Alle rechtspraak  

IEF 9745

Overdracht is de bedoeling van partijen

Vrz. Rechtbank Zutphen 1 juni 2011, KG ZA 11-143 (Copla Consultants, Copla Opleiding & training tegen Copla Holding B.V. & A.)

Met dank aan Elise Menkhorst en Marieke Coumans, De Gier | Stam & Advocaten. Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Overdracht van onderneming. Ouder handelsnaamgebruik. Samenwerking. Aanspraak op domeinnaam copla.nl.

Copla biedt diensten aan op het gebied van veiligheidszorg en arbo-/ brandveiligheid. Copla Holding bedrijft gelijke activiteit, terwijl er sprake was van overdracht van onderneming Copla. Beneluxmerkregistratie Copla (zie hier), daartegen staat nog bezwaar open, dat maakt het gebruik door Copla Holding nog altijd in strijd met deze registratie. Toewijzing van vorderingen. 1019h Burgerlijke Rechtsvordering.

5.3. Voorts acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat Copla Holding op basis van de samenwerkingsovereenkomst (nog) recht heeft op medegebruik van de aanduiding Copla omdat deze samenwerkingsovereenkomst nog steeds geldig zou zijn. uit de feiten en omstandigheden wordt voldoende aannemelijk dat het de bedoeling van partijen was om bij de overdracht van de aandelen in Copla Opleiding & Training - in 2003 - tevens het gebruik van de handelsnaam Copla over te dragen, althans dat Copla daar gerechtvaardigd op mocht vertrouwen. Bovendien staat als onweersproken vast, zoals hiervoor is geoordeeld, dat Copla Holding en A enkel op grond van expliciete toestemming van Copla werd toegestaan om nog op persoonlijke titel examens te blijven ontwikkelen. Dit wijst er op dat partijen er vanuit gingen dat dergelijke bedrijfsactiviteiten feitelijk aan Copla toe vielen.

Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter - later oordelend - tot de conclusie zal komen dat Copla Holding door gebruik te maken van de aanduiding Copla inbreuk maakt op de handelsnaam van Copla. Hieruit volgt reeds dat Copla voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening.

Lees de uitspraak hier (pdf - zie ook bovenaan artikel)
2.20 BVIE, 1019h Rv

IEF 9743

Niet in dit kort geding toewijsbaar

Vrz. Rechtbank 's-Gravenhage 1 juni 2011, LJN BQ6877 (Converse Inc. c.s. tegen curator Sporttrading Holland B.V. en Ferro Footwear B.V. c.s.)

In navolging van de Converse serie. Merkenrecht. Bedrijfsvertrouwelijke informatie: database met productiegegevens. Ongeoorloofde mededinging en door misdrijf verkregen vertrouwelijke gegevens. Faillissement. Sinds 2009 zijn partijen in rechtsstrijd over 'counterfeit schoenen', vanwege faillissement nu waarneming door curator.

Ingrijpen middels kort gedingprocedure is voor veel vorderingen van Converse niet gerechtvaardigd. Vordering gebruik vertrouwelijke gegevens afgewezen, het is voorshands onvoldoende aannemelijk is dat de curator daarmee onrechtmatig jegens Converse zou handelen.

Merkenrecht 4.2. De vordering onder c) is niet toewijsbaar reeds omdat, zoals de curator terecht heeft aangevoerd, een spoedeisend belang ontbreekt. Het bewijsbeslag is gelegd in november 2009. Op dat moment was de bodemprocedure al aanhangig gemaakt. Niet is in te  zien waarom nu plotseling een beslissing over de gevorderde inzage in de bodemprocedure  niet kan worden afgewacht en een spoedeisend belang zou bestaan om nu al inzage te  hebben in het inbeslaggenomen materiaal om de gestelde merkinbreuk vast te stellen. Converse heeft daarnaar gevraagd ter zitting ook niet anders kunnen aangeven dan dat er  meerdere procedures aanhangig zijn tussen Converse enerzijds en Sporttrading c.s. c.q. haar  afnemers anderzijds en dat er in al die procedures duidelijkheid over de gestelde  merkinbreuk zal moeten komen. Het praktisch belang dat Converse ziet in snelle  duidelijkheid op dit punt rechtvaardigt echter geen ingrijpen in kort geding.

