DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 693

Invoer, uitvoer en doorvoer

Nog meer Duitse prejudiciële vragen  aan het HvJ. Deze keer m.b.t de vraag of het in transit hebben van goederen kan leiden tot merkinbreuk (persbericht). Het gaat in deze casus om de houder van het merk "Diesel" voor kleding. "Diesel" bezit merkrechten in Duitsland en Polen, maar niet in Ierland. In Ierland worden spijkerbroeken verkocht onder de naam Diesel.  Deze spijkerbroeken worden vervaardigd in Polen en vervolgens over land en zee naar Ierland getransporteerd. Kan eiser deze goederen nu in beslag nemen, doen vernietigen etc  op grond van schending van haar merkenrechten daar Richtlijn 89/104 ziet op invoer en uitvoer, maar niet op doorvoer?

1) Gewährt die eingetragene Marke ihrem Inhaber das Recht, die Durchfuhr von Waren mit dem Zeichen zu verbieten?
2) Bejahendenfalls: Kann sich eine besondere Beurteilung daraus ergeben, daß das Zeichen im Bestimmungsland keinen Schutz genießt?
3) Ist - im Falle der Bejahung von Frage a) und unabhängig von der Beantwortung der Frage zu 4) - danach zu unterscheiden, ob die für einen Mitgliedstaat bestimmte Ware aus einem Mitgliedstaat, aus einem assoziierten Staat oder aus einem Drittstaat stammt? Kommt es dabei darauf an, ob die Ware im Ursprungsland rechtmäßig oder unter Verletzung eines dort bestehenden Kennzeichenrechts des Markeninhabers hergestellt worden ist?

IEF 690

wachten op antwoord

Nieuwe zaak bij het HvJ, met mogelijk interessante (Duitse) prejudiciële vragen over merkgebruik: Zaak C-246/05, Armin Häupl en Lidl Stiftung & Co. KG.

1- Dient artikel 10, lid 1, van richtlijn 89/104/EEG1 van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten aldus te worden uitgelegd dat met de datum waarop "de inschrijvingsprocedure is voltooid", het begin van de periode van bescherming is bedoeld?

2- Dient artikel 12, lid 1, van richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten aldus te worden uitgelegd dat er geldige redenen voor het niet-gebruiken van het merk bestaan, wanneer omstandigheden buiten de onderneming de door de houder van het merk gevolgde ondernemingsstrategie hebben vertraagd, of is de houder van het merk verplicht zijn ondernemingsstrategie te wijzigen teneinde het merk tijdig te kunnen gebruiken? Lees hier iets meer.

IEF 657

zo nauwkeurig beschreven

GvEA, 14 juli 2005, zaak T-126/03,  Reckitt Benckiser (Spaje) tegen OHIM/Aladin Gesellschaft für innovative mikrobiologische Systeme. GM aanvrage voor woordmerk ALADIN, oppositie o.g.v. ouder spaan nationaal woordmerk ALADDIN.

Interessante uitspraak over deelgebruik en de vraag of je nu een ruime of een enge classificatie onder je merk moet hangen:

“Uit de hierboven aangehaalde bepalingen volgt, dat wanneer een merk werd ingeschreven voor een waren- of dienstencategorie die voldoende ruim is om daarin verschillende subcategorieën te kunnen onderscheiden die zelfstandig kunnen worden bekeken, het bewijs van normaal gebruik van het merk voor een deel van deze waren of diensten in het kader van een oppositieprocedure alleen leidt tot bescherming voor de subcategorie of subcategorieën waartoe de waren of diensten behoren waarvoor het merk daadwerkelijk werd gebruikt. Wanneer daarentegen een merk werd ingeschreven voor waren of diensten die zo nauwkeurig werden beschreven en afgebakend dat het niet mogelijk is binnen de betrokken categorie belangrijke onderverdelingen te maken, dekt het bewijs van normaal gebruik van het merk voor deze waren of diensten voor het onderzoek van de oppositie noodzakelijkerwijs deze volledige categorie.

Het begrip gedeeltelijk gebruik heeft immers als functie ervoor te zorgen dat merken die voor een bepaalde warencategorie niet worden gebruikt, niet onbeschikbaar worden, maar het mag niet als gevolg hebben dat de houder van een ouder merk elke bescherming wordt ontzegd voor waren die weliswaar niet strikt gelijk zijn aan die waarvoor normaal gebruik is bewezen, maar daarvan niet wezenlijk verschillen en behoren tot eenzelfde groep die alleen op willekeurige wijze kan worden onderverdeeld. In dit verband zij opgemerkt dat het voor de houder van een merk in de praktijk onmogelijk is het bewijs van gebruik ervan te leveren voor alle denkbare varianten van de waren waarop de inschrijving betrekking heeft. Bijgevolg kan het begrip „deel van de waren of diensten” niet worden opgevat als alle mogelijke commerciële vormen van gelijksoortige waren of diensten, maar alleen als waren of diensten die voldoende van elkaar verschillen om logische categorieën of subcategorieën te kunnen vormen.” Lees arrest.

