DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 1169

We gaan naar Duitsland toe

Wereld voetbalbond FIFA meldt op haar website dat ze een ‘landmark victory’ heeft geboekt inzake een merkenconflict met het Duitse bedrijf Ferrero. FIFA heeft een aantal CTM-aanvragen gedaan voor namen als: World Cup 2006, WM 2006, World Cup Germany en Germany 2006. Ferrero is van mening dat de merken onderscheidend vermogen missen en stelde een nietigheidsactie in bij OHIM. Het OHIM heeft echter, volgens het persbericht, de registraties van de FIFA bevestigd voor alle waren en diensten waarvoor het was aangevraagd.

FIFA is natuurlijk blij met deze overwinning: “FIFA welcomes this very important decision by OHIM and the positive decisions in Germany. The safeguarding of the commercial rights is essential for the future of a privately financed FIFA World Cup, for the organisers of other major sports events, and for the game of football as a whole. The revenue that the FIFA World Cup generates from marketing serves as the basis for FIFA’s extensive range of grassroots development activities.”, aldus FIFA General Secretary Urs Linsi. De uitspraak van OHIM is op dit moment nog niet beschikbaar (wie het heeft mag het natuurlijk mailen).

IEF 10472

Life/Thomson Life

HvJ EG 6 oktober 2005, zaak C-120/04 (Medion tegen Thomson; inzake Life/Thomson Life) - dossier

Merken – Richtlijn 89/104/EEG – Artikel 5, lid 1, sub b – Verwarringsgevaar – Gebruik van merk door derde – Samengesteld teken dat bestaat uit benaming van derde gevolgd door merk [afbeelding is niet het betreffende merk]

Ouder merk ‘LIFE’ tegen jonger merk ‘THOMSON LIFE’. Verwerping Duitse ‘Präge-theorie’. Volgens deze theorie zou bij de vergelijking van de totaalindrukken het meest ‘geprägte’ (pregnante) bestanddeel, te weten ‘THOMSON’, het ‘slechts medebepalende’ bestanddeel ‘LIFE’ grotendeels naar de achtergrond doen verdwijnen.

Er kan bij het publiek verwarring tussen merken voor dezelfde waren en diensten bestaan, ‘wanneer het bestreden teken wordt gevormd door samenvoeging van de firmanaam van een derde met het ingeschreven merk, dat een normaal onderscheidend vermogen heeft, en het ingeschreven merk weliswaar niet als enige bepalend is voor de totaalindruk van het samengestelde teken, doch daarin een zelfstandige onderscheidende plaats behoudt.’ (Dictum). IER 2006/1

Verklaart voor recht: Artikel 5, lid 1, sub b, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, dient aldus te worden uitgelegd dat er bij het publiek verwarring tussen dezelfde waren en diensten kan bestaan, wanneer het bestreden teken wordt gevormd door samenvoeging van de firmanaam van een derde met het ingeschreven merk, dat een normaal onderscheidend vermogen heeft, en het ingeschreven merk weliswaar niet als enige bepalend is voor de totaalindruk van het samengestelde teken, doch daarin een zelfstandige onderscheidende plaats behoudt.

IEF 1140

Oog in oog

Eiser voert al vanaf 1997 een optisch bedrijf te Amsterdam onder de naam OOG IN OOG. Verder is hij houder van het Benelux woordmerk OOG IN OOG. Gedaagde voert sinds 2001 een optisch bedrijf onder de naam OOG VOOR OOG te Moordrecht.

De rechtbank oordeelt (terecht) dat het teken OOG IN OOG niet zonder meer een verwijzing is naar een brillenwinkel. Bovendien verleent de dubbele lading het teken OOG IN OOG onderscheidend vermogen. Verder is er sprake van een sterke mate van overeenstemming tussen het merk OOG IN OOG en het teken OOG VOOR OOG. Aannemelijk is dat bij een groot deel van het in aanmerking komende publiek het onderscheid bestaande uit een ander voorzetsel, in het geheel niet zal worden opgemerkt en beide tekens als identiek worden ervaren. Naast de merkenrechtelijke vordering wordt tevens de vordering op grond van artikel 5a Handelsnaamwet toewijsbaar geacht.

