wordt bedreven. De omstandigheid dat het artikel “De [ Appellant sub 1 ] connectie” heet leidt, mede in aanmerking genomen dat [ voornaam ] [ X ] in het artikel als “[ ]” wordt aangeduid, niet tot een ander oordeel, omdat in deze titel met “[ Appellant sub 1 ]” kennelijk op [ voornaam ] [ X ] wordt gedoeld en de inhoud van het artikel geen grond geeft te veronderstellen dat [ Appellanten ] tot de “connection” van [ voornaam ] [ X ] behoren. Ten slotte is de opmerking van de advocaat van de Stichting tijdens de zitting in eerste aanleg, dat sprake is van “covers om bepaalde personen hun gang te laten gaan”, niet relevant, zelfs al zou die opmerking - wat de Stichting betwist - doelen op restaurant Maya en jazzcafé Café Alto. De door [ Appellanten ] ingestelde vorderingen zijn immers gebaseerd op de stelling dat het artikel onrechtmatig is en niet op (beweerdelijk) onrechtmatige uitlatingen van de advocaat van de Stichting.

3.2.3. Uit het voorgaande volgt dat de stelling van [ Appellanten ] dat hun eer, goede naam en reputatie door de strekking (“essentie”) van het artikel worden geschonden op een onjuiste lezing van het artikel berust, reden waarom de genoemde grieven in zoverre worden verworpen.
IEF 12608

Congresmiddag: Het nieuwe mediarecht

Double Tree by Hilton, Amsterdam, donderdag 16 mei van 13.00 tot 17.30 uur.

Het nieuwe mediarecht omvat een breed scala aan civielrechtelijke en regulatoire vraagstukken rondom de distributie en inhoud van mediadiensten, van lasterlijke perspublicaties en bronbescherming tot toezicht op videowebsites en toegang tot elektronische programmagidsen. De snelheid van de rechtsontwikkeling in het mediarecht wordt in vergaande mate bepaald door de digitalisering: nieuwe technologieën en veranderende kijkersbehoeften leiden tot een veelheid aan nieuwe diensten, exploitatiemodellen en bijbehorende juridische vragen.

Op donderdag 16 mei van 13.00 – 17.30 organiseert eduLex, onderdeel van deLex, een congresmiddag in Double Tree by Hilton te Amsterdam. Tijdens deze bijeenkomst maken vier ervaren sprekers u wegwijs in het nieuwe mediarecht anno 2013, waarbij thematische verdieping wordt gecombineerd met een overzicht van de belangrijkste recente ontwikkelingen. Hier aanmelden

Wouter Hins zal spreken over de gevoelige verhouding tussen persvrijheid en nationale veiligheid. Aan de orde komen het verbod om staatsgeheimen te publiceren, methoden van nieuwsgaring, klokkenluiders, journalistieke bronbescherming en openbaarheid van bestuur.

Remy Chavannes bespreekt verschillende juridische aspecten van internettelevisie (IPTV), met de nadruk op auteursrecht, mediarecht en privacyrecht. Aan de orde komen o.a.:
- Jurisdictie van mediatoezichthouders over grensoverschrijdende IPTV-diensten: wie gaat waar over en hoe kunnen de betrokken aanbieders dat beïnvloeden?
- Het regelen van individuele en collectieve rechten voor IPTV-diensten: wie moet bij wie zijn en waarvoor?
- Registratie en exploitatie van kijkgegevens: tot waar en niet verder en wat als je meer wil?

Robert van den Broek bespreekt de actualiteiten op het gebied van de regelgeving voor omroepen. Zo komen de beleidsregels publieke media-instellingen aan bod, de (nieuwe) beleidsregels van reclame- en sponsoring commerciële media-instellingen en de actualiteiten met betrekking tot nevenactiviteiten. Tevens zal hij de ontwikkelingen op het gebied van het reclame- en dienstbaarheidsverbod voor de publieke omroep behandelen.

Jens van den Brink zal zowel de Nederlandse als Europese jurisprudentie bespreken. Hij zal zich concentreren op de volgende onderwerpen: Actualiteiten (on)rechtmatige publicaties – Wat mogen media wel en niet? Welke tendens is er te ontdekken in de laatste jurisprudentie over onderwerpen als wederhoor? Het portretrecht, onderzoeks- en undercoverjournalistiek, consumentenprogramma’s, overvaltechnieken en online uitingen.

