DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 68

Merkenrecht

Merkenrecht: GvEA, 1 februari 2005, zaak T-57/03, SPAG / OHMI - Dann en Becker Oppositie OLLY GAN tegen inschrijving van woordmerk HOOLIGAN als gemeenschapsmerk.

Het ligt voor de hand dat het aangevraagde merk in wezen is gebaseerd op het begrip hooligan. Tussen partijen is overigens in confesso dat de Franse en de Portugese gemiddelde consument met dit begrip vertrouwd is, met name omdat het in de voetbalwereld wordt gebruikt. Bijgevolg zal het relevante publiek het aangevraagde merk in die zin begrijpen en opvatten.

Bovendien hebben de oudere merken a priori geen betekenis en doen zij in de eerste plaats denken aan een voornaam en een naam. Dit laatste is een gangbare praktijk in de kledingsector en het relevante publiek gaat het derhalve ook aldus opvatten, zodat de oudere merken in die zin worden onthouden. Het relevante publiek gaat eventueel slechts indirect, en alleen fonetisch, de oudere merken associëren met het begrip hooligan. Deze associatie is echter het resultaat van de uit de fonetische overeenstemming voortvloeiende verwarring tussen de conflicterende merken.

 

Bij visuele waarneming van de oudere merken ontstaat onmiddellijk een afstand tussen het begrip hooligan en deze merken. In dit verband heeft de kamer van beroep terecht geoordeeld dat bij de aankoop van een kledingstuk de merken doorgaans visueel worden waargenomen (punt 23 van de bestreden beslissing). De gemiddelde consument onthoudt de oudere merken dus als naam en voornaam.

 

Zoals hierboven is uiteengezet, zijn de oudere merken gevormd op een wijze die in de ogen van het relevante publiek doet denken aan een voornaam en een naam. In de kledingsector is dit zeer gebruikelijk. Bovendien wijst niets erop dat de gekozen voornaam en naam voor het relevante publiek een bijzondere betekenis hebben. Derhalve kan niet op goede gronden worden gesteld dat de oudere merken een groot intrinsiek onderscheidend vermogen hebben.

 

Bijgevolg heeft de kamer van beroep, hoewel zij ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen fonetische overeenstemming bestaat, bij de globale beoordeling van de overeenstemming van de conflicterende tekens, terecht geconcludeerd dat deze tekens niet overeenstemmen gelet op het visuele verschil ertussen en op het ontbreken van begripsmatige overeenstemming en terecht geconcludeerd dat het relevante publiek het aangevraagde merk niet zal gaan verwarren met de oudere merken, inzonderheid in de kledingsector.

IEF 63

Merkenrecht

Na recentelijk een aantal IE-advocaten te hebben verloren, heeft Nauta Dutilh afgelopen vrijdag ook de strijd om 'haar' stip, die zij gedeponeerd had als merk, verloren.

Nauta had verscheidene advocatenkantoren die (ook) een stip in hun kantoorlogo voerden, aangesproken op merkinbreuk. In een van die zaken, tegen een Zeeuws advocatenkantoor, bekrachtigde de Hoge Raad het arrest van het hof Den Haag, waarin onder meer werd geoordeeld dat Nauta niet voldoende had onderbouwd dat 'haar' stip algemeen bekend was bij het relevante publiek. Ook was de Hoge Raad het met het hof eens dat er geen gevaar voor directe of indirecte verwarring door Nauta was aangetoond, en dat de stip vooral aangemerkt zal worden als verbindingsteken of decoratief element (en dus niet als merk).

Lees hier het hele arrest.

IEF 60

Kort geding: Viva / Vive

Vrouwenweekblad Viva, een uitgave van Sanoma Uitgevers, spant een kort geding aan tegen het seniorenblad Vive. De namen lijken volgens Sanoma te veel op elkaar en dat zou tot verwarring kunnen leiden. Vive Magazine is de nieuwe naam van Senioren Magazine, dat door uitgeverij Top Pers op de markt wordt gebracht. Marketingmanager Sander ten Dam van Viva: ‘We hebben hen, na die naamsverandering, eerst een brief gestuurd met het verzoek om van de naam Vive af te zien. Toen men dat niet wilde, is een gesprek geregeld waar we niet uit kwamen. Vandaar dat we het nu juridisch willen aanpakken.’ Het kort geding dient op 3 februari voor de rechtbank in Amsterdam.

IEF 54

XS4U x-tra sexy for you / XS4ALL

Het beeldmerk XS4U x-tra sexy for you maakt geen inbreuk op (de reputatie van) de bekende merknaam XS4ALL. XS4U handelt in erotische artikelen, waaronder beeld- en geluidmateriaal. De artikelen zijn onder meer te bestellen via het internet. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake is van merkinbreuk, wanneer XS4U altijd wordt gebruikt in combinatie met het achtervoegsel x-tra sexy for you. XS4ALL was bang voor reputatieschade, maar viste in deze prikkelende zaak achter het spreekwoordelijke net. Voor de volledige uitspraak, zie: Rechtbank Utrecht, zaak-/rolnr. 115821 / KG ZA 04-483 d.d 27 oktober 2004.