4.3. Daarnaast betwist de curator dat sprake is geweest van merkinbreuk door Sporttrading c.s. en heeft Converse de merkinbreuk in deze procedure niet of nauwelijks  gemotiveerd. (…) Dat de  voorzieningenrechter te Breda inbreuk in het eerdere kort geding aannemelijk heeft geacht ontslaat Converse niet van de verplichting die ook in dit kort geding aannemelijk te maken.

4.6. De vordering onder b) is echter niet toewijsbaar om de navolgende reden.(…) uit de  door partijen overgelegde producties is in ieder geval af te leiden dat verlof is verleend om  conservatoir beslag te leggen op bewijsmateriaal met betrekking tot de gestelde  merkinbreuk, niet voor bewijzen met betrekking tot het onrechtmatig gebruik en  verspreiding van bedrijfsvertrouwelijke informatie. In de bodemprocedure kan vervolgens  aan Converse worden toegestaan het bewijsmateriaal in te zien ter vaststelling van de  merkinbreuk, mogelijk ook de daarmee eventueel gemaakte winst, maar niet voor andere  doeleinden. Een dergelijke vordering is dan ook niet in dit kort geding toewijsbaar.

Bedrijfsinformatie 4.7. De vordering onder a) is in zoverre spoedeisend dat de curator niet uitsluit dat hij  in het kader van de inbreukprocedures gebruik zal willen maken van informatie die door  Converse als bedrijfsvertrouwelijk wordt aangemerkt. Het gaat dan om andere informatie  dan door Sporttrading c.s. in de bodemzaken al is ingebracht omdat Converse die informatie buiten haar vordering heeft gehouden.

4.8. Deze vordering kan niet worden toegewezen omdat voorshands onvoldoende  aannemelijk is dat de curator daarmee onrechtmatig jegens Converse zou handelen. Dat is  afhankelijk van de aard van de informatie terwijl daarnaast, afhankelijk van de concrete  omstandigheden, aan de zijde van de curator een rechtvaardigingsgrond zou kunnen bestaan  om de informatie in de inbreukprocedures in te brengen, ook al zou die informatie  vertrouwelijk zijn en ook al zou de boedel daarover beschikken doordat zij deze van [K] heeft verkregen. Voor het gevorderde verbod bestaat nog minder aanleiding nu van een bekwame curator een zorgvuldige afweging kan worden verwacht en de curator zijn  taken bovendien uitoefent onder toezicht van de rechter-commissaris.

Lees de uitspraak hier (link / pdf).

IEF 9740

Rechtsverwerkingsverweer slaagt niet

Hof ’s-Gravenhage 31 mei 2011, LJN BQ6773 (Firma Hauck GmbH & Co tegen Stokke AS c.s.) 

Hauck

Stokke

Auteursrecht. Merkenrecht. Vormmerk. Rechtsverwerking. Distributierecht ivm met begrip 'publiek'. Tripp Trap-zaak. Eindarrest in een lange reeks, bijvoorbeeld tussenarrest IEF 8503, IEF 8029 en meer Stokke. Geen rechtsverwerking. Merk nietig wegens combinatie aard van de waar en wezenlijke waarde van de waar. Uitgebreid eindarrest, slotsommen:

