Rechtspraak  

IEF 11369

De zichtbare steun

OHIM Board of Appeal 16 april 2012, zaak R 2230/2011-3 (Mobotix AG tegen OHIM) (Duits)

Met samenvatting van Laurens Kamp, Simmons & Simmons.

Gemeenschapsmodellenrecht. Formaliteiten bij de aanvraag van een Gemeenschapsmodel. Neutrale achtergrond. Prioriteitsclaim: Indienen van nieuwe afbeeldingen zonder steun dient ter verduidelijking en tast de prioriteitsclaim niet aan. Definitie van besluit. Motiveringsplicht.

Mobotix AG vraagt twee Gemeenschapsmodellen aan voor 'bewakingscamera's en webcams' (1279475-0001 en 1279475-0002). Om het product te kunnen fotograferen voegt Mobotix AG op twee van de zes afbeeldingen een steun toe om te voorkomen dat het product omvalt. De onderzoeker van het OHIM weigert de desbetreffende afbeeldingen in te schrijven, omdat ze niet voldoen aan artikel 4 lid 1 onder e van de Uitvoeringsverordening ("het model wordt op een neutrale achtergrond weergegeven (…)"). De onderzoeker verzoekt Mobotix AG nieuwe afbeeldingen in te dienen waarbij de steun niet meer zichtbaar is. Mobotix AG weigert en voert aan dat door het wijzigen van de afbeeldingen haar prioriteitsclaim niet langer geldig is. Daarop schrijft de onderzoeker het Gemeenschapsmodel in met alleen de vier afbeeldingen waarop de steun niet zichtbaar is.

De Kamer van Beroep oordeelt dat de inschrijving van de Gemeenschapsmodellen met de vier overige afbeeldingen kwalificeert als een besluit, aangezien daarin een afwijzing van de twee overige afbeeldingen besloten ligt. In zoverre is Mobotix AG volgens de kamer van beroep in het nadeel gestelt in de zin van artikel 56 eerste zin GModVo ("Een ieder die partij is in een procedure welke tot een beslissing heeft geleid, kan hiertegen in beroep gaan voorzover hij bij die beslissing in het ongelijk gesteld is."). Dit besluit voldoet bovendien niet aan de motiveringsplicht van artikel 62 GModVo.

Volgens de Kamer van Beroep kwalificeert de steun eveneens als achtergrond, aangezien de steun wel wordt afgebeeld terwijl het geen onderdeel is van het Gemeenschapsmodel. De onderzoeker heeft dan ook terecht de door Mobotix AG ingediende afbeeldingen geweigerd. Doordat Mobotix inmiddels toch nieuwe afbeeldingen heeft ingediend kan het model ingeschreven worden. De aanmeldingsdatum is echter nog altijd de datum van indiening.

Ten slotte merkt de Kamer van Beroep op dat het indienen van de nieuwe afbeeldingen geen invloed heeft op de prioriteitsclaim van Mobotix AG, aangezien het verwijderen van de steun enkel diende ter verduidelijking en om die reden niets aan het Gemeenschapsmodel is veranderd.

10 Die Beschwerde ist auch begründet. Die im Beschwerdeverfahren eingereichten Abbildungen entsprechen den Anforderungen an die Wiedergabe des Geschmacksmusters gemäß Artikels 4 Absatz 1 Buchstabe e) GGDV, so dass auch diese Ansichten zur Eintragung zuzulassen sind.

11 Das Erfordernis eines neutralen Hintergrunds im Sinne des Artikels 4 Absatz 1 Buchstabe e) GGDV bezieht sich nicht nur auf den tatsächlichen Hintergrund der Wiedergabe, sondern auf alle sonstigen abgebildeten Elemente, die nicht Teil des Geschmacksmusters sind. Es ist nur dann erfüllt, wenn sich das Geschmacksmuster so deutlich von diesen weiteren Elementen absetzt, dass es identifizierbar bleibt.

12 Die von der Beschwerdeführerin ursprünglich als Ansichten Nr. 1.3 und Nr. 1.4 eingereichten Abbildungen lassen nicht eindeutig erkennen, ob der von ihr als „Stütze“ bezeichnete Gegenstand Teil des beanspruchten Geschmacksmusters ist. Mit der Mitteilung vom 10. Juni 2011 hat das Amt diese Ansichten daher in der Sache zutreffend beanstandet, auch wenn sich der Mitteilung nicht ohne weiteres entnehmen lässt, unter welchem Gesichtspunkt die Abbildungen dem Erfordernis eines neutralen Hintergrunds nicht genügen.

13 Mit Einreichung der Ansichten im Beschwerdeverfahren, auf denen die „Stütze“ vollständig retuschiert ist, hat die Beschwerdeführerin dem Erfordernis des neutralen Hintergrundes Genüge getan. Die Ansichten zeigen nunmehr ausschließlich das beanspruchte Geschmacksmuster.

14 Eine Verschiebung des Anmeldetags der Anmeldung für die im Beschwerdeverfahren eingereichten Ansichten kommt nicht in Betracht. Die Zuerkennung unterschiedlicher Anmeldetage für verschiedene Ansichten der Wiedergabe eines Geschmacksmusters sieht die GGV nicht vor. Das Amt hat das Geschmacksmuster auf der Grundlage der am 6. Juni 2011 eingereichten Unterlagen als hinreichend offenbart angesehen und der Anmeldung mit der am 23. August 2011 verfügten Eintragung diesen Tag als Anmeldetag zuerkannt, der nunmehr auch für die nachgereichten Ansichten gelten muss.

