DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 10916

Blijvende inzet is geboden

Brief regering Openstaande vragen uit 1e termijn AO tuinbouw d.d. 1 februari 2012, kamerstukken II 2011/2012, 32 627, nr. 4.

Staatssecretaris Bleker reageert op vragen van de CDA-fractie betreffende de balans tussen het octrooirecht en kwekersrecht naar aanleiding van de zaak tussen Taste of Nature en Koppert Cress [red. IEF 10847, en't commentaar IEF 10901] en de stelling dat nieuwe veredelingstechnieken die onder de EU wetgeving voor genetische modificatie komen te vallen.

CDA-fractie: Plantgerelateerde uitvindingen zijn octrooieerbaar. Veredelaars kunnen geen vrij gebruik meer maken van door anderen ontwikkeld plantenmateriaal, om zelf betere rassen hierop te ontwikkelen. Deelt de staatssecretaris dat deze problematiek onder de aandacht moet blijven? Kan de staatssecretaris reageren op de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag in de zaak Taste of Natura versus Koppert Cress?

Ja. We zien overigens dat de situatie niet zwart-wit ligt, onder andere als gevolg van de uitspraak van de Board of Appeal van het Europees Octrooibureau in de 'Broccoli-zaak'. Die uitspraak leidt tot een door de regering gewenste verbetering van de balans tussen octrooirecht en kwekersrecht. Maar blijvende inzet is geboden. Ondermeer doet Nederland dat door:

bij het Europees Octrooibureau te blijven inzetten op verbetering van het octrooiverleningsproces;
binnenkort te komen met een wetsvoorstel gericht op inbouwen van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995;
in te zetten op inbouwen van de beperkte veredelingsvrijstelling in de Verordening Unitair octrooi;
blijvend voorlichting te (laten) geven over deze thematiek door de Raad van Plantenrassen en Agentschap NL Octrooicentrum Nederland;
inzet op dit thema bij de evaluatie van de Europese kwekersrechtverordening;
de Europese Commissie te blijven bevragen op verslaglegging over en evaluatie van de bio-octrooirichtlijn.

In de aangehaalde zaak Taste of Nature/Cresco oordeelde de voorzieningenrechter te Den Haag dat "aannemelijk is dat op grond van artikel 53, aanhef en sub b, van het Europees Octrooiverdrag niet alleen een wezenlijke biologische werkwijze (in dit geval 'klassieke veredeling') van octrooiering is uitgesloten, maar ook een door toepassing van die werkwijze rechtstreeks verkregen voortbrengsel". De voorzieningenrechter is van mening dat een andere conclusie de uitspraak van de Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau in de zogeheten Broccolizaak
zinledig zou maken.

Tegen het vonnis van de voorzieningenrechter is inmiddels beroep ingesteld. Nu de zaak dus weer onder de rechter is, onthoud ik mij van een inhoudelijke reactie.

Veredeling met moderne technieken draagt bij aan mondiale voedselzekerheid en de verduurzaming van de landbouw. Recent is bekend geworden dat BASF uit Europa vertrekt. Dit is een verzwakking van de groene biotechnologie. Stel nu dat de nieuwe veredelingstechnieken (waaronder cisgenese) onder de Europese wetgeving voor genetische modificatie komen te vallen, wat betekent dat dan?

Gebruik van nieuwe veredelingstechnieken kan een belangrijke bijdrage leveren aan voedselzekerheid en aan verduurzaming van land- en tuinbouw. Het is mijn inzet en die van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu om in Europees verband te zorgen voor een vrijstelling van de vergunningplicht mits nieuwe plantenrassen gemaakt met de nieuwe veredelingstechnieken geen grotere risico’s kennen dan rassen gemaakt met ”klassieke” veredeling. Het vertrek van BASF is daarbij voor mij een teken aan de wand en een extra reden voor onze inspanningen voor vrijstelling voor de nieuwe veredelingstechnieken.

IEF 10901

In de kiem gesmoord

A.W. Kooy, In de kiem gesmoord, IEF 10901

Commentaar in't kort van Annemieke Kooy, Barents Krans.

Octrooirecht. Kwekersrecht. Product-by-process-claim.