Auteursrechtinbreuk 7.3  Nu grief 2 van Hauck en haar daarmee verband houdende, in rov. 8 juncto rov. 16 van het 2009-tussenarrest genoemde, nieuwe grief falen, staat vast dat Hauck in Nederland directe auteursrechtinbreuk heeft gepleegd door de ALPHA en BETA-stoelen aan detaillisten en groothandels te leveren. Grief 5 van Hauck slaagt in zoverre dat van indirecte inbreuk geen sprake kan zijn en dat het bestreden vonnis, voor zover daarin anders is beslist, niet in stand kan blijven. Voorts in aanmerking nemende dat het rechtsverwerkingsverweer van Hauck en haar daarop geënte grief 3 falen, zijn de vorderingen i) en ii) van Stokke c.s. tot een verklaring voor recht van respectievelijk een verbod tot directe auteursrechtinbreuk toewijsbaar, zoals ook de rechtbank heeft geoordeeld. Omdat grief I van Stokke c.s. niet opgaat, zijn ook in hoger beroep de vorderingen van Stokke c.s. op basis van de morele rechten niet voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoeding wegens auteursrechtinbreuk 7.4  Aangezien enerzijds niet alleen het rechtsverwerkingsverweer maar ook het niet-toerekenbaarheidsverweer van Hauck en haar daarop geënte grief 4 faalt, en anderzijds de grieven II en III.b van Stokke c.s. doel treffen, zal Hauck worden veroordeeld tot schadevergoeding of, indien het bedrag daarvan hoger is, winstafdracht, op te maken bij staat, onder vernietiging van het besteden vonnis te dien aanzien. Grief III.a van Stokke c.s betreffende de door de rechtbank gehanteerde methode van winstberekening faalt, zodat wat dit betreft haar vonnis in stand blijft. De veroordeling tot het doen van rekening en verantwoording zal worden gehandhaafd, en daarnaast worden uitgebreid tot de periode voor 1 juli 1998. Hierbij wordt nog wel opgemerkt dat de Hauck-activiteiten van Zilverster begin jaren '90 zijn overgenomen door Jakotrade (rov. 13 van het 2009-tussenarrest) en dat niet is komen vast te staan dat New Valmar, Hauck's in België gevestigde distributeur, van wie Jakotrade afnam, daarbij in naam van Hauck handelde (rovv. 11 en 37-39 van het 2009-tussenarrest). De leveringen via New Valmar vanaf begin jaren '90 zijn daarom geen openbaarmakingen door Hauck, zodat Stokke c.s. daaraan geen schadevergoeding-/winstafdrachtvorderingen jegens Hauck kunnen ontlenen.

De nevenvorderingen in verband met auteursrechtinbreuk 7.5  Grief III van Stokke c.s. slaagt uitsluitend voor zover gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van hun nevenvordering iv) onder d) met betrekking tot het aantal door Hauck verkochte en/of geleverde producten en de leverdata. Deze vordering zal, onder vernietiging van het bestreden vonnis op dit punt, alsnog worden toegewezen, op straffe van verbeurte van een dwangsom als in het dictum te vermelden.

Het merkrecht en de 'overige vorderingen' van Hauck 7.6  De beslissing van de rechtbank tot nietigverklaring van het vormmerk blijft in stand; de daartegen gerichte grief IV van Stokke c.s. faalt. De 'overige vorderingen' van Hauck maken geen deel uit van de rechtsstrijd in hoger beroep (zie rov. 54 van het 2009-tussenarrest). Voor de door Hauck bij pleidooi in hoger beroep vermelde vordering tot terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan bestaat gezien het hiervoor overwogene geen grond, daargelaten nog of bij een pleitnota wel een vordering kan worden ingesteld.

De proceskosten 7.7   De auteursrechtelijke vorderingen van Stokke c.s. in conventie zijn in hoger beroep voor een belangrijk deel toewijsbaar geoordeeld, doch de afwijzing door de rechtbank van hun merkenrechtelijke vorderingen in conventie zal worden bekrachtigd. In reconventie is de vordering van Hauck tot nietigverklaring van het vormmerk door de rechtbank terecht uitgesproken, terwijl haar afwijzing van de overige vorderingen van Hauck buiten de reikwijdte van het hoger beroep valt en daarom in stand blijft. In zowel de procedure in conventie als die in reconventie zijn parijen dus over en weer deels in het ongelijk gesteld. Derhalve is er geen reden om de beslissing van de rechtbank tot compensatie van de proceskosten in beide procedures te vernietigen. Grief V van Stokke c.s., die strekt ten betoge dat Hauck alsnog in de kosten van de eerste aanleg moet worden veroordeeld, loopt hierop stuk.

Lees het arrest hier (link / pdf).

IEF 9737

Gesplitste merkhouders. Economisch verbondenheid

Hof van Beroep Gent 2 mei 2011, 2010/A/538 (Colman Leder NV tegen Proveco NV)

Met dank aan Eric de Gryse, Simont Braun advcaten.

België. Merkenrecht. Merkhouders gesplitst. Parallelimport. Herkomstverwarring. Uitputting. Vrij verkeer. Toepassing economische verbondenheid (Ideal-Standard arrest) tussen Benelux en buitenlandse merkhouders.

Melvo (geen partij) bezit Duitse en internationale merkrechten op woordmerken en complexe merken "Coxy" voor onderhoudsproducten voor schoenen. Voor de Benelux beschikt NV Proveco de rechten. Colman koopt in Duitsland en verkoopt in Benelux. Schending van het merkenrecht in eerste aanleg, Hof bevestigt het vonnis.