15 Auch auf die Wirksamkeit der in Anspruch genommenen Priorität aus der deutschen Geschmacksmusteranmeldung Nr. 40 2010 006 651 wirkt sich das Nachreichen der Ansichten Nr. 1.3 und Nr. 1.4 nicht aus. Das Retuschieren der „Stütze“ diente lediglich der Klarstellung. Abgebildet ist unverändert das Geschmacksmuster, das auch Gegenstand der Voranmeldung war.

IEF 11351

Verleningsdossier inspecteren: niet iets wat ingewijden doen

OHIM Board of Appeal 22 maart 2012, zaak R 1482/2009-3 (Termo Organika tegen Austrotherm GmbH)

Met samenvatting van Laurens Kamp, Simmons & Simmons.

Gemeenschapsmodellenrecht. Nietigheidsprocedure over Gemeenschapsmodel 150917-0004 voor isolatieblokken. De nietigheidsafdeling oordeelt dat het Gemeenschapsmodel nietig is wegens een gebrek aan eigen karakter. De Derde Kamer van Beroep vernietigt het oordeel, en oordeelt dat het door de verzoeker aangeleverde bewijs bij een normale gang van zaken niet redelijkerwijs ter kennis kon zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de Gemeenschap werkzaam zijn. Het inspecteren van verleningsdossiers is niet iets wat de ingewijden in de betrokken sector normaal gesproken zouden doen.

35 The application for the contested RCD was filed on 10 March 2004 with a priority claim from 11 September 2003. As evidence of an existing earlier design the respondent filed inter alia a copy of the German utility model DE 203 07 608 U1 (D1) for a ‘foamed insulating material’, claiming the priority of a Turkish utility model application TR 2003 00056 (D2), a copy of which was also filed. The German utility model was registered on 28 August 2003 and published on 2 October 2003.

36 The priority date of the contested RCD of 11 September 2003 falls in between the date that D1 was registered and later published. No information has been provided of whether the Turkish utility model application TR 2003 00056 (D2) was ever published. The contested decision found that the files of D1 including a copy of the priority document were available to the public, namely by means of inspection of files at the GPTO, since the date of the registration of D1. This date of registration was prior to the priority date of the contested RCD. In the opinion of the Invalidity Division the presence of a document in a file kept by an IP Office, the file being available to the public by means of inspection of files, is not an event that can reasonably have become known in the normal course of business to the circles specialized in the sector concerned.

37 However, the appellant challenges the admissibility of the publications D1 and D2 on the ground that they had not been made available to the public before the date of priority of the contested RCD because the circumstances under which a design is regarded to be made public is restricted to activities that can be expected in the ordinary course of business. File inspections do not belong to such activities. Inspection of the files with an IP office does not belong to normal routine in the normal course of business to the circles specialized in the sector concerned and therefore the fact that there is a document in a file kept by an IP Office, the file being available to the public by means of inspection of files, is not an event that could reasonably have become known in the normal course of business to the circles specialised in the sector concerned, operating within the European Union.

38 The Board notes first of all that the definitions of prior art in patent law and of a prior design in design law are not the same. Absolute novelty in patent law is farreaching. However, as to designs, the intention of the legislator was to introduce a ‘common sense’ limitation to temper the harshness of absolute novelty, in the form of a ‘safeguard clause’. The ‘safeguard clause’ included in Article 7 CDR states that disclosures which ‘could not reasonably have become known in the normal course of business to the circles specialised in the sector concerned, operating within the Community’ are excluded from the state of the art (see David Musker, Community Design Law, Principles and Practice, London, Sweet & Maxwell 2002, p. 35-36).

43 Therefore, taking into account all of the above, the Board comes to the conclusion that the presence of a document in a file kept by the GPTO, the file being available to the public only by means of inspection of files, cannot reasonably be considered to have become known in the normal course of business to the circles specialised in the sector concerned and therefore, the evidence provided by the respondent cannot be considered to be sufficient to prove the disclosure of a prior design in the meaning of Article 7 CDR.

IEF 11274

Meer doorsnee kinderwagen dan designeruitstraling

Rechtbank 's-Gravenhage 2 mei 2011 (bij vervroeging), HA ZA 11-1589 (Babywelt tegen Maxi Miliaan)

Uitspraak ingezonden door Laura Fresco en Frank Eijsvogels, Hoyng Monegier LLP.

Gemeenschapsmodellenrecht. EU-wijde verklaring van geen inbreuk toegewezen. Babywelt biedt kinderwagens en accessoires aan in verschillende landen, behalve in Nederland, onder de namen: Fit+, Kiss+, Flic en Flac. Maxi Miliaan ontwerpt en produceert kinderwagens en is houdster van drie gemeenschapsmodellen 49655-0003 (Zapp), 1218317-0001 en 1218317-0002 (Zapp-Xtra) én een niet-geregistreerd Gemeenschapsmodel.`In Duitsland heeft Maxi Miliaan meerdere procedures aangespannen met een beroep op haar Gemeenschapsmodellenrecht.

Babywelt vordert een verklaring van geen inbreuk in de EU op de Gemeenschapsmodelrechten van Maxi Miliaan. Vanwege een beperkte beschermingsomvang voor wat betreft de kenmerkende elementen die het gevolg zijn van het vormgevingserfgoed (13 voorbeelden worden in de uitspraak getoond) en de technische haalbaarheid zou er geen inbreuk worden gemaakt. Subsidiair wordt een beroep op voorgebruik gedaan wat betreft de Flic- en Flac-kinderwagens.

