DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 11614

Uitzending Tros Radar niet onrechtmatig

Rechtbank Amsterdam 18 juli 2012, LJN BX2653 (Eiseres tegen TROS)

Uitspraak mede ingezonden door Vivienne Sinaasappel, Van Kaam Advocaten.

Mediarecht. Eiseres dreef in Zwolle van april 2007 tot september 2008 een bruidsmodezaak,. Naar aanleiding van diverse klachten heeft consumentenprogramma Radar in haar uitzending van 17 maart 2008 aandacht besteed aan deze bruidsmodezaak. Ook is door één van de klagers een discussie op het forum van Tros Radar geopend. Voorafgaand aan de uizending heeft eiseres Tros verzocht de teksten op het Tros Radar Forum omtrent de bruidsmodezaak te verwijderen. Aan dit verzoek is door Tros geen gehoor gegeven.

De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat de feiten zoals weergegeven in de uitzending onjuist zijn, dan wel op misleidende wijze worden gepresenteerd. De klachten worden op neutrale wijze beschreven. Bovendien stelt de rechtbank dat de klachten, zoals gepresenteerd, juist zijn. De uitzending is volgens de rechtbank niet onrechtmatig. De omstandigheid dat de uitzending voor de bruidsmodezaak verstrekkende gevolgen zou hebben doet niet af aan het voorgaande.

De rechtbank wijst de vorderingen af en veroordeelt eiseres in de proceskosten.

4.3. De rechtbank is niet gebleken dat de feiten zoals weergegeven in de uitzending onjuist zijn, dan wel op misleidende wijze worden gepresenteerd. Integendeel, de rechtbank is van oordeel dat de klachten in de uitzending door [B] en [A] op neutrale wijze worden beschreven. Bovendien zijn de klachten, zoals gepresenteerd, juist. [eiseres] heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat er over de klachten niet zoveel valt te zeggen. Ook de mededeling dat het positieve bericht op het Tros Radar forum van [bruidsmodezaak] zelf afkomstig was, houdt de rechtbank voor juist. Uit de door Tros overgelegde stukken blijkt dat het betreffende bericht afkomstig is van een e-mailadres dat gebruikt werd door [bruidsmodezaak].

4.4. De rechtbank vindt in het door [eiseres] gestelde in zoverre geen aanknopingspunten om de uitzending jegens haar onrechtmatig te achten. Dit is niet anders voor zover [eiseres] stelt dat Tros geen hoor en wederhoor heeft toegepast. Niet in geschil is dat er telefonisch contact is geweest voorafgaand aan de uitzending, waarbij [bruidsmodezaak] in de gelegenheid is gesteld te reageren op de klachten. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [bruidsmodezaak] dat zij alleen voor de camera’s mocht reageren. Zij onderbouwt dit niet, terwijl Tros onbetwist heeft gesteld dat reacties regelmatig ook op andere wijze in het programma worden verwerkt, bijvoorbeeld door het in beeld brengen van een brief van de betrokkene. In het onderhavige geval is de reactie van [eiseres] aanleiding geweest voor de redactie van Tros Radar om de uitzending af te sluiten met de mededeling dat [bruidsmodezaak] niet voor de camera wilde reageren, maar dat zij heeft laten weten dat zij alle klachten in behandeling zal nemen. De rechtbank leidt daaruit af dat wederhoor (in voldoende mate) heeft plaatsgevonden.

4.5. Ook de omstandigheid dat de uitzending voor [bruidsmodezaak] (mede gelet op het gebruikte medium) verstrekkende gevolgen zou kunnen hebben/heeft gehad, is geen aanleiding om de uitzending alsnog onrechtmatig te oordelen. De misstand die Tros Radar aan de orde wilde stellen, het belang dat niet door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, (beweerdelijk aanwezige) misstanden die de samenleving raken kunnen blijven voortbestaan, rechtvaardigt dat het publiek ten gevolge van de uitzending er mogelijk voor kiest de bruidsjurk bij een andere bruidsmodezaak te kopen.

4.6. Van onrechtmatig handelen is evenmin sprake voor zover Tros heeft geweigerd de op haar forum door [B] geplaatste klachten te verwijderen. De rechtbank ziet zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet in waarom het onder 2.6 weergegeven bericht onrechtmatig zou zijn jegens [bruidsmodezaak]. Er was voor de Tros dan ook geen aanleiding het bericht te verwijderen.

IEF 11568

Voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal

Rechtbank 's-Gravenhage 11 juli 2012, HA ZA 09-3472 (Pretium tegen TROS) en HAZA 11-2819 (TROS tegen Pretium)

Uitspraak ingezonden door Remco Klöters en Bertil van Kaam, Van Kaam advocaten.

