DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 10041

Ook persoonlijk in negatieve zin

Vzr. Rechtbank Arnhem 8 juli 2011, LJN BR3905 (RechtinNederland.nl)  

Mediarecht. Onrechtmatige publicatie, kritiek op rechterlijke uitspraak. Het is op zichzelf niet ongeoorloofd dat op een particuliere website, in dit geval www.rechtinnederland.nl, kritiek wordt geleverd op een uitspraak van een rechter en/of op het handelen van een bepaald persoon, althans dat een geschil tussen partijen uiteen wordt gezet. Gedaagde is hier evenwel over de grens van het toelaatbare gegaan, nu hij zich niet heeft beperkt tot zakelijke informatie over het geschil tussen hem en eiser, maar zich ook persoonlijk in negatieve zin over eiser heeft uitgelaten.

 4.5. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij met zijn website www.[naam site].nl informatie verstrekken wil over specifieke (civiele) rechtszaken, zodat controle op de rechtspaak in Nederland mogelijk wordt gemaakt. [gedaagde] heeft daarbij aangegeven dat hij zijn persoonlijke mening over [eiser] op de website heeft geplaatst alsook de processtukken uit de procedure die [gedaagde] tegen [eiser] heeft gevoerd bij de kantonrechter te Breda. Volgens [gedaagde] blijkt de waarheid inzake het conflict tussen [gedaagde] en [eiser] uit de processtukken en kan het publiek/de lezer deze stukken, nu ze op de website zijn gepubliceerd, zelf interpreteren.

4.6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.

Het is op zichzelf niet ongeoorloofd dat op een particuliere website kritiek wordt geleverd op een uitspraak van een rechter en/of op het handelen van een bepaald persoon, althans dat een geschil tussen partijen uiteen wordt gezet. [gedaagde] is hier evenwel over de grens van het toelaatbare gegaan, nu hij zich niet heeft beperkt tot zakelijke informatie over het geschil tussen hem en [eiser], maar zich ook persoonlijk in negatieve zin over [eiser] heeft uitgelaten. De betreffende passages op de website www.[naam site].nl, zoals opgenomen onder 2.7. van dit vonnis, wekken minstgenomen de indruk dat [eiser] geen betrouwbare partner is voor zijn klanten en dat klanten dan ook uiterst waakzaam en alert moeten zijn bij samenwerking met [eiser].

Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat deze passages, die nodeloos grievend van aard zijn (want eventuele kritiek op [eiser] had ook in veel zakelijke bewoordingen vervat kunnen worden) negatieve gevolgen kunnen hebben voor [eiser] en voor zijn relatie met zijn werkgever, terwijl [gedaagde] in dit kort geding ook niet duidelijk heeft kunnen maken op welke concrete feiten of gebeurtenissen hij zijn uitlatingen over [eiser] doet steunen, anders dan dat hij heeft gewezen op de procedure die hij vergeefs heeft gevoerd bij de kantonrechter te Breda en de (proces)stukken van die zaak, die [gedaagde] eveneens op de website www.[naam site].nl heeft geplaatst. Hieruit kan evenwel niet de conclusie worden getrokken, zoals [gedaagde] doet, dat – kort gezegd – [eiser] een leugenaar is, die geld incasseert voor niet geleverde prestaties. De kantonrechter te Breda heeft overwogen dat [eiser] geen partij was bij de overeenkomst tussen [gedaagde] en [naam stichting] en dat evenmin na beëindiging van de relatie tussen [gedaagde] en [naam stichting] tussen [gedaagde] en [eiser] mondeling is overeengekomen dat [eiser] zelfstandig de samenwerking met [gedaagde] zou voortzetten, waarna de vordering van [eiser] tot betaling van een bedrag van ruim € 2.500,00 ook is afgewezen. [gedaagde] is van dit vonnis niet in hoger beroep gegaan.

Dit vonnis, dat gewezen is op basis van de gewisselde processtukken, kan aan de juistheid van de uitlatingen van [gedaagde] dan ook in geen enkel opzicht steun bieden. [gedaagde] heeft in dit kort geding voor het overige geen enkel concreet stuk overgelegd waaruit wel steun voor de juistheid van die uitlatingen zou kunnen blijken. Voorshands geoordeeld moet het er daarom voor gehouden worden dat [gedaagde] geen enkele feitelijke grond heeft voor zijn gewraakte uitlatingen en dat hij derhalve de grenzen van zorgvuldigheid die hij jegens [eiser] in acht had moeten nemen, heeft overschreden. Voorshands valt het handelen van [gedaagde] jegens [eiser] als onrechtmatig te kwalificeren. Het belang van [eiser] om gevrijwaard te worden van ongefundeerde verdachtmakingen en beschuldigingen dient tegen deze achtergrond dus zwaarder te wegen dan het belang dat [gedaagde] kennelijk stelt te hebben bij zijn uitlatingen.

