Merkenrecht  

IEF 10981

i-DEPOT is elektronische handtekening

Wist u dat u met het i-DEPOT een bewijs heeft dat aan de hoogste juridische eisen voldoet? Het pdf-bestand is namelijk verzegeld met een elektronisch certificaat dat geheel conform is aan Europese Richtlijn 1999/93/EG over elektronische handtekeningen. Dit elektronische certificaat garandeert de echtheid van de uitgever. Dat is in het geval van het i-DEPOT uiteraard van groot belang, want het BBIE is de enige officiële instantie die dit bewijsmiddel levert. Het certificaat garandeert verder de integriteit en de vertrouwelijkheid van de gegevens.

Het feit dat het i-DEPOT conform is aan de Europese Richtlijn heeft tot gevolg dat het i-DEPOT als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures wordt toegelaten in alle 27 landen van de Europese Unie! En om die reden, zeer waarschijnlijk ook in niet-Europese jurisdicties.

IEF 10980

DAB logo = digitale uitzending?

RCC 13 februari 2012, dossiernr. 2011/01181 (Skyradio; DAB logo = digitale uitzending?)

Collectief merk en reclamerecht. Ten onrechte voeren van het DAB-logo. Strijd met de waarheid. In een TV-reclame wordt met :"hippe radio's en het DAB logo ten onrechte gesuggereerd dat Sky Radio digitaal uitzendt via Digital Audio Broadcasting (hierna: DAB).

“Digital Audio Broadcasting” ziet op digitale uitzending van radioprogramma’s, als alternatief voor analoge uitzending via de ether. De adverteerder heeft meegedeeld dat op dit moment in Nederland slechts de publieke radiozenders via DAB te beluisteren zijn. Sky Radio heeft pas sinds september 2011 een vergunning heeft om via DAB uit te zenden, maar zendt niet digitaal uit. De RCC doet een aanbeveling omdat deze aanduiding in strijd met de waarheid is, zij het slechts een korte tijd in de uiting.

RCC:

Voor zover deze aanduiding betreffende digitale uitzending van radioprogramma’s -zij het kort- in de onderhavige uiting is vermeld, terwijl Sky Radio weliswaar een vergunning heeft om digitaal uit te zenden, maar dat nog niet doet, acht de Commissie de uiting in strijd met de waarheid als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Het verweer dat in de uiting ook is vermeld: “Sky Radio 101 FM” en dat uit de toevoeging “101 FM” volgt dat het gaat om een etherstation en niet om een station dat te ontvangen is via DAB, ziet eraan voorbij dat deze vermelding niet ongedaan maakt dat op een aantal displays ten onrechte “DAB” is vermeld en doet daarom aan het voorgaande niet af.   

Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC [red. waarheid]. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

IEF 10975

Merkoverdracht MOJO THEATER in strijd met statuten

Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam 20 februari 2012, LJN BV7334 (Mojo Works tegen Mojo Theater C.V.)

Als randvermelding. Overdracht merk in strijd met statuten. Merk gelijk aan naam van de onderneming. Mojo Works verzoekt een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Mojo Theater, waaronder bevelen van (terug) overdragen van het merk 'Mojo Theater' aan Mojo Theater. Aangezien de statuten van de C.V. bepaald dat de naam voorbehouden blijft aan de C.V. en het beeldmerk wordt ingebracht door de beherend vennoot. In 2011 is het woordmerk "MOJO THEATER" overgedragen aan Colour of the Dream, waarna later dat jaar dit woordmerk weer terug is overgedragen.

Mojo Theater heeft erkend dat het woordmerk in strijd met statuten is overdragen, maar wilde het merk "veilig stellen", omdat zij bang was dat Mojo Works het merk zou overdragen aan een derde. De ondernemingskamer bevestigt dat Mojo Theater zonder besluit van de aandeelhoudersvergadering de overdracht in strijd is met de statuten. Het druist tegen het belang in nu de naam van de onderneming gelijkluidend is en aannemelijk is dat het woordmerk een commerciële waarde vertegenwoordigt.

Er zijn gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid en de Ondernemingskamer beveelt een onderzoek.