Ondanks dat veel kenmerken van de Zapp- en Zapp Xtramodellen reeds bekend zijn, of technisch zijn bepaald, kan aan de modellen door de specifieke combinatie nieuwheid en eigen karakter niet worden ontzegd. Aan de hand van 12 kenmerken vergelijkt en oordeelt de rechtbank dat de combinatie van de besproken elementen voor een geheel andere totaalindruk zorgen. Als de kap, beugel en korf bij de vergelijking worden betrokken - dat zijn demontabele onderdelen - is er dus een nog grotere afstand tot en derhalve evenmin sprake van inbreuk op de Gemeenschapsmodellen van Maxi Miliaan.

De door Maxi Miliaan gesuggereerde kostenbesparing is feitelijk niet aan de orde, omdat er geen bodemprocedure in Duitsland aanhangig was die betrekking had op dezelfde modelrechten. De rechtbank ziet geen reden om  de 1019h Rv-vordering af te wijzen of te beperken.

4.24. Zoals in 4.14 reeds overwogen leidt de combinatie van de besproken kenmerken van het Zapp-model en de Zapp Xtra-modellen tot het beeld van een gestroomlijnde, strak en modern vormgegeven kinderwagen met designuitstraling. De Fit+, Kiss+, Flic- en Flac-kinderwagens met hun op losse wijze aangebrachte stoffering hun frame dat geen vloeiende ellips is en de duwbeugel in plaats van handvatten, leveren een geheel andere totaalindruk op, namelijk die van een massievere, meer doorsnee kinderwagens zonder designuitstraling.

Proceskosten 4.31. De rechtbank overweegt dat nu deze procedure betrekking heeft op intellectuele eigendomsrechten als bedoeld in artikel 1019 Rv, de door Babywelt gevorderde proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv in beginsel toewijsbaar is. In de omstandigheid dat Babywelt deze procedure in Nederland is begonnen, terwijl zij mogelijk ook een procedure in Duitsland had kunnen aanspannen, ziet de rechtbank geen reden om Babywelt haar vordering betreffende de proceskosten te ontzeggen of deze te beperken. Uit hetgeen door partijen naar voren is gebracht, volgt dat er ten tijde van het aanbrengen van de onderhavige procedure geen bodemprocedure in Duitsland aanhangig was met betrekking tot dezelfde modelrechten van Maxi Miliaan en dezelfde kinderwagens van Babywelt als die in deze procedure aan de orde zijn, zodat de door Maxi Miliaan gesuggereerde kostenbesparing feitelijk niet aan de orde is. Maxi Miliaan heeft niet onderbouwd waarom de procestactische motieven die Babywelt voor ogen zouden hebben gestaan, aan toewijzing van de door haar gevorderde proceskostenveroordeling in de weg zouden kunnen staan. Ook is niet onderbouwd tot welke dubbele kosten de onderhavige procedure zou hebben geleid. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de bezwaren van Maxi Miliaan tegen de door Babywelt gespecificeerde proceskosten passeert. De kosten aan de zijde van Babywelt worden conform de overigens onbestreden specificatie van Babywelt begroot op € 65.595,11 aan advocaatkosten en verschotten en worden, zoals onbestreden gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Dictum De rechtbank verklaart voor recht dat met het type Fit+/Kiss+-kinderwagens en met het type Flic-/Glac-kinderwagens geen inbreuk wordt gemaakt in de Europese Unie op de rechten van Maxi Miliaan uit hoofte van het ingeschreven Gemeenschapsmodel (...) en de ingeschreven Gemeenschapsmodellen noch op de eventuele rechten van Maxi Muliaan uit hoofde van het ongeregistreerd model (...).

IEF 11236

Mobiele telefoon voor senioren

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 26 april 2012, KG ZA 12-140 (Doro AB tegen  Hesdo c.s.)

Uitspraak ingestuurd door Ewoud Swart en Willem Hoorneman, C'M'S' Derks Star Busmann.

Gemeenschapsmodellenrecht op toetsen van een mobiele telefoon voor senioren. Doro ontwerpt en produceert mobiele telefoons die zich onderscheiden in eenvoud en simpel gebruik. Zij heeft een Gemeenschapsmodelrecht 001670167-003 geregistreerd. Hesdo is een groothandel en verkoopt de Fysic 9700.

Het toetsenbord van de 'Fysic 9700' wijkt af van de modelregistratie en er is geen sprake van een modelrechtinbreuk. ln het kader van dit kort geding heeft Doro naar voorlopig oordeel, gezien het vormgevingserfgoed dat ook bij de beoordeling van het bestaan van een auteursrechtelijk werk een rol speelt, niet aannemelijk gemaakt dat de rangschikking en de verhouding van de toetsen ten opzichte van elkaar, in samenhang met de vormen van de toetsen, zoals die in de omkadering is waar te nemen - uitdrukkelijk zonder dat daarbij wordt gelet op de kleuren en de (vormgeving van de) iconen - zodanige uitdrukking geven aan de creatieve geest van de ontwerper, dat een intellectuele schepping een auteursrechtelijk beschermd werk is ontstaan.

