DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 101

En 1 vonnis

Rechtbank Amsterdam, 17 maart 2005, zaak 309195 / KG 05-270 SR, LJN: AT1087, Kimberly-Clark tegen  Riedel Drinks. Een zaak over  'advertisement property' en 'brand icons.' Kort geding tegen  over het gebruik van een 'page'-puppy in een reclameboodschapvan Dubbelfrisss.

"Om inbreuk op het merkenrecht te kunnen aannemen is het uitgangspunt het merk zoals dat is gedeponeerd. Het door K-C gedeponeerde teken betreft een foto en een (gestileerde) tekening van een stilzittend hondje. Het in de Dubbelfriss reclame voorkomende hondje is echter een levend hondje dat bewegend ten tonele verschijnt. Deze Dubbelfrisss-puppy vertoont, zoals gedaagden terecht hebben aangevoerd, onvoldoende verwantschap met het door K-C gedeponeerde teken om inbreuk op haar merkenrechten te kunnen aannemen. Alleen al hierom is de op het merkenrecht gebaseerde vordering van K-C niet toewijsbaar.

Daarnaast hebben gedaagden terecht aangevoerd dat het deponeren van de PAGE-puppy als merk niet meebrengt dat K-C het gebruik van een puppy in advertentiecampagnes kan monopoliseren.

Naast inbreuk op haar merkenrecht heeft K-C onrechtmatig handelen door gedaagden aan haar vordering ten grondslag gelegd. Gedaagden hebben, ondanks het vermelde onder 1 f, op een zeker moment het standpunt ingenomen dat de gelijkenis van het hondje in de Dubbelfrisss reclame met de PAGE-puppy op louter toeval berust. In dit geding wordt er niettemin vanuit gegaan dat de Dubbelfrisss-puppy, met name nu ook hij met toiletpapier in de weer is, en gelet op het onder 1 e en f vermelde, op zijn minst geïnspireerd is op en aldus in zekere mate een nabootsing is van de PAGE-puppy. Nabootsing is echter in zijn algemeenheid niet steeds onrechtmatig en rechtvaardigt evenmin zonder meer toewijzing van de vorderingen van K-C. Van slaafse nabootsing is geen sprake nu de pup in de Dubbelfrisss reclame iets geheel anders met toiletpapier doet dan de PAGE-puppy"  Lees vonnis

IEF 100

Nog 2 arresten

Gerechtshof Arnhem, 8 maart 2005, zaak 2003/1139, LJN: AS9895, VRB tegen Allfitt. Hoger beroep. Verwarringsgevaar merken Airpress en Airpro,  voor persluchtgereedschap, wordt niet aanwezig geacht. 

"Vervolgens komt de niet door de rechtbank behandelde vraag aan de orde of VRB zich met succes kan beroepen op de stelling dat Allfitt door het gebruik van haar merk AIRPRO ongerechtvaardigd voordeel wil trekken van het onderscheidend vermogen of de reputatie van het bekende merk AIRPRESS van VRB. Een dergelijk beroep komt VRB slechts toe, indien haar merk AIRPRESS een bekend merk is. Dat hiervan sprake zou zijn, is onvoldoende aangetoond. Het hof ziet geen aanleiding om VRB tot bewijslevering toe te laten, omdat in hoger beroep geen daartoe strekkend bewijsaanbod is gedaan. Het bewijsaanbod dat namens VRB is gedaan tijdens het pleidooi in hoger beroep was beperkt tot het doen uitvoeren van een marktonderzoek voor het geval het hof zou oordelen dat een marktonderzoek vereist was om bekendheid te kunnen aannemen. Naar het oordeel van het hof is een marktonderzoek daartoe op zichzelf niet vereist." Lees arrest

Gerechtshof Arnhem, 8 maart 2005, zaak 2004/1197 LJN: AS9897,  Hoger beroep. In dit geding staat de vraag centraal wie van partijen de rechthebbende is in de Benelux ten aanzien van het merk FREAKS voor en auteursrecht op kledingstukken (klasse 25). Kan allemaal niet goed worden vastgesteld. Lees arrest

IEF 98

Dagverse rechtspraak

HvJ EG, arrest  17 maart 2005, zaak C-228/03, antwoord op Finse prejudiciële vragen. The Gillette Company, Gillette Group Finland Oy tegen LA-Laboratories Ltd Oy. HVJ verklaart voor recht:

De geoorloofdheid van het gebruik van het merk krachtens de MR hangt af van het antwoord op de vraag of dit gebruik nodig is om de bestemming van een product aan te geven.

