DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 368

Uitspraak op 2 juni

Afgelopen vrijdag diende het  mediagenieke kort geding tussen TV10 en Tien bij de rechtbank in Utrecht.  Op verzoek van Talpa was het geding een week vervroegd. Talpa, dat zoals bekend in april de nieuwe zendernaam Tien bekendmaakte, was door SBS voor de rechter gedaagd. SBS eist dat Talpa ieder gebruik van de naam Tien onmiddellijk stopt, omdat deze naam verwarring zou scheppen met zijn eigen merk en handelsnaam TV10.

Advocaat Dirk Visser (KMVS) van Talpa stelde echter dat SBS het op het merk TV 10 heeft laten verlopen en dat de 'wanhopige reanimatie' een maand geleden te kwader trouw was. Visser stelde dat TV 10 ruim zes jaar geleden het laatste televisieprogramma uitzond, er geen normaal gebruik meer is gemaakt van het merk TV10. Ook stelde Visser dat via het merkenrecht geen cijfers kunnen worden gemnonopoliseerd die naar voorkeurszenders verwijzen. Een vreedzame coëxistentie tussen Tien en TV10 (maar ook Talpa's Radio 10 Gold) zou daarom heel goed mogelijk zijn. 

Volgens de advocaat van SBS, Joris van Manen (DBBW), is van kwade trouw echter geen sprake en worden merk en handelsnaam gewoon gebruikt. Zo verzorgt TV10 bijvoorbeeld de nachtuitzendingen op dezelfde zender waarop overdag Veronica uitzendt. SBS was daarnaast al enige tijd van plan om onder de naam TV10 een digitaal shownieuwskanaal te starten. Talpa zou de diverse Tien-merken (o.a. TV=TIEN, TIEN=TV,) te kwader trouw hebben gedeponeerd. Temeer omdat verschillende oud-medewerkers van SBS die nu bij Talpa werken, op de hoogte zijn van het bestaan van het oorspronkelijke TV10.

Volgens  Van Manen was de loterij waarmee Talpa de kijker heeft laten beslissen over de nieuwe naam bovendien een grote farce. ,,Die naam was al lang bekend en bovendien werkt Talpa bij het opzetten van het nieuwe station met een reservenaam,'' De uitspraak is op 2 juni.

IEF 353

Een vleermuis voor drank is niet bekend

Uitspraak Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage KG 05/245 van 18 mei 2005 (Bacardi / Bat Beverage) Bacardi, bekend onder meer vanwege de populariteit van het Breezer drankje onder jongeren, roept tevergeefs haar 'vleermuis' beeldmerk (Gemeenschapsmerk als Beneluxmerk) in tegen het gebruik van een afbeelding van een vleermuis door Bat Beverage voor energy-drinks. Opvallend is dat Bacardi er niet in slaagt, ondanks de door haar overgelegde marktonderzoeken, de Voorzieningenrechter te overtuigen dat het beeldmerk vleermuis een bekend merk is, los van de aanduiding BACARDI. De Voorzieningerechter oordeelt dat een vleermuis een bekend dier is en "een afbeelding ervan niet reeds voert tot een grote onderscheidingskracht". Dit is opvallend, aangezien je zou zeggen dat het gebruik van een afbeelding van een vleermuis als onderscheidingsteken voor drank niet echt gebruikelijk is en dat het publiek dit beestje als zodanig ook zal opvatten.
Na vaststelling dat er geen sprake is van een bekend merk staat de rechter stil bij de overeenstemmingsvraag. Het beeldmerk vleermuis van Bacardi is in het zwartwit geregistreerd. De rechter is van oordeel dat hij daardoor niet kan toekomen aan een vergelijking van de kleuren. De rechter is van mening dat er geen sprake is van visuele overeenstemming. De vleermuizen verschillen teveel van elkaar. Bat Beverage gebruikt de vleermuis uitsluitend in combinatie met haar merk MAD BAT. Wellicht was dit doorslaggevend voor het oordeel van de rechter dat nog niet voldoende is komen vast te staan dat er sprake is van verwarringsgevaar. Lees vonnis
IEF 340

Vers van het Hof

C-132/05 Verzoekschrift (PB), 2005-05-13, Commissie / Duitsland
C-145/05 Verzoek (PB), 2005-05-13, Levi Strauss
T-137/05 Verzoekschrift (PB), 2005-05-13  La Perla / OHMI - Cielo Brands (NIMEI LA PERLA MODERN CLASSIC)
C-228/03 Arrest (PB), 2005-05-13, The Gillette Company en Gillette Group Finland
T-112/03 Arrest (PB), 2005-05-13, L'Oréal / OHMI - Revlon (FLEXI AIR)

Bespreking volgt, voorzover relevant.