Als randvermelding. In de serie Pretium-uitspraken. Mediarecht. Op grond van hetgeen (...) is overwogen, komt de rechtbank tot de slotsom dat de beschuldigingen die de Tros in het programma Tros Radar heeft geuit, ten tijde van die uitzendingen voldoende steun vonden in het beschikbare feitenmateriaal.

Hier een leesschema van de tussenkoppen die in de uitspraak vermeld zijn:
I. Beschuldigingen vinden geen steun in feitenmateriaal?
De klachten (r.o. 4.4 e.v.)
Feitenmateriaal in het ruwe beeldmateriaal (r.o. 4.8 e.v.)
Tussenconclusie: voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal (r.o. 4.14)
II. Onzorgvuldige journalistiek?
Inkleding van de beschuldigingen (r.o. 4.15 e.v.)
Inzet verborgen camera gerechtvaardigd? (r.o. 4.17 e.v.)
Inkleding Tros Radar uitzending 29 september 2008 (r.o. 4.20. e.v.)
Tussenconclusie: geen onzorgvuldige journalistiek (r.o. 4.27 e.v.)
Voorbeeldbrief (r.o. 4.28)
Tros Radar uitzending 20 oktober 2008 (r.o. 4.29)
Column Hertsenberg (r.o. 4.30)
Forum op de Tros Radar website (r.o. 4.31 e.v.)
Slotsom van de rechtbank: geen onrechtmatigheid (r.o. 4.36)
Dwangsommen verbeurd door Pretium Telecom? (r.o. 4.37 e.v.)

IEF 11418

Loverboys-uitspraak: afstand van rechten die IE hem biedt

Vzr. Rechtbank Amsterdam 12 juni 2012, KG ZA 12-716 SR/MRSB (X tegen Endemol en BNN)

Uitspraak ingezonden door Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap.


Mediarecht. (Geen) portretrecht. IE-Rechten van derde partij doen er niet toe vanwege onvoorwaardelijke Quitclaim.

Via het BNN-programma Loverboys heeft Nobel een poging gedaan zijn verbroken relatie nieuw leven in te blazen. Nobel heeft ten opzichte van Endemol een "Quit claim" betekend en onvoorwaardelijk toestemming voor uitzending gegeven. X (voormalig vriendin van Nobel), verzet zich tegen gebruik van gemaakte beelden in haar salon en de uitzending van het Programma voor zover hierbij aandacht aan de relatie tussen haar en Nobel wordt besteed. In de uitzending wordt X niet bij naam genoemd en wordt ze niet in beeld gebracht (geen portretrecht) om inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te compenseren. De kans dat X naar aanleiding van de uitzending door het algemene publiek, dat wil zeggen mensen die haar nog niet kennen, zal worden herkend wordt zeer gering geacht, ook omdat X geen enkele vorm van bekendheid geniet.

Uit de toezeggingen van Endemol niet de beelden uit te zenden die zijn gemaakt in haar salon, kan niet worden afgeleid dat in het geheel het item niet zal worden uitgezonden. Endemol heeft een commercieel belang en een belang om zich te kunnen uitlaten over onderwerpen die voor haar kijkers interessant zijn, ook als het gaat om entertainmentachtige onderwerpen. Er kan van Endemol niet meer worden gevergd dan zij reeds ter bescherming van de privacy van X heeft gedaan. Er komt geen gewicht toe aan de omstandigheid dat Nobel inmiddels niet langer wenst dat het item wordt uitgezonden. Door de Quitclaim heeft zij afstand gedaan van rechten die het intellectuele eigendomsrecht hem biedt.

4.11. (...) Nobel heeft immers door ondertekening van de Quitclaim aan Endemol c.s. zijn onvoorwaardelijk toestemming gegeven het item uit te zenden en daarbij afstand gedaan van de rechten die het intellectuele eigendomsrecht hem biedt. Niet gebleken is ddat Endemol c.s. Nobel in redelijkheid niet meer aan deze toestemming kan houden. Dat Nobel heeft ondervonden dat zijn lijmpoging een averechts effect teweeg heeft gebracht is daarvoor in elk geval onvoldoende. het gegven dat thans zowel X als Nobel erop tegen zijn dat het item door Endemol c.s. wordt uitgezonden, kan derhalve rechtens niet leiden tot een verdere beperking van de rechten van Endemol c.s. dan die welke ziij zichzelf reeds heeft opgelegd.

Zie de gewraakte uitzending hier, item vanaf 21e minuut.
(er is een reconstructietechniek toegepast voor het compenseren van de beelden die niet zouden worden getoond)

Ook besproken op
MediaReport (BNN Loverboys en het belang van Endemol zich uit te laten over entertainmentachtige onderwerpen)

IEF 11149

Kroniek Mediarecht

A.W. Hins, Kroniek Mediarecht, KwartaalSignaal Ars Aequi 122, maart 2012, p. 6873-6874, IVir-site 29 maart 2012.