9. (...) In deze is de herkomst in de eerste plaats de herkomst vanwege de nv Proveco, gezien zij de houder is van de merken.

Ten onrechte maakt nv Colman - LEder abstractie van het feit dat Melvo (of haar rechtsvoorganger) haar rechten voor de Benelux aan nv Proveco overdroeg.

Vrij verkeer toelaten brengt derhalve in deze zaak wel degelijk de herkomstfunctie van de merken van nv Proveco in gevaar. Doordat producten in de Benelux gebracht zouden worden waarover nv Proveco geen controle heeft, zou deconsument in verwarring gebracht kunnen worden en van ordeel zijn dat ze van nv Proveco afkomstig zijn, terwijl dit niet het geval is. Het gaat hier om een rechtsgeldige toepassing van artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (oud artikel 30 EEG-Verdrag)

10. Er zou slechts van uitputting kunnen sprake zijn in geval nv Proveco haar toestemming zou gegeven hebbben voor het gebruik binnen de Benelux. Het moet dan nog gaan om de producten die nv Proveco binnen de Benelux op de markt brengt. Het oordeel vande eerste rechter ter zake is terecht. In beginsel moet deze toestemming expliciet zijn.

11. Er is in de zaak evenwel geen economiche verbondenheid tussen nv Proveco en Melvo. Een structurele verbondenheid moet bewezen zijn opdat er een economische verbondenheid zou bestaan. (...) Het feit dat nv Proveco een aantal producten koopt bij Melvo of ze door Melvo op bestelling laat maken is niet voldoende om van een economische verbondenheid te spreken. (...)

Lees de uitspraak hier (Juridat, grosse, schone pdf) en de eerdere beschikking hier (pdf)
Verdrag werking van de EU

IEF 9731

Domeinnaam "om de hoek"

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage 31 mei 2011, KG ZA 11-405 (Danismanlik en Hittit B.V. tegen Kösebasi Turks Restaurant V.O.F. c.s.)

Met gelijktijdige dank aan Marc de Boer, Boekx Advocaten.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Domeinnaam. Bevoegdheid gestelde inbreuk via het internet bij arrondissement Den Haag (4.6.1 BVIE).

Restaurantketen onder de intertionale geregistreerde naam KŐŞEBAŞI met domein www.kosebasi.com. Gedaagde maakt gebruik van teken KOSEBASI op bedrijfspand, menukaart en website kosebasi.nl en kosebasi-utrecht.nl. Voorlopig geen gelijke, maar overeenstemmende tekens. Voor het algemene publiek is het woord KŐŞEBAŞI (Turks: om de hoek/ hoekpand) is niet beschrijvend. Verwarringsgevaar handelsnaam en merk niet deugdelijk betwist. Gedaagden hebben eigen recht op domeinnaam kosebasi.nl, omdat zij als eerste hebben geregistreerd en commercieel belang houden. gebruik kosebasi-utrecht.nl staken, daarom ook verwijdering verzocht aan Thuisbezorgd.nl.

Bevoegdheid 4.2. Voor zover de vorderingen gebaseerd zijn op het Gemeenschapsmerk is deze rechtbank bevoegd op grond van artikel 97 lid 1 GmerkVo1 omdat gedaagden in Nederland gevestigd of woonachtig zijn. Wat betreft het Beneluxmerk is deze voorzieningenrechter bevoegd krachtens artikel 4.6.1 BVIE2 omdat de gestelde inbreuk zich, via het internet, uitstrekt tot in dit arrondissement. Ten aanzien van de vorderingen gebaseerd op handelsnaamrechten en onrechtmatige daad geldt eveneens dat de gestelde inbreuken zich mede uitstrekken tot het arrondissement Den Haag.