IEF 334

Spa Duits

"Das Wort "SPA" ist ungeachtet seiner originären Bedeutung als Name einer belgischen Stadt wegen seines weiteren Sinngehalts als einer Bezeichnung von Wellness-Einrichtungen mit besonderem Bezug zu Wasser für einschlägige Dienstleistungen sowie kosmetische Produkte gemäß § 8 Abs 2 Nr 2 MarkenG vom Schutz ausgeschlossen."  Bundespatentgericht, Eilunterrichtung, 15.02.2005. Lees meer.

IEF 326

Een wijze les: bereidt de oppositie goed voor!

Gerecht van Eerste Aanleg, 11 mei 2005, zaak T-31/03. Grupo Sada tegen OHIM / Sadia. De houder van het oudere nationaal beeldmerk met woordbestanddeel "sadia" heeft oppositie ingesteld tegen aanvraag tot inschrijving als gemeenschapmerk van het beeldmerk met woordbestanddeel "Grupo Sada". De oppositieafdeling heeft de oppositie toegewezen uitsluitend voor de waren waarvoor het oudere nationale merk is ingeschreven. De aanvrager van het gemeenschapsmerk heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de oppositieafdeling om het merk ook in te schrijven voor de door de oppositieafdeling geweigerde waren en diensten klassen.

Volgens de aanvrager van het gemeenschapsmerk zou de kamer van beroep geen aandacht hebben besteed aan de grote bekendheid van het aangevraagde merk in Spanje. De kamer van beroep zou daarnaast de conflicterende merken niet globaal hebben beoordeeld. Bovendien zou de kamer van beroep geen rekening hebben gehouden met het feit dat er identieke verleende merken bestaan naast het oudere merk waarop de oppositie gebaseerd is . Het GEA maakt korte metten met het eerste argument.

Verzoekster had nagelaten aan te tonen dat er sprake was van grote bekendheid van het merk. Zij kan dit niet in een later stadium alsnog doen. Het GEA baseert haar beslissing alleen op de relatieve weigeringsgronden die de betrokken partijen hadden aangevoerd bij oppositie en op de feiten en bewijzen die deze partij in dit verband had aangedragen (arrest Gerecht van 23 september 2003, Henkel / BHIM – LHS (UK) (KLEENCARE), T-308/01, Jurisprudentie blz. II-3253, punt 32). Ook het argument van verzoekster dat de kamer van beroep enkel door kunstmatige uiteenrafeling van het aangevraagde merk tot de conclusie kon komen dat er gevaar voor verwarring zou bestaan, wordt niet gehonoreerd.

 

Het Gerecht beaamt dat een vergelijking moet worden gemaakt door beide merken in het geheel te onderzoeken. “Dit sluit echter niet uit dat de totaalindruk die door een samengesteld merk wordt opgeroepen in de herinnering van het relevante publiek, in bepaalde omstandigheden kan worden gedomineerd door een of meer van zijn onderdelen. Bovendien moet bij de beoordeling of een of meer bestanddelen van een samengesteld merk domineren, met name met de intrinsieke eigenschappen van elk van die bestanddelen rekening worden gehouden door deze te vergelijken met de eigenschappen de andere bestanddelen.” Het GEA is van mening dat het woordbestanddeel van het oudere merk “sadia” in zijn geheel bepalend is voor het beeld dat de gemiddelde Spaanse consument onthoudt.

 

Verzoekster heeft verder betoogd dat het dominerende bestanddeel niet “sada” zou zijn, maar het motief van vier cirkels waarop zes schuine lijnen te zien zijn. Het GEA oordeelt dat de cirkels louter een decoratief element is, dat niet in de herinnering van het publiek zal achterblijven. Het dominerende bestanddeel is “sada”. De kamer van beroep heeft terecht geen rekening gehouden met de betekenis van het woord “sadia” dat in het Portugees ‘gezondheid’ betekent, nu dit woord niet als zodanig in Spanje bekend is. Het GEA verwerpt het beroep. Lees>.