In citaten:

3.1 (...) v.   Mojo Theater heeft op 26 april 2011 zonder daaraan voorafgaand besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders – zoals de statuten onder artikel 13 lid 4 sub i voorschrijven - het woordmerk “Mojo Theater”, dat een grote financiële en commerciële waarde vertegenwoordigt, overgedragen aan Colour of the Dream, hetgeen niet in het belang is van Mojo Theater. Mojo Works heeft in dat verband gesteld dat het recht om de naam “Mojo Theater” te gebruiken door haar rechtsvoorganger Matching Mole is ingebracht in de commanditaire vennootschap en dat uitleg van de statuten van de commanditaire vennootschap in samenhang met de oprichting van Mojo Theater meebrengt mee dat uitsluitend Mojo Theater het gebruiksrecht van het woordmerk “Mojo Theater” heeft, zolang Mojo Works aandeelhouder is van Mojo Theater. Volgens Mojo Works is het woordmerk aan haar voorbehouden. Visser heeft als bestuurder onjuist gehandeld door het woordmerk eigenmachtig en in strijd met tussen partijen geldende bepalingen aan zijn eigen vennootschap over te dragen.

De overdracht van het woordmerk
3.9  Mojo Theater heeft erkend dat zij het desbetreffende woordmerk in strijd met de statuten op 26 april 2011 heeft overgedragen aan Colour of the Dream. Ter rechtvaardiging hiervan heeft zij betoogd dat zij het merk “veilig wilde stellen” omdat zij bang was dat Mojo Works het merk zou overdragen aan een derde. Nadat Visser op de onjuistheid van zijn handelen was gewezen, heeft Colour of the Dream het woordmerk weer overgedragen aan Mojo Theater. De Ondernemingskamer is van oordeel dat, nog daargelaten of de voorshands plausibele uitleg van Mojo Works van de statuten van de commanditaire vennootschap en van Mojo Theater juist is (zie hierboven onder 3.1 sub v), Mojo Theater in strijd met haar statuten zonder besluit van de aandeelhoudersvergadering het woordmerk heeft overgedragen aan Colour of the Dream. hetgeen tegen het belang van Mojo Theater indruist, nu de naam van de onderneming gelijkluidend is en aannemelijk is dat het woordmerk een commerciële waarde vertegenwoordigt. Over deze transactie en het terugdraaien daarvan is door Mojo Theater aan Mojo Works geen openheid van zaken gegeven.

3.10  Uit hetgeen hierboven is overwogen onder 3.5 tot en met 3.9, mede in onderling verband bezien, volgt reeds dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid van Mojo Theater. De Ondernemingskamer zal een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken vanaf 1 januari 2005 bevelen, dat zich in het bijzonder dient te richten op de onderwerpen die in genoemde overwegingen zijn besproken.

IEF 10971

Geen leverancier van vruchtendrankconcentraat kunnen vinden

Rechtbank 's-Gravenhage 29 februari 2012, HA ZA 11-2177 (Monarch Beverage tegen Tewari)

Uitspraak ingestuurd door Hidde Koenraad, Vondst advocaten.

Merkenrecht. Non-usus. Tewari is sinds 2006 houder van Beneluxwoordmerk NESBITT voor (niet)alcoholhoudende dranken. Monarch Beverage handelt in dranken en heeft in 2011 het Beneluxwoordmerk NESBITT'S gedeponeerd. Tewari heeft aangegeven dat er pogingen zijn gedaan om frisdranken onder het merk op de Beneluxmarkt te brengen. In de correspondentie met mogelijk leveranciers wordt het merk nauwelijks genoemd. Er heeft desondanks zonder geldige reden geen normaal gebruik plaatsgevonden en er volgt vervallenverklaring, de beslissing is niet uitvoerbaar bij voorraad.

In citaten:

4.3. Duidelijk is dat Tewari het NESBITT merk niet op deze wijze [red. o.v.v. HvJ EG Ansul-Ajax] heeft gebruikt. Uit de door hem overgelegde correspondentie met mogelijke leveranciers van het concentraat en met de afvuller in Polen (waarin het merk overigens nauwelijks wordt genoemd) kan dit gebruikt uiteraard niet blijken. Ter zitting heeft Tewari nog gewezen op afzet van een partij frisdrank in België in 2005, maar die afzet dateert, zoals hij zelf al ter zitting concludeerde, van vóór de relevante periode. Partijen verschillen van mening over welke partij het normaal gebruik dan wel de afwezigheid daarvan zou moeten bewijzen. Aan bewijs wordt echter niet toegekomen omdat uit de eigen stellingen van Tewari al blijkt dat geen normaal gebruik heeft plaatsgevonden.