Over de discussie van een downloadverbod en vrij en open internet / rechtspraak Scarlet tegen Sabam en Brein tegen Ziggo/XS4All:

(...) Een tweede voorbeeld is de discussie over de wenselijkheid van een downloadverbod en het afsluiten van websites ter bestrijding van inbreuken op het auteursrecht. Op 30 november en 7 december 2011 overlegden enkele commissies van de Tweede Kamer met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over zijn beleid ter zake, waarna een plenair debat en stemmingen volgden op 20 en 22 december 2011. Op de laatstgenoemde datum zijn twee interessante moties aangenomen: een moties-Bontes c.s., die de regering verzoekt af te zien van een downloadverbod en een motie Verhoeven, die zich keert tegen het blokkeren van websites. De moties verwijzen naar het belang van een vrij en open internet, respectievelijk de vrijheid van meningsuiting en het grondrecht op privacy. Weliswaar stemden de regeringspartijen VVD en CDA tegen, maar dankzij de steun van de PVV haalden de moties toch een meerderheid (Kamerstuk­ken II, 29 838, nr. 41, 44, 45 en 46 en Handelingen II, 20 en 22 december 2011).

Rechtspraak
Het Hof van Justitie van de Europese Unie boog zich over de vraag of van een internetprovider mag worden geëist dat hij op eigen kosten een algemeen filtersysteem invoert om inbreuken op het auteursrecht te voorkomen. Volgens het Hof dient een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het intellectuele eigendomsrecht en anderzijds de vrijheid van ondernemerschap, de vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming van persoonsgegevens. In de omstandigheden die de Belgische rechter in zijn prejudiciële vragen had geschetst, was het antwoord ontkennend (HvJ EU 24 november 2011, C-70/10, Scarlet vs. Sabam). Enkele weken later moest de rechtbank te ‘s-Gravenhage ook een afweging maken tussen deze grondrechten. Van de internetprovider werd nu echter niet geëist om een algemeen filtersysteem in te voeren, maar slechts om de toegang tot één website te blokkeren. Volgens de rechtbank waren de verschillen met de Scarlet-zaak groot genoeg om de vordering toe wijzen (Rb. ‘s-Gravenhage 11 januari 2012, Brein vs Ziggo en XS4ALL, LJN: BV0549).

IEF 10955

Who's in, who's out

Vzr. Rechtbank Amsterdam 23 februari 2012, LJN BV7207 (eiser tegen K beheer B.V. tegen NewBetv)

Uitspraak ingezonden door Marc de Boer, Boekx.

Als randvermelding mediarecht. Contracten en (spel)voorwaarden. Over het willen verzilveren van een prijs. Eiser vordert een rol in de tv-serie "Who's in, who's out" omdat hij via internet een rol in een pilot heeft gewonnen. In de algemene (spel)voorwaarden staat dat de winnaar van  de Pilot ook gegarandeerd een van de hoofdrollen heeft in de serie als deze op tv wordt uitgezonden. Het gewonnen hebben van de rol in de pilot levert, na opnieuw ontwikkelen van de serie, geen rol op. K Beheer heeft geen invloed op de keuze van de acteurs en kan de overeenkomst niet nakomen.

4.6. Uit de wederzijds standpunten blijkt dat partijen de algemene voorwaarden op dit punt elk in verschillende zin uitleggen. (...) Uit de tekst valt naar voorlopig oordeel niet op te maken dat 'deze' uitsluitend verwijst naar 'de pilot' en niet naar 'de serie'. Evenmin wordt dit voorshands aannemelijk uit de tekst van de website, nu het onzijdige gebruikte woord 'het' in de zinsnede 'of en wanneer op welke zender het uitgezonden gaat worden' niet uitsluitend naar 'de pilot' hoeft te verwijzen. Dat betekent datt op dit moment noch de bewoording van de artikelen 9 en 13 van de algemene voorwaarden, noch die in combinatie met de tekst op de website, voldoende aannemelijk maakt dat het recht op een rol in de serie bij BNN slechts ontstaat, indien - behalve de serie - ook de pilot op televisie wordt uitgezonden. Zelfs als dit uit de algemene voorwaarden in combinatie met de tekst op de website moet worden gelezen - zoals K beheer heeeft betoogd - was een duidelijk omschreven voorbehoud hiertoe op de website op zijn plaats geweest. Dit betekent dat naar voorlopig oordeel (sic) mocht en kon begrijpen dat krachtens de algemene voorwaarden hem een rol werd gegarandeerd  in de serie, indien de serie op televisie zou worden uitgezonden. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de serie op televisie wordt uitgezonden, bestaat naar voorlopig oordeel tussen K beheer dan ook  op grond van de algemene voorwaarden een overeenkomst tot het geven van een rol aan (sic) in de serie.