IEF 324

Spaanse speelkaarten als merk geweigerd

Gerecht van Eerste Aanleg, 11 mei 2005, gevoegde zaken T-160/02 tot en met T-162/02. Naipes Heraclio Fournier tegen OHIM/France Cartes. De tekeningen van een ridder te paard met knots, koning met zwaard en los zwaard kunnen niet als gemeenschapsmerk voor klasse 16 dienen, nu deze afbeeldingen in Spanje gangbare symbolen zijn voor speelkaarten. Het Spaanse kaartspel bestaat uit 40 of 48 kaarten van aas tot zeven of negen, gevolgd door boer, ridder en koning. De vier kleuren zijn de munten, bekers, knotsen en zwaarden. Het Spaanse publiek, dat wel eens een kaartje legt, zal aan voornoemde tekeningen dan ook directe een waarde of kleur kunnen toedichten. De merkaanvragen zijn kortom terecht geweigerd wegens gebrek aan onderscheidend vermogen en vanwege het beschrijvende karakter ervan. Lees uitspraak.

IEF 323

Een sterk staaltje vergelijking van het GEA

Gerecht van Eerste Aanleg, 11 mei 2005, zaak T-390/03. CM Capital Markets tegen OHIM/Caja de Ahorros de Murcie. Het GEA heeft zich gebogen over de vraag of het beeldmerk CM bestaande uit de letters "C" en "M" geschreven in een rood vierkant met een dwars gele streep in strijd is met het beeldmerk Capital Markets bestaande uit voornoemde woorden en de letters "C" en "M" onder elkaar geplaatst. De oppositieafdeling heeft bij beslissing van 27 januari 2003 de oppositie tegen het beeldmerk CM toegewezen voor de diensten die soortgelijk zijn. De kamer van beroep van het BHIM vond dat er geen sprake was van overeenstemming en verwarringgevaar. Het Gerecht oordeelt dat er wel sprake is van overeenstemming.

Het GEA verklaart verzoekster (opposant) niet ontvankelijk inzake haar vordering aan het Gerecht om de oppositieafdeling van het BHIM te bevelen de inschrijving van het betrokken merk te weigeren. Het Gerecht acht zich niet bevoegd bevelen te richten tot het BHIM. Het BHIM is verplicht in gevolge artikel 63 lid 6 van verordening 40/94 de maatregelen te treffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest.

Verzoekster heeft betoogd dat het bestanddeel Capital Markets van haar beeldmerk niet relevant is voor de vraag of de merken overeenstemmen, omdat deze uitdrukking een soortnaam is voor de door het merk beschermde diensten. Verzoekster heeft daarnaast betoogd dat het fonetische aspect een grotere rol moet spelen dan het visuele aspect van het merk, omdat het merk juist mondeling in het handelsverkeer wordt gebruikt. Ook de kleuren en het schrift van de conflicterende merken zouden geen belang moeten hebben nu het gaat om bestanddeel “CM” en dit doorslaggevend is voor het globale beeld dat de consument van de betrokken merken zal hebben.

Het GEA stelt eerst vast wie de geïnformeerde gebruiker is. Nu het oudere merk waarop de oppositie is gebaseerd beschermd is in Spanje en gericht is op een specifieke doelgroep, stelt het Gerecht vast dat bij de beoordeling van het verwarringgevaar dient te worden uitgegaan van een zeer oplettende en goed geïnformeerde Spaanse consument.

Volgens het Gerecht stemmen de beeldmerken visueel niet overeen ook al is er sprake van het gemeenschappelijke element CM. Het element "CM" is in de tekens verschillend opgebouwd met volledig andere kleuren en lettertypes waardoor de totale indruk van de tekens verschillend is.

Het Gerecht oordeelt dat er wel sprake is van fonetische overeenstemming aangezien het aangevraagde merk op fonetisch vlak gelijk is aan het dominerende bestanddeel CM van het oudere merk. Het relevante publiek zal namelijk het beschrijvende bestanddeel Capital Markets niet beschouwen als het onderscheidende en dominerende bestanddeel.

Het GEA vindt de tekens niet begripsmatig overeenstemmen. Door gebruik van de woorden Capital Markets krijgt het beeldmerk een bepaald begrip anders dan een merk waarop alleen de aanduiding CM voorkomt. Ook zal de aanduiding Capital Markets in verband worden gebracht met de tekens "CM". Volgens het GEA geeft het woord Capital Markets een lading aan de afkorting CM. Uiteindelijk oordeelt het GEA dat de beeldmerken niet overeenstemmen, vooral gelet op het feit dat het relevante publiek zeer gespecialiseerd is en de beeldmerken goed zullen kennen. Lees uitspraak.