4.4. De stelling dat sprake zou zijn van een geldige reden moet worden verworpen. In het door Tewari aangehaalde arrest wordt met verwijzing naar HvJEG 14 juni 2007, C-246/05 (Häupl/Lidl; LJN BF8133) overwogen dat sprake moet zijn van belemmering die een rechtstreeks verband houden met het merk, die het gebruik van het merk onmogelijk of onredelijk maken en die zich buiten de wil van de houder van het merk voordoen. De omstandigheid dat Tewari tot op heden, naar hij stelt, geen leverancier heeft kunnen vinden van vruchtendrankconcentraat kan niet als een zodanige belemmering gelden al niet omdat geen noodzaak blijkt om - zoals Tewari tot nu toe kennelijk heeft geprobeerd - de frisdrank in de Benelux te importeren vanuit gebieden buiten Europa.

IEF 10970

Formule de civilité

Gerecht EU 29 februari 2012, zaak T-525/10 (Azienda Agricola Colsaliz di Faganello Antonio teggen OHIM/Weinkelletei Lenz Moser) - dossier
 
Gemeenschapsmerkenrecht. In de oppositieprocedure komt aanvrager van het woordmerk SERVO SUO (klasse 33) houdster van het internationaal en gemeenschapswoordmerk SERVUS, internationaal beeldmerk met woordelement SERVU tegen. De oppositieafdeling wijst vordering toe. Het beroep daartegen wordt verworpen. Middel: onjuiste toepassing en uitleg artikel 8 lid 1 sub b EG 207/2009. Dit middel faalt.

De conceptuele betekenis van het woord "servus" in het Duits is een vorm van beleefdheid, idem als "servo suo" in het Italiaans. Er wordt opgemerkt dat een Gemeenschapsmerk moet worden geweigerd indien een relatieve weigeringsgrond bestaat in slechts een gedeelte van het betrokken gebied. Ten tweede is er geen reden om aan te nemen dat de betrokken consument bijzondere aandacht zal besteden aan de conceptuele aspecten van de merken. Vandaar dat alle argumenten van verzoekster met betrekking tot de begripsmatige overeenstemming moet worden afgewezen als ongegrond.

58 Premièrement, il y a lieu de constater que ces extraits de sites Internet montrent qu’en allemand le mot « servus » est une formule de civilité. Dans la mesure où le public pertinent pour lequel un risque de confusion a été constaté est constitué des consommateurs italiens et, dans une moindre mesure, des consommateurs espagnols, la traduction du mot « servus » de l’allemand vers l’anglais et l’italien n’est pas susceptible de remettre en cause le bien-fondé de la décision attaquée. En effet, il convient de rappeler qu’en vertu de la jurisprudence citée au point 33 ci-dessus, un enregistrement de marque communautaire doit être refusé lorsqu’un motif relatif de refus existe dans une partie seulement du territoire pertinent.

59 Deuxièmement, s’agissant du niveau d’attention des consommateurs, il y a lieu de rappeler qu’il a déjà été établi au point 22 ci-dessus que le consommateur pertinent manifeste, en l’espèce, un niveau d’attention moyen, et non pas élevé. Il n’y a donc pas lieu de considérer que le consommateur pertinent sera particulièrement attentif à l’aspect conceptuel des marques en cause. Le second argument de la requérante ne saurait donc être accueilli. Partant, l’ensemble des arguments de la requérante concernant la similitude conceptuelle doit être rejeté comme étant non fondé.

60 Il ressort donc de l’ensemble des considérations qui précèdent que la chambre de recours n’a pas commis d’erreur en concluant à l’existence d’un degré moyen de similitude sur les plans visuel et phonétique entre les marques en conflit, ainsi qu’à l’existence d’une similitude conceptuelle limitée au public italien.