Programma
12.00 – 13.00 uur Ontvangst met lunch, intekenen
13.00 – 14.00 uur prof. Wouter Hins - IViR en Universiteit Leiden
14.00 – 15.00 uur Remy Chavannes - Brinkhof
15.00 – 15.30 uur Pauze
15.30 – 16.30 uur Robert van den Broek - Van Kaam advocaten
16.30 – 17.30 uur Jens van den Brink - Kennedy Van der Laan
vanaf 17.30 Netwerkborrel
19.00 uur Einde programma

Er zijn 4 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Plaats
Double Tree by Hilton
Amsterdam, Centraal Station
Uw route plannen: hier
Parkeersuggestie: Oosterdok parking

Kosten deelname
€ 495,00 Per persoon
€ 450,00 Sponsors IE-Forum, en
€ 195,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn incl. lunch, koffie, thee, documentatie en borrel, excl. BTW.
Kortingen kunt u via de vernieuwde webshop zelf aangeven.

Hier aanmelden

IEF 12593

Nota wijziging mediawet: Must carry zenders mogen auteursrechtelijke vergoeding vragen

Nota naar aanleiding van verslag wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen, Kamerstukken II 2012/13, 33 426, nr. 8. en 33 541, nr. 6.rainbow
De minister: Het wettelijk voorschrift dat pakketaanbieders aan hun abonnees een minimumpakket van 30 digitale tv-zenders moeten doorgeven, biedt naar mijn mening voldoende garantie op een gevarieerd aanbod. In dit pakket zijn allereerst de zogenoemde must carry zenders opgenomen. (...) Aangezien er op de verspreiding van de publieke kanalen een must carry verplichting rust, wordt hiermee ook voorzien in de verspreiding van het teletekstsignaal. Themakanalen zoals www.uitzendinggemist.nl of www.politiek24.nl vallen niet onder de huidige noch de nieuwe must carry regeling.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de verplichte opname van de landelijke, regionale en lokale publieke zenders in het zenderpakket een belemmering voor deze zenders is om een auteursrechtelijke vergoeding voor programma’s aan de distributeurs te vragen.

De NPO onderhandelt al jaren met de kabelbedrijven over een auteursrechtelijk vergoeding voor zijn programma’s. Dit betreft zowel de zenders die onder de must carry regeling vallen, als andere diensten zoals themakanalen en Uitzending gemist. In 2010 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het standpunt van de Europese Commissie. Kort gezegd komt dit standpunt er op neer dat zenders die onder de must carry regeling vallen, een auteursrechtelijke vergoeding mogen vragen.

Wijziging mediawet, Kamerstukken II, 2012-2013, 33 541, nr. 6.

De leden van de CDA-fractie stellen vragen over de ‘schatkamer’ van de publieke omroep, zoals deze wordt beheerd door Beeld en Geluid. Zij vragen naar continuering en uitbreiding van het beschikbaar stellen van digitale audiovisuele collecties aan het gehele Nederlandse onderwijs via Teleblik, en het beschikbaar stellen van het archief via het internet, en welke auteursrechtelijke en financiële beperkingen hierbij een rol spelen.

De regering is het met deze leden eens dat brede beschikbaarheid van publieke programma’s wenselijk is. De ontsluiting van het archief voor gebruik in het onderwijs via Teleblik is waardevol. Wat betreft de beschikbaarstelling van het gehele archief via het internet liggen de zaken een stuk complexer. Er zal voor een groot gedeelte van de collectie een auteursrechtelijke vergoeding verschuldigd zijn aan de rechthebbenden (producenten, tekstschrijvers, regisseurs, collectieve
beheersorganisaties, etc.). De programma’s die door de publieke omroep zijn uitgezonden zijn immers niet altijd rechtenvrij.

De genoemde leden vragen naar een visie op het gebruik van andere omroepen en omroep-lagen van het beeldmateriaal van de Nederlandse publieke omroep.

(...) Veelal worden afspraken gemaakt over de uitzendrechten en de daarbij behorende vergoedingen. Zo kan bijvoorbeeld worden geregeld dat een programma lineair kan worden uitgezonden, met een aantal herhalingen en een aantal dagen beschikbaarheid op een on demandplatform. Het contract regelt bijvoorbeeld het gebruik van de auteursrechten en de vergoedingen daarvoor. Het digitaal aanbieden (in welke vorm dan ook) van programma’s die uitgezonden zijn op de publieke zenders aan een breed publiek zal daarom extra kosten met zich brengen, voor zover hier vooraf geen afspraken over zijn gemaakt. Omroepen kunnen via Beeld en Geluid (al dan niet tegen betaling) beschikken over elkaars materiaal uit andere programma’s.