IEF 317

Tien is geen 10. Maar is Oxio wel OXXIO? (2)

Gisteren heeft de rechtbank in Arnhem in kort geding bepaald dat het energiebedrijf Oxxio zijn naam moet wijzigen. Dit was conform de eis van Holland Rail Consult, houder van het merk Oxio. De rechter oordeelde dat de "diensten in beperkte mate soortgelijk zijn" onder andere omdat het begrip “infrastructuur” ook energienetwerken omvat, zodat Holland Rail consult het merk Oxio ook heeft ingeschreven voor haar diensten die zij ten behoeve van energiebedrijven aan energienetwerken verricht. Oxxio heeft reeds aangegeven in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak. De schuld van dit alles ligt volgens bestuursvoorzitter Erik de Heus bij de adviseurs van het energiebedrijf: "Wij zijn door hen niet gewezen op het bestaan van de merknaam Oxio." Oxxio heeft de adviesbureaus die bij de naamswijziging adviseerden, aansprakelijk gesteld.

Aardig is dat The Nameworks, het bedrijf dat merken voor beide partijen heeft verzonnen, zich in de rechtzaak heeft gevoegd aan de zijde van gedaagde Oxxio, omdat het bedrijf van mening is dat The Nameworks de ware rechthebbende is op het merk oxio, niet de voormalige klant en deposant Holland Rail Consult.

De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt. "Het merk Oxio is op naam van Holland Railconsult ingeschreven in het Benelux-merkenregister. Daarmee heeft Holland Railconsult het uitsluitende recht op het merk Oxio verkregen. De stellingen van Oxxio Nederland en The NameWorks komen erop neer dat in de rechtsverhouding tussen The NameWorks en Holland Railconsult de eerste rechthebbende op het merk Oxio is gebleven en dat het de laatste daarom niet is toegestaan het merk te gebruiken. Nu Holland Railconsult dat toch doet, pleegt zij wanprestatie tegenover The NameWorks. De voorzieningenrechter overweegt dat een merkhouder in beginsel verboden kan worden een merk te gebruiken en geboden kan worden mee te werken aan doorhaling of overdracht van dat merk, als het de merkhouder op grond van een overeenkomst met een derde niet is toegestaan dat merk te gebruiken. Voor de voorzieningenrechter is echter voorshands niet komen vast te staan dat die situatie zich hier voordoet.

Holland Railconsult en The NameWorks hebben op of omstreeks 8 oktober 2002 een overeenkomst voor een naamgevingsproject voor de consultancy-activiteiten van Holland Railconsult gesloten. In de bijlage bij de overeenkomst staat omschreven aan welke voorwaarden de naam voor deze consultancy-activiteiten moet voldoen en ten opzichte van welke concurrerende merken zij onderscheidend moet zijn. De voorzieningenrechter acht het voorshands aannemelijk dat Holland Railconsult tijdens het naamgevingsproject heeft gekozen voor de naam Oxio voor haar consultancy-werkzaamheden. Uit een door Holland Railconsult overgelegde interne notitie blijkt dat zij daarná heeft besloten de andere naam, Movares, te gaan gebruiken voor haar internationale activiteiten.

Daarnaast oordeelt de voorzieningenrechter dat voorshands niet is komen vast te staan dat The NameWorks toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden heeft bedongen. The NameWorks stelt dat zij de opdrachtbevestiging niet alleen per e-mail, maar ook per post op haar briefpapier heeft verzonden. Op haar briefpapier verwijst zij naar haar algemene voorwaarden. Holland Railconsult voert aan dat alle correspondentie via e-mail is gelopen en zij betwist dat The NameWorks haar de opdrachtbevestiging op briefpapier van The NameWorks heeft gezonden. Op dit punt staan de stellingen van partijen tegenover elkaar. The NameWorks heeft geen kopie van de brief met de opdrachtbevestiging op haar briefpapier overgelegd. Daarom is in dit kort geding niet komen vast te staan dat The NameWorks haar algemene voorwaarden is overeengekomen met Holland Railconsult."
 

Lees vonnis, eerdere berichtgeving hier.