De rechtbank toont derhalve oog voor het onderscheidend vermogen van het merk OOG IN OOG en gedaagde komt bedrogen uit. Lees - na deze flauwe woordspelingen - hier het vonnis.

IEF 1133

Onthouding

Rechtbank Den Haag, 26 oktober 2005, zaaknr. 182466. Polo/Ralph Lauren & Timberland tegen Trio Bakker Sport c.s. Drie gedaagden die allen in (een bepaalde) relatie tot elkaar staan wordt inbreuk ter kwade trouw op de  merkrechten van eisers verweten.

Eén van de gedaagden is in 2001 al eens aangesproken door SNB voor het verhandelen van namaakproducten van Nike. Deze gedaagde had een onthoudingsverklaring van de SNB getekend die op zijn minst gezegd nogal ruim geformuleerd was. Deze gedaagde heeft in de onthoudingsverklaring aan de SNB toegezegd geen namaakprocucten (in z'n geheel!) meer te zullen verhandelen, te importeren of te produceren op straffe van een dwangsom van 1.000 gulden per dag, zonder maximering.

 

De Rechtbank te Den Haag stelt inbreuk ter kwade trouw op de Timberlandmerken vast. Op de Polo merken wordt ook inbreuk geconstateerd, echter niet te kwader trouw. Omdat de gedaagden allemaal met elkaar verbonden leken te zijn (gedaagde sub 2 is enig aandeelhouder en bestuurder/directeur van gedaagde sub 1 en 3 en alle gedaagden voeren in de handelsnaam de woorden "Bakker" en "Sport") wordt de inbreuk aan allen toegerekend.

Ook het feit dat de onthoudingsverklaring slechts door één van de gedaagden is ondertekend mag niet baten. Gedaagden worden alledrie geacht gebonden te zijn aan de onthoudingsverklaring. Bakker c.s. heeft gehandeld in strijd met de onthoudingsverklaring en de geëiste boete van 100.000 EURO wordt toegekend.

Bakker c.s. probeerde met het oog op het Haviltex criterium nog de reikwijdte van de onthoudingsverklaring te beperken. Brinkman wil er echter niet aan. "(…) een andere uitleg (bijvoorbeeld dat alleen Nike-producten daaronder zouden vallen) in strijd zou komen met de immers veel ruimere bewoordingen van de onthoudingsverklaring." Lees vonnis hier.

IEF 1131

Wat is winst?

Benelux Gerechtshof, 24 oktober 2005, A 2004/5/12. Delhaize tegen Dior. Arresten van het Benelux Gerechtshof zijn zeldzaam, maar vorige week heeft het hof in het kader van het langdurig juridisch gebakkelei tussen Delhaize en Dior uitspraak gedaan inzake twee prejudiciële vragen die waren gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. De vragen betreffen het begrip ‘winst’ in artikel 13A lid 5 BMW. Samengevat:

Met betrekking tot de tweede vraag: Onder ten gevolge van het onrechtmatig gebruik van het merk genoten winst, waarvan de afdracht in artikel 13.A.5 van de Eenvormige Beneluxwet op de merken is geregeld, moet wordt verstaan de door de derde genoten nettowinst die wordt berekend door niet alle de aankoopprijs van de waren maar ook de belastingen en kosten als bedoeld in de beantwoording van de tweede vraag van de verkoopprijs af te trekken.

Met betrekking tot de tweede vraag: De aftrekbare belastingen en kosten zijn die welke rechtstreeks met de verkoop van de desbetreffende waren samenhangen.

Lees het volledige arrest hier.

IEF 1119

Toch een monopolie verkrijgen

Vers op rechtspraak.nl: Voorzieningenrechter Rechtbank Haarlem, 27 oktober 2005, KG ZA 05-512. De Woonoutlet Alkmaar tegen M. Zanders Beheer. 