Algehele beschouwing:
67 En premier lieu, s’agissant de l’argument de la requérante selon lequel la chambre de recours a sous-évalué l’importance de la comparaison visuelle dans son appréciation globale du risque de confusion, il y a lieu de rappeler, premièrement, qu’il a déjà été établi que la chambre de recours n’a commis aucune erreur en concluant à l’existence d’un degré moyen de similitude sur le plan visuel (voir point 44 ci-dessus). Deuxièmement, il ressort du point 27 de la décision attaquée que, contrairement à ce qu’affirme la requérante, la chambre de recours a accordé autant d’importance à l’aspect visuel qu’à l’aspect phonétique. Troisièmement, s’agissant de l’argument de la requérante selon lequel la similitude visuelle est plus importante que la similitude phonétique pour la catégorie de produits en cause, il suffit de rappeler, comme le font valoir à bon droit l’OHMI et l’intervenante, sans que la requérante avance d’argument visant à le contester, qu’il est de jurisprudence constante que, pour les vins, il y a lieu d’attacher une importance particulière à l’aspect phonétique [voir, en ce sens, arrêt du Tribunal du 23 novembre 2010, Codorniu Napa/OHMI – Bodegas Ontañon (ARTESA NAPA VALLEY), T‑35/08, non encore publié au Recueil, point 62, et la jurisprudence citée].

68 En second lieu, pour autant que la requérante soutient qu’il est nécessaire de prouver l’existence d’une renommée de la marque antérieure, ainsi que l’existence d’un préjudice subi par le titulaire de la marque antérieure, sans juste motif, pour établir l’existence d’un risque de confusion, il y a lieu de constater, ainsi que la chambre de recours l’a relevé à bon droit au point 30 de la décision attaquée, que ces deux conditions ne doivent être remplies qu’en cas d’opposition au titre de l’article 8, paragraphe 5, du règlement n° 207/2009. L’opposition de l’intervenante étant fondée sur l’article 8, paragraphe 1, sous b), du règlement n° 207/2009, il y a lieu de rejeter l’argument de la requérante comme étant non fondé.

69 Dès lors, il convient de rejeter le moyen unique tiré de la violation de l’article 8, paragraphe 1, sous b), du règlement n° 207/2009 et, partant, le recours dans son ensemble.

Op andere blogs:
Marques

IEF 10969

Voedseladditieven in dubbel beroep

Gerecht EU 29 februari 2012, gevoegde zaken T-77/10 (Certmedica International tegen OHIM/Lehning Entreprise) en T-78/10 (Lehning entreprise tegen OHIM/Certmedica International)

Dubbel beroep in nietigheidsprocedure. In de nietigheidsprocedure wordt door Lehning op basis van het ouder Franse "L.114" (klasse 5) de nietigverklaring gevorderd van het gemeenschapswoordmerk "L112" (klasse 5 en 29 - Certmedica). De nietigheidsafdeling wijst de nietigverklaring voor klasse 5 toe. Ook de kamer van beroep wijst het beroep gedeeltelijk toe.

Middelen T-77/10: Er ontbreekt bewijs van gebruik van het ingeroepen Franse merk, geen soortgelijkheid van de waren in klasse 5, geen overeenstemming.
Arrest: er zijn vier soorten bewijsstukken geleverd die het gebruik bewijzen. Het merk wordt daarbij niet op een wijze gebruikt die afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen van het merk. Er zijn verder geen fouten door kamer van beroep gemaakt. Er volgt gedeeltelijke vernietiging van het onderdeel dat de 'diergeneeskundige preparaten' onttrekt aan de registratie.

Middel T-78/10: Er bestaat verwarringsgevaar betreft "hygiënische bereidingen" en "voedseladditieven voor medisch gebruik op basis van schaaldieren". Arrest: Er zijn echter geen ondersteunende argumenten voor deze klacht en daaom wordt de klacht afgewezen.

In de zaak T-77/10:
53. In the present case, it must be held that the representation of the mark L.114 on the copy of the packaging provided by Lehning enterprise does not alter its distinctive character. Contrary to the assertions made by Certmedica International, the size of the reference to Lehning is noticeably smaller than the term ‘L114’. Furthermore, that reference appears together with the logo of the undertaking and is displayed on the lower part of the packaging, quite separately from the term ‘L114’. The missing full-stop between the capital letter ‘L’ and the number 114 constitutes a minor difference which does not deprive the earlier mark L.114 of its distinctive character. Furthermore, the other items of evidence used by the Board of Appeal do not always refer to Lehning and represent the earlier mark with the full-stop between the capital letter ‘L’ and the number 114.