4.7. Het gedeelte van het toetsenbord van de Fysíc 9700 bestaat evenals het model uit een rechthoekige middelste toets met een pijl naar boven en een pijl naar beneden, geflankeerd door links een rechthoekige toets met een "opnemen-icoon" en rechts een rechthoekige toets met een verbinding verbreken-icoon". Blj de Fysic 9700 ontbreekt evenwel het in het oog springende element van de groene bies. Ook de gebruikte iconen vertonen duidelijke verschillen. Voorshands is de voorzieningenrechter met Doro van oordeel dat de iconen intemationale symbolen vertegenwoordigen die doorgaans in de kleuren groen en rood worden gebruikt. Dit neemt niet weg dat binnen deze grenzen de vrijheid bestaat om de iconen op allerlei wijzen vorm te geven, zonder dåt dit afbreuk doet aan de duidelijkheid van het symbool, waaraan Hesdo c.s. naar voorlopig oordeel invulling heeft gegeven door op een afwijkende wijze de iconen vorm tc geven. Bovendien is er
verschil tussen de kleuren van de toetsen van het model (zwart) ten opzichte van dat gedeelte van het toetsenbord van de Fysic 9700 (wit) en is de toets met pijlen in het model een geheel en bij de Fysic 9700 opgedeeld in twee afzonderlijke toetsen. Doro heeft betoogd dat ook in het model de toets met pijlen is opgedeeld, maar dat is uit de bij de inschrijving behorende afbeelding niet althans niet voldoende duidelijk af te leiden.

4.8. Een en ander leidt tot de voorlopige conclusie dat gelet op het vormgevingserfgoed, de Fysic 9700 op de punten die het eigen karakter van het model bepalen in betangrijke mate afwijkt van het model. Gezien deze verschillen moet vooralsnog worden geoordeeld dat het betreffende gedeelte van het toetsenbord van de Fysic 9700 een
andere algemene indruk maakt dan het model, zodat van inbreuk geen sprake is. De vorderingen die zien op modelrechtinbreuk zullen dientengevolge worden afgewezen.

4.1 l. Vooropgesteld wordt dat tussen partijen in confesso is dat de toetsen binnen de omkadering zoals weergegeven onder 3.3, afzonderl[ik beschouwd als zodanig geen intellectuele schepping vormen. Enkel via de keuze, de schikking en de combinatie van deze toetsen op een oorspronkelijke wijze kan de ontwerper daarvan uitdrukking van zijn creatieve geest geven en tot een resultaat komen dat een intellectuele schepping vormt. (vergelijk Infopaq r.o. 45). ln het kader van dit kon geding heeft Doro naar voorlopig oordeel" gezien het vormgevingserfgoed dat ook bij de beoordeling van het bestaan van een auteursrechtelijk werk een rol speelt niet aannemel[ik gemaakt dat de rangschikking en de verhouding van de toetsen ten opzichte van elkaar, in samenhang met de vormen van de toetsen, zoals die in de omkadering is waa¡ te nemen - uitdrukkelijk zonder daf daarbij wordt gelet op de kleuren en de (vormgeving van de) iconen - zodanige uitdrukking geven aan de creatieve geest van de ontwerper, dat een intellectuele schepping een auteursrechtelijk beschermd werk is ontstaan. Aan de vraag of Hesdo c.s. inbreuk maakt op het auteursrecht van Doro, komt de voorzieningenrechter dientengevolge niet toe. De vorderingen die zien op de auteursrechtinbreuk worden om die reden eveneens afgewezen.

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit (Strijd over seniorentelefoon)

IEF 11201

Door driehoeken op een sneeuwschuiver

OHIM derde Kamer van Beroep 9 maart 2012, zaak R 1007/2010-3 (Triuso-Qualitätswerkzeuge GmbH tegen Drokoz)

Nietigheidsprocdure over Gemeenschapsmodel 809322-0001 voor een blad van een (sneeuw-)schuiver. Volgens de Invalidity Division en de Third Board of Appeal geen sprake van strijd met het eerdere Gemeenschapsmodel 670971-0001, aangezien het model door de toegevoegde driehoeken op meer dan ondergeschikte punten verschilt met het oudere model en het een andere algemene indruk wekt bij de geinformeerde gebruiker. Als gevolg van het gebruik van zwart-wit afbeeldingen in het modeldepot speelt kleur geen rol in de beoordeling van de geldigheid. Verschillen in donkere en lichtere vlakken kunnen echter wel in aanmerking worden genomen.

In citaten:

Nieuwheid
20. The invalidity applicant has not argued against the contested decision’s findings that the contested RCD is not identical to the prior design. The Board endorses the conclusion of the contested decision that the prior design and the contested RCD are not identical within the meaning of Article 5 CDR (lack of novelty). The triangular shapes on the tray, the shape and darker tone of the joint, the slightly curved lateral frame and the darker tone of the inner and outer lateral sides of the shovel of the contested RCD constitute the main differences to the prior design which prevents an identity in this case.

De vrijheid van de ontwerper
26. The contested decision found that the freedom of the designer particularly with regard to the shape, size and material of the design is limited by the requirement that a shovel be capable of collecting snow or waste. Despite these technical
constraints, the designer has a wide choice of shapes, colours, materials and ornamentation left at his/her disposal. The Board agrees with this assessment, which has not been disputed by the invalidity applicant. When referring to the comparison with other shovels, the invalidity applicant concludes that the freedom of the designer for these products is large.

De algemene indruk bij de geïnformeerde gebruiker
28. The features that are shared by the designs represent the basic elements of a shovel, that is, a tray with a linear blade, a wall surrounding the tray on three sides, and a joint for the stick. With respect to these elements, the designer does not have a high degree of freedom in design, since they are characteristics required for technical reasons.