“Zanders maakt, door op haar website www.kamersuite.nl het teken outlet te gebruiken, geen inbreuk op de merk- en handelsnaamrechten van De WoonOutlet c.s. De combinatie 'woonoutlet' lijkt letterlijk en begripsmatig genomen niets anders te betekenen dan een winkel waar (af fabriek) restpartijen bestaande uit woonartikelen worden verkocht. Bovendien zou eiser sub 2, door zich op grond van zijn gecombineerde woord-/beeldmerk met succes te kunnen verweren tegen het gebruik door Zanders van het woord woonoutlet uit dat merk, zich in feite beroepen op merkbescherming van niet als merk te deponeren woorden en aldus toch een monopolie verkrijgen ten aanzien van dat 'woord-onderdeel' van haar merk.” Lees vonnis hier.

IEF 1118

Hoger beroep

ANP bericht: “SBS heeft ook het hoger beroep over de naam TIEN van Talpa gewonnen. Dat heeft het Amsterdamse gerechtshof vandaag besloten. Eerder al had de Utrechtse rechter in kort geding geoordeeld dat SBS-dochter TV 10 BV eigenaar is van de naam TV 10. Daardoor werd Talpa verboden de naam TIEN voor haar zender te gebruiken. Volgens de rechter zou gebruik van TIEN door Talpa tot verwarring leidt met TV 10 BV. SBS is verheugd over de uit- slag. De bodemprocedure die Talpa aanspande loopt nog.” Arrest is nog niet gepubliceerd op rechtspraak.nl. Wel gepubliceerd en ook leuk: arrest Hof Amsterdam over “Heffing van regenbelasting” (hier).

IEF 1115

BMW/Deenik uitgevoegd? (2)

Enige aanvulling c.q. verduidelijking van bovengenoemd bericht van gisteren. Ten eerste dateert het arrest waarnaar in het persbericht wordt verwezen niet van gisteren, maar (al) van 7 juli jl. Waarom nu pas met een persbericht wordt gekomen, is niet duidelijk. Daarnaast blijkt dat het Hof in zijn beslissing het BMW/Deenik-criterium niet 'uitvoegt', maar nader, en op zijn zachtst gezegd bijzonder, interpreteert. De belangrijkste rechtsoverweging:

6.12 Naar het voorlopig oordeel van het hof is louter het gebruik van die beeldmerken bij het kenbaar maken door Van As c.s. dat zij de reparatie en het onderhoud van auto’s van het merk Subaru verrichten, dan wel dat zij gespecialiseerd dan wel specialist zijn in de verkoop of de reparatie en het onderhoud van die auto’s in zijn algemeenheid onvoldoende om de indruk te wekken dat er een (relevante) commerciële band bestaat tussen hen en Subaru c.s. Die beeldmerken zijn immers zo onlosmakelijk met auto’s van het merk Subaru verbonden dat (potentiële) klanten het gebruik van het beeldmerk als normaal – ook los van het distributienet bij de betrokken auto’s behorend – zullen ervaren, terwijl het achterwege laten veeleer vragen zal oproepen. Van As c.s. zouden dan ook op niet gerechtvaardigde achterstand worden gezet indien zij bedoelde beeldmerken niet in hun advertenties zouden mogen gebruiken. Dit kan evenwel anders zijn, indien Van As c.s. in hun wijze van presentatie van auto’s van het merk Subaru te veel de nadruk zouden leggen op de Subaru beeldmerken en te weinig op hun eigen onderneming. Het hof zal dit aan de hand van een voorbeeld toelichten. Naar zijn voorlopig oordeel is de eerste advertentie die als productie 14 in eerste aanleg door Subaru c.s. is overlegd (Leusden Huis aan Huis) gelet op het voorgaande niet in strijd te achten met de beeldmerken van Subaru c.s., terwijl dit eerder valt aan te nemen ten aanzien van de tweede advertentie (Flevopost).

Over de bepaling van deze grens is tussen partijen echter geen debat gevoerd, zodat het hof thans niet in staat is vast te stellen in hoeverre de vordering van Subaru c.s. toewijsbaar is. Op die grond moet de vordering om de inbreuk op de beeldmerken van Subaru c.s. te staken derhalve alsnog als onvoldoende toegelicht worden afgewezen.

Lees hier het arrest.