De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag wees op 31 januari vonnis in een zaak over kiemplantjes van radijs met een hoog anthocyaninegehalte (IEF 10847). Deze stof geeft een rode, paarse of zwarte kleur en “wordt gezien als een uit gezondheidsoogpunt voordelige stof.” De aan de orde zijnde kernvraag betrof de octrooibaarheid van een product dat rechtstreeks wordt verkregen door toepassing van een werkwijze van in wezen biologische aard, welke werkwijze van octrooibescherming is uitgesloten.

De onafhankelijke eerste conclusie van Taste of Nature’s octrooi EP ’938 beschrijft een “Raphanus sativa-plant, verkrijgbaar door het screenen van Raphanus sativa-planten op het vermogen om spruiten te produceren met ten minste enige paarse kleur, het zelf bestuiven en/of kruisen van de planten over meerdere generaties en het selecteren van de afstammelingen met spruiten met een paarse kleur, met het kenmerk, dat de spruit van de plant anthocyanines in een gehalte van ten minste 800 nmol per gram versgewicht van de spruit omvat.”
Conclusie 1 is dan ook een “product by process claim”.

Het geschil draait om artikel 53 aanhef sub b van het Europees Octrooiverdrag (“EOV”), welk artikel (onder andere) het volgende van octrooieerbaarheid uitsluit: “planten- of dierenrassen of werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten of dieren (…)” Over dit artikel heeft de Enlarged Board of Appeal (“EBoA”) van het Europees Octrooibureau onlangs antwoord gegeven op de vragen die zijn gesteld in de zogenaamde "broccoli" (G 2/07) en "tomaat" (G 1/08) zaken.

Na bespreking van de “broccoli” en “tomaat” zaken overweegt de rechtbank dat de werkwijze van Taste of Nature niet octrooieerbaar is aangezien die veredelingswijze geen (niet-triviale) technische stap omvat. De uitspraak in de “broccoli” en “tomaat” zaken maakt (onder andere) duidelijk dat een werkwijze voor het kruisen van het hele genoom van planten en het vervolgens selecteren van de verkregen planten, in principe uitgesloten is van octrooieerbaarheid. Een (veredelings)werkwijze die een technische stap omvat die dient om de uitvoering van de stappen van kruisen of selecteren te vergemakkelijken of ondersteunen is eveneens van octrooiering uitgesloten. Een technisch middel, zoals een genetische marker, is in beginsel wel apart octrooieerbaar, maar de toepassing ervan in een wezenlijk biologisch werkwijze maakt deze werkwijze nog niet octrooieerbaar. Verder bepaalde de GKB in de “broccoli” en “tomaat” zaken dat een werkwijze niet uitgesloten is van octrooieerbaarheid volgens Art 53 (b) EPC indien de werkwijze een technische stap omvat waarmee een bijzonder kenmerk in het genoom wordt geïntroduceerd, of een bestaand kenmerk wordt gewijzigd, waarbij de introductie of wijziging niet het resultaat is van een natuurlijke kruising van de genomen van de planten.

Het octrooi van Taste of Nature was slechts een werkwijze volgens een klassiek veredelingsproces, hetgeen door Taste of Nature ook werd erkend. Taste of Nature stelt echter dat, in tegenstelling tot een “process claim”, een “product by process claim” niet onder de uitzondering van artikel 53 onder b valt. De voorzieningenrechter meent echter dat ook een product, dat is verkregen door toepassing van een werkwijze die is uitgesloten van octrooieerbaarheid, niet voor bescherming in aanmerking komt. Hiermee passeert de rechter Taste of Nature’s argument dat de GKB zich (nog) niet expliciet over toelaatbaarheid van een dergelijke “product by process claim” heeft uitgelaten. De GKB zal misschien in de toekomst dergelijke vragen in het licht van 53 onder b te beoordelen krijgen, aangezien in de procedure voor de Technische Kamer van Beroep na terugverwijzing van de “broccoli” en “tomaat” zaken momenteel gediscussieerd wordt over het mogelijk opnieuw stellen van vragen aan de GKB.

De voorzieningenrechter wil de (eventuele) nieuwe vragen aan de GKB niet afwachten. Naar voorlopig oordeel komt ook een product dat is verkregen door toepassing van een werkwijze die van octrooieerbaarheid is uitgesloten, niet voor octrooibescherming in aanmerking. “Immers, per saldo is dan sprake van een zelfde situatie als wanneer de process claims (…) toelaatbaar zouden zijn geoordeeld”. Taste of Nature zou dan de facto derden kunnen verbieden om haar veredelingswijze toe te passen.