29. The differentiating features of the contested RCD in comparison to the prior design mentioned in the contested decision are:
− the ornamentation of the two triangles on the tray;
− the rectangular shape and tone of the joint for the stick.

30. Moreover, the Board observes two further differentiating features, namely:
− the slightly curved lateral frame;
− the darker tone of the inner and outer lateral sides of the shovel.

31. These last two features may be less striking. However, they contribute to a different perception of the overall impression produced by the two designs on the informed user.

32. The Board therefore concludes that the designs do not produce the same overall impression, especially when considering the limitations placed on the designer’s freedom due to the functionality of a shovel.

IEF 11151

Meerdere modellen niet onvoldoende duidelijk

Hof 's-Gravenhage 3 april 2012, LJN BW0094 (The Heating Company B.V. B.A. tegen Instamat Warmtetechniek B.V.)

Uitspraak mede ingezonden door Hemke de Weijs, Nysingh advocaten.

Modellenrecht op designradiatoren. Beschermingsomvang. Vrijheid van de ontwerper (art. 10 GModVo). Maatman (PepsiCo/Grupo Promer).

Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep IEF 5600. THC is ontwerper en producent van de designradiatoren 'Carré' en 'Carré Bath', zij heeft een internationaal model en een Gemeenschapsmodel gedeponeerd. Instamat is leverancier van designradiatoren. Zij brengt in Nederland radiatoren op de markt onder de naam 'Quadro' en 'Quadro Bath'.

Dat er meerdere modellen in één depot zijn neergelegd, maakt het depot, volgens Instamat ontoelaatbaar onduidelijk. Het Hof ziet dat anders: Niet valt in te zien dat het meervoudige depot er in dit geval toe leidt dat de kenmerkende eigenschappen van de respectieve modellen onvoldoende duidelijk uit de registratie blijken. Het hof wijst de grieven af en bekachtigt het vonnis.

In citaten, de casuïstiek:

Het DM-depot en de Quadro

15. Nu rechthoekige, verticaal geplaatste buizen al op de markt waren (zie rov. 11), komt aan het model in zoverre geen eigen karakter toe. De door de rechtbank in rov. 2.5 afgebeelde radiator 'Thermic Line design' biedt daarvan een voorbeeld. Uit dat voorbeeld blijkt ook dat buizen waarvan de diepte groter is dan de breedte al op de markt waren. Ook in zoverre ontbeert het model derhalve eigen karakter. THC stelt dat de 'hoekigheid' van de hoeken van de buizen (waarmee zij bedoelt: de scherpte van de hoeken), wel nieuw was. Hoewel Instamat dat bestrijdt, gaat het hof daarvan voorshands uit. Het model maakt derhalve ten opzichte van het vormgevingserfgoed een andere algemene indruk doordat de bekende rechthoekige, verticaal geplaatste buizen scherpe (in tegenstelling tot een enigszins afgeronde) hoeken hebben, doordat de buizen een bepaalde breedte/diepte verhouding hebben en doordat zij op een bepaalde afstand van elkaar zijn geplaatst, een en ander zoals blijkt uit detailtekening 4.2. Bij pleidooi heeft THC nog een beroep gedaan op het feit dat de verticale buizen zijn geplaatst op ronde collectorbuizen. Afgezien van de vraag of het THC vrijstond zich voor het eerst bij pleidooi op dit kenmerk te beroepen, geldt dat Instamat onweersproken heeft gesteld dat ronde collectorbuizen gebruikelijk zijn, zodat dit kenmerk niet het eigen karakter van het model bepaalt.

16. Het hof is voorshands van oordeel dat de Quadro op de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk maakt dan model nr. 4. Weliswaar heeft ook de Quadro "hoekige hoeken", maar de verhoudingen tussen de diepte en de breedte van de buizen en tussen de breedte van de buizen en de breedte van de tussenruimte zijn zodanig anders dat de Quadro niettemin een andere algemene indruk maakt. In model nr. 4 zijn de buizen ongeveer twee maal zo diep als breed. De ruimte tussen de buizen is gelijk aan de breedte van de buizen. Daardoor maakt het model een vrij transparante indruk. Het ter zitting meegebrachte model Zana, dat model 4 qua afmetingen dicht nadert, bevestigt dat beeld. Bij de Quadro daarentegen verhoudt de diepte van de buizen zich tot de breedte daarvan zich als 2:1,5. De buizen maken derhalve een meer vierkante indruk. De ruimte tussen de buizen verhoudt zich tot de breedte van de buizen als 0,9:1,5. Die tussenruimte is derhalve aanmerkelijk minder breed dan een buisbreedte. Daardoor maakt de Quadro een vrij massieve indruk, hetgeen bevestigd wordt door de hiervoor in rov. 2.4 weergegeven afbeelding van de Quadro (en het ter zitting meegebrachte model van de Quadro). Het hof is derhalve voorshands van oordeel dat Instamat door de verhandeling van de Quadro geen inbreuk maakt op model nr. 4 van het DM-depot.

17. Voor zover THC zich wat de diepte van de buizen mede beroept op model nummer 1 van het DM-depot baat dat haar niet. De modelbescherming gaat niet zover dat een modelhouder zich, ter ondersteuning van een gestelde inbreuk, op kenmerken van verschillende modellen kan beroepen en aldus een "combinatiemodel" in het leven kan roepen dat niet als zodanig is gedeponeerd. Dat de Quadro inbreuk maakt op model nr. 1 als geheel is door THC niet gesteld.