Nakoming: voldoende aannemelijk dat K beheer geen invloed op de keuze van de acteurs en BNN staat dat haar niet toe 4.9. (...) Naar voorlopig oordeel kan K Beheer daardoor de overeenkomst niet nakomen, zodat (sic) geen belang heeft bij toewijzing van de primair gevorderde voorziening. Deze wordt dan ook geweigerd.

Lees het vonnis hier (grosse KG ZA 12-75, LJN BV7207 en schone pdf).
Op andere blogs:
SOLV ('Who´s in, Who´s out': sorry, but you are out...)

IEF 10595

Niet binnen zijn expertise

Rechtbank Amsterdam 24 november 2011, HA RK 11-157 (X tegen Stegeman en Noordkaap TV Producties B.V.)

Mediarecht. Voorlopig deskundigenonderzoek afgewezen. In de serie Undercover in Nederland - aflevering paardenstallen en verkoopmisleiding. Twee pseudo-kopers van het programma zijn ingezet en maken verborgen camerabeelden, later wordt X (met een reguliere camera) geconfronteerd met de bevindingen en beschuldigingen. De verweerders hebben in verband met de voorwaarde waaronder de uitzending door het Hof werd toegestaan, de stem van X vervormd. Na de uitzending en onderzoek naar de stemvervorming blijkt dat gedeeltelijk geen bewerkt stemgeluid is weergegeven. Er is derhalve, zo stelt X, een dwangsom van €150.000 verbeurd.

Omdat het geen feitelijke vraag is naar de beoordeling van de gebruikte techniek, maar om het uiteindelijke resultaat van de stemvervorming. Het vaststellen van een norm voor het begrip "onherkenbaar" valt niet binnen de expertise van deze deskundige. X wordt veroordeeld in de  proceskosten ad €1.162.

4.2. De rechtbank is, met verweerders, van oordeel dat de vraag die X beantwoord wil zien niet een feitelijke vraag is die op grond van en specifieke expertise beantwoord dient te worden. Een deskundigenonderzoek door een technicus gespecialiseerd in geluidopnamen zou aangewezen kunnen zijn wanneer men iets zou willen weten overde manier waaropeen stemgeluid kan worden vervormd. Bijvoorbeeld ter beantwoording van de vraag of de techniek maximaal is gebruikt om herkenning te voorkomen. n de onderhavige zaak gaat het echter niet om een beoordeling van de gebruikte techniek maar om het uiteindelijke resultaat van de stemvervorming. Naar het oordeel van het hof diende de vervorming zodanig te zijn dat de stem van X onherkenbaar is. Niet valt in te zien dat de door X gewenste deskundige specifieke deskundigheid bezit tot het beoordelen van de herkenbaarheid van de stem van X. Daarbij overweegt de rechtbank tevens dat het vaststellen van een norm voor het begrip "onherkenbaar" niet valt binnen de expertise van deze deskundige. De rechtbank zal het verzoek dientengevolg afwijzen.

IEF 10576

Om de gelijkenis te illustreren

Rechtbank Amsterdam 23 november 2011, LJN BU6005 (A. tegen Telegraaf Media Groep N.v.)

BRON: Spitsnet.nl

Sterk gelijkend IEF 10084. Auteursrecht. Portretrecht. Mediarecht. Onrechtmatige daad. P. betoogt de dochter van Michael Jackson te zijn (Telegraaf).

Is het publiceren van foto’s van eiseres in een krant onrechtmatig? De verkeerde rechtspersoon is gedagvaard, daarom worden de vorderingen afgewezen. Op verzoek van partijen vindt desalniettemin een inhoudelijke beoordeling plaats. De krant heeft de foto’s zonder toestemming overgenomen van de website van eiseres. De rechtbank beoordeelt of de foto’s auteursrechtelijk beschermde werken zijn en of publicatie van die foto’s in strijd is met het auteursrecht en het portretrecht.

Amateurportretfoto is niet bijzonder inspirerend of artistiek, zo kan "Aan Telegraaf Media (...) worden toegegeven dat de foto’s geen blijk geven van bijzonder geïnspireerde of opvallende artistieke keuzes, maar de foto’s zijn echter niet ontleend aan een ander werk en evenmin zo triviaal dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. Er is derhalve sprake van auteursrechtelijk beschermde werken" (r.o. 4.8).

