DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 317

Tien is geen 10. Maar is Oxio wel OXXIO? (2)

Gisteren heeft de rechtbank in Arnhem in kort geding bepaald dat het energiebedrijf Oxxio zijn naam moet wijzigen. Dit was conform de eis van Holland Rail Consult, houder van het merk Oxio. De rechter oordeelde dat de "diensten in beperkte mate soortgelijk zijn" onder andere omdat het begrip “infrastructuur” ook energienetwerken omvat, zodat Holland Rail consult het merk Oxio ook heeft ingeschreven voor haar diensten die zij ten behoeve van energiebedrijven aan energienetwerken verricht. Oxxio heeft reeds aangegeven in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak. De schuld van dit alles ligt volgens bestuursvoorzitter Erik de Heus bij de adviseurs van het energiebedrijf: "Wij zijn door hen niet gewezen op het bestaan van de merknaam Oxio." Oxxio heeft de adviesbureaus die bij de naamswijziging adviseerden, aansprakelijk gesteld.

Aardig is dat The Nameworks, het bedrijf dat merken voor beide partijen heeft verzonnen, zich in de rechtzaak heeft gevoegd aan de zijde van gedaagde Oxxio, omdat het bedrijf van mening is dat The Nameworks de ware rechthebbende is op het merk oxio, niet de voormalige klant en deposant Holland Rail Consult.

De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt. "Het merk Oxio is op naam van Holland Railconsult ingeschreven in het Benelux-merkenregister. Daarmee heeft Holland Railconsult het uitsluitende recht op het merk Oxio verkregen. De stellingen van Oxxio Nederland en The NameWorks komen erop neer dat in de rechtsverhouding tussen The NameWorks en Holland Railconsult de eerste rechthebbende op het merk Oxio is gebleven en dat het de laatste daarom niet is toegestaan het merk te gebruiken. Nu Holland Railconsult dat toch doet, pleegt zij wanprestatie tegenover The NameWorks. De voorzieningenrechter overweegt dat een merkhouder in beginsel verboden kan worden een merk te gebruiken en geboden kan worden mee te werken aan doorhaling of overdracht van dat merk, als het de merkhouder op grond van een overeenkomst met een derde niet is toegestaan dat merk te gebruiken. Voor de voorzieningenrechter is echter voorshands niet komen vast te staan dat die situatie zich hier voordoet.

Holland Railconsult en The NameWorks hebben op of omstreeks 8 oktober 2002 een overeenkomst voor een naamgevingsproject voor de consultancy-activiteiten van Holland Railconsult gesloten. In de bijlage bij de overeenkomst staat omschreven aan welke voorwaarden de naam voor deze consultancy-activiteiten moet voldoen en ten opzichte van welke concurrerende merken zij onderscheidend moet zijn. De voorzieningenrechter acht het voorshands aannemelijk dat Holland Railconsult tijdens het naamgevingsproject heeft gekozen voor de naam Oxio voor haar consultancy-werkzaamheden. Uit een door Holland Railconsult overgelegde interne notitie blijkt dat zij daarná heeft besloten de andere naam, Movares, te gaan gebruiken voor haar internationale activiteiten.

Daarnaast oordeelt de voorzieningenrechter dat voorshands niet is komen vast te staan dat The NameWorks toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden heeft bedongen. The NameWorks stelt dat zij de opdrachtbevestiging niet alleen per e-mail, maar ook per post op haar briefpapier heeft verzonden. Op haar briefpapier verwijst zij naar haar algemene voorwaarden. Holland Railconsult voert aan dat alle correspondentie via e-mail is gelopen en zij betwist dat The NameWorks haar de opdrachtbevestiging op briefpapier van The NameWorks heeft gezonden. Op dit punt staan de stellingen van partijen tegenover elkaar. The NameWorks heeft geen kopie van de brief met de opdrachtbevestiging op haar briefpapier overgelegd. Daarom is in dit kort geding niet komen vast te staan dat The NameWorks haar algemene voorwaarden is overeengekomen met Holland Railconsult."
 

Lees vonnis, eerdere berichtgeving hier.

IEF 296

Voor wie niet de nuance zoekt

Een heel krantenbericht overnemen mag natuurlijk niet zomaar, maar het belang om te laten zien hoe een uitspraak van Hof van Jusitie door het ANP/FD wordt uitgelegd prevaleert in dit geval.

Geen merkrecht voor boy-band Westlife.

LUXEMBURG - De Ierse boy-band Westlife mag zijn naam niet met een merkrecht en het daarbij behorende 'r'-teken in een cirkeltje beschermen. Dat heeft het Europese Hof van Justitie woensdag bepaald na een klacht van de Duitse tabaksproducent Reemark. Die vindt dat de bandnaam te veel lijkt op die van zijn eigen sigarettenmerk West. De naam West was al eerder officieel beschermd. Westlife 's platenmaatschappij BMG kreeg wel een officiële merkenrechtelijke bescherming voor de naam van de boy-band, maar Reemark ging daartegen in beroep. Uiteindelijk belandde de zaak bij het Europese Hof, dat de Duitse klager nu in het gelijk stelt. In principe hebben BMG en Westlife geen verweer tegen handelaren die petjes of T-shirts met de naam van de band op de markt brengen. (anp) Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad, 6 mei 2005.