Uit het vonnis kan niet worden afgeleid of aan de rechter was voorgelegd zich (ook) uit te laten over de vraag of het product zelf (Raphanus sativa-plant waarvan de spruit een hoog anthocyaninegehalte heeft) al op grond van het eerste zinsdeel van artikel 53 onder b (“planten- of dieren rassen”) zou zijn uitgesloten op grond van artikel 53 onder b EOV.

Voor wat betreft de octrooieerbaarheid van plantenrassen geldt het volgende. In T1054/96 en G01/98 (de Novartis zaken) werd uitgegaan van de definitie van plantenras zoals vastgelegd in het UPOV-verdrag : de definitie komt dus uit het kwekersrecht. De GKB heeft in onder meer G01/98 bepaald dat uitvindingen die geen betrekking hebben op een enkel geïdentificeerd plantenras maar integendeel meerdere plantenrassen omvatten (in het geval van een productconclusie) of op meerdere plantenrassen toepasbaar zijn (bij een werkwijzeconclusie), octrooieerbaar zijn . Planten zijn wel te octrooieren, mits de uitvinding ervan aan de voorwaarden uit het EOV voldoet. In T0049/83 werden octrooiconclusies ziend op “Vermehrungsgut” toegestaan aangezien a) de planten niet óók door kwekersrecht beschermd konden worden , b) de uitvinding niet beperkt was tot een bepaald plantenras , c) de planten niet het resultaat waren van een wezenlijk biologische werkwijze maar het resultaat van een behandeling met chemische middelen.

In een persbericht laat Taste of Nature weten in hoger beroep te gaan. Wellicht komt de octrooieerbaarheid van het kiemplantje in kwestie in het licht van de uitsluitingsgrond van art 53 sub b EOV in het arrest van het Hof Den Haag alsnog uitdrukkelijk aan de orde.

A.W. Kooy

[red. voetnoten in de bijgevoegde pdf]

IEF 10881

Recordaantal Europese octrooiaanvragen 2011

Total European Filings in 2011, EPO.org

Een korte trendanalyse van Bart Jansen, Zacco.

Octrooinieuws, cijfers. Nederland in de ranglijst. Het Europees Octrooibureau (EOB) heeft de nieuwe landenlijst van Europese octrooiaanvragers voor 2011 gepubliceerd. Ondanks de economische crisis is een recordaantal van 242.642 aanvragen bereikt, een stijging van 2,6% ten opzichte van 2010. Dit past in het beeld dat octrooien als langetermijninvestering worden gezien. In lijn met voorgaande jaren zetten de Aziatische landen hun opmars op innovatiegebied door.

Nederland staat in deze ranglijst op de 9e plaats; de Nederlandse bedrijven en instellingen waren in 2011 met ruim 6000 aanvragen één van de grootste dalers (-13%). Procentueel de grootste stijger is Saoedi-Arabië, dat met 200 aanvragen (+94%) tot de kleine spelers behoort. Duitsland (3e plaats) blijft met ruim 33.000 de grootste Europese aanvrager. Aziatische landen zijn de grootste stijgers in de top 10: Japan (2e plaats, +12%), China (4e plaats, +27%) en Korea (5e plaats, +8%) zijn met gezamenlijk ruim 76000 aanvragen goed voor ruim 30% van het totaal. De nummer één blijft de USA met bijna 60,000 Europese aanvragen (-2,5%).

IEF 10869

Elektronische kennisgeving door Europees Octrooibureau

Decision of the President of the European Patent Office dated 13 December 2011 concerning notification by technical means
of communication in selected EPO proceedings

Met samenvatting van Cees Mulder, Maastricht University.

De President van het Europees Octrooibureau (EOB) heeft besloten dat het EOV met ingang van 15 december 2011 geleidelijk aan begint met kennisgeving door middel van technische communicatiemiddelen (de zogenoemde “elektronische kennisgeving”; Regel 125(2)(b) en 127 EOV). In de eerste fase zullen de volgende documenten elektronisch worden gemeld: het Europese onderzoeksrapport inclusief de onderzoeksopinie (Regel 62 EOV) of de verklaring dat geen onderzoeksrapport wordt opgesteld (Regel 63 EOV), en het internationale onderzoeksrapport (PCT Artikel 18) samen met het schriftelijk oordeel (“written opinion”; PCT Regel 43bis).