Het gebruik van het merk door een derde die niet de houder van het merk is, is nodig om de bestemming van een door deze derde in de handel gebracht product aan te geven, wanneer een dergelijk gebruik in de praktijk het enige middel is om het publiek begrijpelijke en volledige informatie te verstrekken over deze bestemming teneinde het stelsel van onvervalste mededinging op de markt van dit product te vrijwaren.

Het staat aan de verwijzende rechter, na te gaan of in het hoofdgeding een dergelijk gebruik nodig is, rekening houdend met de aard van het publiek waarvoor het door de betrokken derde in de handel gebrachte product is bestemd.

Aangezien artikel 6, lid 1, sub c, van de MR geen enkel onderscheid maakt tussen de mogelijke bestemmingen van de producten voor de beoordeling van de geoorloofdheid van het gebruik van het merk, verschillen de criteria ter beoordeling van de geoorloofdheid van het gebruik van het merk, met name met betrekking tot accessoires of onderdelen, dus niet van de criteria die voor de andere categorieën van mogelijke bestemmingen van de producten gelden.

De voorwaarde van een „eerlijk gebruik” in de zin van artikel 6, lid 1, sub c van de MR brengt in wezen een loyaliteitsverplichting tegenover de legitieme belangen van de merkhouder tot uitdrukking.

Het gebruik van het merk is met name dan niet in overeenstemming met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel wanneer: het merk aldus wordt gebruikt dat de indruk kan ontstaan dat er een commerciële band tussen de derde en de merkhouder bestaat;

dit gebruik de waarde van het merk aantast doordat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie ervan; de goede naam van dit merk wordt geschaad of kleinerende uitlatingen over dit merk worden gedaan, of de derde zijn product voorstelt als een imitatie of namaak van het product voorzien van het merk waarvan hij niet de houder is.

Het feit dat een derde het merk waarvan hij niet de houder is, gebruikt om de bestemming van het door hem in de handel gebrachte product aan te geven, betekent niet noodzakelijk dat hij dit product voorstelt als een product van dezelfde kwaliteit als of met kenmerken die gelijkwaardig zijn aan die van het van dit merk voorziene product. Een dergelijke voorstelling hangt af van de feiten van het concrete geval en het staat aan de verwijzende rechter, dit te beoordelen aan de hand van de omstandigheden van het hoofdgeding.

Of het door de derde in de handel gebrachte product wordt voorgesteld alsof het van dezelfde kwaliteit is als of kenmerken heeft die gelijkwaardig zijn aan die van het product voorzien van het gebruikte merk, is een element dat de verwijzende rechter in aanmerking moet nemen wanneer hij nagaat of dit gebruik in overeenstemming is met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

Wanneer een derde gebruikmaakt van een merk waarvan hij niet de houder is, en niet alleen een onderdeel of accessoire in de handel brengt, maar ook het product zelf waarmee het onderdeel of de accessoire dient te worden gebruikt, valt een dergelijk gebruik binnen de werkingssfeer van artikel 6, lid 1, sub c, van richtlijn 89/104 voorzover het nodig is om de bestemming van het door de derde in de handel gebrachte product aan te geven en in overeenstemming is met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

IEF 97

Niet meer zo heel verse rechtspraak

 

GvEA, T-33/03, 9 maart 2005. Osotspa / OHMI - Distribution & Marketing (Hai vs. Shark) Oppositieprocedure – Ouder nationaal en ouder communautair beeldmerk SHARK Interveniënte is, anders dan verzoekster, van mening dat de betrokken consumenten het woord „Hai" niet alleen zullen opvatten als de Duitse of Nederlandse aanduiding van een roofvis, maar ook als de verbastering van het Engelse woord „high" in de zin van hoog, voornaam, goed, edel, enzovoort.