4.7. De vordering van [eiser] onder 1. zal dan ook in zoverre worden toegewezen dat [gedaagde] de onder 2.7. vermelde grievende opmerkingen/uitlatingen op de website www.[naam site].nl dient te verwijderen en verwijderd dient te (doen) houden. (…)

4.9. De vordering onder III. (het verwijderen van de processtukken van de website) zal worden afgewezen. [eiser] – op wie daartoe de last rust – heeft nagelaten voldoende deugdelijk en concreet de grondslagen van deze vordering te stellen en te onderbouwen. De enkele, niet nader onderbouwde, stelling dat inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de privacy van [eiser] wordt gemaakt met het publiceren van de processtukken op de website www.[naam site].nl is onvoldoende om tot toewijzen van de vordering te kunnen komen.

IEF 10040

Koppen tussen aanhalingstekens

Rechtbank Amsterdam 4 augustus 2011, LJN BR4125 (Eiser tegen Mountain Media c.s.)

Mediarecht. Onrechmatige (koppen van) publicatie. Op vordering van [eiser, een bekende Nederlandse profvoetballer] heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam de uitgever van Dagblad De Pers en de houder van de website www.camilleri.nl veroordeeld tot het plaatsen van rectificaties van de koppen boven publicaties over een incident op 2 juni 2011 in de Leidsekruisstraat in Amsterdam. Bij dit incident werden twee jongeren geslagen en een van hen zou van zijn horloge zijn beroofd. Volgens de rechter wekken de koppen ‘[eiser] mag ik m’n horloge terug’, ‘[eiser] betrokken bij aftuigen jongeren’ en ‘Aangiften tegen [eiser] c.s.’ de suggestie dat [eiser] bij diefstal en/of mishandeling betrokken zou zijn. Volgens de voorzieningenrechter is voor deze suggestie geen steun te vinden in het beschikbare feitenmateriaal.

4.7.  Onder 4.4 is reeds overwogen dat de kop van het artikel en van de tweede publicatie schadelijk zijn voor de reputatie van [eiser]. De vraag is vervolgens of de inhoud van deze koppen gerechtvaardigd is op grond van het feitenmateriaal. Weliswaar is het uitgangspunt dat de kop van een artikel pakkend en kernachtig moet zijn en dientengevolge in de regel minder nuances bevat dan het artikel zelf, maar dat neemt niet weg, dat ook mededelingen in een kop steun dienen te vinden in de feiten en, als dat niet het geval is, onder omstandigheden onrechtmatig kunnen zijn. Voor de suggestie in de koppen dat [eiser] iets te maken heeft gehad met diefstal van een horloge of met mishandeling, is voorshands geen steun te vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Aangezien het hier wel een ernstige, de reputatie van [eiser] aantastende beschuldigingen betreft, zijn dergelijke uitingen in beginsel onrechtmatig. De Pers c.s. heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bij het artikel gehanteerde kop, in combinatie met de foto van [eiser] waarop hij uitdagend is afgebeeld, de lading van het artikel dekt. De enkele mogelijkheid dat het iemand uit de vriendengroep van [eiser] geweest zou kunnen zijn die de mishandeling en/of de diefstal gepleegd heeft, is daartoe onvoldoende. Overigens heeft [eiser] ook dat betwist en heeft hij onweersproken gesteld dat geen van de personen die de bewuste avond deel uitmaakten van zijn gezelschap, voldeed aan een van de door [persoon 1] en/of [persoon 2] opgegeven signalementen van degenen tegen wie hun aangifte was gericht. Aan De Pers c.s. kan worden toegegeven dat een uiting die niet (geheel) steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal niet onder alle omstandigheden onrechtmatig is, maar dan moet voor zo een uiting toch een zekere rechtvaardiging te vinden zijn, wat hier, voor zover het de koppen bij de publicaties betreft in combinatie met de foto’s van [eiser], vooralsnog niet het geval is.

4.8.  Dat de koppen tussen aanhalingstekens zijn geplaatst neemt de onrechtmatigheid ervan niet weg. De inhoud van het artikel rechtvaardigt immers niet het citaat ‘[eiser] mag ik m’n horloge terug?’ en er blijkt ook niet uit dat één van de geïnterviewden zich letterlijk zo heeft geuit. Het lijkt er meer op dat de koppenmaker ‘creatief’ is omgesprongen met de citaten van [persoon 1] en de naam van [eiser] in de kop heeft vermeld om daarmee extra aandacht van het publiek te trekken. Ook de kop van de andere publicatie ‘[eiser] betrokken bij aftuigen jongeren’ is niet een citaat dat op grond van deze publicatie aan één van de geïnterviewden kan worden toegeschreven en/of steun vindt in de vermelde feiten.