Auteursrecht - door derde gemaakt portret - in opdracht - geen toestemming
4.9.  Vervolgens komt de vraag aan de orde bij wie het auteursrecht berust. Terecht stelt Telegraaf Media dat beide foto’s door derden en niet door [A] zijn gemaakt. Door [A] zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat zij – samen met die derden – als maker van de foto’s moet worden aangemerkt. [A] heeft dan ook niet zonder meer als maker van de foto’s het auteursrecht op die foto’s. Het partijdebat heeft zich niet gericht op de vraag of de foto’s in opdracht van [A] zijn gemaakt (in de zin van artikel 20 Aw). In het navolgende zal de rechtbank daar echter veronderstellenderwijs van uitgaan. Met betrekking tot de [naam landgoed]-foto staat vast dat het auteursrecht op de foto niet aan [A] is overgedragen. [A] is dan ook niet de auteursrechthebbende van die foto. Met betrekking tot de portretfoto stelt [A] dat het auteursrecht van de foto wel aan haar is overgedragen. Zij biedt aan de desbetreffende stukken in het geding te brengen. Indien [A] auteursrechthebbende van de portretfoto blijkt te zijn, hetgeen in deze procedure niet is komen vast te staan, wordt met publicatie van die foto in De Telegraaf inbreuk op dat auteursrecht van [A] gemaakt nu [A] geen toestemming voor die publicatie heeft gegeven. Indien er evenwel van wordt uitgegaan dat [A] niet het auteursrecht op de foto’s heeft, geldt dat openbaarmaking door De Telegraaf in beginsel ook onrechtmatig is, zij het jegens de werkelijke auteursrechthebbende, maar dat de openbaarmaking niet reeds om die reden (ook) een onrechtmatige daad jegens [A] oplevert. Niet gesteld of gebleken is dat Telegraaf Media (of Telegraaf Media Nederland Landelijke Media B.V.) toestemming van de werkelijke auteursrechthebbende heeft verkregen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat [A] als opdrachtgevend geportretteerde op grond van artikel 19 Aw daarentegen in beginsel geen inbreuk maakt op het auteursrecht van de makers door de openbaarmakingen op haar website.

4.10.  In artikel 21 Aw is vastgelegd dat openbaarmaking van een portret niet geoorloofd is – als het gaat om een niet in opdracht van de geportretteerde gemaakte portret – voor zover een redelijk belang van de geportretteerde zich daartegen verzet. Als er echter sprake is van een in opdracht gemaakt portret – waar in dit geval van wordt uitgegaan – is artikel 20 Aw van toepassing. Dat artikel bepaalt dat de auteursrechthebbende zonder toestemming van de geportretteerde het portret niet openbaar mag maken. Het gaat in het onderhavige geval echter om de openbaarmaking door een niet auteursrechthebbende.

Opdrachtgevende geportretteerde, toestemming, onrechtmatig
4.11.  Gelet op het systeem van de wet – dat verdergaande bescherming poogt te bieden aan een opdrachtgevende geportretteerde – en in het licht van het partijdebat zoals dat tot op heden is gevoerd, is de rechtbank van oordeel dat in een situatie als de onderhavige ervan uitgegaan kan worden dat in beginsel toestemming van [A] vereist is, wil De Telegraaf het portret mogen publiceren. Het zou immers ongerijmd zijn als [A] zich slechts jegens de maker van de foto, of althans de auteursrechthebbende, kan beroepen op het toestemmingsvereiste en niet jegens een derde, in dit geval De Telegraaf, die zonder daartoe gerechtigd te zijn, zonder toestemming van de maker/auteursrechthebbende en zonder toestemming van de geportretteerde, [A], de foto’s openbaar maakt. Nu tussen partij niet in geschil is dat die toestemming niet is gevraagd, laat staan verleend, staat daarmee in beginsel vast dat De Telegraaf onrechtmatig handelt jegens [A].

4.12.  Telegraaf Media beroept zich in dit verband op de vrijheid van meningsuiting die De Telegraaf als journalistiek medium toekomt op grond van artikel 10 EVRM. De vorderingen tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, zoals door [A] ingesteld, vormen een repressieve beperking van die uitingsvrijheid. Of een dergelijke beperking in overeenstemming is met artikel 10 EVRM, hangt af van de verdere toetsing. Lid 2 van artikel 10 EVRM bepaalt onder welke omstandigheden aan het recht op uitingsvrijheid beperkingen gesteld mogen worden. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen.

Openbaarmaking, privésfeer, gelijkenis tussen A en B, schadestaatprocedure 
4.15.  [A] heeft de foto’s zelf openbaar gemaakt op haar website. Daar staat tegenover dat publicatie van foto’s op een website niet zonder meer gelijkgesteld kan worden met toestemming (in de zin van het auteursrecht of het portretrecht) voor verdere openbaarmaking door anderen. Ook overweegt de rechtbank dat [A] bij plaatsing op haar eigen website in beginsel zelf enige mate van controle behoudt over de verspreiding van de foto’s en de context waarin die foto’s zijn geplaatst. Daar staat dan weer tegenover dat haar website toegankelijk was voor iedereen, zodat het brede publiek ook op die wijze van de foto’s kennis kon nemen. Dat dient betrokken te worden bij de weging van het beroep van [A] op bescherming van haar privéleven.