GvEA T-32/03, 8 maart 2005. Leder & Schuh / OHMI - Schuhpark Fascies (JELLO SCHUHPARK)„Gemeinschaftsmarke – Widerspruchsverfahren – Ältere nationale Wortmarke ‚Schuhpark‘ – Anmeldung des Wortzeichens ‚JELLO SCHUHPARK‘ als Gemeinschaftsmarke – Relatives Eintragungshindernis – Teilweise Zurückweisung der Anmeldung – Artikel 8 Absatz 1 Buchstabe b der Verordnung (EG) Nr. 40/94". Nog geen Nederlandse vertaling)

Arrest Gerechtshof 's-Gravenhage, 24 februari 2005, nr. R04/343LJN: AS8357, eerste aanleg - meervoudig 'E.ON voert - kort gezegd en voorzover relevant - aan dat de tekens NEUE ENERGIE, NEW ENERGY en NIEUWE ENERGIE niet uitsluitend beschrijvend zijn voor de betrokken diensten, dat de tekens door het gebruik daarvan als merk onderscheidend vermogen hebben verkregen en dat het Benelux-Merkenbureau op onjuiste althans onvolledige wijze heeft onderzocht of de desbetreffende tekens zijn ingeburgerd.

Vonnis vzngr Rechtbank Arnhem, 03 maart 2005, nr. 119974, LJN: AS8572, kort geding. Bakkerij ’t Stoepje' (pré DBBW, nieuwe zaak vandaag gewonnen door JH & JvM, vonnis volgt) Franchiseovereenkomst; Mededingingsrecht; Merkenrecht; Onrechtmatige daad,  Natte Keek.

Vonnis Rechtbank Leeuwarden, 04-03-2005, nr. 54409 / HA ZA 02-0674, LJN: AS8738 Benelux merkenrecht. Green Smiles, Fair Smiles, Eco Miles. Rangorde en nietigverklaring. Kwade trouw. Eind- en tussenvonnis.

IEF 87

Merkenrecht

Arrest GvEA EG, 1 maart 2005, zaak T-185/03 Fusco / OHMI - Fusco International (ENZO)

In casu is het Gerecht van oordeel dat het element „Fusco" (een niet zo veel voorkomende familienaam) de Italiaanse consument eerder zal bijblijven dan de voornamen „Antonio" of „Enzo" doordat hij aan de familienaam doorgaans een groter onderscheidend vermogen toekent dan aan de voornaam. Bovendien zijn de betrokken waren dezelfde. In deze omstandigheden heeft de kamer van beroep niet van een verkeerde rechtsopvatting blijk gegeven door te oordelen dat, wanneer een consument wordt geconfronteerd met een waar die is voorzien van het aangevraagde merk ENZO FUSCO, hij dat merk kan verwarren met het oudere merk ANTONIO FUSCO, zodat er sprake is van verwarringsgevaar.
IEF 86

US Trademark Judge Finds New Horor

Een verschrikkelijk bericht in de New York Times: "Haunted by Threats, U.S. Trademark Judge Finds New Horor. For Joan Humphrey Lefkow, the nightmare began shortly after her appointment as a federal judge in 2000, when an Oregon group's lawsuit to block white supremacists from using a name it had trademarked, World Church of the Creator, landed in her lap. Soon, Judge Lefkow found her home address and family photographs posted along with violent threats on hate-filled Web sites. Last April, one of the Aryan movement's most notorious leaders was convicted of plotting her murder.