Het GM en de Quadro Bath

21. Het hof is voorshands van oordeel dat de Quadro Bath op de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk maakt dan het GM. Weliswaar heeft ook de Quadro Bath "hoekige" buizen, die (weliswaar niet helemaal, maar wel) bijna vierkant zijn, maar de tussenruimte tussen de buizen in de clusters is veel groter, te weten: de helft van een buisbreedte. Daardoor maken de vlakken en daarmee de radiator, zoals het hof ook heeft kunnen vaststellen aan de hand van het ter zitting meegebrachte model van de Quadro Bath, een veel transparantere indruk dan het GM, dat immers uit vrijwel aaneengesloten vlakken bestaat. Het hof is derhalve voorshands van oordeel dat Instamat met de verhandeling van de Quadro Bath geen inbreuk maakt op het GM.

IEF 11117

Geen auteursrechtverbod naast ex parte modelrechtinbreuk

Beschikking Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 2 maart 2012, KG RK ongenummerd (T tegen S)

Beschikking ingezonden door Laurens Kamp en András Kupecz, Simmons & Simmons.

Ex parte beschikking met betrekking tot een Gemeenschapsmodellenrecht op een vuurkorf. Verzoek tot verbod op auteursrechtinbreuk wordt geweigerd naast het bovenvermelde verbod. Staken van auteursrechtinbreuk op website wordt binnen 24 uur bevolen.

In citaten:

2.2. Voorshands uitgaande van de geldigheid van Gemeenschapsmodel heeft verzoeker voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een inbreuk. De onder randnr. 1.7 van het verzoekschrift afgebeelde vuurkorf van gerekwestreerde wekt naar voorlopig oordeel geen andere algemene indruk dan het Gemeenschapsmodel. Met betrekking tot het auteursrecht is voorshands voldoende aannemelijk dat de door gerekwestreerde gebruikte afbeeldingen verveelvoudigingen zijn van werken waarvan het auteursrechte bij verzoeker berust. De voorzieningenrechter ziet derhalve voldoende aanleiding voor toewijzing van het verzoek voor zover het beslag en bewaring van de inbreukmakende vuurkorven betreft, alsmede voor een verbod op modelrechtinbreuk en een verbod op auteursrechtinbreuk op de afbeelding. Niet valt in te zien welke belang verzoeker heeft bij een verbod op auteursrechtinbreuk met betrekking tot de vuurkorven, naast het toe te wijzen verbod op modelrechtinbreuk. Dat deel van het verzoek zal daarom worden geweigerd.

2.4. Aan het bevel tot staken van de auteursrechtinbreuk op de website van gerekwestreerde zal omwille van de praktische uitvoerbaarheid een termijn van 24 uur worden verbonden. Daarnaast ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de dwangsommen te matigen en te maximeren als in het dictem te melden.

IEF 11116

Niet het gereedschap in de koffer

OHIM derde Kamer van Beroep 25 januari 2012, R 284/2011-3 (Schafstein tegen OHIM)

Met samenvatting van Laurens Kamp, Simmons & Simmons.

Modellenrecht. Voorwaarden voor indiening van een Gemeenschapsmodel (neutrale achtergrond). Registratie van een model voor een gereedschapskoffer strekt zich niet automatisch uit tot het gereedschap in de koffer.

De aanvrage voor een Gemeenschapsmodel voor een gereedschapskoffer wordt geweigerd door het OHIM, omdat het gereedschap (in tegenstelling tot de koffer) niet tegen een neutrale achtergrond is weergegeven en daardoor niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 4(1)(e) van de Uitvoeringsverordening. Het bezwaar van de deposant dat de koffer en het gereedschap een "eenheid" vormen aangezien beiden niet los van elkaar worden verkocht, wordt gepasseerd.

De Board of Appeal is het niet eens met de onderzoeker en stelt op basis van de aangegeven Locarno klasse vast dat de aanvrage alleen ziet op gereedschapskoffers. Volgens de Board of Appeal is de gereedschapskoffer wel degelijk afgebeeld tegen een neutrale achtergrond en dient het gereedschap slechts ter illustratie van de uitsparingen die daarvoor in de koffer zijn aangebracht.

2. Mit einer als Prüfungsbericht bezeichneten Mitteilung vom gleichen Tag wies das Amt den Beschwerdeführer auf Mängel der Geschmacksmuster Nr. 1 und Nr. 2 hin und setzte eine Frist zur Behebung der Mängel. Die Anmeldung enthalte keine Wiedergabe der Geschmacksmuster gemäß Artikel 4 Absatz 1 Buchstabe e) GGDV, weil die Werkzeuge nicht auf einem neutralen Hintergrund wiedergegeben seien. Sofern der Beschwerdeführer den Mangel nicht behebe, werde die Anmeldung nicht als Anmeldung zur Eintragung eines Geschmacksmusters behandelt. Alternativ weise die Anmeldung einen Mangel dahingehend auf, dass die Angabe des Erzeugnisses nicht der Wiedergabe des Geschmacksmusters entspreche. In diesem Fall sei die Anmeldung zu teilen in Geschmacksmuster Nr. 1 und Nr. 2 für „Werkzeuge (Satz von -)“ und Geschmacksmuster Nr. 3 und Nr. 4 für „Werkzeugkoffer“.