IEF 291

West Best

Arrest GVEA, 4 mei 2005, zaak T-22/04. Reemark tegen OHIM/Bluenet. Oppositie o.g.v. ouder nationaal Duits merk WEST tegen CTM aanvraag voor het woordmerk WESTLIFE (inderdaad, van de boyband). Aardige uitspraak, vooral omdat het OHIM vanaf nu gewoon bezwaar mag maken tegen zijn eigen beslissingen. 

"Anders dan het BHIM in zijn memorie van antwoord stelt, volgt uit de rechtspraak niet dat het BHIM tot verwerping van een beroep tegen een beslissing van een van zijn kamers van beroep dient te concluderen...Het BHIM kan dus, zonder het voorwerp van het geding te wijzigen, concluderen tot toewijzing van de vordering van één van de andere partijen, naar zijn keuze, en argumenten voordragen tot staving van de door die partij aangevoerde middelen. Daarentegen kan het niet autonoom de vernietiging vorderen of middelen tot vernietiging voordragen die niet door de andere partijen zijn aangevoerd."

De jongens van Westlife komen er minder goed af. De oppositie tegen hun CTM wordt toegewezen. GvEA merkt o.a. op dat combinaties beschouwd kunnen worden als een variant. "Anderzijds moet worden vastgesteld dat het bestaan van het oudere merk West bij het relevante publiek een associatie zou kunnen hebben teweeggebracht tussen dit woord en de door de eigenaar van het merk verkochte waren, zodat elk nieuw merk bestaande uit dit woord in combinatie met een ander woord het gevaar loopt te worden beschouwd als een variant op het oudere merk. Derhalve zij opgemerkt, dat het relevante publiek zou kunnen menen dat de onder het merk Westlife verkochte waren en diensten dezelfde herkomst hebben als die welke onder het merk West worden verkocht, of dat er ten minste een economische band bestaat." Lees arrest.

IEF 290

Sterrenslag

Arrest GvEA, 4 mei 2005, zaak T-359/02. Chum tegen OHIM+Star TV. Oppositiezaak. Oudere IR beeldmerk Star TV tegen CTM aanvraag voor het woordmerk Star TV. GVeA wijst oppositie toe.

Weinig opzienbarende zaak. Aardig zijn de stukken over soortgelijkheid van waren en diensten. "Volgens vaste rechtspraak zijn de factoren waarmee bij de beoordeling van de soortgelijkheid van de waren of diensten rekening dient te worden gehouden, onder meer de bestemming en het concurrerend dan wel complementair karakter daarvan zijn. In casu moeten de in de merkaanvraag bedoelde activiteiten van productie, opname en ontwikkeling van televisieprogramma’s, video, banden, cd’s, cd-roms en computerschijven, vergelijkbaar worden geacht met de door het oudere merk beschermde productie van televisieprogramma’s, voorzover zij een hieraan complementair karakter hebben, aangezien daaronder ook de vervaardiging van audiovisuele of multimediaproducten valt, die een specifieke vorm van verspreiding van de producten van opposante kan zijn, ofwel het elektronisch medium is voor dergelijke uitzendingen."

"Interactieve televisie, die gebruikmaakt van elektronische media zoals digitale televisie of internet, waardoor de afnemers een gebruik van de dienst kunnen maken dat verder gaat dan de passieve ontvangst van de beelden, moet worden gezien als een bijzondere verschijningsvorm van televisie...Een zelfde conclusie moet worden getrokken met betrekking tot de „productie van televisieprogramma’s”. Ook in dit geval dekt verzoeksters ruimere formulering immers tevens de onder bescherming van het oudere merk geproduceerde televisieprogramma’s, die specifiek betrekking hebben op film"

Woordmerk STAR TV en beeldmerk STAR TV zijn bovendien sterk overeenstemmend: "Gelet op het feit dat het aangevraagde merk samenvalt met het dominerende woordbestanddeel van het oudere merk, heeft de kamer van beroep niet van een verkeerde rechtsopvatting blijk gegeven door te oordelen dat er een sterke overeenstemming tussen de twee merken bestaat."

En, als in zoveel arresten speelt ook hier de bewijsvoering een belangrijke rol. "Wat de argumenten betreft die verzoekster ontleent aan haar verschillende nationale, internationale en communautaire inschrijvingen van merken die het woord „star” of de afbeelding van een ster bevatten, alsmede het volgens haar courante gebruik van het woord „star” voor de in geding zijnde diensten, behoeft slechts te worden vastgesteld dat deze argumenten voor de oppositieafdeling noch voor de kamer van beroep zijn aangevoerd. Volgens vaste rechtspraak kunnen feiten die voor het Gerecht worden ingeroepen zonder voordien voor de instanties van het BHIM te zijn aangedragen, de wettigheid van deze beslissingen slechts aantasten indien het BHIM deze ambtshalve in aanmerking had moeten nemen."

 Lees arrest.

