Opmerkelijk grensoverschrijdend verbod
Rondom de Apple vs. Samsung-zaak is er veel in media verschenen. Onlangs speelt er ook tussen juristen een discussie, maar deze gaat over de bevoegdheid van Nederlandse rechters om tegen in Nederland gevestigde gedaagden in kort geding een grensoverschrijdend verbod uit te spreken.
In de laatste bijdrage van Willem Hoyng wordt er gereageerd op een bijdrage van Bart Sujecki en Michiel Rijsdijk verschenen in 't FD van 1 september 2011. Met name op het punt dat er een opmerkelijke rechtsoverweging 4.1 is. Hoyng reageert, gesteund door jurisprudentie zoals Gerechtshof ’s-Gravenhage d.d. 12 juli 2011, LJN BR1364, IEF 9973 (Yellow Page) en Rechtbank 's-Gravenhage 15 september 2010, IEF 9089 (Solvay/Honeywell), dat dit eerder uitdrukkelijk is geoordeeld.
Als extraatje voegt Willem Hoyng ook toe dat op het punt van toepassing van EEX-Vo de rechter ook juist heeft gehandeld.
[De voorzieningenrechter] merkt fijntjes op dat de Nederlandse gedaagden de bevoegdheid niet hebben bestreden, maar terecht acht hij dat onvoldoende om zich ex art. 24 EEX-Vo bevoegd te achten. Immers, wanneer het om de exclusieve bevoegdheid van art. 22 (4) EEX-Vo gaat, kan de rechter art. 24 EEX-Vo niet toepassen. Hij zal zelf moeten nagaan of hij met het aannemen van bevoegdheid de exclusieve bevoegdheid (van een andere rechter) schendt.