4.9.  De conclusie tot zover is dat de inhoud van de koppen, anders dan die van het artikel zelf, wel onrechtmatig jegens [eiser] wordt geacht. Het enkele feit dat in het programma RTL Boulevard al aandacht aan het incident op 2 juni 2011 is besteed, ontneemt aan de publicaties voor zover het de koppen betreft niet het onrechtmatig karakter.

IEF 10039

Enkel de aanklikmogelijkheid

Hof 's-Hertogenbosch 26 juli 2011, LJN BR4148 (In cache forum) 

Mediarecht. Onrechmatige publicaties op (internet)forum. Binnen 12 uur zijn diffamerende beweringen (melding van bedreigingen door directie en medewerkers van bedrijf en een clown) verwijderd, echter langer (in cache) bereikbaar, omdat enkel de aanklikmogelijkheid naar de pagina's met de mededelingen zijn verwijderd. Mate van verantwoordelijkheid van degene die de beweringen op de website had geplaatst. Wanneer de benadeelde betwist dat er voldoende aanknopingspunten bestonden voor de juistheid van de diffamerende beweringen, rust de bewijslast hiervan in beginsel op degene die de beweringen heeft gedaan.

4.17.2 (...) [A.][B.] c.s. voert aan dat zij [X.][Y.] c.s. vanaf 5 oktober 2007 meermaals heeft gesommeerd de mededelingen van de website [internetpagina 1] te verwijderen. [X.][Y.] c.s. heeft echter kort na 5 oktober 2007 enkel de aanklikmogelijkheid naar de pagina’s met de mededelingen van zijn homepage verwijderd, aldus [A.][B.] c.s. (...) Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat [X.][Y.] c.s. direct gevolg heeft gegeven aan de sommatie van 5 oktober 2007 en dat de mededelingen hooguit 12 uur op [internetpagina 1] hebben gestaan, staat tussen partijen echter hoe dan ook vast dat de mededelingen tot 9 februari 2008 (in cache) bereikbaar zijn geweest (voor de erkenning hiervan door [X.][Y.] c.s., zie nr. 9.5. cva). Gelet op dit laatste had [X.][Y.] c.s. naar het oordeel van het hof gemotiveerd moeten reageren op het verwijt van [A.][B.] c.s. dat [X.][Y.]c.s.actie had moeten ondernemen om de bereikbaarheid van de mededelingen te beëindigen, bijvoorbeeld door zich tot de beheerders van zoekmachine's te wenden. [X.][Y.] c.s. heeft de mededelingen immers op de website [internetpagina 1] geplaatst en hierdoor de mededelingen - als eerste – op het Internet gepubliceerd, hetgeen voor hem – als bedrijfsmatige gebruiker van deze website – een zekere verantwoordelijkheid met zich bracht. [X.][Y.]c.s. heeft echter volstaan met de stelling dat niet mogelijk was de bereikbaarheid van de mededelingen te (doen) beëindigen, zonder bijvoorbeeld uit te leggen waarom dit niet mogelijk was en/of te stellen dat hij tevergeefs heeft geprobeerd de bereikbaarheid te beëindigen doch hierin niet is geslaagd. Nu [X.][Y.] c.s. zijn verweer op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd, gaat het hof ervan uit dat [X.][Y.] c.s.(mede) verantwoordelijkheid draagt voor het feit dat de mededelingen hoe dan ook tot 9 februari 2008 – en dus vrij lang - bereikbaar zijn geweest. Het enkele feit dat [A.][B.] c.s. zelf voor verdere verspreiding van de mededelingen heeft gezorgd door het vonnis van het kort geding tussen partijen van 28 februari 2008 (4.1 sub h) niet geanonimiseerd op de website van haar advocaat te (doen) plaatsen, maakt dit niet anders.

IEF 10017

Vermijdbare uiting

CvdM 28 juni 2011, Kenmerk 22357/2011007621 (Sanctie TROS tav Het Sprookjesboomfeest)

Mediarecht. Merkgebruik en reclame. Gebruik van merkenrecht geschiedt met toestemming, middels overeenkomst.