De genoemde leden vragen hoeveel de NPO, als coördinerende organisatie, en de individuele omroepen, gespecificeerd naar omroep, en de kabelbedrijven aan auteursrechten betalen aan organisaties als Buma/Stemra en Videma en eventuele
andere.


De individuele publieke omroepen betalen geen vergoeding aan Buma/Stemra et cetera. De overeenkomsten met deze partijen worden door de NPO aangegaan op grond van de wettelijke taak in artikel 2.2, tweede lid, sub f, van de Mediawet. De
NPO behartigt die zaken die van gemeenschappelijk belang zijn voor de landelijke publieke mediadienst en de landelijke publieke media-instellingen. De NPO kan in het kader van deze taak in naam van de gezamenlijke landelijke publieke mediainstellingen overeenkomsten met derden aangaan (artikel 2.3, eerste lid, van de Mediawet). Dergelijke overeenkomsten zijn bindend voor de omroepen.

De verplichtingen uit hoofde van de rechtencontracten bedragen volgens het jaarverslag 2011 van de NPO 21,8 miljoen. Deze verplichtingen hebben betrekking op rechtenvergoedingen voor muziekrechten, beeldrechten en zogenoemde fonogrammen. Hierbij zijn niet inbegrepen de rechtencontracten op het gebied van bijvoorbeeld nieuws of de aankoopcontracten voor buitenlandse programma’s.

De bedragen die de omroepen betalen voor eigen producties of via de producties aan onafhankelijke producenten zijn niet bekend. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan vergoedingen voor regisseurs, scenarioschrijvers, en andere creatieve
medewerkers. De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast wat de inkomsten van zowel de NPO als de individuele omroepen zijn aan auteursrechten.

In het jaarverslag van de NPO over 2011 staat onder de post Overige bedrijfsopbrengsten de ontvangst van vergoedingen van de kabelmaatschappijen en overige distributeurs voor de (digitale) doorgifte van Nederland 1, 2, en 3, themakanalen en Uitzending Gemist. Dit bedraagt ongeveer 10,0 miljoen euro. De ontvangen rechtenvergoeding voor leaders en tunes bedraagt 1,2 miljoen euro. De NPO en de omroepen ontvangen ook rechtenvergoedingen via Videma voor de vertoning van hun programma’s via gesloten netwerken en groepstelevisie. Ook zijn er inkomsten uit de Thuiskopie. De ontvangsten worden op grond van de Mediawet weer besteed aan de programma’s. De inkomsten van de individuele omroepen door
exploitatie van rechten zijn niet bekend.

IEF 12587

Congresmiddag: Het nieuwe mediarecht

Double Tree by Hilton, Amsterdam, donderdag 16 mei van 13.00 tot 17.30 uur.

Het nieuwe mediarecht omvat een breed scala aan civielrechtelijke en regulatoire vraagstukken rondom de distributie en inhoud van mediadiensten, van lasterlijke perspublicaties en bronbescherming tot toezicht op videowebsites en toegang tot elektronische programmagidsen. De snelheid van de rechtsontwikkeling in het mediarecht wordt in vergaande mate bepaald door de digitalisering: nieuwe technologieën en veranderende kijkersbehoeften leiden tot een veelheid aan nieuwe diensten, exploitatiemodellen en bijbehorende juridische vragen.

Op donderdag 16 mei van 13.00 – 17.30 organiseert eduLex, onderdeel van deLex, een congresmiddag in Double Tree by Hilton te Amsterdam. Tijdens deze bijeenkomst maken vier ervaren sprekers u wegwijs in het nieuwe mediarecht anno 2013, waarbij thematische verdieping wordt gecombineerd met een overzicht van de belangrijkste recente ontwikkelingen. Hier aanmelden

Wouter Hins zal spreken over de gevoelige verhouding tussen persvrijheid en nationale veiligheid. Aan de orde komen het verbod om staatsgeheimen te publiceren, methoden van nieuwsgaring, klokkenluiders, journalistieke bronbescherming en openbaarheid van bestuur.