Merkenrecht 4.9. Voorshands merkt de voorzieningenrechter de verschillen niet aan als zo onbeduidend dat zij aan de aandacht van de gemiddelde consument zullen ontsnappen. Het woord/beeldmerk van eiseressen wordt gekenmerkt door de specifieke weergave in handschrift, zonder gebruik van hoofdletters. Daarnaast is het weglaten van het streepje in letter A, welke wel als hoofdletter is weergeven, kenmerkend voor het woord/beeldmerk voor het woord/beeldmerk van eiseressen. Deze vormgevingselementen zijn niet onbeduidend en worden in de tekens van gedaagden niet toegepast. Naar voorlopig oordeel is er dan ook geen sprake van gelijke tekens. De tekens zijn wel aan te merken als overeenstemmende tekens in de zin van artikel 9 lid 1 sub b GmerkVo. Door eiseressen is dit subsidiair gesteld en door gedaagden is dit niet deugdelijk betwist.

Beschrijvend 4.10. Gedaagden hebben voorts gesteld dat het woord kőşebaşi niet geschikt is als merk of handelsnaam. Zij merken dit aan als beschrijvend omdat dit Turkse woord de betekenis ‘om de hoek’ of ‘hoekpand’ heeft. Het restaurant van gedaagden bevindt zich in Utrecht op de hoek van de Marnixstraat en de Royaards van der Hamkade. Gedaagden hebben daarom voor de naam kőşebaşi gekozen, zoals menig café in Nederland ’t Hoekje heet.

4.11. De rechtbank zal in het midden laten of een woord als ’t Hoekje in Nederland, als beschrijvend, ongeschikt als merk of handelsnaam moet worden geacht. Het relevante publiek is in dit geval het algemene publiek nu zowel het restaurant van gedaagden als van eiseressen zich niet specifiek richten op een Turks publiek. Het algemene publiek zal de betekenis van het woord kőşebaşi niet onderkennen. Zonder meer is het woord dan ook niet ongeschikt als merk. Het gebruik dat gedaagden van de tekens kosebasi of kőşebaşi maken merkt de voorzieningenrechter voorshands aan als gebruik als merk.

Eigen domeinnaamrecht 4.17. Gedaagden hebben een eigen recht op de domeinnaam kosebasi.nl, omdat zij de eerste waren om deze te registreren. Nu het tegendeel niet gesteld is, is ook niet uitgesloten dat zij eerder hun domeinnaam hebben geregistreerd dan eiseressen de domeinnaam kosebassi. com. Ook nu gedaagden geen gebruik meer zullen kunnen maken van de domeinnaam kosebasi.nl blijven zij een eigen commercieel belang houden bij het bezit van deze naam, bijvoorbeeld hun belang om deze domeinnaam te kunnen verkopen aan eiseressen. Eiseressen hebben onvoldoende gesteld waaruit zou volgen dat hun belang in deze groter is dan het belang van gedaagden. Voorzover zij zouden bedoelen dat het onrechtmatig is een domeinnaam te registreren die overeenkomt met het merk van een ander hebben zij een en ander onvoldoende onderbouwd, nu zulks zonder meer niet onrechtmatig is.

Lees het vonnis hier (pdf)
BVIE, GemVo 207/2009, Handelsnaamwet

IEF 9730

DomJur uitspraken

Op Domjur.nl staan Nederlandse uitspraken en rechtspraak met betrekking tot domeinnamen. In het bijzonder .nl-domeinnamen. Een overzicht van de recente zeven uitspraken.

Rechtbank Almelo 16 maart 2011, LJN BP8981, IEF 9499, DomJur 2011-670 (Montage.nl) link

Handelsnaam. Eiseres is onderneming  die verkoop en installatie kozijnen, schuifpuien, dakkapellen etc. uitvoert. Verweerder is [W]Monatge Benson, houder van de domeinnaam [W]montage.nl. Eiseres vordert overdracht van de domeinnaam. Art. 5 Hnw,  gelijkluidendheid van beide handelsnamen, ondernemingsaard nagenoeg gelijk en geringe afstand tot elkaar, gevaar voor verwarring.

Geen verbod eigen naam als handelsnaam te voeren, art. 5 HnW staat zo'n verbod wel toe. Handelsnaam staken en registratie doorhalen.


Rechtbank Amsterdam, 24 maart 2011, IEF 9493, DomJur 2011-671 (Koninklijke Wegener N.V. c.s tegen Telegraaf Media ICT B.V. c.s.) link

Domeinnaam. Merk. Onrechtmatige daad. Eiseres Wegener en gedaagde Telegraaf, beiden actief als uitgever van kranten en mediaonderneming. DichtbijMedia Beneluxwoordmerk. Geen inbreuk merk, Wegener is dominant, niet dichtbij en media. Ook meent de voorzieningenrechter dat er geen sprake is van een inbreuk op de handelsnaam van Wegener (art. 5 Hnw). Niet iedere commercieel gebruikte domeinnaam kan als een handelsnaam worden aangemerkt. Dit geldt alleen voor domeinnamen die tevens een handelsonderneming aanduiden. Afwijzing vorderingen.