TROS krijgt boete á €120.000 voor reclame-uiting en overtreding dienstbaarheidsverbod TROS door gebruik van door Efteling geregistreerd woordmerk Sprookjesboom in het programma Het Sprookjesboomfeest.  In het programma Het Sprookjesboomfeest wordt gebruik gemaakt van (beeld)merken, figuren, een melodie en vormgeving die ook door De Efteling wordt gebruikt in haar attractiepark en bij andere uitingsvormen. Deze uitingen worden aangemerkt als vermijdbare uitingen die onmiskenbaar tot gevolg hebben dat afname of producten. Artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet 2008.

Met een uitgebreide beschrijving van de overeenkomsten tussen vormgeving van het programma en de Efteling, o.m. stijl van Anton Pieck, concept van sprekende bomen (pocahontas, The Wizard of Ozz), overeenkomende sprookjesfiguren (Langnek, tevens merk) en melodie van Bach in Minuet in G Majeur. Het tonen of vermelden van een (beeld) merk in de titel van en gebruik overige uitingen in een programma afzonderlijk en/of in samenhang, wordt beschouwd als een niet-toegestane vermijdbare uiting als bedoeld in artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet 2008

48. Deze uitingen in het programma Het Sprookjesboomfeest worden aangemerkt als vermijdbare uitingen die onmiskenbaar tot gevolg hebben dat de afname van producten of diensten wordt bevorderd (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, d.d. 21 augustus 1997, TROS - Aktua in bedrijf, nr. R01.93.2121).

49. Ingevolge artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet 2008, mogen programma’s van publieke omroepdiensten, afgezien van de wettelijke toegestane reclame- of telewinkelboodschappen, geen vermijdbare uitingen bevatten. Op grond van het tweede lid van artikel 2.89 van de Mediawet 2008 is in het Mediabesluit 2008 vastgelegd in welke gevallen vermijdbare uitingen zijn toegestaan en wanneer uitingen onvermijdbaar zijn.

Titelsponsoring 57. Het tonen of vermelden van een naam, handelsmerk, beeldmerk of beeldmerk van een derde (niet zijnde de publieke media-instelling) in de programmatitel wordt beschouwd als een niet-toegestane vermijdbare uiting die onmiskenbaar tot gevolg heeft dat de afname van producten of diensten wordt bevorderd en is derhalve in strijd met artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet 2008.

De Sprookjesboom 60. Naast het meerdere malen tonen en vermelden van het (beeld)merk Sprookjesboom wordt zowel bij aanvang als tijdens het programma Het Sprookjesboomfeest een geanimeerde boom – genaamd Sprookjesboom – getoond. De Sprookjesboom in het programma Het Sprookjesboomfeest toont sterke gelijkenis met de Sprookjesboom in het attractiepark De Efteling. Beide hebben een soortgelijk uiterlijk en dezelfde naam en functie, namelijk de Sprookjesboom vertelt een sprookje over de inwoners van het Sprookjesbos.

Conclusie 70. In het programma Het Sprookjesboomfeest is gebruik gemaakt van (beeld)merken, figuren, een melodie en vormgeving die ook door De Efteling wordt gebruikt in haar attractiepark en bij andere uitingsvormen. Het tonen of vermelden van een (beeld) merk in de titel van een programma wordt beschouwd als een niet-toegestane vermijdbare uiting als bedoeld in artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet 2008. Ook de overige uitingen (beeldmerk Sprookjesboom, uiterlijk van de Sprookjesboom, Beeldmerk Langnek, het Sprookjesbos, de getoonde naam Theater De Efteling, vormgeving en melodie) getoond en/of vermeld in het programma Het Sprookjesboomfeest zijn afzonderlijk en/of in samenhang vermijdbare uitingen die onmiskenbaar tot gevolg hebben dat de afname van producten of diensten wordt bevorderd.

Artikel 2.89 Mediawet 2008

IEF 9969

'Blinde bejaarde keihard belazerd´

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 23 juni 2011, LJN: BR2126, Pretium Telecom B.V. tegen Telegraaf Media Nederland Landelijke Media B.V.

Als randvermelding. Mediarecht. Rectificatie van een onrechtmatig artikel 'Blinde bejaarde keihard belazerd' in een dagblad (De Telegraaf) en verschillende aan dat dagblad gekoppelde digitale media, zoals facebook en twitter. Moeilijkheden bij digitale rectificatie. (afbeelding voor vergroting) 

Rectificatie krant, op www.telegraaf.nl, op https://telegraaf.mobi en op andere websites. Doorleiden naar rectificatie . Verwijderen artikelen, links en reacties van alle websites . Verbod openbaarmaking artikelen. Verwijdering artikel uit (cache)archief derden. Verwijderen reacties van sociale media van derden.