112. In the light of the foregoing, the contested decision must be annulled only in so far as it declares the registration of the mark L112 to be invalid in respect of ‘veterinary preparations’.

In de zaak T-78/10:
136. It is apparent from the foregoing that Lehning entreprise has not put forward any argument in support of its single plea in law which calls into question the Board of Appeal’s finding that the ‘sanitary preparations’ and the ‘dietetic foodstuffs concentrates with a shellfish base’ are goods which are different from the ‘pharmaceutical products for the treatment of digestive maladies’.

IEF 10967

Waterkoeler met een extreem grootbeeld flatscreen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 9 april 2009, LJN BV7091 (Het Oplaadpunt h.o.d.n. TENQ en Stichting Waterwijs tegen gedaagde h.o.d.n. JOINTHEPIPE.ORG), LJN BV7091 (herstelvonnis - gedaagden wordt eiseressen) en Hof Amsterdam 9 februari 2010, LJN BM9465 (appellanten tegen Stichting Waterwijs en Het Oplaadpunt)

Auteursrecht, merkenrecht. Waterwijs zet zich in om jongeren te stimuleren meer water te drinken. Om dit doel te bereiken stelt Oplaadpunt in samenwerking met Waterwijs gratis aan scholen en tegen betaling aan bedrijven en diverse andere instellingen waterkoelers met beeldscherm, de zogenaamde TENQ’s, ter beschikking. De TENQ geeft gekoeld leidingwater. TENQ is een multimedia apparaat waarmee jong en oud worden geïnteresseerd in een gezonde levensstijl en ideële boodschappen. TENQ bestaat uit een strak vormgegeven waterkoeler met ingebouwd beeldscherm, met daaraan gekoppeld een extreem grootbeeld flatscreen. Op het beeldscherm worden ondermeer uitzendingen getoond die de gezondheidsgedachte stimuleren en onderwijsinformatie gegeven. Ook worden er entertainmentprogramma’s voor jongeren aangeboden.

Doordat gedaagde foto's van de TENQ, tevens als gemeenschapswoordmerk geregistreerd door Oplaadpunt, te gebruiken, wordt inbreuk op respectievelijk auteursrechten en merkenrecht gepleegd. Oplaadpunt is houder van Gemeenschapsmerk JOIN THE PIPE. Na een tijd is dit ook als  Beneluxmerk geregistreerd, waarop Oplaadpunt gedaagde met succes aanspreekt op het gebruik daarvan.

4.5.  Ten aanzien van de intellectuele eigendomsrechten geldt het volgende.
Voor toewijzing van de vordering in kort geding dient voorshands aannemelijk te zijn dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat er sprake is van inbreuk op het auteursrecht van de gedaagden. Het multimediale waterkoelsysteem, TENQ, waarvoor door eiseressen de bescherming wordt ingeroepen voldoet aan de daarvoor noodzakelijke in de Auteurswet gestelde eisen.
Het gaat immers om een werk dat een eigen karakter en een zekere mate van oorspronkelijkheid bezit, en dat een persoonlijk stempel van de maker draagt. Van dit werk zijn foto’s gebruikt op de website en in folders van gedaagden waardoor het werk is verveelvoudigd. In die zin is sprake geweest van inbreuk op het auteursrecht. Gedaagden zal dan ook worden verboden nog verder inbreuk op het auteursrecht van eiseressen te maken en zij dienen daartoe ieder gebruik van de afbeeldingen van TENQ te staken.

In beroep Hof Amsterdam 9 februari 2010, LJN BM9465 (appellanten tegen Stichting Waterwijs en Het Oplaadpunt)

Gemeenschapsmerk prevaleert in rangorde boven Benelux-merk. Geen relevant (voor)gebruik. Het enkele aandragen van een aanduiding maakt het depot daarvan als merk door een ander nog niet te kwader trouw. Kostenveroordeling deels volgens liquidatietarief.