3 In seiner Erwiderung vom 23. September 2010 teilte der Beschwerdeführer mit, dass die Sammelanmeldung ein und denselben Gegenstand darstelle, nämlich einen Werkzeugkoffer in geöffnetem und geschlossenem Zustand, jeweils in Farbe und in Schwarz-Weiß. Werkzeugkoffer und Werkzeuge bildeten eine untrennbare Einheit. Der Koffer werde nicht ohne Werkzeuge verkauft und die Werkzeuge nicht ohne Koffer. Eine Teilung der Sammelanmeldung komme nicht in Betracht. Hilfsweise werde beantragt, anstelle der Bezeichnung „Werkzeugkoffer Locarno-Klasse 03.01“ die Bezeichnung „Werkzeuge (Satz von -) Locarno Klasse 08.05“ zu verwenden. Zu Gunsten des Beschwerdeführers seien bereits zahlreiche Gemeinschaftsgeschmacksmuster für Werkzeugkoffer eingetragen worden, deren Wiedergaben auch die Werkzeuge zeigten. Eine Liste von Voreintragungen war beigefügt.

13 Artikel 4 Absatz 1 Buchstabe e) GGDV bestimmt, dass das Geschmacksmuster auf neutralem Hintergrund darzustellen ist, von einer Qualität sein muss, die alle Einzelheiten, für die Schutz beansprucht wird, klar erkennen lässt und eine Verkleinerung oder Vergrößerung auf ein Format von höchstens 8 cm in der Breite und höchstens 16 cm in der Höhe zulässt. Die Vorschrift soll gewährleisten, dass die Wiedergabe das zu schützende Geschmacksmuster eindeutig identifiziert. Nach den Prüfungsrichtlinien des Amtes wird ein Hintergrund als neutral betrachtet, solange das Geschmacksmuster auf ihm deutlich erkennbar ist (vgl. Ziffer 4.4.). Das Erfordernis eines neutralen Hintergrunds verlangt daher weder eine „neutrale“ Farbe noch einen „leeren“ Hintergrund. Ausschlaggebend ist vielmehr, dass sich das Geschmacksmuster so deutlich vom Hintergrund absetzt, das es identifizierbar bleibt.

14 Der Anmelder beantragt ein Geschmacksmuster für das Erzeugnis „Werkzeugkoffer“. Werkzeugkoffer sind Koffer zur Aufnahme von Werkzeugen, deren Innenraum durch entsprechende Aussparungen an die Form der jeweiligen Werkzeuge angepasst ist. Zutreffend hat der Anmelder daher die Klasse 03.01. der Locarno Klassifikation (Koffer, Handkoffer, Mappen, Handtaschen, Schlüsseletuis, Etuis, die dem Inhalt angepasst sind, Brieftaschen und gleichartige Waren“) angegeben. Entgegen der Annahme des Prüfers ist die Anmeldung damit auf ein einziges Erzeugnis, nämlich Werkzeugkoffer und nicht auf Werkzeugkoffer einerseits und Werkzeuge andererseits gerichtet.

15 Hinsichtlich des beanspruchten Erzeugnisses „Werkzeugkoffer“ ist auch das Erfordernis einer Wiedergabe auf neutralem Hintergrund im Sinne von Artikel 4 Buchstabe e) GGDV erfüllt.

16 Die beanstandeten Wiedergaben zeigen auf weißem Hintergrund vier verschiedene Ansichten des Werkzeugkoffers in geöffnetem Zustand, und zwar in Farbe (Geschmacksmuster Nr. 1) und in Schwarz-Weiß (Geschmacksmuster Nr. 2). Abbildung 1 zeigt den geöffneten Koffer in seiner Gesamtheit, Abbildungen 2 bis 4 zeigen die einzelnen Teile. Sowohl die Einzelheiten des Koffers als auch die Anordnung der Werkzeuge sind klar erkennbar. Die abgebildeten Werkzeuge verdeutlichen lediglich die zu ihrer Aufnahme vorgesehenen Aussparungen und beeinträchtigen nicht die Identifizierbarkeit des für „Werkzeugkoffer“ beanspruchten Geschmacksmusters. Die Wiedergaben genügen damit in jeder Hinsicht den Anforderungen des Artikels 4 Absatz 1 Buchstabe e) GDV.

IEF 11057

Prior design and bookshelf-like constructions

OHIM Invalidity Division 14 maart 2012, ICD 8398 (Stokke, model Carlo tegen Dellice Holding)

Uitspraken en bijdrage ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Robbert Sjoerdsma en Henriette van Helden, De Brauw Blackstone Westbroek. Inzenders stonden steeds Stokke bij in deze procedures.

Vijf keer Tripp trapp-jurisprudentie. Modelrecht. Met als meegezonden bericht: Zoals jullie weten is de Carlo-kopie op dit moment inzet van een cassatieprocedure (cassatieberoep van arrest van Hof Amsterdam van 15 maart 2011 IEF 9475). H3 Products heeft –via een Cypriotische vennootschap- de kopie ook als Gemeenschapsmodel 512983-0003 geregistreerd. Het OHIM verklaart dat model –precies een jaar later- nietig ogv art 6 GModVo.

(17) The RCD has therefore taken over the same design features that characterize the bookshelf-like construction of the prior design. The only difference between both designs regards the slightly curved lines of the side postst and the round edges of the panels of the RCD. However, these differences are of minor consideration because the overall impressions are dominated by the common design features of the bookshelf-like construction. Furthermore, the RCD still retains the slanted L-shape that characterizes the side view of the prior design. As a result the RCD fails to produce a different overall impression from the overall impression produced by the prior design.