4.16.  De ruime bescherming die de pers onder artikel 10 EVRM ten aanzien van haar uitingsvrijheid geniet, ziet – kort gezegd – in de eerste plaats op “debate of general interest to society” (EHRM: 59320/00 24-06-2004) terwijl daar in het onderhavige geval niet zonder meer sprake van is. Het gaat hier om foto’s en, voorzover valt te beoordelen, om berichtgeving met het doel “to satisfy the curiosity of a particular readership regarding the details of the applicant’s private life”. Een dergelijke publicatie “cannot be deemed to contribute to any debate of general interest to society”. De stellingen van Telegraaf Media dat de afbeeldingen in een functioneel verband stonden met het artikel doordat de afbeeldingen de gelijkenis tussen [A] en [B] illustreren en dat die gelijkenis van belang was voor het publiek, acht de rechtbank vooralsnog onvoldoende onderbouwd en daarom onvoldoende om publicaties van de foto’s te rechtvaardigen. Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de publicatie van de foto’s een inbreuk op het privéleven van [A] vormen, zodat zij zich in dat geval terecht beroept op artikel 8 EVRM.

4.17.  Daaruit volgt dat [A] recht zou hebben op vergoeding van – als gevolg van de inbreuk – geleden schade. Omtrent bestaan en hoogte van de vermogensschade stelt [A] echter onvoldoende, zelfs indien wordt uitgegaan van een schending van het gestelde auteursrecht van [A]. Met betrekking tot de immateriële schade geldt het volgende. Een veroordeling tot vergoeding van immateriële schade kan slechts worden uitgesproken als aan de vereisten daarvoor van artikel 6:106 BW is voldaan. In het onderhavige geval legt [A], zo begrijpt de rechtbank, aan haar vordering ten grondslag dat zij in haar eer of goede naam is geschaad. Of [A] door de publicatie van de foto’s in haar eer of goede naam is geschaad, kan de rechtbank echter niet beoordelen zonder daarbij ook de context waarin foto’s zijn gepubliceerd – en dus de inhoud van het artikel in De Telegraaf – te betrekken. Nu daaromtrent niets is gesteld en het artikel niet is overgelegd, kan ook op deze gronden de ingestelde schadevergoedingsvordering niet worden toegewezen. Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure dient [A] aannemelijk te maken dat zij mogelijk schade lijdt. Nu zij te weinig stelt om aan te nemen dat zij als gevolg van publicatie van de foto’s voor vergoeding in aanmerking komende (vermogens- of immateriële) schade heeft geleden, is aan die voorwaarde niet voldaan.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf).

IEF 10553

Toelaten van vormen van reclame

HvJ EU 24 november 2011, zaak C-281/09 (Europese Commissie tegen Koninkrijk Spanje/VK)

Reclamespots. Mediarecht. Televisieomroep wordt door Spanje toegelaten voor bepaalde vormen van reclame de maximumgrens van 20% zendtijd per klokuur te overschrijden: niet-nakoming Richtlijn 89/552/EG.

Door toe te laten dat op de Spaanse televisiezenders de zendtijd voor bepaalde vormen van reclame, zoals reportages voor reclamedoeleinden, telepromotiespots, sponsoring-advertentiespots en microreclameadvertenties, de maximumgrens overschrijdt van 20 % van de zendtijd per klokuur die is vastgesteld bij artikel 18, lid 2, van richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997, is het Koninkrijk Spanje de krachtens artikel 3, lid 2, van deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

IEF 10483

Merchandise door derden is toegestaan

Beantwoording Kamervragen over kinderprogrammering bij de publieke omroep, in het bijzonder de TROS, kenmerk: 2011Z19876.

In navolging van IEF 10017. Mediarecht. Merkgebruik en reclame. Gebruik van merkenrecht geschiedt met toestemming, middels overeenkomst.

2. Waarom is Sesamstraattandpasta wel toegestaan en zijn Sprookjesboomboekjes dat niet? Klopt het dat merchandising in sommige gevallen wel is toegestaan en in andere gevallen niet? Kunt u aangeven welke regels er gelden voor de publieke omroep? Zo nee, waarom niet?