Het Hof Amsterdam...vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de vorderingen van Waterwijs c.s. betreffende de inbreuk op de merkrechten van Oplaadpunt op het teken JOIN THE PIPE en het verbod op het verrichten van concurrerende activiteiten daarbij (gedeeltelijk) zijn afgewezen;

4.5. Vast staat dat het door Het Oplaadpunt op 22 augustus 2008 ingeschreven Gemeenschapsmerk met betrekking tot het teken JOIN THE PIPE in rangorde prevaleert boven het onder 4.1 sub ix bedoelde Benelux-merk van [B]. Het hof acht voorshands niet aannemelijk dat het depot van Het Oplaadpunt te kwader trouw is verricht in de zin van artikel 2.4 sub f BVIE en om die reden nietig zal worden verklaard.

Vast staat immers dat het teken JOIN THE PIPE in juni 2008 is gebruikt in het kader van de voorgenomen internationale activiteiten van Waterwijs c.s. Dat het de bedoeling van de betrokken partijen was om ook de domeinnaam JointhePipe.org in dit kader te gebruiken, vindt steun in het feit dat de abonnementskosten met betrekking tot deze domeinnaam aan Het Oplaadpunt in rekening zijn gebracht (vgl. productie 3 van Waterwijs c.s. in hoger beroep).

Daar komt bij dat [A] c.s. geen (concrete) feiten hebben gesteld die de gevolgtrekking rechtvaardigen dat The Soon Institute B.V. en/of [B] in augustus 2008 doende waren om met gebruikmaking van het teken JOIN THE PIPE waren en/of diensten aan te bieden, dan wel op dat moment van een ander relevant (voor)gebruik sprake was.

Anders dan [A] c.s. kennelijk menen, is het enkele feit dat het [B] is geweest die de aanduiding JOIN THE PIPE heeft aangedragen op zichzelf niet voldoende om het depot daarvan als merk door Het Oplaadpunt als depot te kwader trouw te beschouwen, laat staan dat een en ander in dit stadium reeds tot de gevolgtrekking leidt dat Het Oplaadpunt aan het door haar gedaan depot niet het recht ontleent om tegen het gebruik door [A] c.s. van het desbetreffende teken op te treden.

Dit brengt mee dat grief 1 in het incidenteel appel slaagt en de in de conclusie van de memorie van grieven in het incidenteel appel onder i geformuleerde vordering alsnog toewijsbaar moet worden geacht.

IEF 10961

BBIE serie februari 2012 II

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Vandaag heeft het BBIE een serie oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard zijn om door te nemen. Twee opposities zijn eerder apart besproken, vanwege de toepassing van de ONEL/OMEL-leer zie IEF 10950. Deze lijst van 6 (allen toegewezen) opposities was nog niet eerder beschikbaar, zie onder laatste BBIE serie februari 2012-bericht hier

14-02

BANQUE HOTTINGUER

HOTTINGUER

Toegew.

fr

14-02

BANQUE HOTTINGUER

HOTTINGER

Toegew.

fr

14-02

BANQUE HOTTINGUER

MESSIEURS HOTTINGUER Cie

Toegew.

fr

10-02

SPITZ

SPRITZ

Toegew.

nl

06-02

MERCK

Merk M

Toegew.

nl

06-02

MARIE

PainMarie

Toegew.

nl

 

Eerder in deze serie verschenen: BBIE serie in titel.

IEF 10953

Maak van uiterlijk iPad een sterk merk

B. Kist, Maak van uiterlijk iPad een sterk merk, Het Financieele Dagblad 23 februari 2012, p.9.

Bijdrage ingestuurd door Bas Kist, Chiever.

Begin dit jaar bepaalde het Hof in Den Haag dat de Galaxy 10 Tab van Samsung geen inbreuk maakt op de geregistreerde modelrechten van de iPad. Dat Apple in deze zaak niet ook gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden die het merkenrecht biedt, is een gemiste kans.

Met zijn modelrechten vraagt Apple bescherming voor het driedimensionale uiterlijk van de iPad, zeg maar de totale vormgeving van het apparaat. Het merkenrecht biedt echter bescherming aan onderscheidingstekens: tekens waaraan een consument de oorsprong van een bepaald product kan afleiden. Dat kan zijn de geelrode schelp van Shell, de 'swoosh' van Nike en soms de totale lay-out van een verpakking. Voor zover het om tweedimensionele beelden gaat, stelt de wet eigenlijk geen beperkingen aan wat een merk kan zijn. Alle tekens met onderscheidend vermogen kun je als merk beschermen.