Rechtbank Almelo 2 maart 2011 DomJur 2011-672 (Technisch Personeel Oost B.V. tegen Twenteflex B.V.) link

Merkenrecht. Onrechtmatige daad. Eiseres TPO, detacheringbureau voor technisch personeel en Benelux beeldmerk. Twenteflex domeinnaam technischpersoneeloost.nl. Gebruik van domeinnaam, die gelijk of nagenoeg gelijk is aan de handelsnaam van een derde, die met die handelsnaam een zekere bekendheid heeft verworven, teneinde daardoor bezoekers door te linken naar de eigen website, jegens die derde onrechtmatig is.

ipv Werkelijke schade, wenst TPO dat de rechtbank de schade schat op de voet van artikel 6:97 BW. TPO heeft echter geen bruikbare aanknopingspunten verschaft voor de schatting. De door TPO gestelde omzetdalingen kunnen allerlei andere oorzaken hebben gehad. Daarmee is het verband tussen de gestelde omzetverliezen en de gepleegde inbreuk op de handelsnaam onvoldoende gesteld.

Vzr. Rechtbank Groningen 1 april 2011, LJN BP9907, DomJur 2011/673 (hotelkamerveiling b.v. tegen hotelveiling.nl b.v.) link

Handelsnaam. Onrechtmatige daad. Hotelkamerveiling, online veilen van hotelarrangementen. De voorzieningenrechter constateert dat de in geding zijnde handelsnamen louter uit beschrijvende elementen bestaan en dat niet aannemelijk is geworden dat deze door langdurig gebruik zijn ingeburgerd. De handelsnaam van eiseres getuigt niet van een grote originaliteit, waardoor deze geen (grote) onderscheidingskracht heeft verworven. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat eiseres een gerechtvaardigd beroep op de bescherming van artikel 5 Hnw kan doen. Door haar handelsnaam geheel en al samen te stellen uit beschrijvende elementen, heeft eiseres het risico genomen dat andere bedrijven gebruik maken van een handelsnaam met dezelfde beschrijvende woorden. Afwijzing van vorderingen. 

Vzr. Rechtbank Groningen 8 april 2011, IEF 9544, DomJur 2011-674 (Previtas Nederland B.V. tegen Liv Oost B.V.) link

Handelsnaam. Contractuele geschillen. Eiseres is Previtas Nederland, gespecialiseerd in gewichtsmanagement. Previtas BV is een soortgelijke onderneming en heeft in concernverband samengewerkt met Previtas Nederland. Previtas BV in handen van Liv Holding - naamsverandering Liv Oost. Handelsnaam Previtas behoort aan Previtas Nederland. Uitdrukkelijke bepaling in akte van levering handelsnaam uitgesloten. Art. 6:248 lid 1 BW en aanvullende werking redelijkheid en billijkheid moet worden aangenomen dat Previtas Nederland het gebruik van de Handelsnaam heeft mogen voortzetten.

Inbreuk als omschreven in artikel 5 Hnw oplevert. Het belang van Liv Oost bij de domeinnaamregistratie weegt op geen enkele wijze op tegen het belang van Previtas Nederland bij de spoedige overdracht daarvan. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe en stelt dat de domeinnaam moet worden overgedragen.

WIPO Arbitration and Mediation Center 18 maart 2011, DNL2010-0079, DomJur 2011-675 (BAMw tegen Zesbee B.V.) link

Handelsnaam. Eiser is Stichting Beroepsregister van Agogisch en Maatschappelijk werkers (BAMw). De stichting heeft als doel het beheer van het beroepsregister. Verweerder is Zesbee B.V., een communicatiebureau en houder van de domeinnaam bamw.nl. BAMw vordert overdracht van de domeinnaam. Naar het oordeel van de geschillenbeslechter stemt de domeinnaam van verweerder verwarringwekkend overeen met de naam van eiser. BAMw is ook als verkorte naam geregistreerd in het Handelsregister. Ook heeft verweerder geen recht of legitiem belang bij de domeinnaam. Overdracht wordt bevolen.