Remy Chavannes bespreekt verschillende juridische aspecten van internettelevisie (IPTV), met de nadruk op auteursrecht, mediarecht en privacyrecht. Aan de orde komen o.a.:
- Jurisdictie van mediatoezichthouders over grensoverschrijdende IPTV-diensten: wie gaat waar over en hoe kunnen de betrokken aanbieders dat beïnvloeden?
- Het regelen van individuele en collectieve rechten voor IPTV-diensten: wie moet bij wie zijn en waarvoor?
- Registratie en exploitatie van kijkgegevens: tot waar en niet verder en wat als je meer wil?

Robert van den Broek bespreekt de actualiteiten op het gebied van de regelgeving voor omroepen. Zo komen de beleidsregels publieke media-instellingen aan bod, de (nieuwe) beleidsregels van reclame- en sponsoring commerciële media-instellingen en de actualiteiten met betrekking tot nevenactiviteiten. Tevens zal hij de ontwikkelingen op het gebied van het reclame- en dienstbaarheidsverbod voor de publieke omroep behandelen.

Jens van den Brink zal zowel de Nederlandse als Europese jurisprudentie bespreken. Hij zal zich concentreren op de volgende onderwerpen: Actualiteiten (on)rechtmatige publicaties – Wat mogen media wel en niet? Welke tendens is er te ontdekken in de laatste jurisprudentie over onderwerpen als wederhoor? Het portretrecht, onderzoeks- en undercoverjournalistiek, consumentenprogramma’s, overvaltechnieken en online uitingen.

Programma
12.00 – 13.00 uur Ontvangst met lunch, intekenen
13.00 – 14.00 uur prof. Wouter Hins - IViR en Universiteit Leiden
14.00 – 15.00 uur Remy Chavannes - Brinkhof
15.00 – 15.30 uur Pauze
15.30 – 16.30 uur Robert van den Broek - Van Kaam advocaten
16.30 – 17.30 uur Jens van den Brink - Kennedy Van der Laan
vanaf 17.30 Netwerkborrel
19.00 uur Einde programma

Er zijn 4 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Plaats
Double Tree by Hilton
Amsterdam, Centraal Station
Uw route plannen: hier
Parkeersuggestie: Oosterdok parking

Kosten deelname
€ 495,00 Per persoon
€ 450,00 Sponsors IE-Forum, en
€ 195,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn incl. lunch, koffie, thee, documentatie en borrel, excl. BTW.
Kortingen kunt u via de vernieuwde webshop zelf aangeven.

Hier aanmelden

IEF 12570

Postings op internetfora niet onrechtmatig

Hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, 2 april 2013, LJN BZ7310 (appellant tegen Stichting Platform Aandelenlease)

Mediarecht. Geen onrechtmatige publicaties door postings op internetfora (Hoger beroep van LJN BN1212). Appellant heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat PAL en [geïntimeerde sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld door het plaatsen van postings met de vraag "Is [appellant] een oplichter?" op de internetfora van Vara Kassa, PAL en Tros Radar. Het Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. De grief tegen het oordeel dat geïntimeerde niet persoonlijk aansprakelijk is, faalt eveneens.

 


3.13  Op grond van het voorgaande komt het hof, net als de rechtbank, tot het oordeel dat het recht op vrijheid van meningsuiting van PAL in dit geval zwaarder weegt dan het recht van [appellant] op bescherming van zijn eer en goede naam en op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en dat de inbreuk op dit recht van [appellant] niet disproportioneel is. Ook het hof acht het plaatsen van de postings in 2006 daarom niet onrechtmatig. De grieven 1 tot en met 4 in het principaal appel falen derhalve.


3.14  Met grief 5 in het principaal appel keert [appellant] zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde sub 2] niet persoonlijk (naast PAL) aansprakelijk is. [appellant] voert daartoe aan dat [geïntimeerde sub 2] wist, althans behoorde te weten dat een uiting in zeer negatieve bewoordingen over [appellant] ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor zijn beroepsuitoefening, dat geen sprake was van een ernstige maatschappelijke misstand en dat de enige plausibele reden voor de handelwijze van [geïntimeerde sub 2] is dat hij [appellant] uit eigen belang in een ongunstig daglicht heeft willen stellen.