Het meest kenmerkende en onderscheidende aan de iPad is het tweedimensionale beeld van het platte, gladde, donkergrijze scherm van circa 18 bij 25 cm, met ronde hoeken en een zwarte rand. Dat is het onderscheidingsteken, het merk, waaraan we de wereldbekende iPad herkennen.

En precies dat beeld is door Samsung overgenomen. Toegegeven, in een net wat ander formaat, maar toch sterk gelijkend. Ik ben in het bezig van beide apparaten en als ik thuiskom, moet ik altijd weer even goed kijken. Ik raak in verwarring door dat scherm van de Galaxy, door de gedempte kleuren, de rand, de gladheid en de ronde hoeken.

Apple zou een afbeelding van dat scherm als Europees merk moeten aanvragen. Het Europese merkenbureau zal vanwege de enorme bekendheid van de iPad zonder meer erkennen dat het hier om een onderscheidend merk gaat, waardoor het stuk eenvoudiger wordt de Galaxy-lookalike te bestrijden.

Bas Kist
Op de FD-site: hier

IEF 10952

Niet gehouden technische medewerking te verlenen

Rechtbank 's-Gravenhage 22 februari 2012, HA ZA 09-1523 (Cisco tegen Comtek) HA ZA 10-966 (Comtek tegen HP c.s.)

Zelfde partijen tegenover elkaar in IEF 8117. In steekwoorden: Merkenrecht. Vermeende inbreuk door verhandelen (tweedehands) goederen met merk Cisco. Uitputting. Niet gehouden tot technische medewerking. Vrijwaringsincident. Vordering toegewezen. In reconventie: acht de rechtbank zich niet bevoegd.

In citaten, In conventie:

Merkgebruik: 6.6. De rechtbank overweegt dat, hoewel Comtek betwist dat op alle door Cisco c.s. genoemde producten de Merken zijn aangebracht, uit hetgeen zij overigens naar voren heeft gebracht, volgt dat zij niet betwist dat zij de Merken heeft gebruikt door producten voorzien van de Merken te verhandelen en daartoe in voorraad te houden. Merkgebruik door Comtek staat daarmee vast. De vraag is of Comtek daartoe gerechtigd is. Cisco c.s. heeft, als merkhoudster, zoals bepaald in de artikelen 2.20 lid 1 BVIE en 9 lid 1 GMVo, in beginsel het recht zich te verzetten tegen elk gebruik van haar Merken. Het maakt daarbij niet uit of het om namaak gaat of om originele merkproducten die zonder haar toestemming in de EER worden verhandeld; in beide gevallen zijn de desbetreffende producten zonder toestemming van de merkhouder in de EER in het verkeer gebracht. Dit recht van de merkhouder is echter niet oneindig, het wordt onder meer begrensd door het uitputtingsbeginsel opgenomen in artikel 2.23 lid 3 BVIE en artikel 13 lid 1 GMVo, dat inhoudt dat dit recht niet omvat het recht zich te verzetten tegen gebruik van het merk voor waren die onder het merk door de merkhouder of met diens toestemming in de Europese Gemeenschap of de EER in het verkeer zijn gebracht.

Uitputting
6.9. Dat Cisco c.s. het de handel in tweedehands producten moeilijk maakt door zich te beroepen op de Merken en/of door partijen – zoals Comtek stelt – niet behulpzaam te zijn bij het herkennen van namaak, mag zo zijn. Daaruit volgt echter nog niet zonder meer dat zij die handel onmogelijk maakt of zodanig frustreert, dat deze feitelijk onmogelijk wordt, althans Comtek heeft onvoldoende concrete onderbouwing verschaft om tot een dergelijke conclusie te kunnen komen. (...)