Rectificatie op telegraaf.nl 4.5 (…) Aan Pretium kan worden toegegeven dat de aard van het internet en de ontwikkeling daarvan meebrengt dat het onrechtmatige artikel tot in lengte van dagen op onverwachte momenten nog tevoorschijn kan komen en dat TMN deze aspecten van publicatie op internet onvoldoende heeft laten meewegen bij haar beslissing het artikel te publiceren, maar dit kan niet betekenen dat TMN gehouden is de rectificatie tot in lengte van dagen op haar website te laten staan. De duur van plaatsing van de rectificatie zal daarom worden beperkt tot één week.

Rectificatie op andere sites 4.9. TMN heeft het onrechtmatige digitale artikel op zowel Twitter als op Facebook aangekondigd met het korte bericht “Blinde bejaarde opgelicht” respectievelijk “Blinde bejaarde keihard belazerd”. Beide berichtjes waren voorzien van een link naar het digitale artikel op de eigen website van De Telegraaf. TMN dient deze berichtgeving derhalve recht te zetten door op zowel Twitter als Facebook de tekst “Rectificatie beschuldiging Pretium” te plaatsen en gedurende één week geplaatst te houden en deze (zoals onder II c ook gevorderd, waarover hierna meer) te voorzien van een link naar de rectificatie op de website www.telegraaf.nl.

Doorleiden naar rectificatie 4.11. (…) Een schaduwkant van internet is dat eenmaal daarop gepubliceerde (ook onjuiste) informatie de neiging heeft zich als een olievlek te verspreiden en buiten de grip van de publicist te geraken, doordat gebruikers van internet op die publicatie reageren en deze verder verspreiden. TMN is zich daarvan bewust en zij stimuleert de discussie op internet over haar berichtgeving ook, juist door voor media als Facebook en Twitter te kiezen. Vanwege dit aspect van internet mag van degene die informatie op internet zet de uiterste zorgvuldigheid worden verwacht. Hoewel TMN in deze zaak niet de vereiste mate van zorgvuldigheid heeft betracht – zij heeft zonder feitenonderzoek schadelijke berichtgeving over Pretium langs meerdere ingangen op het internet gezet – is de vordering tot wijziging van alle links die naar de onrechtmatige artikelen doorgeleidden niet toewijsbaar. Niet te overzien is immers of TMN onder alle omstandigheden aan deze veroordeling zal kunnen voldoen, waardoor onnodige executiegeschillen in het verschiet liggen. Met toewijzing van deze vordering zou de voorzieningenrechter zich op te glad ijs begeven. Bij het voorgaande komt nog dat met de hiervoor aangekondigde veroordelingen tot rectificatie naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aan de belangen van Pretium bij rectificatie is voldaan.

IEF 9801

Alcoholverbod in Mediawet

Amendement van de leden Van der Staaij/ Voordewind ter vervanging van nr. 10 over het opnemen van een verbod in de Mediawet 2008 op reclame voor alcoholhoudende drank, Kamerstukken II, 2010-11, 32 022, nr. 64.

Parallelle publicatie Reclameboek (RB 991). Reclamerecht. Mediarecht. Vervallen van zinsnede: "tussen 06.00 uur en 21.00 uur" in een aantal artikelen. Kern van amendement:

(...) Een verbod tussen 06.00 uur en 21.00 uur is onvoldoende omdat de doelgroep van jongeren rond de 16 jaar door deze maatregel niet wordt beschermd. Immers, zij zien doorgaans ook na 21:00 uur nog televisieprogramma’s en komen dus nog teveel in aanraking met alcoholreclames. In elk geval is voldoende aangetoond – onder andere door STAP - dat zelfregulering niet werkt. Zelfregulering is een systeem dat in theorie veel voordelen biedt, maar in de praktijk onhaalbaar is. Daarvoor zijn de belangen van de alcoholbranche veel te groot. Daar komt nog bij dat er met een algeheel verbod niet langer meer een onderscheid is tussen reclame voor alcohol en tabak. Ook tabaksreclame is verboden en alles wijst erop dat dit zijn vruchten begint af te werpen!

Zie link / pdf
Mediawet 2008

IEF 9794

Op de korrel genomen persoon niet vogelvrij

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 16 juni 2011, LJN BQ8213 (Boszhard & TROS tegen Omroepvereniging VARA)

Met gelijktijdige dank aan Remco Klöters en Bertil van Kaam, Van Kaam Advocaten.