3.15  Ook deze grief faalt. Over de postings uit 2006 heeft het hof hiervoor al geoordeeld dat het plaatsen ervan door PAL niet onrechtmatig was. Dat oordeel geldt niet alleen voor PAL, maar evenzeer voor [geïntimeerde sub 2], die de plaatsing feitelijk heeft verricht. Voor de posting uit 2008 ligt dat op zichzelf anders. De rechtbank heeft het plaatsen daarvan wel onrechtmatig geacht. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat er, gelet op de minimale respons op de postings in 2006, toen wel reden was om ernstig te betwijfelen dat sprake was van een ernstige misstand en dat PAL in het licht daarvan de feiten bij [appellant] had moeten verifiëren. Bij dat laatste speelde mee dat PAL inmiddels had vernomen waar zij [appellant] kon bereiken, maar ditmaal geen poging had ondernomen om contact met hem te leggen. Naar het oordeel van het hof is de persoonlijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde sub 2] daarmee evenwel nog niet gegeven, in aanmerking genomen dat [geïntimeerde sub 2] ook bij het plaatsen van dit bericht handelde in zijn hoedanigheid als voorzitter van PAL en zijn gedragingen dus primair hebben te gelden als gedragingen van PAL. [appellant] is daarvan blijkens zijn stellingen in de inleidende dagvaarding zelf ook uitgegaan. Dat in de berichten niet alleen naar (het e-mailadres van) PAL is verwezen, maar ook de (voor)naam van [geïntimeerde sub 2] is vermeld, maakt dit niet anders. Het plaatsen van de postings waarin de vooruitbetaalde dienstverlening door [appellant] aan gedupeerden in aandelenleasekwesties aan de kaak werd gesteld, paste verder binnen de doelstelling van PAL om als gratis belangenbehartiger en hulpverlener van deze gedupeerden op te treden. Dat [geïntimeerde sub 2] heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij persoonlijk jegens [appellant] in acht diende te nemen, kan uit de stellingen van [appellant] onvoldoende worden afgeleid. Aan het betoog van [appellant] dat [geïntimeerde sub 2] hem slechts uit eigen belang van ernstige strafbare feiten heeft beschuldigd, gaat het hof voorbij, nu dit betoog berust op een veronderstelling waarvoor een verdere onderbouwing ontbreekt.

Rechtspraak.nl (pdf), LJN BZ7310

IEF 12559

Geschil over stopzetten filmproductie

Rechtbank Amsterdam 10 april 2013, Zaaknummer C/13/522119 / HA ZA 12-894 (NL Film & TV tegen Independent Films Distributie)

Uitspraak ingezonden door Sander Dikhoff en Gaico Bos, Bousie advocaten.

Contractenrecht. Filmpraktijk. Geschil tussen producent (NL Film) en distributeur (Independent Films) over het stopzetten van de productie van de film. Welke partij is schuldig aan het afblazen van de film, over de inhoud van de tussen partijen bestaande overeenkomst, over de vraag welke van de partijen is tekortgeschoten in de nakoming ervan, welke van de partijen de overeenkomst kon ontbinden en wie aan wie schade moet voldoen.

Van de inzendende advocaat:
De producent, eiser in conventie, vordert verklaring voor recht dat de distributeur in strijd heeft gehandeld met de tussen partijen bestaande distributieovereenkomst, dat de distributeur onrechtmatig heeft gehandeld en dat de producent de tussen partijen bestaande overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Tenslotte vordert de producent een bedrag van ruim 750.000 Euro vermeerderd met rente.

In reconventie vordert de distributeur verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen wordt gevormd door een licentiecontract aangevuld met nadere afspraken, dat de producent is tekortschoten in de nakoming van de tussen partijen bestaande overeenkomst, dat de producent jegens de distributeur onrechtmatig heeft gehandeld door de film stop te zetten en te pogen de overeenkomst te ontbinden en dat de producent onrechtmatig beslag heeft gelegd. Voorts vordert de distributeur ontbinding van de overeenkomst en betaling van een bedrag van ruim 530.000 Euro vermeerderd met rente.
 
De conventionele vorderingen van NL Film worden afgewezen. “Ten slotte wordt ook de vordering onder 5, tot vergoeding van schade, afgewezen.”
 
Reconventionele vorderingen van Independent Films worden toegewezen. NL Film moet schadevergoeding betalen aan Independent Films. “Nu vast is komen te staan dat NL Film toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst dient zij de schade die Independent als gevolg van de tekortkoming in de nakoming heeft geleden te vergoeden.“

Aangezien de hoogte van de schade tijdens de comparitie niet aan de orde is geweest, krijgt Independent Films de gelegenheid bij akte de schade nader te onderbouwen.