 

Omdat het EOB van plan is geleidelijk aan elektronische kennisgeving uit te breiden naar andere procedures worden procedurele en technische testen uitgevoerd met een groep gebruikers.

Elektronische kennisgeving wordt geacht te hebben plaatsgevonden ten laatste op de tiende dag na de toezending van de elektronische mededeling aan de mailbox van de Europese octrooigemachtigde, tenzij in de kennisgeving later of helemaal niet aankomt.

Vooral dit laatste is verrassend omdat ook bij elektronische kennisgeving het EOB een fictieve periode van 10 dagen hanteert waarop de kennisgeving de octrooigemachtigde bereikt. Deze 10-daagse periode is analoog aan de huidige kennisgeving met bijvoorbeeld een aangetekende brief (Regel 126(2) EOV).

IEF 10842

Unitair octrooi, douaneverordening en downloadverbod

Beantwoording Kamervragen over informele Raad voor Concurrentievermogen, kenmerk: IB/DE / 12010902.

 O.a. in deze brief:
1. Unitair octrooi en octrooirechtspraak,
2. Douaneverordening
3. downloadverbod

1. Unitair octrooi en octrooirechtspraak

De leden van de fracties van het CDA en de VVD informeren naar de stand van zaken van de besluitvorming over het unitair octrooi en dan met name naar het laatste openstaande punt: de vestiging van de zetel van de centrale divisie. De leden van de VVD-fractie vragen zich daarnaast af hoe groot de kans is dat Nederland de centrale divisie mag gaan huisvesten.

Zoals bekend, is het niet gelukt om in de Raad voor Concurrentievermogen van 5 en 6 december overeenstemming te bereiken over het octrooipakket. Ondanks intensieve pogingen van het Poolse voorzitterschap is het ook nadien helaas niet gelukt daarover overeenstemming te bereiken. Belangrijkste punt van discussie is inderdaad nog de zetel van de centrale divisie van het octrooigerecht. Daarvoor hebben verschillende landen, waaronder Nederland, zich kandidaat gesteld. Nederland zet zich actief in voor deze kandidatuur en heeft een aantrekkelijk aanbod gedaan, maar de concurrentie van andere kandidaten is groot. Het is daarom niet goed mogelijk om een inschatting van de kansen van Nederland te maken. Nederland heeft aangedrongen en zal blijven aandringen op een spoedige afronding van het octrooidossier gezien het belang ervan voor versterking van het Europese groeivermogen. Zowel voor het Europese innovatievermogen als een sterkere interne markt is het octrooi een belangrijke prioriteit.

2. Douaneverordening

(...) Het voorstel heeft als doel het aanbrengen van verbeteringen en verduidelijkingen ten aanzien van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten door de douane, waardoor de rechtszekerheid voor alle betrokken partijen vergroot wordt. De focus van deze verordening dient te liggen op de bestrijding van namaakgoederen en niet op de controle van legitieme handel. De besluitvorming in de Raad over dit voorstel is nog gaande, maar op het punt van de parallelhandel ziet het er naar uit dat een groot aantal lidstaten een wijziging op dit punt ten aanzien van de huidige douaneverordening onwenselijk vinden. Het Europees Parlement, die zich ook over deze verordening zal uitspreken, is overigens nog verdeeld over het al dan niet opnemen van parallelhandel in het toepassingsgebied.

3. Downloadverbod

In het kader van de discussie over de digitale interne markt vragen de leden van de PvdA-fractie wat de vorderingen zijn bij de Europese onderhandelingen en besprekingen rond het downloadverbod.

In de recente EU mededeling over e-commerce kondigt de Commissie aan zich te bezinnen op efficiënte methoden om onrechtmatige informatie op internet te (laten) verwijderen. Zij wil dit jaar een effectbeoordeling uitvoeren om een aantal opties hiervoor te verkennen. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zal de ontwikkelingen dienaangaande in samenspraak met mij nauwlettend volgen.