WIPO Arbitration and Mediation Center 21 maart 2011, DNL2011-003, DomJur 2011-676 (Nutri-Akt B.V. tegen Edoco) link

Merkenrecht. Geen verweer. Eiser is Nutri-Akt, een uitzendbureau gespecialiseerd in de voedings- en gezondheidssector. Verweerder is Edoco, die de domeinnaam nutriakt.nl heeft geregistreerd. Geen verweerschrift ingediend. Verwarringwekkende overeenstemming met woordmerk Nutri-Akt nu domeinnaam vrijwel identiek is. Geen recht of legitiem belang, te kwader trouw geregistreerd en gebruik (verwijzing naar parkingpage met verwijzingen naar uitzendbureaus). Commercieel gewin beoogd, verwarring bij het publiek. Edoco was al bij vijf soortgelijke zaken betrokken. Overdracht wordt bevolen.

IEF 9729

Toen Was Geluk Heel Gewoon

CvdM 12 april 2011, besluit 25126/2011003945 (Licentie woord- en beeldmerk Toen Was Geluk Heel Gewoon en het personage Simon Stokvis)

Licentieverlening van het woord- en beeldmerk Toen Was Geluk Heel Gewoon en het personage Simon Stokvis. Relatietoets: licentie tbv CD horend bij het media-aanbod en een voorstelling. Marktconform: ook imago, e.g. beeldmerk en logo, betrekken in besluit (7 lid 2 Beleidsregels nevenactiviteiten). Verkoopprijs is gelijk aan vergelijkbare producten, uitkoopsom van de voorstelling en entreeprijs marktconform. Toegestane nevenactiviteit, licentie zonder inhoudelijke bemoeienis.

13. De onderhavige nevenactiviteit betreft onder andere een licentieverlening ten behoeve van een dienst, namelijk de exploitatie van een voorstelling, en voldoet aan deze voorwaarde nu de nevenactiviteit er toe kan leiden dat toeschouwers door het bekijken van de voorstelling gebruik gaan maken van het media-aanbod of zich meer dan daarvoor betrokken voelen bij de publieke media-instelling. De voorstelling wordt namelijk uitgevoerd geheel in de sfeer van de serie Toen Was Geluk Heel Gewoon, waardoor toeschouwers mogelijk geprikkeld worden de herhalingen van de afleveringen te bekijken die door de KRO zullen worden uitgezonden.

 

14. In dit geval dient de activiteit op grond van artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, tevens aantoonbaar inhoudelijk aan te sluiten bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling. De voorstelling sluit aan bij de serie Toen Was Geluk Heel Gewoon, die door de KRO zal worden herhaalt; de voorstelling zal worden uitgevoerd onder de met de serie gelijknamige titel Toen Was Geluk Heel Gewoon en bestaan uit liedjes uit de tijd waarin de te herhalen serie zich afspeelt. Sjoerd Pleijsier zal, net als in de serie, de rol van Simon Stokvis vertolken.

20. Verder heeft de KRO aangegeven dat de uitkoopsom van de voorstelling tussen de €500,- en € 800,- bedraagt, waarbij in culturele centra een entreeprijs gehanteerd zal worden van circa € 7,50. Deze prijzen zijn door de KRO vergeleken met de prijzen van vergelijkbare producten van vijf andere aanbieders en vallen binnen de range van deze vijf. Het Commissariaat ziet voorshands geen reden om aan te nemen dat de uitkoopsom en entreeprijs niet marktconform zouden zijn.

Lees het besluit hier (link / pdf)
Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, Mediawet 2008

IEF 9726

Begripsmatig verschil neutraliseert

BBIE 19 mei 2011, oppositienr. 2004645 (Compo GmbH & Co. KG tegen Schonefeld Twello B.V.)

Merkenrecht. Oppositie o.g.v. ouder Benelux woord/beeldmerk COMPO, COMPOFERCOMPO-PLUS, COMPOTEC, COMPO BIO tegen internationale depot woord//beeldmerk COMPACT. Oppositiebeslissing.

Merk en teken stemmen visueel overeen en auditief in zekere mate overeen. Begripsmatig stemmen zij niet overeen. Begripsmatige verschillen neutraliseren visuele en auditieve overeenkomsten.