IEF 12558

Beroep op auteursrecht, rechtvaardigt geen uitzendverbod

Vzr. Rechtbank Amsterdam 11 april 2013, LJN BZ7028 (Eisers tegen CCCP en VARA)

Uitspraak mede ingezonden door Jens van den Brink en Joran Spauwen, Kennedy Van der Laan.

Mediarecht. Auteursrecht. Portretrecht. De Vara zendt het televisieprogramma Rambam uit, dat wordt geproduceerd door CCCP. Van eisers zijn onder valse voorwendselen opnames gemaakt die zullen voorkomen in de uitzending van Rambam van 15 april 2013. Eisers vorderen onder meer een verbod deze opnames uit te zenden. Deze vordering wordt afgewezen. Toewijzing van de vordering om het programma voorafgaand aan de uitzending ervan te verbieden, zou immers op gespannen voet komen te staan met artikel 7 Grondwet (het verbod op censuur).

Gezien de wijze waarop eisers zich op het internet presenteren, weegt de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer minder zwaar dan de vrijheid van meningsuiting van Vara en CCCP. Rambam is een kritsisch en satirisch programma dat aandacht moet kunnen besteden aan de praktijken van eisers op het internet, waarbij internetbezoekers 'gouden bergen' worden beloofd. Ook het feit dat eisers onder valse voorwendselen zijn verleid tot het geven van een interview acht de voorzieningenrechter in dit geval niet zo ernstig dat dit een (voorafgaand) uitzendverbod rechtvaardigt.

Tot slot is de voorzieningenrechter van oordeel dat ook het beroep van eisers op het auteursrecht op hun liedjes geen uitzendverbod van de gemaakte opnames rechtvaardigt. Aangezien de belangenafweging in het voordeel van gedaagden uitvalt, kunnen eisers zich evenmin met succes beroepen op hun portretrecht.

2.2. [eiser 1] en [eiser 2] zijn via een Nederlandse vennootschap onder firma werkzaam voor de Luxemburgse vennootschap Avantix SARL (hierna Avantix). Avantix houdt zich onder meer bezig met het verkopen van systemen waarmee geld kan worden verdiend op het internet. Voor haar activiteiten plaatst zij advertenties op www.marktplaats.nl die verwijzen naar verschillende promotiefilmpjes op het internet. In die filmpjes zijn [eiser 1] en [eiser 2] te zien die hierin wervend optreden en waarin zij tevens verslag doen van hun eigen (financiële) successen. Die filmpjes zijn onder meer te zien op de websites 100europeruur.nl, 500europermaand.nl, degeldverdienpil.nl, ikbenmijneigenbaas.nl, miljonairvoorbeginners.nl, [website] en [website].

3.2. [eiser 1] en [eiser 2] voeren hiervoor – samengevat weergegeven – de volgende gronden aan. De opnames van 17 maart 2013 zijn onder valse voorwendselen verkregen. Dit is in strijd met de regels van de Raad voor de Journalistiek. Uitzending van de opnames vormt een inbreuk op het recht van privacy van [eiser 1] en [eiser 2] en op hun portretrecht alsmede op het recht van privacy van hun vrienden, collega’s en familie, die eveneens zijn gefilmd. De uitzending zal gaan over oplichting via internet en ook dit is onrechtmatig jegens eisers; hun werkzaamheden zijn immers volkomen legaal en er is geen sprake van oplichting. Indien een koper zijn geld terug wil, krijgt hij het terug (ook na de termijn van 30 dagen zoals genoemd in de voorwaarden). Nog nooit is een deurwaarder ingeschakeld of een incassoprocedure gevoerd. Als al sprake zou zijn van oplichting dan maakt Avantix zich hieraan schuldig, niet [eiser 1] en [eiser 2] in privé. Dit feit alleen dient al te leiden tot toewijzing van de vorderingen. Verder voeren [eiser 1] en [eiser 2] aan dat op de muziek van [muziekband] auteursrecht rust. Het uitzenden van die muziek vormt een inbreuk op dit recht. Door de poging [eiser 1] en [eiser 2] € 1.500,- afhandig te maken, heeft CCCP zich schuldig gemaakt aan oplichting. Ook een belangenafweging dient ertoe te leiden dat de opnames niet worden uitgezonden. [eiser 1] en [eiser 2] hebben onder meer een groot belang bij de bescherming van een ongestoorde bedrijfsvoering. Hun belangen wegen zwaarder dan de vrijheid van meningsuiting waarop gedaagden zich beroepen. In dit kader is van belang dat geen sprake is van een ernstige misstand die aan de kaak moet worden gesteld.