In verband met de ontwikkeling van de digitale markt is voorts aangekondigd dat de Europese Commissie voorstellen zal indienen voor een Europees systeem voor het licentiëren van auteursrechten, voor een kaderrichtlijn voor collectief beheer en voor een herziening van de richtlijn handhaving Intellectuele Eigendomsrechten. Deze worden voorzien in de loop van 2012.

De discussie over de aanpak van downloaden van onrechtmatig verveelvoudigd of geopenbaard materiaal als zodanig zal in de EU naar verwachting plaats gaan vinden in het kader van de door de Commissie aangekondigde herziening van het thuiskopiestelsel in de EU. De Commissie bezint zich momenteel op de opties voor herziening van dit stelsel. Uw Kamer zal na het verschijnen van deze voorstellen geïnformeerd worden over de Nederlandse positie ten aanzien van deze voorstellen.

IEF 10807

Naslagwerk: Information from the Boards of Appeal

Information from the Boards of Appeal, Presidium, business distribution and texts relating to the proceedings, supplement to OJ 1/2012, EPO: München 2012.

Als naslagwerk te gebruiken: de drietalige editie 2012 van de uitgave van de Beroepskamer van het Europees Octrooibureau. Hieronder de inhoudsopgave en tot slot een ovezicht van vijf regelingen rondom processuele aspecten van het Europees Octrooibureau.

Inhoudsopgave:
I. notice concerning the composition of the presidium of the boards of appeal for the years 2012/2013
II. business distribution schemes of the boards of appeal 201
III. rules of procedure of the boards of appeal
IV. accelerated processing
V. electronic authentication of decisions
VI. registrars of the boards of appeal
VII. oral proceedings before the boards of appeal
VIII. representation
IX. public notification
X. maintenance of files, file inspection
XI. filing of patent applications and other documents
XII. late receipt of documents
XIII. responsibility of the legal division
XIV.. representatives, epi, regulation on discipline

XIV.1. Regulation on the establishment of an institute of professional representatives before the European Patent Office
XIV.2. Code of Conduct of the Institute of Professional Representatives before the European Patent Office
XIV.3. Regulation on discipline for professional representatives
XIV.4. Rules of Procedure of the Disciplinary Committee of the Institute of Professional Representatives before the EPO
XIV.5. Additional Rules of Procedure of the Disciplinary Board of the European Patent Office

IEF 10697

Wordt Europa ooit echt één markt?

© Jeroen Bouman

De Commissie van de Europese Unie (EU) streeft naar een zogenaamd unitair octrooi. Er zijn al belangrijke stappen gezet in de richting van een unitair octrooisysteem voor de EU. Het huidige voorstel is bedoeld om het Europese systeem effectiever en minder duur te maken.

Een interview met Ruurd Jorritsma en Paul Clarkson, Nederlandsch Octrooibureau.

Als belangrijke speler op de Europese markt houdt Nederlandsch Octrooibureau continu gelijke tred met vorderingen aan het Europese octrooifront. Twee van onze topspecialisten op het gebied van EU octrooirecht, Ruurd Jorritsma en Paul Clarkson, bespreken de meest recente ontwikkelingen, mogelijkheden, bedreigingen, hindernissen en complexiteiten van het nieuwe ‘EU octrooi’.
 
Wat is het grote voordeel van het voorgestelde unitaire octrooisysteem?
Ruurd Jorritsma: Na de verlening hoeven we maar met één vertaling rekening te houden en het octrooi is altijd in het Engels beschikbaar. Daarnaast is er één instandhoudingstaks voor alle deelnemende landen. Het belangrijkste is echter nog wel, dat we één handhavingsprocedure krijgen in een centraal gerechtshof. Ook voor niet-Europeanen, voor wie ons huidige systeem erg ingewikkeld is, betekent dit een enorme verbetering.
 
Wat schort er nog meer aan de huidige situatie?
Paul Clarkson: De kosten zijn te hoog om in de hele EU bescherming te verkrijgen en als het op naleving aankomt, zijn de complexiteit en de onzekerheid zo groot dat velen aarzelen om volledig van hun intellectuele eigendomsrecht gebruik te maken. Als je een uitvinding wilt beschermen, weet je meestal niet hoe belangrijk of kritiek de situatie zal zijn of waar over tien jaar je concurrentie geografisch  zal zitten. Het huidige systeem lijkt op een spelletje “Slagschip” – je laat een paar dieptebommen vallen op de meest voor de hand liggende locaties en misschien raak je iets! Aan de andere kant is de EU een gemeenschappelijke markt, dus als je het verkeerd inschat, kun je bijna niet voorkomen dat producten uit de ene staat, waar je geen octrooibescherming geniet, worden geëxporteerd naar andere landen waar je wel een aanvraag hebt ingediend.