Portretrecht. Mediarecht, Rechtspraak.nl "In een column in de VARAGIDS wordt eiser geassocieerd met de Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic. Het artikel heeft als kop “[eiser] is Ratko Mladic” en in het artikel staat een fotomontage afgedrukt waarin eiser is gekleed als Mladic. De begeleidende tekst is geschreven als zijnde afkomstig van eiser. De voorzieningenrechter bepaalt dat het artikel onrechtmatig is en is van oordeel dat de uitingen jegens eiser onnodig grievend zijn in relatie tot het door de VARA te dienen belang. De voorzieningenrechter veroordeelt de VARA tot een rectificatie en een dwangsom, en wijst een voorschot op schadevergoeding wegens immateriële schade af. De uitlatingen zijn niet onrechtmatig tegenover de TROS, daarom zullen de vorderingen van de TROS worden afgewezen."

4.3. De VARA stelt met de publicatie geen misstand aan de kaak die anders niet bekend zou zijn geworden. Evenmin is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een wezenlijke bijdrage aan het publiek debat over een belangrijke kwestie. De publicatie is bedoeld voor het maken van absurdistische grappen over bekende Nederlanders.

 

4.4.  Vast staat dat [eiser] een publiek figuur is. Dit brengt in beginsel met zich dat hij een grotere tolerantie zal moeten opbrengen ten aanzien van wat over hem wordt geschreven dan iemand die niet, dan wel minder in de publieke belangstelling staat. Het betekent echter niet dat hij zich alles moet laten welgevallen. De VARA stelt dat zij een satirische vergelijking heeft willen maken tussen het wat karakterloze image van [eiser] en een “vechter” als generaal Mladic. Feit is echter dat Mladic bij het publiek niet zozeer bekendheid geniet als krijgsheer, maar als verdachte van ernstige oorlogsmisdaden.

 

In brede lagen van de bevolking leeft het vermoeden dat deze verdenkingen juist zijn en dat de rechter tot een veroordeling van Mladic zal komen. In de publicatie wordt [eiser] bovendien in de mond gelegd dat hij graag als “oorlogsmisdadiger” op de foto wil. Weliswaar wordt hieraan toegevoegd dat [eiser] oorlogsmisdaden “heel erg” vind en hij “zoiets nooit zelf doen” zou, maar dit laat onverlet dat [eiser] ongevraagd in verband wordt gebracht met een persoon die verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van vele duizenden gevangen genomen tegenstanders. Een afweging van de belangen, zoals hiervoor onder 4.2 genoemd, leidt tot het oordeel dat het belang van [eiser] om hiervan verschoond te blijven in dit geval zwaarder weegt dan het aan de vrijheid van meningsuiting ontleende recht van de VARA om satirisch commentaar te geven op gedragingen van bekende Nederlanders. Daarbij is mede van belang dat het artikel weliswaar duidelijk maakt dat [eiser] zich distantieert van de gedragingen waarvan Mladic wordt verdacht en dat de lezer meer in het algemeen de indruk kan krijgen dat het geheel niet serieus is bedoeld, maar dat niet (aanstonds) duidelijk is dat [eiser] zelf op geen enkele wijze bij de totstandkoming van ervan (ook niet bij wijze van grap) betrokken is. Bovendien heeft de VARA geen enkele rechtvaardiging gegeven om nu juist [eiser] met Mladic in verband te brengen. Voorts is niet gesteld of gebleken dat [eiser] zelf als bekende Nederlander een rubriek heeft in de media die door de VARA wordt gepersifleerd. De conclusie moet luiden dat het onder 2.3 omschreven artikel over [eiser] onrechtmatig is.

 

4.5.  Ook ingeval de VARA wordt gevolgd in haar stelling dat het hier gaat om een column kan dit niet leiden tot een ander oordeel. Aan een (satirische) column mogen volgens vaste jurisprudentie niet dezelfde hoge eisen worden gesteld als aan onderzoeksjournalistiek. Aan een auteur komt in een column een grotere mate van vrijheid toe om zijn persoonlijke mening te geven dan in andere journalistieke genres. Ook in een column is de auteur echter gebonden aan grenzen. Deze grenzen kunnen bijvoorbeeld overschreden worden indien de uitingen met het oog op het te dienen belang nodeloos grievend zijn. Daarnaast is sprake van overschrijding van grenzen wanneer columnisten bij het uiten van hun persoonlijke mening kwalificaties bezigen of vergelijkingen treffen waartoe de feiten in redelijkheid geen aanleiding geven. De vrijheid die aan een columnist toekomt geeft hem geen vrijbrief en maakt de door hem op de korrel genomen persoon niet vogelvrij. Zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt is de voorzieningenrechter van oordeel dat de uitingen jegens [eiser] onnodig grievend zijn in relatie tot het door de VARA te dienen belang.