46. In het onderhavige geval geldt dat het bestreden teken een duidelijke en vaststaande betekenis heeft. De hieruit voortvloeiende begripmatige verschillen zijn, naar oordeel van het Bureau, voldoende om de visuele en auditieve overeenkomsten te neutraliseren. Dit heeft tot gevolg dat de totaalindruk niet overeenstemmend is, in ieder geval niet voldoende om tot (gevaar voor) verwarring te kunnen leiden. Om die reden is het Bureau niet meer toegekomen aan een vergelijking van de waren en diensten. Immers kan er bij gebreke aan voldoende overeenstemming tussen de tekens geen sprake zijn van gevaar voor verwarring (zie tevens in die zin: GEU, Yokana, T-103/06, 13 april 2010).

Lees de beslissing hier (link / pdf).
BVIE

IEF 9725

Niet algemeen bekende kerstboomversiersels

BBIE 19 mei 2011, oppositienr. 2003057 (CHAMPION PRODUCTS EUROPE LIMITED tegen JR h.o.d.n. Typisch Oranje Handelsonderneming)

Merkenrecht. Oppositie o.g.v. oudere Europese woord/beeldmerk CHAMPION (2 en 3) en tevens bekend merk VvP tegen Beneluxdepot Champies. Oppositiebeslissing. Merk en teken stemmen visueel overeen, auditief in zekere mate overeen en begripsmatig stemmen merk en teken ofwel overeen ofwel niet overeen. Identieke waren dubbele expressis verbis klasse 25 en 28.

Bewijs algemeen Bekend Merk geleverd, maar geen oordeel hierover, waren "versierselen voor kerstbomen" mist in omschrijving. Verbod gevraagd, maar niet in oppositieprocedure. Wordt niet ingeschreven in klasse 25 en deel van klasse 28 (uitzondering versierselen voor kerstbomen). Wel ingeschreven klasse 35.

49. Er kan slechts sprake zijn van gevaar voor verwarring indien aan twee (cumulatieve) voorwaarden is voldaan: de merken moeten overeenstemmen en de waren of diensten moeten soortgelijk zijn. Indien aan één van deze voorwaarden niet is voldaan, kan er geen sprake zijn van verwarringsgevaar.

50. Zonder een oordeel uit te spreken over het algemeen bekende karakter in de zin van artikel 6bis van het Verdrag van Parijs van het gecombineerde woord-/beeldmerk Champion, moet worden vastgesteld dat de door opposant ingediende stukken geenszins aantonen dat dit merk gebruikt is voor “versierselen voor kerstbomen” of daaraan soortgelijke waren. 

56. Voor wat betreft het beroep van opposant op artikel 2.3, lid 1, sub c BVIE (zie overwegingen 16 en 19) merkt het Bureau op dat het BVIE  inderdaad de mogelijkheid biedt om in geval van een bekend merk, bij afbreuk aan het onderscheidend vermogen en de reputatie van het merk, een verbod te vragen op basis van artikel 2.20, lid 1, sub c BVIE. Hiervoor is in de oppositieprocedure echter expliciet geen ruimte. Artikel 2.14, lid 1, sub a van het BVIE verwijst immers uitsluitend naar artikel 2.3, sub a en b. 

Lees de beslissing hier (link / pdf)
BVIE, Unieverdrag van Parijs.

IEF 9724

VANDENBERG vs. VANDENBERG

BBIE 19 mei 2011, oppositienr. 2005170 (A/S Harald Nyborg tegen AvdB h.o.d.n. HOOKS OF HOLLAND)

Merkenrecht. Oppositie o.g.v. ouder Europees woord-/beeldmerk VANDENBERG tegen Beneluxdepot VANDENBERG. Oppositiebeslissing.

31. Op visueel vlak stemmen de tekens in sterke mate overeen. Op auditief vlak zijn zij identiek. Een begripsmatige vergelijking is ofwel niet aan de orde, waardoor het begripsmatig aspect geen verdere rol meer zal spelen bij de beoordeling. Ofwel zullen merk en teken begripsmatig identiek opgevat worden.

Soortgelijke waar: deel identiek (CD's), deels niet soortgelijk (bijv. drukwerk). Wordt niet ingeschreven voor klasse 9, wel voor klasse 16, 25 en 41.

Lees de beslissing hier (link / pdf)
BVIE