IEF 655

Leitgedanken

Opinie AG Dámaso Ruiz Jarabo Colomer, 14. Juli 2005, zaak C 173/04 Deutsche SiSi-Werke tegen OHIM. (Nog geen Nederlandse versie beschikbaar).

AG wordt er een beetje moe van: "Es geht wieder einmal um die Unterscheidungskraft dreidimensionaler Marken und demzufolge um die Auslegung von Artikel 7 Absatz 1 Buchstabe b der Verordnung über die Gemeinschaftsmarke. Die meisten Rechtsmittelgründe betreffen Fragen, die in der Gemeinschaftsrechtsprechung bereits ausführlich behandelt wurden, mit Ausnahme dessen, dass sich auf die räumliche und objektive Abgrenzung des Zusammenhangs bei der Prüfung bezieht, ob eine dreidimensionale Angabe geeignet ist, den wesentlichen Zweck dieser Art gewerblichen Eigentums zu erfüllen."

En concludeert m.b.t. de 8 frisdrankverpakkingen: "In dem Urteil vorgenommene Prüfung entspricht den dargelegten Leitgedanken, wenn dort festgestellt wird, dass die fraglichen Beutel im Handel gewöhnlich für flüssige Lebensmittel im Allgemeinen verwendet werden, zu denen u. a. Fruchtgetränke und Fruchtsäfte gehören, so dass der Durchschnittsverbraucher die Verpackung nicht als Hinweis auf die betriebliche Herkunft der Ware wahrnimmt. Außerdem hat die Rechtsmittelführerin einige Darstellungen vorgelegt, die der allgemeinen Form dieser Art von Behältern entspricht und deren Designelemente zu geringfügig sind, um den maßgeblichen Verkehrskreisen im Gedächtnis zu bleiben. Gleich anschließend hat das Gericht in dem Urteil die drei Elemente geprüft, die optisch wahrnehmbare Unterschiede begründen können: die grundlegenden Formen von Beuteln (rechteckig, oval, dreieckig), die seitlichen Einwölbungen und das metallische Aussehen.

Das Gericht stützt sich somit auf geeignete Erkenntnisquellen, die aus objektiver Sicht keinen Zweifel an der Zulässigkeit der gewählten Methode aufkommen lassen, indem es Kriterien wie die Art der Ware und die Komplexität des Designs untersucht, die den genannten Parametern entsprechen. Die Entscheidung ist in diesem Punkt in keiner Hinsicht zu beanstanden, so dass die Rüge der Rechtsmittelführerin zurückzuweisen ist." Lees conclusie.

IEF 653

SPEZIAL A-C-E

T-312/03 Arrest GvEA van 14 juli 2005 Wassen International / OHIM - Stroschein Gesundkost (SELENIUM-ACE). Deposant van het woordmerk SELENIUM-ACE krijgt oppositie van houder van oudere Duitse registratie van het beeldmerk SELENIUM SPEZIAL A-C-E. Deposant verweert zich door te stellen dat de Kamer van Beroep geen rekening heeft gehouden met de andere elementen naast ‘selenium’, de merken niet globaal heeft beoordeeld en bovendien dat ‘selenium’ niet het dominerende bestanddeel in het oudere merk is. Driewerf neen roept het Gerecht en wijst alle vorderingen van deposant af.

35     Om te beginnen dient immers te worden vastgesteld dat de kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat de term „spezial” een Duits bijvoeglijk naamwoord met de betekenis „speciaal” is, dat door de consumenten van het referentiegebied kan worden opgevat als een beschrijvende aanduiding van een bijzondere productlijn.

36     Voorts dient erop te worden gewezen dat de kamer van beroep ook de impact van de letters „ace” heeft onderzocht. Zij heeft geoordeeld dat het in aanmerking komende publiek deze letters waarschijnlijk zal opvatten als een verwijzing naar andere substanties die gewoonlijk in voedingssupplementen aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld vitaminen. Of deze letters met of zonder streepjes worden weergegeven, heeft haar inziens geen gevolgen, aangezien het ontbreken van scheidingstekens in de onderhavige omstandigheden niet leidt tot een belangrijke wijziging van de wijze waarop de consument deze drie letters, in dezelfde volgorde geplaatst, opvat.