In the case she handled involving Mr. Hale's church Judge Lefkow had little choice but to order Mr. Hale to remove the World Church name from his Web sites and printed material or face fines of $1,000 a day.She was immediately vilified. Hal Turner, an "underground" radio personality who broadcasts on a shortwave signal, said on his show that Judge Lefkow was "worthy of being killed," adding that "it wouldn't be legal, but in my opinion it wouldn't be wrong."  NYTimes

March 2, 2005

Haunted by Threats, U.S. Judge Finds New Horror

By JODI WILGOREN

 

CHICAGO, March 1 - For Joan Humphrey Lefkow, the nightmare began shortly after her appointment as a federal judge in 2000, when an Oregon group's lawsuit to block white supremacists from using a name it had trademarked, World Church of the Creator, landed in her lap.

 

Soon, Judge Lefkow found her home address and family photographs posted along with violent threats on hate-filled Web sites. Last April, one of the Aryan movement's most notorious leaders was convicted of plotting her murder.

 

On Tuesday, Judge Lefkow was under armed federal guard in an undisclosed place, mourning the deaths of Michael F. Lefkow, her husband of 30 years, and Donna Humphrey, her 89-year-old mother, whom she found dead of gunshots to the head in their basement the evening before.

 

"I think she's very upset with herself, maybe, for being a judge and putting her family in this danger," said Laura Lefkow, 20, the third of the judge's five daughters, "but there's no way she should have known."

 

Local and federal law enforcement officials said on Tuesday they were investigating possible connections between the double killing and Matthew Hale, the white supremacist now in federal prison awaiting sentencing for soliciting Judge Lefkow's assassination, or his many sympathizers. Federal officials in Washington said agents were reviewing Judge Lefkow's caseload in search of suspects, with the main thrust on the hate groups that had focused on her before.

 

Already, some white supremacists were celebrating the killings on the Internet, while others spun conspiracy theories that the crime had been committed by Mr. Hale's enemies to poison the atmosphere before his sentencing next month. Experts who have spent years tracking Mr. Hale's organization, now called Creativity, also pointed to the sentencing, recalling that one of his acolytes, Benjamin Smith, went on a shooting spree in 1999 after Mr. Hale, who had passed the Illinois bar exam, was denied a license to practice law.

 

"We saw what happened the last time Matt Hale got slapped in the face by the system; the price of that was two dead and nine severely wounded," said Mark Potok, director of intelligence for the Southern Poverty Law Center, which tracks hate groups. "Now Matt Hale is about to be sentenced, very probably, to most of his natural life to federal prison. It's very possible that a Hale follower or sympathizer has decided to fight back."

 

Billy Roper, a friend of Mr. Hale who leads a group called White Revolution, disavowed the violence but offered a different parallel: the F.B.I.'s 1992 confrontation in Ruby Ridge, Idaho, with the white separatist Randall C. Weaver, whose wife and 14-year-old son wound up dead.

 

"We can stand alongside the federal law enforcement community in saying just as they felt a deep regret and sadness over the death of Randy Weaver's family, so we also feel a deep sense of regret and sadness over the death of Judge Lefkow's family," Mr. Roper said. "If it was the case that someone was misguided and thought that they were helping Matt Hale, then it would be similar in that other people had suffered for one person's mistake."

 

Mr. Hale, who faces up to 40 years in prison, has been held for two years in the Metropolitan Correctional Center here under special administrative measures reserved for terrorists that limit contact with the outside world.

 

Federal officials refused to discuss the restrictions, but Mr. Hale's mother, Evelyn Hutcheson, said that she and his father were the only people with whom he was allowed contact and that they were limited to 15-minute phone calls each Thursday morning and hourlong visits twice a month.

 

"He had nothing to do with what went on last night," Ms. Hutcheson said in a telephone interview Tuesday from her home in East Peoria, Ill. "My son is sitting in a hole where he's not allowed to even speak loud enough to be audible."

 

"Common sense would tell you, if he were into having somebody kill somebody - which he is not - would he have somebody go kill the judge's family just before he's sentenced?" she added. "Somebody has done this to make him get an enhanced sentence."

 

The authorities warned that it was too soon to fix on any one theory of the crime, though they did not offer other possible accounts or motives.