IEF 50

Merkenrecht

Yoghurt emmertjes geschikt als merk

Het Hof Arnhem heeft bepaald dat de yoghurt emmertjes van De Zuivelhoeve kunnen dienen als merk. Het Hof merkt op dat op zichzelf betwijfeld kan worden of een emmertje voor yoghurt op zichzelf voldoende onderscheidend vermogen heeft om als beeld/vormmerk ingeschreven te kunnen worden, maar is van mening dat de emmertjes door inburgering toch dit noodzakelijke onderscheidend vermogen hebben verkregen.

Lees hier het gehele arrest.

IEF 49

Merkenrecht

Schaatster Barbara de Loor verliest kort geding tegen KNSB. KNSB geeft aan de leden van kernploegen/nationale selecties extra sponsorruimten, de zogenaamde merkenteams. De Loor, die geen deel uitmaakt van een door de KNSB erkend merkenteam, wil een extra ‘beenplek’ verwerven.

De Voorzieningenrechter oordeelt: “Het ter bevordering van het ontstaan van merkenteams toekennen van meer logorechten aan een merkenteam dan aan een onafhankelijke licentiehouder is gelet op voormeld beleid dan ook begrijpelijk en in beginsel ook rechtvaardig”. Lees vonnis

 

IEF 45

Merkenrecht

Voor wie er aan twijfelde: het Benelux Gerechtshof bestaat nog. Althans, getuige de twee onderstaande arresten bestond het in ieder geval nog op 1 december. Ander goed nieuws: de enorm lelijke website van het hof is inmiddels onbereikbaar.

Benelux Gerechtshof, 1 december 2004, zaak A/99/1/20, KPN tegen Benelux Merkenbureau.

Benelux Gerechtshof, 1 december 2004, zaak A98/2/21,  Campina tegen Benelux Merken Bureau.

IEF 39

Adwords / Merkenrecht

Google wint AdWords zaak in USA. Google verkoopt zoektermen waarmee Internetgebruikers de door hun gezochte informatie kunnen vinden. Google verkoopt ook tekens die merkrechtelijk beschermd zijn. De Amerikaanse rechter is van mening dat de verkoop van de merkrechtelijke beschermde zoektermen op zichzelf niet onrechtmatig is. Dit is geen verwarringwekkend gebruik van een merk. Echter, de rechter heeft zich nog niet uitgelaten of het tonen van het merk in bijvoorbeeld pop-ups of banners merkinbreuk oplevert. Dat lijkt mij wel. Lees meer op findlaw.com.

IEF 35

Merkenrecht

 

Over uitspraken valt te twisten. De stelling van het GvEA in het gisteren gewezen arrest Tucci/Pucci dat: "De waren van klasse 25 dienen om delen van het menselijke lichaam te bedekken en te kleden, terwijl de waren van klasse 18 dienen om voorwerpen te dragen, als kamerdecoratie of als grondstof voor fabrikanten van lederwaren en kunstlederwaren." is verdedigbaar. De praktijk leert echter dat kledingmerken vrijwel altijd voor de klassen 18 en 25 worden gedeponeerd en dat is toch ook niet zonder reden. De kleurrijk gekafte boeken van Rechter Forwood doen wellicht anders vermoeden, maar wellicht heeft de kleding en accessoirekennis van de louter mannelijk oordelende rechters toch een rol gespeeld?

 

Zaak T-8/03, 13 december 2004, El Corte Inglés / OHIM - Pucci Oppsitie  EMIDIO TUCCI / EMILIO PUCCI)

"Dienaangaande heeft het BHIM terecht opgemerkt dat de waren van klasse 18 van een andere aard zijn en een ander gebruiksdoeleinde hebben dan de waren van de klassen 3 en 25 waarop de oudere merken van verzoekster betrekking hebben. Verzoekster betwist deze verschillen
niet ernstig wat de waren van klasse 3 betreft. De waren van klasse 25 dienen om delen van het menselijke lichaam te bedekken en te kleden, terwijl de waren van klasse 18 dienen om voorwerpen te dragen, als kamerdecoratie of als grondstof voor fabrikanten van lederwaren en kunstlederwaren. Zij worden normaliter door verschillende fabrikanten gemaakt en via verschillende distributiekanalen op de markt gebracht. Dat waren zoals reiskoffers en paraplu’s enerzijds en kledingstukken en schoeisel anderzijds in dezelfde handelszaken, zoals warenhuizen of supermarkten, kunnen worden verkocht, is in dit opzicht niet erg relevant, aangezien in deze verkooppunten zeer verscheidene waren te koop worden aangeboden, zonder dat de consumenten deze waren automatisch eenzelfde herkomst toekennen. Het gaat evenmin om concurrerende waren.

Op dezelfde wijze verschillen de weefsels en textielproducten van klasse 24 in tal van opzichten, zoals aard, bestemming, herkomst en distributiekanalen, van de kledingstukken en het schoeisel van klasse 25. In punt 31 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep dus terecht opgemerkt dat slechts in bijzondere gevallen, namelijk wanneer een stoffenfabrikant uit de bekendheid van zijn eigen merk munt wil slaan en beslist om zijn activiteiten tot de kledingconfectie uit te breiden, een en hetzelfde merk wordt gebruikt om zowel afgewerkte producten (kledingstukken) als halffabrikaten (weefsels voor kledingstukken) aan te duiden. Uit de door verzoekster overgelegde stukken blijkt niet dat dit in casu het geval is." Lees arrest.