Lees het vonnis hier (link / pdf)

IEF 9767

Ook zonder vergoeding sluikreclame

HvJ EU 9 juni 2011, C-52/10 (Eleftheri Tileorasi AE „Alter Channel” tegen Ypourgos Typou kai Meson Mazikis Enimerosis)

Prejudiciële vragen Symvoulio tis Epikrateias, Griekenland

Reclamerecht. Mediarecht. Voorstellen van esthetische tandheelkundige behandeling tijdens televisie-uitzending. Ontbreken van "met name" in Griekse versie.

Vraag: Dient artikel 1, sub d, van richtlijn [89/552] aldus te worden uitgelegd dat bij ‚sluikreclame’ de verstrekking van een geldelijke of andere vergoeding een noodzakelijk conceptueel bestanddeel vormt van de bedoeling om reclame te maken?

Antwoord: Artikel 1, sub d (...) moet aldus worden uitgelegd dat de bedoeling om sluikreclame te maken ook aanwezig kan zijn indien er geen geldelijke of andere vergoeding tegenover staat.

19. Er zij aan herinnerd dat het begrip „sluikreclame” in deze bepaling betrekking heeft op „het vermelden of vertonen van goederen, diensten, naam, handelsmerk of activiteiten van een producent van goederen of een dienstverlener in programma’s, indien dit door de omroep wordt gedaan met de bedoeling reclame te maken en het publiek kan worden misleid omtrent de aard van deze vermelding c.q. vertoning”.

20. Deze bepaling geeft eveneens aan dat „[d]eze bedoeling [...] met name [wordt] geacht aanwezig te zijn indien tegenover de vermelding c.q. vertoning een geldelijke of andere vergoeding staat”.

21. De bijwoordelijke bepaling „met name”, die ook voorkomt in de Spaanse, de Duitse, de Engelse en de Franse versie van artikel 1, sub d, tweede zin, van richtlijn 89/552, komt echter in de Griekse versie van deze bepaling niet voor.

34. Ofschoon bijgevolg, wanneer een geldelijke of andere vergoeding is betaald, op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat de televisieomroep de bedoeling had om reclame te maken, volgt echter uit de formulering van artikel 1, sub d, van richtlijn 89/552 en uit de algemene opzet en de doelstelling van deze richtlijn, dat een dergelijke bedoeling ook bij gebreke van een dergelijke geldelijke of andere vergoeding aanwezig kan zijn.

36. Zo kan niet worden uitgesloten dat volgens de wettelijke regeling van een lidstaat behalve op grond dat een geldelijke of andere vergoeding wordt betaald nog op grond van andere criteria de aanwezigheid van de bedoeling om sluikreclame te maken kan worden vastgesteld.

37. In die omstandigheden moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 1, sub d, van richtlijn 89/552 aldus moet worden uitgelegd dat de bedoeling om sluikreclame te maken ook aanwezig kan zijn indien er geen geldelijke of andere vergoeding tegenover staat.

Lees het arrest hier (link / pdf).
Televisieomroeprichtlijn nr. 89/552/EEG

IEF 9688

CvdM 22 februari 2011, besluit 24546/2011002047 (toegestane nevenactiviteit licentie aflevering Klokhuis met als thema Diabetes)

Vergroten van betrokkenheid van gebruiker

Gepubliceerd 10 mei 2011. Mediarecht. Licenties. Het in licentie geven van een aflevering Klokhuis met als thema Diabetes aan Bas van Goor Foundation ten behoeve van educatief gebruik. Relatietoets: aannemelijk dat gebruikers zich meer betrokken voelt bij publieke media-instelling. Beeldmerk NTR en Klokhuis in licentiecontract. Marktconform voor niet-commerciële doeleinden en kostendekkend (risico's liggen bij licentienemer). Toegestane nevenactiviteit.

10. Op grond van artikel 3, eerste lid, sub c, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, houdt een nevenactiviteit verband met of staat deze ten dienste van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht indien de betrokkenheid van gebruikers bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling met de nevenactiviteit wordt vergroot. In deze gevallen dient de activiteit op grond van artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, tevens aantoonbaar inhoudelijk aan te sluiten bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling.

11. De onderhavige nevenactiviteit betreft het verkopen of in licentie geven van programma’s, programmaformats of programmafragmenten aan (media)bedrijven.

Daarmee wordt de betrokkenheid van gebruikers bij het media-aanbod of de publieke media-instelling vergroot nu het aannemelijk is dat de nevenactiviteit ertoe kan leiden dat degene die gebruik gaat of blijft maken van het media-aanbod, zich meer dan daarvoor betrokken voelt of gaat voelen bij de publieke media-instelling. De programma’s worden door de licentienemer alleen gebruikt ten behoeve van educatieve doeleinden.