37     Wat ten slotte het beeldelement betreft, heeft de kamer van beroep in de bestreden beslissing opgemerkt dat, wanneer een merk bestaat uit woord- en beeldelementen, de eerste in beginsel meer onderscheidend moeten worden geacht dan de tweede, aangezien de gemiddelde consument gemakkelijker naar de betrokken waar zal verwijzen door het noemen van de naam van het merk dan door het beschrijven van het beeldelement ervan. Zij is terecht van mening dat in casu deze algemene redenering redelijkerwijs kan worden gevolgd. Volgens de kamer van beroep kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de gemiddelde consument het woordelement als het merk en het beeldelement als een sierelement zal opvatten. Tevens kan worden vastgesteld dat het beeldelement onder de woordelementen, en dus op een minder opvallende plaats, staat.

41     Op dit punt dient er immers op te worden gewezen dat de term „selenium” een belangrijke rol speelt bij de visuele en fonetische beoordeling van het oudere merk, gelet op de positie ervan aan het begin van het merk, dit wil zeggen op de meest opvallende plaats. Om deze reden zal deze term eerst worden waargenomen. Voorts zij eraan herinnerd dat de term „spezial” in het Duits „speciaal” betekent. De kamer van beroep heeft dus op goede gronden geoordeeld dat het in aanmerking komende publiek deze term zal opvatten als een zuiver lovend en beschrijvend element. Ten slotte kunnen de consumenten de lettercombinatie „ace” opvatten als een verwijzing naar bepaalde substanties die normaliter in voedingssupplementen aanwezig zijn, zoals vitaminen.

44     De kamer van beroep heeft inderdaad terecht geoordeeld dat de conflicterende tekens in hun geheel beschouwd overeenstemmen, omdat de overeenstemmingen groter zijn dan de verschillen. Vaststaat dat het oudere teken op bijna identieke wijze in de gemeenschapsmerkaanvraag wordt gereproduceerd. De verschillen tussen de twee tekens hebben immers alleen betrekking op de minst onderscheidende bestanddelen van het oudere teken, te weten de term „spezial”, het beeldelement en de twee streepjes ter scheiding van de drie letters „a”, „c” en „e”, die in het aangevraagde teken evenwel in dezelfde volgorde zijn geplaatst. Aangezien het aangevraagde merk een woordmerk is, kan de aanvrager daarvoor om het even welk lettertype kiezen, daaronder begrepen het voor het oudere merk gebruikte lettertype. Derhalve dient te worden geconcludeerd dat de door de betrokken tekens opgeroepen totaalindrukken visueel, fonetisch en begripsmatig overeenstemmen.

IEF 642

Familienaam Murua verkocht

Arrest GvEA  2005-07-13  Murúa Entrena / OHIM - Bodegas Murúa, T-40/03 Dit arrest betreft onder meer de vraag of een familienaam als gemeenschapmerk kan worden ingeschreven. Ja, dat kan, alleen gelden voor een teken dat de naam van een natuurlijke persoon bevat dezelfde beoordelingscriteria als voor ieder ander merk. Bodegas Murua heeft oppositie ingesteld tegen de aanvraag tot inschrijving van het hierboven afgebeeld gemeenschapsmerk. Zij beroept zich op haar oudere Spaanse woordmerk MURUA en het internationale woordmerk MURUA dat is ingeschreven en beschermd in Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Zwitserland en de Benelux voor wijnsoorten. De oppositieafdeling heeft de inschrijving van het gemeenschapsmerk geweigerd en het daartegen ingestelde beroep is verworpen.  Het GvEA is er eens goed voor gaan zitten en komt tot de conclusie dat er sprake is van overeenstemming tussen het oudere merk MURUA en het teken van Murua Entrena en dat er verwarringsgevaar bestaat.

Het GvEA oordeelt dat het dominerende bestanddeel van het teken van Murua Etrena het woord MURUA is. "Zoals het BHIM terecht heeft betoogd, is de consument evenwel gewend wijn aan te duiden en te herkennen op basis van het woordelement dat hem identificeert, ongeacht of dit element naar de wijnbouwer verwijst dan wel de eigendom aanduidt waar de wijn wordt geproduceerd."

Het argument van Murua Entena dat in Spanje het relevante publiek doorgaans meer op de familienaam "Etrena" dan op de familienaam "Murua"zal afgaan wordt door het GvEA verworpen onder verwijzing naar een Spaanse arrest dat in een eerder geschil tussen partijen is gewezen. Dit arrest werd tijdens de procedure voor het BHIM overgelegd. Uit dit arrest blijkt dat de Spaanse rechter het woord "Murua" als het identificatie-element heeft beoordeeld. Ook is er volgens het GvEA sprake van verwarringsgevaar. De Spaanse consument kan denken dat de producten van beide ondernemingen dezelfde herkomst hebben. Het GvEA komt tot dit oordeel onder meer vanwege het feit dat de familienaam "Murua" dezelfde herkomst heeft.