(18) The overall impressions produced on the informed user by the RCD and the prior design are, therefore, the same and hence the RCD lacks individual character within the meaning of Article 6 CDR.

OHIM Invalidity Division 14 maart 2012, ICD 8402 (Stokke, model Thomas)

Ook heeft dezelfde partij de Thomas-kopie als Gemeenschapsmodel 512983-0005 geregistreerd. Daarvan heeft het Haagse Hof geoordeeld dat deze een andere totaalindruk zou wekken (arrest van 5 oktober 2010, IEF 9132). Ook daar hangt het cassatieberoep. En ook hier vernietigt het OHIM het Gemeenschapsmodel bij gebrek aan eigen karakter t.o.v. het ontwerp van de Tripp Trapp stoel.

(17) The RCD has therefore taken over the same design features that characterize the bookshelf-like construction of the prior design. The only difference between both designs is the double "T" that is only visible from the side vied of the RCD. However, this difference is insignificant because the overall impressions produced by both designs are not dominated by their side views but by the common design features of the bookshelf-like construction that are appreciated mainly from the front view. As a result, the RCD fails to produce a different overall impression from the overall impression produced by the prior design.

OHIM Invalidity Division 15 maart 2012, ICD 8400 (Stokke, model Steve/Yasmine)
OHIM Invalidity Division 15 maart 2012, ICD 8399 (Stokke, model Bambino)

Yasmine

Bambino

Amber

Ook de modelinschrijving 512983-0006 die ziet op de Yasmine-kopie (in de uitspraak Steve geheten) wordt nietig verklaard door het OHIM. Ook daarvan had het Haagse Hof geoordeeld dat deze een andere totaalindruk zou wekken (arrest van 5 oktober 2010, IEF 9132); cassatie loopt. Ook de Bambino 512983-0002 (was al inbreukmakend geoordeeld in datzelfde arrest)

OHIM Invalidity Division 15 maart 2012, ICD 8401 (Stokke, model Amber 2)

en de Amber 512983-0001(niet inbreukmakend geoordeeld in Rb Den Haag 7 februari 2007, IEF 3423; in hoger beroep bleek H3 geen procedureel belang te hebben) hebben geen eigen karakter ten opzicht van het Tripp Trapp-ontwerp.

IEF 11040

Technisch kenmerk niet beschermd omdat alternatieven voorhanden zijn

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 14 maart 2012, KG ZA 12-76 (Fatboy tegen Garden Impressions)

Uitspraak ingezonden door Rik Geurts en Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur.

Modellenrecht. Auteursrecht. Fatboy heeft onder de naam HEADDEMOCK een hangmat op de markt gebracht en heeft daarvoor een gemeenschapsmodel met nummer 531694-0001 geregistreerd. Garden Impressions heeft een hangmat verhandeld onder de naam OTTOWA. De kenmerken die volgens Fatboy zouden zijn overgenomen zijn: zeskantige (dichte) vorm met brede maatvoering en een nader omschreven stikselpatroon van de gewatteerde stof.

Modellenrecht: wat betreft de omzoomde band langs de omtrek moet dit kenmerk buiten beschouwing blijven omdat het de technische functie heeft van versteviging. Voorzover Fatboy heeft willen betogen dat een technisch kenmerk voor bescherming in aanmerking komt indien er technische alternatieven voorhanden zijn, wordt die stelling vooralsnog onjuist geoordeeld. Omdat Fatboy in de vergelijking de onderzijde niet heeft betrokken, moet worden aangenomen dat die zijde geen vergelijkbaar patroon heeft. Ook ontbreekt het opvallend uitstekende vlak en is het bevestigingspunt rechthoekig in plaats van rond. Daarom ontstaat er een andere algemene indruk en is er geen modelrechtinbreuk.

Alle mogelijk auteursrechtelijke trekken worden op basis van de technische functie afgewezen. Dit betreft: de basisvorm van de hangmat, de omzoomde band, de brede maatvoering (voor meerdere personen), de wattering (voor comfort), de stofkeuze (weerbestendig) en de onderverdeling in banen (voorkomen dat de wattering zich op één plek ophoopt). Vorderingen worden afgewezen en Fatboy wordt veroordeeld in de proceskosten.

Auteursrecht
4.15. Om redenen al hiervoor overwogen is de basisvorm van de Headdemock niet aan te merken als een auteursrechtelijk beschermde trek en moet de omzoomde band geacht worden een technische functie  te hebben, waardoor het eveneens van auteursrechtelijke bescherming is uitgesloten.

4.16 De laatste geldt ook voor de brede maatvoering (nodig om de hangmat geschikt te maken voor gebruik door meerdere personen), het gebruik van stevig stof (dat  de duurzaamheid en veiligheid van de hangmat dientt) en de wattering van de stof (waardoo de hangmat zachter zal aanvoelen). De in de Headdemock gebruikte, naar de voorzieningenrechter begrijpt, polyester stof zoals getoond ter zitting iss voor een hangmat, zoals Garden Impressions onweersproken heeft gesteld, een gebruikelijk materiaal voor producten die buiten huis gebruikt worden omdat het goed weerbestendig is. Ook dit kenmerk kan niet als een auteursrechtelijk beschermde trek worden aangemerkt. De onderverdeling van de wattering in banen heeft, naar Garden Impressions onweersproken ter zitting heeft aangevoerd, de technische functie te voorkomen dat de wattering zich op één plek ophoopt.
Op andere blogs:
DeGier|Stam advocaten (IE-zaak over hangmatten: allesbehalve slaapverwekkend!)