12. Verder sluit de nevenactiviteit inhoudelijk aan bij het media-aanbod of publieke mediainstelling nu het gaat om een uit te zenden programma van de NTR. De licentienemer krijgt pas de beschikking over het materiaal nadat de aflevering door de NTR is uitgezonden. De uitzenddatum is nog niet bekend. In het licentiecontract is voor de licentienemer (Bas van Goor Foundation) de verplichting opgenomen om het (beeld)merk van de NTR en van het Klokhuis bij het programmamateriaal te vermelden, zodat kenbaar is dat het materiaal afkomstig is van de publieke media-instelling.

Lees het besluit hier (link)

IEF 9660

Vzr. Rechtbank Arnhem 13 mei 2011, LJN BQ4381 (Orbus International B.V. c.s. tegen Masaryk Ziekenhuis, Tjechië)

Vordering: publicatieverbod (ondeugdelijk) onderzoek

met gelijktijdige aan Petra de Best en Martin Hemmer, AKD

Mediarecht. Publicatieverbod. Maatschappelijk verkeer.  Wetenschap art. 10 EVRM tegenover commercieel belang. Bevoegdheid Nederlandse rechter.

Fabrikant medische stents maakt bezwaar tegen publicatie en verspreiding onderzoeksresultaten rondom een stent. Conclusie: er is meer onderzoek nodig naar de EPC-stent, tot die tijd gebruik ontraden. Fouten bij het onderzoek, dus conclusies kunnen niet worden ondersteund, strijd met ongeschreven recht (naar wat het maatschappelijk verkeer betaamd). Orbus c.s. heeft belang bij dat veiligheid en betrouwbaarheid van product niet (op ondeugdelijke gronden) ter discussie wordt gesteld. Vorderingen afgewezen, bevoegdheid van de Nederlandse rechter vloeit voort uit locatie van de schade (publicatie) in Nederland.

5.3 (...) Orbus c.s. hebben verder onbetwist gesteld niet alleen dat (de resultaten van) het onderzoek via internet ook in Nederland worden verspreid, maar ook doordat het CCI met het artikel van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in Nederland is verspreid en in het bijzonder in de Radbouduniversiteit voorhanden is. Aldus moet worden geoordeeld dat ook het schadebrengende feit, de, in de visie van Orbus c.s.: onrechtmatige, publicatie, mede in Nederland heeft plaatsgevonden. In zoverre moet worden geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt voorzover het gaat om voorzieningen ter redressering van in Nederland geleden of te duchten schade. Aangezien de beide Nederlandse Orbus vennootschappen in Hoevelaken zijn gevestigd, is de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem relatief bevoegd.

5.8.  Aan de zijde van Orbus c.s. gaat het in de eerste plaats om hun commerciële belang. Zij beroepen er zich op dat sinds de publicatie van het onderzoek van [gedaagde sub 1] c.s. hun verkopen van de Genous-stent zijn gedaald. Naar voor de hand ligt hebben Orbus c.s. (mogelijk zeer aanzienlijke) kosten gemaakt voor de ontwikkeling van de innovatieve Genous-stent, die niet alleen terugverdiend moeten worden maar ook rendement in de vorm van winstgevendheid op moeten leveren. Zij hebben er belang bij dat de veiligheid en de betrouwbaarheid van de Genous-stent niet (op ondeugdelijke gronden) ter discussie wordt gesteld. Meer in het algemeen is er het meer algemene maatschappelijk belang dat het risico op afbreuk van een innovatief product door onvoldoende gefundeerde wetenschappelijke onderzoeken, de bereidheid van producenten tot het maken van hoge ontwikkelingskosten kan doen afnemen, waarmee innovatie onder druk kan komen te staan.

5.16.  De wijze waarop de uit het onderzoek verkregen gegevens zijn geïnterpreteerd en gepresenteerd, is niet vlekkeloos verlopen. Alles tegen elkaar afwegende kan echter niet worden gezegd dat het commerciële belang van Orbus c.s. en het meer algemene belang dat innovatie niet wordt ontmoedigd, beperkingen zoals door hen gevorderd aan het recht van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om de resultaten van hun onderzoek te publiceren op de wijze zoals zij dat, rekening houdend met kritiek van Orbus c.s., hebben gedaan, rechtvaardigen. Niet gezegd kan daarom worden dat [gedaagde sub 1] c.s. onrechtmatig jegens Orbus c.s. hebben gehandeld.

Lees het vonnis hier (link en pdf).