IEF 284

LeakLock vs. LecWec

Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 april 2005, HA ZA 04-4222.  Richard Chambers GmbH tegen D.A.T. Group International B.V. & H.B.S. Trading B.V.

Een rechttoe-rechtaan-uitspraak over olie additieven, gebruikt om lekke keerringen in motoren te dichten en lekkages te voorkomen.

De rechtbank beslist (terecht) dat de merken LeakLock en LecWec niet op elkaar lijken, omdat ze “(…) naar de totaalindruk bezien auditief, visueel en/of begripsmatig niet een zodanige gelijkenis (vertonen), dat daardoor bij het relevante publiek directe of indirecte verwarring kan worden gewekt, nog daargelaten de aanzienlijk verschillende verpakkingen waarin de beide producten worden aangeboden.”

Bovendien hebben eisers ‘geen feiten of omstandigheden gesteld die nog zouden kunnen leiden tot de conclusie dat eisers in plaats van of naast de merkhouder gerechtigd zouden zijn de onderhavige op merkinbreuk gebaseerde vorderingen in te stellen.”

Tenslotte, vond het merkgebruik door gedaagden plaats in een periode gelegen vóór de publicaties van zowel de aanvrage als de inschrijving van het onderhavige Gemeenschapsmerk en is het inmiddels gestaakt.

Lees het vonnis hier.

IEF 274

Nieuw van het Hof

Mededelingen en Arrest:
T-32/03 2005-04-29 Leder & Schuh / OHMI - Schuhpark Fascies (JELLO SCHUHPARK)
T-33/03 2005-04-29 Osotspa / OHMI - Distribution & Marketing (Hai)
C-31/04 2005-04-28 Commissie / Spanje

Verzoekschriften:
C-104/05 2005-04-29 El Corte Inglés / BHIM en Pucci
C-108/05 2005-04-29 Bovemij Verzekeringen
T-105/05  2005-04-29 Assembled Investments / OHMI - Waterford Wedgwood (WATERFORD STELLENBOSCH)
T-118/05  2005-04-29 Reckitt Benckiser / OHMI (Tablette rectangulaire noir en blanc avec un noyau ovale blanc)
T-119/05  2005-04-29 Reckitt Benckiser / OHMI (Tablette rectangulaire bleu en blanc avec un noyau blanc à l'intérieur)
T-129/05  2005-04-29 Wal-Mart Stores / OHMI - Sánchez Villar (WAL-MART)
T-72/05   2005-04-29 Deutsche Telekom / OHMI (Telekom Global Net)
T-90/05   2005-04-29 Omega / OHMI - Omega Engineering (~ OMEGA)
T-92/05   2005-04-29 Movingpeople.net / OHMI - Schäfer (moving people.net)
T-96/05   2005-04-29 Monte di Massima / OHMI - Höfferle Internationale (Valle della Luna)
T-97/05   2005-04-29 Rossi / OHMI - Marcorossi (MARCOROSSI)

Bespreking volgt, voorzover relevant.

IEF 262

AH - Unilever: een genuanceerde 11 - 2

De slotsom: Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de voorzieningen ten aanzien van de AH-huismerk pot pindakaas met blauwe dop en tafelmargarine ‘Voor op brood’ zullen worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal Albert Heijn gelasten het gebruik van deze verpakkingen te staken en gestaakt te houden. Op grond van het verweer van Albert Heijn is voldoende aannemelijk dat de gevorderde termijn van 14 dagen tekort is om de producten uit alle winkels te verwijderen. De termijn zal daarom worden gesteld op 4 weken na betekening van dit vonnis. De door Unilever gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en aan een maximum verbonden van € 2.000.000,00 (twee miljoen euro). De vorderingen met betrekking tot de overige elf producten zullen worden geweigerd. Het onder b gevorderde bevel zal als te vaag worden afgewezen. Toewijzing van deze vordering lijkt bovendien in dit geding, gelet op de partijen en het feit dat zij in een voortdurende handelsrelatie tot elkaar staan, ook niet nodig.

Aangezien partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd. Lees vonnis.

IEF 261

Redelijk vers van de rechter

Gepubliceerd op rechtspraak.nl. Bespreking volgt.

Rechtbank Zutphen, 27-04-2005, LJN: AT4667, 68738 KG ZA 05-83. Kort geding. Merkhouder(s) van parfummerken verzetten zich, gedeeltelijk met succes, tegen het verkopen van en adverteren voor (binnen de EER “gedumpte”) parfums van deze merken door een op het “goedkopere marktsegment ” gerichte winkelketen.

Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 18-03-2005, LJN: AT4627, 123758. Kort geding. Auteursrecht op relaxfauteuil.

IEF 243

X5, waar denkt u aan?

BMW wint in hoger beroep de procedure tegen X5 Centrum. In tegenstelling tot de kortgeding rechter in eerste aanleg oordeelt het Gerechtshof Arnhem dat het teken X5 voldoende onderscheidend vermogen heeft om als merk voor terreinwagens te dienen. Een beroep op BMW/Deenik door X5 Centrum mocht haar niet baten, nu zij het merk X5 paginagroot op haar startpagina afbeeldde inclusief de kleuren zwart en blauw. Lees kg vonnis.