(...) Sesamstraattandpasta, maar ook de Sprookjesboomboekjes zijn daar voorbeelden van. Die merchandise door derden is toegestaan. Mocht echter de NTR – die Sesamstraat uitzendt – of de TROS – die Sprookjesboomfeest uitzond – bijvoorbeeld zijn naam of logo op de Sesamstraattandpasta of de Sprookjesboomboekjes willen zetten, dan is er sprake van merchandise waaraan die omroepen meewerken. Dat is dan een en een nevenactiviteit die vooraf getoetst moet worden.

(...) Merchandise hoeft geen belemmering te zijn bij de aankoop van kinderprogrammering, als de keuze voor aankoop en uitzending maar het resultaat is van programma-inhoudelijke afwegingen, niet gebeurt om commerciële belangen van derden te dienen (of de ogen te sluiten voor de kans dat het zal gebeuren of gebeurt) en de onafhankelijkheid van de publieke omroep overeind blijft. De merchandise op zichzelf is meestal ook niet het probleem. Publieke omroepen moeten vooral alert zijn op de reclame- en sponsorregels en het dienstbaarheidverbod als het gaat om aankoop van programma’s waar commerciële derden ook merchandiseproducten en -diensten van op de markt brengen. De TROS heeft in de kwestie van het kinderprogramma Het Sprookjesboomfeest geen boete gekregen vanwege ongeoorloofde merchandise, maar vanwege overtreding van de reclameregels en van het dienstbaarheidsverbod. Het logo, de naam, de karakters, het décor en de muziek in het kinderprogramma Het Sprookjeboomfeest zijn vrijwel identiek aan die van attracties in de Efteling en aan die welke de Efteling commercieel gebruikt op producten. Volgens het Commissariaat bevat het programma te veel ongeoorloofde reclame-uitingen voor de Efteling en producten van de Efteling. Daarnaast is het Commissariaat van mening dat de omstandigheden er toe leiden dat er sprake is van dienstbaarheid aan het commercieel exploiteren van de Efteling-attractie. Daarbij speelden vooral het moment van uitzending van de afleveringen van het programma in relatie tot de bouw van de Efteling-attractie, de opvoering van een gelijknamige musical en de publiciteit daarover een rol. Het is niet aan mij om een oordeel te geven of de opgelegde boetes terecht zijn; dat is een zaak van het Commissariaat en uiteindelijk de rechter.

4 Deelt u de mening dat, om onbedoelde fouten te voorkomen, het mogelijk moet zijn het CvdM vooraf te laten toetsen welke zaken toelaatbaar zijn en welke niet?

Wanneer omroepen daarom vragen is het Commissariaat altijd bereid informatie en uitleg te geven over de toepassing van de regels. In voorkomende gevallen kan het Commissariaat desgevraagd een bestuurlijk rechtsoordeel geven of voorgenomen activiteiten naar verwachting passen binnen de wettelijke regels en het toezichtbeleid. Maar dat gebeurt wel altijd onder het voorbehoud van definitieve toetsing achteraf op basis van de werkelijke feiten en onverminderd de eigen verantwoordelijkheid van de omroepen om te zorgen dat de regels in acht worden genomen. Als het gaat om de inhoud van programma’s verbieden de Grondwet (artikel 7) en de Mediawet 2008 (artikel 7.20) toezicht vooraf.

IEF 10454

Tweede exhibitie

Rechtbank 's-Gravenhage 7 september 2011, LJN BU3521 (Pretium telecom tegen TROS).

Als randvermelding. Procesrecht. Bewijsrecht. Exhibitie-incidenten in mediarecht: een tweede* exhibitie-incident in de bodemprocedure Pretium / Tros. Geschil inzake televisieuitzendingen en internetforum van Tros Radar over Pretium Telecom; Uitzending van met verborgen camera opgenomen beeldmateriaal onrechtmatig. Aan de zes beperkende vereisten van art. 843a Rv is voldaan. Schorsing van bodemprocedure, wegens gevreesde precedentwerking, wordt niet toegewezen. Er bestaat daartoe geen juridische grond en praktisch noch feitelijk gezien zijn er onvoldoende zwaarwegende redenen om aanhouding van de procedure rondom de rechtsvraag ruw beeldmateriaal en art. 10 EVRM.

Tweede exhibitie 5. Een zo compleet en verifieerbaar mogelijk beeld van al hetgeen zich tijdens de CPM-cursus daadwerkelijk heeft voorgedaan, acht de rechtbank van groot belang voor de feitenvaststelling en de beoordeling in deze specifieke bodemprocedure. Relevante factoren daarbij zijn naar het oordeel van de rechtbank ook context, toon en sfeer van de gevoerde gesprekken, zoals blijkend uit de volledige voor Pretium beschikbare geluidsopnamen en het volledige voor Tros beschikbare ruwe beeldmateriaal.