 

James Molloy, the Chicago Police Department's chief of detectives, said the two people were killed between 10:30 a.m., when Ms. Humphrey answered a telephone call from one of her granddaughters, and 5:30 p.m. when the judge returned home. At 4 p.m., the Lefkows' youngest daughter, Margaret, 16, went home to get her gym bag and left without seeing anyone, Chief Molloy said.

 

"There is much speculation about possible links between this crime and the possible involvement of hate groups," he said at a news conference. "This is but one facet of our investigation. We are looking in many, many directions."

 

Beth Sycamore, who lives three houses from the Lefkows, said the couple strolled the neighborhood holding hands and took the El train, even with the death threats.

 

"She wasn't afraid," Ms. Sycamore said of the judge. "They just didn't want it to affect their lives."

 

Shannon Metzger, a spokeswoman for the United States Marshals Service, said that Judge Lefkow had a special protective detail for "a couple of weeks" last year but that it was disbanded when the threats against her were deemed "not viable." Mr. Molloy said the Chicago police had also stopped sending cars to her home for extra patrols, and Laura Lefkow said the authorities had long ago removed the security cameras they had installed in their home.

 

"I guess because the F.B.I. felt it seemed like there was no danger," said Ms. Lefkow, a sophomore at Pomona College in Southern California.

 

On Monday night, federal marshals met Ms. Lefkow's plane from Los Angeles, and they stood guard Tuesday as the family planned Saturday funerals for Mrs. Humphrey and Mr. Lefkow, a lawyer who was a leader in the Episcopal Church.

 

Mr. Lefkow, who ran unsuccessfully for Cook County judge in 2002 and 2004, argued two cases before the United States Supreme Court and worked for the Legal Aid Society and the United States Postal Service before starting a private practice about 20 years ago. He spent every Sunday at St. Luke's Episcopal Church in Evanston, and since 1992 had been a lay member of the governing committee of the Chicago Diocese of the Episcopal Church.

 

Mr. Lefkow met his future wife in the library of Wheaton College, where she was an undergraduate. "She was doing a paper on Indonesia, and he was doing a paper on Indonesia, and she had all his books," Laura Lefkow recounted of her parents' first encounter. "He used to say he was rich in daughters and not much else," she laughed. "He was just an optimist about everything, to the point where it was like, 'Oh, my gosh, Dad, come on,' and he would be like, 'It'll be fine,' and it was. It was always fine."

 

Mrs. Humphrey, who lived in a town house in Denver, had been staying with the judge's family since before Christmas as she recovered from a kidney infection. Neighbors in Denver said she played solitaire and Scrabble on a computer and frequently cooked large meals for friends. She hand-stitched quilts for each of her 23 descendants.

 

Judge Lefkow, a magistrate judge since 1982, was named to the United States District Court by President Bill Clinton. In the case she handled involving Mr. Hale's church, she initially ruled in favor of Mr. Hale, dismissing the trademark case in 2002.

 

After an appeals court reversed her decision, though, Judge Lefkow had little choice but to order Mr. Hale to remove the World Church name from his Web sites and printed material or face fines of $1,000 a day.

 

She was immediately vilified. Hal Turner, an "underground" radio personality who broadcasts on a shortwave signal, said on his show that Judge Lefkow was "worthy of being killed," adding that "it wouldn't be legal, but in my opinion it wouldn't be wrong."

 

Mr. Hale, who called himself pontifex maximus of the church that at one point claimed 30,000 members, was arrested in January 2003, after an F.B.I. informant infiltrated the group to become his security chief.

 

The informant, Anthony Evola, provided an e-mail message in which Mr. Hale sought Judge Lefkow's home address and a tape recording of their discussing her fate. "We going to exterminate the rat?" Mr. Evola asked. Mr. Hale said that he preferred to "fight within the law" but that "if you wish to, ah, do anything yourself, you can, you know?"

 

When Mr. Evola said, "Consider it done," Mr. Hale responded, "Good."

 

Mr. Potok of the Southern Poverty Law Center said that after Mr. Hale's arrest his group foundered, shrinking from a high in the 1990's of 88 chapters to 5 in 2003. But he said it jumped to at least 16 chapters last year and remains one of the nation's most violent groups.