Wordt het unitaire Europese octrooisysteem veel goedkoper en sneller?
Ruurd Jorritsma: Hopelijk wel! De aanvraagprocedure om octrooiverlening wordt waarschijnlijk niet veel sneller, maar hij wordt wel goedkoper. Wat veel belangrijker is, is dat de handhaving van een octrooi veel meer voorspelbaar zal worden en dat is waar de industrie behoefte aan heeft. Hoe snel het juridische systeem zal werken is in dit stadium moeilijk te voorspellen, maar ik denk dat alle partijen het er over eens zijn dat we er in dit opzicht echt stappen vooruit zullen moeten zetten.
 
Wat verandert er in het werk van de octrooigemachtigden?
Paul Clarkson: Bureaus die zich bezig houden met opposities en inbreukzaken zullen er waarschijnlijk weinig van merken, maar diegenen die de kost verdienen met nationale administratieve en gerechtelijke procedures zullen hun inkomsten meer elders moeten zoeken. Dit zou de prijzen in de gehele sector onder druk kunnen zetten. Daar staat tegenover dat als het gemeenschappelijk stelsel voor octrooigeschillenbeslechting goed werkt, er naar verhouding meer zaken gevoerd zullen worden en goede octrooigemachtigden in trek zullen zijn.
 
Verwacht u meer Europese klanten na de invoering van het unitaire octrooi?
Ruurd Jorritsma: Ja, ik verwacht dat de Europese industrie, zowel klein als groot, actiever wordt. Ik verwacht ook meer werk van buiten Europa. Als je een vast budget hebt voor octrooien en je kunt er drie krijgen voor de prijs van twee, dan dien je meer octrooiaanvragen in. Zeker wanneer je ziet dat je ze effectief kunt inzetten om je markt te beschermen.
 
Wat gebeurt er als een paar lidstaten weigeren om verder te werken aan de ontwikkeling van een unitair octrooi? Hoe sluit dat aan bij het idee van een Europese gemeenschappelijke markt?
Paul Clarkson: Het huidige voorstel voorziet dat een groep landen zal besluiten om er samen aan te werken. Tot dusver hebben 25 van de 27 landen aangegeven dat zij akkoord gaan met de voorgestelde regeling. Alleen Spanje en Italië aarzelen.  De landen die uiteindelijk het Unitaire Octrooiakkoord sluiten, zullen een blok vormen waar unitaire bescherming aanwezig is. Voor de landen buiten dit blok zal een traditioneel nationaal octrooi vereist zijn om volledige bescherming in de EU tot stand te brengen. Dit is nog steeds een enorme verbetering in vergelijking met de huidige situatie. Het baart natuurlijk zorgen dat sommige staten niet in staat zijn om deel te nemen, of dat niet willen. Wij zullen echt moeten kijken wat de redenen zijn voor hun reserves.
 
Wat kunnen wij leren van andere octrooisystemen?
Paul Clarkson: Wat betreft een unitair octrooi geloof ik niet dat er precedenten zijn, hoewel we het Benelux Merkenbureau als voorbeeld van goede samenwerking kunnen noemen.
Ruurd Jorritsma: Europa zal zeker moeten kijken naar de positieve kanten van andere octrooi¬systemen zoals die van de VS, China en Japan. Maar het werkstuk van de eenmaking van het octrooisysteem in Europa is voorlopig uniek in de wereld. Wat betreft het administratieve systeem voor octrooiverlening zijn wij beroepsmatig redelijk tevreden over de manier waarop het Europees Octrooibureau werkt. Voor het nieuwe rechtssysteem zullen we het beste wat de verschillende landen qua ervaring, efficiëntie en degelijkheid in zich hebben moeten combineren.
 