 4.8. Tot slot is de voorzieningenrechter van oordeel dat ook het beroep van [eiser 1] en [eiser 2] op het auteursrecht op hun liedjes geen uitzendverbod van de gemaakte opnames rechtvaardigt. [eiser 1] en [eiser 2] erkennen dat zij hun repertoire hebben aangemeld bij Buma-Stemra. Afhankelijk van de omstandigheden hebben zij enkel recht op een vergoeding die betaald wordt via Buma-Stemra. Bovendien kan op voorhand niet worden uitgesloten dat een beroep van gedaagden op artikel 15 Auteurswet (het citaatrecht) zal slagen. Een en ander kan pas worden beoordeeld na uitzending.

Op andere blogs:
Mediareport (Geen verbod op Rambamuitzending over ‘opmerkelijke advertenties’)

IEF 12549

Dat televisiekijkend publiek gewend is aan echte politie in dramaseries, is geldige reden

Vzr. Rechtbank Amsterdam 27 maart 2013 en 10 april 2013, LJN BZ6854, zaaknr. C/13/538535 (FourOneMedia en Vereniging Onafhankelijke Televisieproducenten tegen Staat der Nederlanden en Het Instituut Fysieke Veiligheid)

Uitspraak ingezonden door Anne Bekema en Bas Le Poole, Houthoff Buruma.

Beeldmerk politie. Auteursrecht striping. Mediarecht. Four One Media produceert de televisieserie Dokter Tinus en vraagt toestemming voor het gebruik van politiehuisstijl. Staat is houder van twee Benelux beeldmerken en auteursrechthebbende ten aanzien van de politiehuisstijl, waaronder zogenaamde striping (beeldmerk). Op de website van IFV, een zelfstandig bestuursorgaan, staat een tekst over toestemming van het gebruik van het politielogo en/of -striping. Four One Media en OTP vorderen toestemming voor het gebruik van de politiehuisstijl en de Staat en het IFV te verbieden toestemming voor het gebruik van de politiehuisstijl door leden van OTP te onthouden op grond van redenen die zijn gebaseerd op de IE-rechten van de Staat.

Ook entertainmentprogramma's (waaronder dramaseries) vallen onder de werking van artikel 10 EVRM. Het televisiekijkend publiek is eraan gewend dat de politie er in dramaseries uitziet als echte politie en dat de producent daarom een geldige reden heeft om gebruik te maken van echte beeldmerken van de staat. Mede omdat er een gesloten systeem is (verhuurbedrijven verhuren enkel dit materiaal aan producenten die toestemming hebben van IVF), gebiedt de voorzieningenrechter de Staat en het IFV om Four One Media schriftelijk toestemming te verlenen voor het gebruik van de politiehuisstijl (waaronder beeldmerken en 'striping') in de tweede televisieserie Dokter Tinus.

Over de vorderingen 2 en 3 is de voorzieningenrechter met de Staat en IFV van oordeel dat deze vorderingen te algemeen van aard zijn om in een kort geding (bij wijze van voorlopige voorziening) te kunnen worden toegewezen.

In citaten:

4.6. Waar het de televisieserie Dokter Tinus betreft, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Ook entertainmentprogramma's (waaronder dramaseries) vallen onder de werking van artikel 10 EVRM. Het televisiekijkend publiek is eraan gewend dat de politie er in dramaseries precies zo uitziet als de echte politie. Dit heeft tot gevolg dat een producent van een dramaserie een geldige reden heeft om gebruik te maken van politie-uniformen en politieauto's die zijn voorzien van de 'echte' beeldmerken van de Staat. Het verweer van de Staat dat iedere producent over een weinig bezwarend alternatief beschikt (nepuniformen, nepauto's) gaat daarmee niet op. De kijker zal dat als niet echt ervaren en raar, amateuristisch of zelfs belachelijk vinden. De facto heeft de Staat bij deze stand van zaken (als monopolist van politiediensten) een machtsmiddel in handen, te meer daar ter zitting is gebleken dat een televisieproducent de desbetreffende uniformen en auto's alleen kan huren bij bepaalde verhuurbedrijven die hiervoor een vergunning hebben van de Staat en te meer daar een dergelijk verhuurbedrijf pas overgaat tot verhuur aan een individuele televisieproducent indien die producent kan aantonen dat hij voor zijn dramaserie toestemming van het IFV heeft verkregen. Er is dan ook sprake van een gesloten systeem. Tezamen met de actieve rol die de Staat en het IFV zichzelf toekennen, welke rol neerkomt op een verregaande bemoeienis vooraf met de inhoud van het script van een nog uit te zenden dramaserie, komt dit op gespannen voet te staan met artikel 7 van de Grondwet (het verbod op censuur).
Dat het televisieproducenten niet verplicht wordt gesteld voorafgaande toestemming te vragen en zij ook zonder die toestemming tot uitzending kunnen overgaan, zoals de Staat en het IFV hebben betoogd, doet aan dit oordeel niet af. In de eerste plaats zal dit vanwege de voornoemde rol van de verhuurbedrijven betekenen dat zij de benodigde materialen niet kunnen huren, maar die tegen hoge(re) kosten zelf moeten laten (na)maken. Verder wordt verwezen naar de onder 2.8 van dit vonnis weergegeven sommatie van IFV aan IDTV Drama. Het achteraf dreigen met juridische procudures en de daarmee verband houdende kosten, kan televisieproducten in de toekomst dwingen vooraf toestemming te vragen.


4.8 Op grond van alle hiervoor onder 4.6 en 4.7 genoemde omstandigheden van het geval IS de voorzienmgemechter over de televisieserie Dokter Tinus van oordeel dat een afwegmg van belangen in het voordeel van Four Orxe Media dient uit te . vallep. Dit leidt tot toewijzing.van Vordering ,1. Een dwangsom zal hieraan niet • gorden verbonden; nu de Staat geacht wordt zich aan'rechteriijke uitspraken te houden. Hetzelfde geldt voor het IFV als 'onderdeel' van de Staat..

4.9. Over de vorderingen 2 en 3 is de voorzieningenrechter het volgende van oordeel. Gevorderd is kort gezegd - dat de Staat en het IFV nmuner een voorafgaande inhoudelijke toetsing mogen venichten alsmede de Staat en het IFV te gebieden nmuner toestemming te weigeren op basis van de eerste twee toetsingsgronden, zoals hiervoor weergegeven onder 2.3 (een niet waarheidsgetrouw beeld en afbreuk van het imago). De Staat en het IFV hebben terecht aangevoerd dat deze vordenngen te algemeen van aard zijn om in een kort geding (bij wijze van voorlopige voorziening) te kunnen worden toegewezen. Weliswaar is hieivoor uiteengezet dat er in de regel geen grond zal zijn voor een voorafgaande toetsing van een scnpt van een televisieserie waarin de politiehuisstijl wordt gebruikt, maar dat die regel nooit mtzouderingen zal kennen, kan niet op voorhand worden aangenomen. Gedacht kan worden aan een geval waarin eerder terechte bezwaren (achteraf) zijn gemaakt tegen het gebmik van de politiehuisstijl en de kans op herhaling van onrechtmatig handelen zo groot is dat voorafgaande toetsing van ,de inhoud van het programma op zijn plaats is. Bij onrechtmatig handelen zoals hiervoor bedoeld kan worden gedacht aan venvaningsgevaax (bijvoorbeeld als niet voldoende duidelijk is dat het om fictie gaat) of van ernstige reputatieschade (bijvoorbeeld mdien de politie enkel m beeld wordt gebracht met de opzet haar imago te schaden) of wanneer de veiligheid van de burger in het geding is (zie de derde toetsingsgrond van het IFV, hien/oor onder 2.3 opgenomen). ïn dergelijke gevallen hoeft ook een toetsmg vooraf niet per defmitie ongerechtvaardigd te zijn De voorzienmgemrechter kan hierover op voorhand geen uitspraak doen. Mocht zich m de toekornst een nieuw geval voordoen waarin toestemming wordt geweigerd dan kunnen partijen zich laten leiden door de overwegingen die de voorzieningrechter in dit vonnis heeft opgenomen. Zo nodig zal de meest gerede partij een nieuw kort geding moeten aanspannen.

Lees het afschrift zaaknr. C/13/538535 en LJN BZ6854.

Op andere blogs:
KluwerCopyrightBlog (Netherlands: police copyright vs. police drama series)
Mediareport (Vonnis in politiezaak)
Weblog Remy Chavannes
(Politie staat tevergeefs op haar strepen, uitingsvrijheid gaat voor)