 

Sympathizers abound. "Everyone associated with the Matt Hale trial has deserved assassination for a long time," read an Internet essay posted Tuesday by Bill White, editor of The Libertarian Socialist News. "I don't feel bad that Judge Lefkow's family was murdered today. In fact, when I heard the story, I laughed."

 

 

David Bernstein and Gretchen Ruethling contributed reporting from Chicago for this article, Mindy Sink from Denver and David Johnston from Washington.

IEF 76

Leve het merkenrecht!

Persbericht Sanoma Uitgevers: 'Het seniorenblad Vive Magazine, uitgegeven door TOPpers, moet vanaf het tweede nummer van 2005 haar naam wijzigen. Dit is de uitslag van het kort geding, dat was aangespannen door het vrouwenblad Viva, uitgegeven door Sanoma Uitgevers.
In het vonnis stelt de rechtbank dat de namen Viva en Vive te sterk op elkaar lijken. Tevens is onderkend dat Viva een sterk merk is met een grote naamsbekendheid en een groot onderscheidend vermogen. De rechtbank is daarom van mening dat Toppers met het tijdschrift Vive magazine ongerechtvaardigd voordeel trekt uit de op Viva gelijkende naam. Tevens staat Viva in haar recht op te treden tegen verwatering van haar merk.'
Hoofdredacteur Monique van Diessen van Vive Magazine in een reactie op bovenstaand bericht: 'Het zit toch ietsje anders in elkaar. De rechter heeft namelijk in haar vonnis gesteld dat er volgens haar geen verwarring zou kunnen ontstaan tussen Viva en Vive Magazine. De reden dat zij toch wil dat wij onze naam wijzigen is dat onze naam mogelijk zou kunnen leiden tot verwatering van het merk Viva. Wij mogen dus nog gewoon het eerste nummer uitbrengen onder de naam Vive Magazine en de door Sanoma geeiste schadevergoedingen zijn ook niet toegekend.'

 
IEF 73

Nieuwe wetbundels voor Rechtbank Zwolle?

In een vonnis inzake een inbreuk op een handelsnaam en merkrecht van de onderneming Protect Eye door een oud-werknemer doet Rechtbank Zwolle een opmerkelijke uitspraak. 

In rechtsoverweging 3.6.3 overweegt de rechtbank “dat gedaagde heeft betwist dat hij inbreuk maakt op een merkrecht van Protect Eye. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij zijn naam niet gebruikt in het economisch verkeer.”. Volgens de rechtbank treft dit verweer doel, aangezien “voor een succesvol beroep op artikel 13A lid 1 aanhef en onder d BMW dient vast te staan dat er sprake is van gebruik in het economisch verkeer. Volgens vaste rechtspraak is daarvan sprake wanneer het gebruik van merk of teken plaatsvindt, anders dan met een uitsluitend wetenschappelijk doel in het kader van een bedrijf, van een beroep of enige andere niet in de particuliere sfeer verrichte activiteit, waarmee economisch voordeel wordt beoogd. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is commercieel gebruik van de site of gebruik waarbij enig economisch voordeel wordt beoogd niet aannemelijk geworden. Het beroep van Protect Eye op artikel 13A lid 1 aanhef en onder d BMW gaat derhalve alleen om deze reden al niet op.”

Deze uitspraak van 22 september 2004 is op zijn minst opmerkelijk te noemen, aangezien het begrip “in het economisch” verkeer reeds sinds 1 januari 2004 niet meer terug te vinden is in artikel 13A lid 1 sub d BMW. Zo zie je maar, nooit bezuinigen op wetteksten. (voor de volledige uitspraak zie: LJN: AS5108, Rb. Zwolle, 100304 / KG ZA 04-358)

IEF 69

Neemt het aantal IE-zaken toe of het aantal gepubliceerde uitspraken?

Merkenrecht: Rechtbank Den Haag, 8 februari 2005, KG 04/1431. Vitra tegen diverse gedaagden. Kort Geding. Diverse Eames merken (woord- en vormmerken). Rechtbank verklaart zich onbevoegd, omdat geen van de door Vitra ingeroepen bevoegdheidsgronden de bevoegdheid schept maatregelen te treffen buiten het grondgebied van Nederland resp. de Benelux.