Wat is de grootste hindernis? Welke problemen moeten overwonnen worden?
Paul Clarkson: De invoering van het gemeenschappelijk stelsel voor octrooigeschillenbeslechting. Misschien is men bezorgd dat het beste werk wordt gelegd bij een klein aantal (Engelstalige) gespecialiseerde advocaten. Achter de schermen speelt dat mogelijk een rol. Ook is het geruzie over de toekomstige distributie van jaartaksen nog niet afgelopen. Spanje en Italië houden hun poot nog stijf over het vertaalregime en zullen er misschien weinig aan gelegen laten om het hele initiatief te torpederen. Zo hebben ze onlangs een klacht ingediend bij het Europese Hof van justitie waarin zij bezwaar aantekenen tegen het voorstel van andere landen om zonder hen verder te gaan.
 
Welke rol speelt Nederlandsch Octrooibureau in deze ontwikkeling?
Paul Clarkson: Wij zijn actief in de Europese beroepsvereniging EPI die met de industrie en de overheden constant werkt aan verbetering van het systeem. Ik zit in het comité voor octrooigeschillenbeslechting dat lobbyt voor de invoering van een gecentraliseerd gemeenschappelijk stelsel voor octrooigeschillenbeslechting met daarbij het recht voor octrooigemachtigden om namens hun opdrachtgevers op te treden.
 
Op welke termijn kunnen nieuwe ontwikkelingen worden verwacht?
Ruurd Jorritsma: Ik verwacht dat we na de zomer zullen weten of de vaart erin blijft of niet. Zo ja, dan zou het systeem in 2014 in werking kunnen treden. Als iemand vastbesloten is om een ander te traineren, dan zou dit het proces jaren kunnen vertragen. Vergeet niet dat het Gemeenschaps-Octrooiverdrag al in 1975 is getekend; er zijn dus nog veel groeperingen die het nog steeds niet als prioriteit beschouwen.

IEF 10694

Compromissen

Kamerbrief Verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 5 en 6 December 2011, Unitair octrooi en octrooirechtspraak, Kamerstukken 2011-2012, kenmerk IB/DE/11179002.

Het voorzitterschap lichtte de stand van zaken op het octrooidossier toe. Ten tweede is er het voorstel voor de verordening unitair octrooi. Door deze verordening krijgt een door het Europees octrooibureau verleend octrooi een unitaire octrooibescherming in de 25 lidstaten die aan versterkte samenwerking deelnemen. Deze octrooiverordening ligt voor eerste lezing bij het Europees Parlement, dat in februari plenair zal stemmen. Het derde onderdeel is een ontwerpverdrag voor oprichting van een Gemeenschappelijk octrooigerecht (rechtspraakverdrag). Nederland benadrukte een groot voorstander te zijn van een spoedige totstandkoming.

Tijdens de vergadering legde het voorzitterschap een compromis op tafel. De discussie over dit compromis concentreerde zich met name op de vestigingsplaats van de centrale divisie. Een aantal lidstaten, te weten Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Hongarije en Nederland, heeft voor de vestigingsplaats van deze divisie een claim ingediend. In het compromis van het voorzitterschap is rekening gehouden met de verschillende wensen van de lidstaten. Zo is er aan de Nederlandse wensen ten aanzien van een sterkere centrale divisie en een flexibel talenregime tegemoet gekomen. Dit is belangrijk voor bedrijven om het zogenaamde forumshopping tegen te gaan. Uiteindelijke instemming van Nederland zal afhangen van de uiteindelijke tekst van het compromis. De discussie leidde niet tot een akkoord. Vooralsnog voorziet het voorzitterschap op 22 december a.s. een bezegeling van de uitgangspunten van het rechtspraakverdrag. Het is dan ook ongewis of de door het voorzitterschap voorziene bezegeling van de uitgangspunten van het rechtspraakverdrag op 22 december doorgang zal vinden.