IEF 1114

Obelix & Mobilix

Arrest GvEA, 27 oktober 2005, zaak T-336/03, Les Éditions Albert René tegen Orange A/S. Geen gevaar voor verwarring tussen mobiele telefoons en obelisken. 

Op basis van haar ouder gemeenschapsmerk en het nationaal woordmerk OBELIX heeft Les Éditions Albert René oppositie ingesteld tegen gemeenschapsmerkaanvraag voor het woord MOBILIX vanwege verondersteld verwarringsgevaar in de zin van artikel 8 lid 1 sub b en lid van Verordening nr. 40/94. De oppositieafdeling heeft bij beslissing van 30 mei 2002 de oppositie afgewezen omdat volgens haar de merken in het geheel beschouwd niet overeenstemmen. Zij oordeelt: “Er is sprake van een zekere auditieve overeenstemming, maar deze wordt gecompenseerd door het visuele aspect van de merken, en meer in het bijzonder door de zeer verschillende noties die zij uitdragen: mobiele telefoons in het geval van MOBILIX, en obelisken in het geval van OBELIX. Bovendien wordt de oudere inschrijving eerder vereenzelvigd met de beroemde tekenfilm, waardoor uit begripsmatig oogpunt het onderscheid met het aangevraagde merk nog groter wordt”.

In beroep is de beslissing van de oppositieafdeling gedeeltelijk vernietigd. De kamer van beroep is van oordeel dat de merken wel in zekere mate overeenstemmen. De kamer van beroep heeft de gemeenschapsmerkaanvraag afgewezen voor “sein- en onderwijstoestellen en –instrumenten” en voor de diensten omschreven als “advies en hulp bij de leiding en organisatie van zaken, hulp en advies in verband met het uitvoeren van zakelijke plichten”. Zij wijst de aanvraag toe voor de overige waren en diensten in de klasse 9, 16, 35, 37, 38 en 42. Kort gezegd betreft de inschrijvingsaanvraag de waren en diensten gerelateerd aan telecommunicatie, met name telefonie.

Les Éditions Albert René komt hiertegen in beroep bij het GvEA. Het GvEA is echter van mening dat er geen sprake is van overeenstemming tussen het oudere merk OBELIX en het teken MOBILIX. Volgens het gerecht zal het gemiddelde publiek de term OBELIX direct opvatten als de bekende corpulente stripfiguur uit het stripverhaal Asterix en Obelix. Juist door deze vereenzelviging van het woordmerk met het stripfiguur zal er niet snel sprake zijn van begripsmatige verwarring. Het gerecht oordeelt : “Dergelijke begripsmatige verschillen kunnen in bepaalde omstandigheden opwegen tegen de visuele en fonetische overeenstemmingen tussen de betrokken tekens. Daartoe dient tenminste één van de betrokken tekens voor het relevante publiek een duidelijke en vaste betekenis te hebben die het publiek onmiddellijk kan begrijpen (…). In casu is dit het geval voor het woordteken Obelix (…).” Lees hier het arrest.

IEF 1112

Eerst even voor jezelf lezen

- Arrest GvEA T-336/03 Editions Albert René / OHMI - Orange (MOBILIX). Gemeenschapsmerk - Door houder van het nationale woordmerk en gemeenschapsmerk "OBELIX" voor bepaalde waren en diensten van onder meer de klassen 9, 16, 28, 35, 41 en 42 gevorderde vernietiging van beslissing R 559/2002-4 van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 14 juli 2003, houdende gedeeltelijke verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de oppositie ingesteld tegen de aanvraag tot inschrijving van het woordmerk "MOBILIX" voor bepaalde waren en diensten van de klassen 9, 16, 35, 37, 38 en 42

- Arrest GvEA T-305/04 Eden / OHMI (Odeur de fraise mûre). Gemeenschapsmerk ? Vernietiging van beslissing R 591/2003-1 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 24 mei 2004 houdende verwerping van het beroep dat is ingesteld tegen de weigering van de onderzoeker om het geurmerk "Odeur de fraise mûre", vergezeld van een grafische voorstelling van een aardbei, in te schrijven.