Van het aanbieden als voormeld in de Benelux van artikelen op een website op het internet is bovendien  slechts sprake indien het gaat om een website die door woord en inhoud onmiskenbaar mede op het publiek van de Benelux is gericht. Of dat geval zich voordoet zal in de regel afhangen van een combinatie van factoren. Eén van die factoren is de toegankelijkheid van de website vanuit de Benelux.

Die toegankelijkheid alleen is evenwel onvoldoende om tot onmiskenbare gerichtheid van de website op (mede) het publiek in de Benelux te concluderen. Daarvoor moeten verdere aanwijzingen voorhanden zijn, waarbij gedacht kan worden aan (bij voorbeeld) de taal van de website en de aard van de domeinnaam (.com of .nl, .be of .lux).

Kunstexceptie: Rb. Den Haag, 27 januari 2005. Rappers tegen Hirsi Ali. Zaken. Rb. Veroordeelt twee makers van het rapnummer waarin het kamerlid Hirsi Ali wordt bedreigd, tot werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf. Het verweer dat hier zou gaan om een artistieke expressie die valt onder de vrijheid van meningsuiting wordt verworpen. De makers hebben met het nummer de ter bescherming van derden geldende grens van artistieke expressie ver overschreden.

Portretrecht: Rechtbank Amsterdam, 27 januari 2005, 305329 / KG 04-2581 Eiser tegen Parool. Het Parool heeft een foto van eiser geplaatst als illustratie bij een artikel dat - kort gezegd - gaat over seropositieve homo's en hun onveilige vrijgedrag. Geoordeeld is dat Het Parool hiermee inbreuk heeft gemaakt op het portretrecht van eiser. Het Parool wordt veroordeeld tot het betalen van € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding. 

Reclamerecht / Merkenrecht: Rb. Amsterdam, 13 januari 2005, rolnummer KG 05/55 SR, McDonald´s tegen Burger King. Ronald McDonald koopt Big King bij Burger King: Belachelijkmakend karakter van reclame redt belachelijk gedeponeerd merk. 

Verweer van Burger dat getoonde clown onvoldoende verwantschap vertoont met McDonald´s Ronald McDonald treft doel: hoewel het volkomen evident is dat de gebruikte clown Ronald McDonald moet voorstellen vertoont hij onvoldoende verwantschap met het door McDonald gedeponeerde zwartwit beeldmerk (onder andere omdat de opvallende jumpsuit onder een regenjas verborgen blijft).

Impliciete vergelijkende reclame, ongeoorloofd omdat McDonald´s in de reclame belachelijk wordt gemaakt. Verweer dat McDonald´s het onderzoekrapport van Burger King zodanig laat heeft ontvangen dat zij geen tegenonderzoek meer kon verrichten, wordt niet gehonoreerd, aangezien zij voorbereid had moeten zijn op een dergelijk rapport. Onderzoek Burger King voldoet aan eisen.

Merkenrecht: Hof Den Bosch, 1 februari 2005, rolnr. C0301139/HE, Djasai tegen Kuijper. Woordmerk MAXIMAalORANJEFAN tegen beeldmerk 'Maximaal Oranje'. Hof verklaart inschrijving beeldmerk nietig. Kent geen betekenis toe aan het ontbreken van spaties en het gebruik van  onderkast en kapitalen: het is tenslotte een woordmerk.

Modellenrecht. Vzngr. Rb, Den Haag, 7 januari 2005, rolnr. KG 04/1369. Starform  tegen Time Out Holland. Beroep op het niet-ingeschreven gemeenschapsmodel word gehonoreerd.

Auteursrecht: Rb. Alkmaar, 3 februari 2005, KG nummer: 453/2004. Right/Repusel tegen Service Best. Caravanspiegel eiser is, zoals bijna alles, een auteursrechtelijk beschermd werk (ondanks het overwegend technische en functionele karakter).