6.12. De rechtbank overweegt dat hetgeen door Comtek is aangevoerd onvoldoende is om te kunnen aannemen dat sprake is van uitputting van de rechten van Cisco c.s. ten aanzien van alle onder 3.5 en 3.6 genoemde producten. Comtek heeft zich slechts uitdrukkelijk op uitputting beroepen waar het de producten betreft die zij stelt te hebben ontvangen van HP c.s. Met betrekking tot de andere producten (te weten: de 16 producten van de testaankopen en de overige producten waarop beslag is gelegd) heeft zij met betrekking tot uitputting haar stelling in het geheel niet onderbouwd. Indien en voor zover komt vast te staan dat deze producten zijn voorzien van de Merken, staat vast dat de rechten van Cisco c.s. ten aanzien van deze producten niet zijn uitgeput. Ten aanzien van de producten die Comtek van HP c.s. stelt te hebben ontvangen, heeft zij geen bewijs overgelegd noch is door middel van serienummers of andere identificerende kenmerken door haar een verband gelegd tussen producten die Comtek stelt van HP c.s. te hebben ontvangen en de producten die onder haar in beslag zijn genomen. Dat de eigendom van deze producten op het moment dat beslag werd gelegd (nog) niet van HP c.s. op Comtek was overgegaan, biedt hiervoor geen ondervanging omdat niet in geschil is dat Comtek deze producten in voorraad had ter verhandeling aan derden, hetgeen in beginsel voldoende is om inbreuk aan te nemen.

6.13. Conform haar bewijsaanbod, zal de rechtbank Comtek, zoals in het dictum verwoord, het bewijs opdragen van haar stelling dat onder de producten die onder haar in beslag zijn genomen en genoemd zijn in het proces-verbaal van beslaglegging van 31 oktober 2008, zich producten bevinden die zij heeft ontvangen van HP c.s. De rechtbank zal Comtek bij akte in de gelegenheid stellen zich uit te laten of en, zo ja, op welke wijze, zij dit bewijs wenst te leveren, alsmede zich uit te laten over de producten genoemd in het procesverbaal van beslaglegging van 31 oktober 2008 met betrekking waartoe zij dit bewijs wil leveren.

Misbruik van procesbevoegdheid strijd met mededingingsrecht
6.17 Comtek heeft niet aannemelijk gemaakt dat Cisco c.s. uitsluitend haar rechten ten aanzien van de Merken handhaaft met een ander doel dan het doel – althans één van de doeleinden – waarvoor haar deze rechten zijn verleend. Er is evenmin sprake van misbruik van procesbevoegdheid op de grond dat de belangen van Cisco c.s. bij handhaving niet opwegen tegen die van Comtek bij het ongestoord verhandelen van de producten waarvan de merkrechten niet zijn uitgeput. Ook is onvoldoende onderbouwd gesteld om strijd met mededingregels te kunnen aannemen.

Technische medewerking
6.25. Cisco c.s. betwist dat zij gehouden is maatregelen te treffen waardoor Ciscoproducten voor Comtek als originele producten herkenbaar zijn en aan Comtek technische medewerking te verlenen waardoor Comtek namaak van echt kan onderscheiden en dat het haar vrijstaat om, ter waarborging van de vertrouwelijkheid van echtheidskenmerken, deze geheim te houden. Zij voert aan dat Comtek een eigen verantwoordelijkheid (zelfs rechtsplicht) heeft om zich ervan te vergewissen dat de van de Merken voorziene producten door of met toestemming van Cisco c.s. in de EER in het verkeer zijn gebracht. Ook voert zij aan dat Comtek met betrekking tot de producten die onderwerp zijn van deze procedure door haar zijn ingekocht toen zij nog toegang had tot de technische verificatiedienst via de website van Cisco c.s. en dat zij kennelijk deze mogelijkheid ter verificatie van de authenticiteit van de door haar ingekochte producten onbenut heeft gelaten.

8.1. laat Comtek toe tot tegenbewijs van de voorshands bewezen geachte stelling dat alle producten die onder haar in beslag zijn genomen en genoemd zijn in het proces-verbaal van beslaglegging van 31 oktober 2008, met uitzondering van de daarin genoemde tape, antistatische zakken en Prolab, voorzien zijn van de Merken;

8.2. draagt Comtek bewijs op van feiten en omstandigheden die de conclusie wettigen dat 25 (althans een of meerdere) door haar nader te specificeren producten van de producten die onder haar in beslag zijn genomen en genoemd zijn in het proces-verbaal van beslaglegging van 31 oktober 2008, afkomstig zijn van HP c.s.;