Motie lid Van der Staaij c.s.: Compromisvoorstel schept onduidelijkheid

constaterende, dat de regering zich in de triloog over de Verordening unitair octrooi niet proactief uitgesproken heeft voor verankering van in ieder geval een beperkte kwekersvrijstelling in deze Verordening, en zich aansluit bij het compromisvoorstel van Duitsland;

overwegende, dat Kamer en regering zich eerder hebben uitgesproken voor invoering van een beperkte kwekersvrijstelling en, onder voorwaarden, een brede kwekersvrijstelling in het nationale en Europese octrooirecht;

van mening, dat het compromisvoorstel van Duitsland veel onduidelijkheid schept en de waarde en reikwijdte van de beperkte kwekersvrijstelling kan ondermijnen;

verzoekt de regering zich op passende momenten in ieder geval in EU verband proactief uit te spreken voor verankering van in ieder geval een beperkte kwekersvrijstelling in deze verordening zelf,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Staaij
Dijkgraaf 
Koopmans

IEF 10693

Kamerbrief: kwekersproblematiek en biotechnologie

Aanbiedingsbrief beantwoording schriftelijk overleg biotechnologie 17 november 2011, Kamerstukken II, 2011-2012, referentie 244465. - Verslag schriftelijk overleg, kamerstukken II, 2011-2012, 32 472, nr. 14.

Uitgebreide beantwoording door Staatssecretaris Bleker, mede namens Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu inzake de kwekersproblematiek en op het onderdeel biotechnologie. Hieronder de inhoudsopgave:

ONDERDEEL KWEKERSPROBLEMATIEK
Stand van zaken sectoroverleg over een licentiegedragscode
Tweesporenbeleid: inzet algemeen
Eerste spoor: beperkte veredelingsvrijstelling
Tweede spoor: uitgebreide veredelingsvrijstelling
Tweede spoor, onderdeel a, de lopende consultatie onder belanghebbende partijen
Tweede spoor: onderdeel b, de internationale sondering
Tweede spoor, onderdeel c, advies van de Raad van State van het Koninkrijk over een uitgebreide veredelingsvrijstelling
Samenloop octrooirecht en kwekersrecht in concrete gevallen
Politieke verantwoordelijkheid

ONDERDEEL BIOTECHNOLOGIE

Voortzetting en financiering (onderzoeks)programma’s
Commissievoorstel inzake teelt van ggo’s
Ggo-vrije regio’s
Onafhankelijkheid EFSA
Co-existentie en Amflora aardappel
COGEM adviezen rechtstreeks aan Tweede Kamer
COGEM en sociaaleconomische aspecten
COGEM en symposium gg dieren
Overzicht wetgevingstrajecten
Cisgenese
Raad van State
Moratorium en sociaaleconomische aspecten
Klonen van dieren
Gentherapie

IEF 10630

Persbericht Unified Patent Court

PRESS RELEASE 3133rd Council meeting Competitiveness, Brussels 5 en 6 december 2011 (provisional version), 18115/11.

Gisteren zijn er over de Unified Patent Court geen definitieve uitkomsten bekendgemaakt. Wel, zo volgt uit de persconferentie van de Competitiveness Council, is er overeenstemming over de 'patent package' (video). In een provisional version zijn essentiële elementen uitgekristalliseerd:

1. The seats of the Central Division of the Court of 1st Instance, the Court of Appeal and the Patent Arbitration Centre Several proposals have been made by member states interested in hosting the seats. 

2. The financial contribution of the member states hosting a local division, a regional division, the Central Division or the Court of Appeal The host member state would provide for the necessary facilities, equipment and, for the initial period, the management of the administrative staff.

3. Other financial contributions of the member states  
While the objective should be that the Unified Patent Court becomes self financing over time, financial contributions will be required in the setting up phase based of a balanced and transparent formula.

4. Language of proceedings
While the principal should be maintained that the language of proceedings of a local division can be changed only with the agreement of both parties, a party could address a request to the President of the Court in order to change the language of proceedings for reasons of convenience and fairness.

5. Actions to be brought to the central division The possibility to enhance the role of the central division and give parties the choice to bring actions from infringements concerning a number of member states before the central division instead of bringing them before a local or regional division.  Under the compromise the parties would have the choice to bring an infringement action before the central division if the defendant is domiciled outside the EU.

6. Number of ratifications required for the entry into force There is general consensus that the Unified Patent Court should enter into force once a minimum number of member states have ratified the Agreement.

7. Transitional period A transitional period will be fixed for "classical" European patents without unitary effect during which actions can still be brought before the national court.

8. Revision clause A range of provisions would have to be reviewed by the administrative committee in order to improve the functioning, efficiency and cost effectiveness of the Unified Patent Court and the quality of its judgements