Reclamerecht: Gerechtshof Arnhem, 18 januari 2005, 04/734. Kwik-Fit tegen Peugeot Nederland. Hoger beroep kort geding. Onrechtmatige vergelijkende reclame van Kwik-Fit, waarbij wordt verwezen naar onderhoudsbeurten aan Peugeot-voertuigen. Hof is van oordeel dat van de door Peugeot aangevoerde drie verschillen tussen haar C-controle met APK-keuring en de grote beurt met APK-keuring van Kwik-Fit aldus maar één verschil aannemelijk is geworden. Dit ene verschil brengt niet met zich mee dat de door Kwik-Fit gebezigde individuele vergelijkende reclame ongeoorloofd is, omdat aldus geen diensten zouden worden vergeleken die in dezelfde behoeften voorzien of voor hetzelfde doel zijn bestemd. Vergelijkende reclame is ook toegestaan als de vergeleken producten niet volstrekt identiek zijn.

Modellenrecht / Auteursrecht: Vzngr. Rechtbank Arnhem, 17 12 2004, zaaknr. 119437. Kort geding. The Sting tegen Sphere. The Sting heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de in het geding zijnde kledingstukken voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen en heeft onweersproken gesteld en voldoende aannemelijk gemaakt dat haar kledingstukken zijn beschermd als niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel.

Modellenrecht: Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 10 december 2004, zaaknr. 119058. Hesselmans – Zimex. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft Hesselmans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Zimex de handgreep voor lijkkisten heeft nagebootst. Daarbij is van belang dat het op zichzelf, gelet op de punten van overeenstemming tussen de De Duwel-greep en de Zimex-greep, niet onaannemelijk is dat de Zimex-greep door Zimex, zoals zij, stelt zelfstandig is ontworpen als één van meerdere varianten op de Duwel-greep. 

Merkenrecht: Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 22 december 2004, rolnr. 119682. Kort geding. Distributieovereenkomst.

Wolsky Products (WP) verkoopt producten van derden onder de naam WP Suspension.  WP Suspension heeft onder meer twee verklaringen overgelegd van kopers die na de tussentijdse opzegging van de distributieovereenkomst door WP Suspension. De twee kopers hebben de door hen gekochte veren bij WP Suspension afgeleverd. WP Suspension stelt vervolgens te hebben vastgesteld dat het geen producten van WP Suspension betreft, terwijl ze wel in verpakkingen van WP Suspension zitten. De vraag of deze zware beschuldiging van WP aan het adres van Wolsky Products, die op zichzelf de tussentijdse beëindiging van de overeenkomst zonder meer zou rechtvaardigen, voldoende aannemelijk is gemaakt beantwoordt de vzngr. echter ontkennend.

Merkenrecht: Hof Den Haag, Beschikking, 27 januari 2005, rekestnr. R98/474. Bovemij Verzekeringen tegen BMB Woordmerk EUROPOLIS. Prejudiciële vragen aan het HvJ en het BenGH:

BenGH: Nadere uitleg 'Langs Vlaams Wegen: Omvang van de term "gegevens" in r.o. 11 van genoemd arrest? Kan een verzoeker die zich op inburgering beroept aanvullend bewijsmateriaal indienen tijdens de verzoekschriftprocedure ex artikel 6ter BMW, of  tellen in de procedure slechts die stukken mee die in de inschrijvingsprocedure zijn overlegd?

HvJ: Territoriale omvang inburgering?  Moet artikel 3, lid 3 Merkenrichtlijn zo worden uitgelegd dat een teken voor het verkrijgen van onderscheidend vermogen door gebruik voor het depot moet zijn ingeburgerd in de gehele Benelux? En als dit niet is vereist: volstaat een aanmerkelijk deel van de Benelux, bijvoorbeeld alleen Nederland?

-Moet bij de beoordeling van inburgering van een uit een of meer worden van een officiële taal binnen het grondgebied van een lidstaat (of zoals i.c. de Benlux) rekening worden gehouden met de taalgebieden binnen dat gebied?