6. Op het voorgaande stuiten alle door Pretium bij antwoord en dupliek in het tweede exhibitie-incident gevoerde verweren af, nu overigens naar het oordeel van de rechtbank in dit geval aan de zes beperkende vereisten van art. 843a Rv in dit door Tros op haar beurt opgeworpen tweede exhibitie-incident is voldaan. Voor wat betreft de eventueel privacygevoelige persoonsgegevens van consumenten zoals die zouden kunnen blijken uit de geluidsopnamen kan Pretium die desgewenst anonimiseren, mits een en ander voor de wederpartij Tros en voor de rechtbank maar verifieerbaar, begrijpelijk en compleet blijft. De rechtbank zal de (aan partijen en hun advocaten grotendeels al lang bekende) persoonsgegevens van de in opdracht van Pretium door het CPM-callcentrum op 15 en 16 september 2008 telefonisch benaderde consumenten, van de CPM-cursusleider A en van de Tros-infiltrant B in haar vonnissen vanaf nu ook anonimiseren.

Schorsing/aanhouding 9. De advocaat van Tros heeft herhaaldelijk verzocht om schorsing van de hoofdzaak, kort gezegd vooral gelet op het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 25 februari 2011, op de gevreesde precedentwerking van het vonnis van 2 februari 2011, op de geproduceerde partij-opinie van professor [A], en op de rolbeslissing van het Haagse Hof van 26 juli 2011. (...)

 

10. Juridisch gezien bestaat er geen grond voor schorsing van de procedure, gelet op de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van het door Tros gewraakte vonnis van 2 februari 2011 en op de desbetreffende wetsartikelen 225-228 Rv en 350-351 Rv. In al hetgeen de advocaat van Tros na de beschikking met voorlopige oordelen van 9 februari 2011 nog heeft aangevoerd, ziet de rechtbank ook geen grond voor schorsing. Dat de rechtbank bij rolbeslissing van 13 april 2011 op eenstemmig verzoek alsnog tussentijds hoger beroep heeft toegestaan, kan daar niet aan afdoen. Datzelfde geldt voor alle procedurele verwikkelingen na 2 februari 2011 bij de voorzieningenrechter en bij het Haagse Hof.

11. Ook praktisch en feitelijk gezien ziet de rechtbank onvoldoende zwaarwegende redenen om desondanks toch de verzochte schorsing (of dogmatisch beter: aanhouding) van de procedure in de hoofdzaak toe te staan in afwachting van verdere beslissingen door Hoge Raad en Gerechtshof over de gerezen rechtsvraag over ruw beeldmateriaal en art. 10 EVRM. Van precedentwerking behoort uit de aard der zaak en gelet op de taak van de eerstelijns bodemrechter in dit concrete specifieke geval geen sprake te zijn, hetgeen professor [A] onder meer lijkt te miskennen in diens geproduceerde partij-opinie. Ook heeft de rechtbank - anders dan de academische wereld en anders dan de rechtspraak in hoger beroep en in cassatie - tot taak om te zorgen voor een goede en faire, maar ook voldoende voortvarende en praktische procesgang in de civiele eerstelijns rechtspraak. In dit feitelijk al sinds september 2008 bestaande en steeds verder escalerende conflict bestaat er ook in dat licht naar het oordeel van de rechtbank alle aanleiding om er nu naar te streven dat er in deze bodemprocedure uiterlijk in december 2011 door de rechtbank een eindvonnis in eerste aanleg kan worden gewezen.

Dictum - beveelt de advocaat van Pretium om op grond van art. 22 Rv uiterlijk 21 september 2011 bij brief aan de civiele griffie van de rechtbank (ter attentie van de zaakrechter mr. H. Wien) met gelijktijdige kopie aan de advocaat van Tros te hebben geproduceerd afschriften op CD van de volledige geluidsopnamen van alle door cursusleider A en infiltrant B gevoerde volledige telefoongesprekken met consumenten tijdens de CPM-cursus voor Pretium op 15 en 16 september 2008, desgewenst in geanonimiseerde vorm als door de rechtbank bepaald in rov. 14;

- beveelt de advocaat van Tros om op grond van art. 22 Rv uiterlijk 21 september 2011 bij brief aan de civiele griffie van de rechtbank (ter attentie van de zaakrechter mr. H. Wien) met gelijktijdige kopie aan de advocaat van Pretium te hebben geproduceerd afschriften op DVD van het volledige beeld- en geluidsmateriaal dat zij heeft opgenomen bij de infiltratie met verborgen camera tijdens de CPM-cursus voor Pretium op 15 en 16 september 2008, desgewenst in geanonimiseerde vorm als door de rechtbank nader bepaald in rov. 14;

 

* In navolging van LJN BP4605, executievonnis IEF 9438 en exhibitie LJN BP6165 / IEF 9533.