IEF 640

Was het TV seizoen maar alvast begonnen

Adformatie komt met een udate in de RTL7/RNN7 zaak: RTL geeft RTL7 niet op. RNN7 kreeg valse hoop, toen de advocaat van de RTL-groep na het bestuderen van de stukken meer tijd had gevraagd om tot een onderbouwde reactie te komen. "Vorige keer liet de woordvoerder nog weten zich geen zorgen te maken, omdat de nieuwe naam allang zou zijn gedeponeerd" schrijft RNN7 in een verklaring, waarin wordt uitgelegd waarom nog geen kort geding is aangespannen.

RNN7 maakt zich overigens vooral zorgen om het cijfer 7. Een woordvoerder van RTL stelt echter dat de namen RTL6 en RTL+ zeker niet voor het huidige Yorin zullen worden gebruikt. Net zomin waar dus als de geruchten dat RNN7 de naam Yorin zou mogen gebruiken. Door omstandigheden heeft de brief van RNN7 er te lang gelegen. Maar we zien er eerlijk gezegd nog steeds geen zaak in deze namenkwestie’

IEF 639

Taalstrijd bij OHIM

GvEA 13 juli 2005, T-242/02 The Sunrider Corp-OHIM. Sunrider vraagt Gemeenschapmerk TOP voor voedingscapsules en -supplementen aan. Aanvrage wordt afgewezen op grond van (niet geheel verrassend) gebrek aan onderscheidend vermogen. Beroep op inburgering mag Sunrider niet baten.

Geschil in deze zaak spitst zich echter toe op de taal waarin de inschrijvingsprocedure gevoerd werd. Sunrider heeft geopteerd voor het Grieks, maar dient wel een toelichtende vertaling in het Engels in. Kamer van Beroep correspondeerde vervolgens verder in het Engels, waarop Sunrider eveneens in het Engels antwoordde.

Sunrider stelt nu dat de handelswijze van de Kamer van Beroep een schending opleverde van art. 115 lid 4 van de Gemeenschapsverordening. Door haar Griekse stukken te telkens te vertalen heeft zij ten onrechte kosten moeten maken. Het Gerecht constateert dit eveneens maar oordeelt vervolgens dat een en ander er niet toe heeft geleid dat Sunrider is geschaad in de uitoefening van haar recht van beroep of dit moeilijker heeft gemaakt.

39. In dit stadium dient te worden onderzocht of, gelet op de omstandigheden van de zaak, kan worden geconcludeerd dat de in de punten 36 en 38 hierboven vastgestelde onregelmatigheden in concreto afbreuk hebben gedaan aan de rechten van verdediging van verzoekster. Verder moet worden uitgemaakt of, en in voorkomend geval in welke mate, de omstandigheid dat aan verzoekster in een andere taal dan de taal van de procedure kennis is gegeven van de beslissing van de onderzoeker, hoewel een handeling met beslissingskarakter overduidelijk niet kan worden gelijkgesteld met „corresponderen" in de betekenis die het Hof daaraan heeft gegeven in zijn reeds aangehaald arrest van 9 september 2003, Kik/BHIM, de uitoefening, door verzoekster, van haar recht van beroep heeft kunnen belemmeren.

40 In dit verband zij in de eerste plaats opgemerkt dat verzoekster in haar op 9 augustus 1999 ingediende schriftelijke uiteenzetting van de gronden van het beroep tegen de beslissing van de onderzoeker op uitputtende wijze de inhoud van de omstreden beslissing heeft onderzocht en puntsgewijs heeft gerepliceerd op de verschillende stappen in de redenering waarop het dispositief is gebaseerd. Zij heeft tegen deze beslissing niet alleen schending van artikel 115, lid 4, van verordening nr. 40/94 aangevoerd, maar ook twee middelen inzake schending van wezenlijke vormvoorschriften, namelijk schending van haar recht te worden gehoord en ontoereikende en tegenstrijdige motivering, twee middelen over de grond van de zaak, namelijk betwisting van het oordeel van de onderzoeker dat het aangevraagde merk elk onderscheidend vermogen mist en dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 40/94, alsmede een middel betreffende schending van het non-discriminatiebeginsel.

41 Blijkens deze schriftelijke uiteenzetting was verzoekster in staat, de motivering van de beslissing van de onderzoeker ten volle te begrijpen en er dus op te repliceren in het kader van haar beroep. In deze omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat de omstandigheid dat aan verzoekster in een andere taal dan de proceduretaal kennis is gegeven van de beslissing van de onderzoeker, in concreto afbreuk heeft gedaan aan de uitoefening van haar recht van beroep of de uitoefening ervan moeilijker heeft gemaakt of op enige wijze de uitoefening van haar rechten van verdediging tijdens de procedure voor de kamer van beroep heeft belemmerd.

Overige juridisch minder interessante middelen (tenzij men de redenering waarom TOP niet onderscheidend is, interessant vindt) die door Sunrider worden aangedragen, worden door het Gerecht eveneens niet aangenomen. Beroep afgewezen. Lees hier arrest.