Octrooirecht  

IEF 13417

Verwisselbare tonercartridges maken octrooiinbreuk

Vzr. Rechtbank Den Haag 9 januari 2014, KG ZA 13-1344 (Samsung tegen Maxperian)
Vzr. Rechtbank Den Haag 9 januari 2014, KG ZA 13-1343 (Samsung tegen Digital Revolution)
Mondelinge behandeling van de onderhavige zaken, tegelijk met reeds besproken IEF 13407. Octrooirecht. Reclamerecht. Modellenrecht. Samsung heeft twee gemeenschapsmodellen geregistreerd voor haar cartridges en is houdster van EP 1 975 744 en EP 2 357 537(developing unit and image forming apparatus having the same).

De mondelinge behandeling van de onderhavige zaak vond plaats gelijktijdig met de behandeling van twee andere door Samsung geïnitieerde procedures tegen PrintAbout B.V. (...) respectievelijk Digital Revolution B.V. (...). Deze vennootschappen zijn, net als Maxperian, aanbieders van verwisselbare tonercartridges voor laserprinters. In de drie zaken zijn in belangrijke mate dezelfde onderwerpen aan de orde gekomen. De raadslieden van de gedaagden in de verschillende zaken (...) hebben verwezen naar elkaars pleidooien.

Lees ook IEF 13407

IEF 13407

Octrooiinbreuk door compatibel huismerk cartridge

Vzr. Rechtbank Den Haag 9 januari 2014, KG ZA 13-1342 (Samsung tegen PrintAbout)
Uitspraak ingezonden door Charlotte de Boer, Wim Maas en Carreen Shannon, Deterink.
Octrooirecht. Reclamerecht. Modellenrecht. Samsung heeft twee gemeenschapsmodellen geregistreerd voor haar cartridges en is houdster van EP 1 975 744 en EP 2 357 537(developing unit and image forming apparatus having the same). PrintAbout exploiteert een bereikbare webwinkel en verkoopt onder haar "huismerk" een met Samsungs printers compatibele cartridges. Samsung vordert een bevel staken van ongeoorloofde vergelijkende reclame, recall en legt aan haar vorderingen de onthoudingsverklaring ten grondslag.

Procesrecht. Er is geen spoedeisend belang uit de inbreuk op de Gemeenschapsmodelrechten en de gesteld onrechtmatige vergelijkende reclame nu vanaf begin 2012 Samsung al op de hoogte is. Gedurende lange periode is er geen voorlopige maatregel nodig geweest, niet valt in te zien waarom dat wel is ten gevolge van verlening van het jongste octrooi. Dit is anders voor de gestelde octrooi-inbreuken. Er is een serieuze kans dat de bodemrechter of oppositieafdeling conclusie 1, 2 en 12 van EP 744 niet nieuw acht.

Het betoog dat EP 537 niet nawerkbaar zou zijn, omdat er pas in onderconclusie 3 een afvaltonertransportorgaan wordt geopenbaard, wordt niet gevolgd. Het gaat er immers om dat de uitvinding nawerkbaar is beschreven. Dat EP 537 niet inventief is, omdat het lekkageprobleem zich in de praktijk niet voordoet, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het betoog dat een niet-bestaand probleem wordt geadresseerd, slaagt niet. PrintAbout heeft inbreuk gemaakt op het octrooi en dient opgave te doen van de leveranciers van de producten.

4.16 Het betoog van Samsung dat de gemiddelde vakman zou inzien dat conclusie 3 onjuist is geredigeerd, moet naar voorlopig oordeel worden verworpen. Weliswaar beschrijft en toont het octrooischrift van EP 744 cartridges waarin de steunuitsteeksels en uitsteekselopnemers zijn aangebracht aan de (...) behuizing, maar daaruit kan de vakman niet zonder meer afleiden dat die plaatsing de juiste is en de in de conclusie voorgeschreven plaatsing de vergissing. (...)

4.34. PrintAbout heef ten slotte gesteld dat Samsung misbruik van recht maakt door EP 537 in te roepen, nu dit octrooi ziet op een uitvinding die een niet-bestaand probleem adresseert. Het is Samsung volgens PrintAbout louter te doen om op oneigenlijke wijze concurrenten van de markt voor toner cartridges te kunnen weren. Dit doet Samsung door een technische werking toe te schrijven aan een uitsparing die slechts dient om te voorkomen dat anders gevormde cartridges in haar printers passen, aldus PrintAbout. In de opening van de printer waarin de cartridge moet worden geplaatst, bevindt zich namelijk een uitsteeksel.

4.35 Dit betoog van PrintAbout slaagt niet. In het voorgaande is de stelling dat het in EP 537 beschreven probleem zich niet voordoet, reeds verworpen. Daar komt bij dat Samsung heeft bestreden dat toepassing van de uitvinding noodzakelijk is om een cartridge in haar printer te laten passen. Zij heeft er in dat verband op gewezen dat cartridges met een uitsparing in een andere dan de geclaimde vorm in haar ML- en SCX-printers passen. Gelet daarop kan niet worden aangenomen dat de geclaimde uitsparing uitsluitend noodzakelijk is voor compatibiliteit.

 

IEF 13399

Algemeen inbreukverbod omdat Samsung voortdurende nieuwe smartphones op de markt brengt

Hof Den Haag 31 december 2013, zaaknr. 200.096.074/01 (Apple tegen Samsung)
Uitspraak ingezonden door Rutger Kleemans en Arvid van Oorschot, Freshfields Bruckhaus Deringer.
Tussenarrest inzake Apple-Samsung. Hoger beroep na kort geding [IEF 10106], waarin inbreukverboden uitsluitend op grond van octrooi EP 868 van Apple zijn toegewezen jegens enkele smartphone modellen van Samsung.

Het staat niet onbetwist vast dat de verkoop van de Samsung Galaxy Ace Plus is gestaakt. Het ontbreken van spoedeisend belang ten tijde van het arrest van het hof doet er niet aan af dat partijen nog wel belang kunnen hebben bij een oordeel of het vonnis van de voorzieningenrechter juist was gewezen.

Het hof dient in beginsel zijn arrest af te stemmen op het bodemvonnis. De door Samsung aangevoerde verweren kunnen niet slagen, nu niet aannemelijk is geworden dat in dit geval, tot executiegeschillen leidende, onduidelijkheid bestaat over de door het hof in het voetspoor van de bodemrechter aangenomen beschermingsomvang van EP 868 en Apple een zwaarder wegend belang heeft bij een algemeen verbod aangezien Samsung voortdurende nieuwe smartphones op de markt brengt. Een algemeen inbreukverbod voor komt voor toewijzing in aanmerking.

20. Het hof, dat als rechter in kort geding moet beslissen op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, dient in beginsel zijn arrest af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter, ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel, hetgeen het geval zal kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht, alsook indien sprake is van een zodanige wijziging dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn gesteld, tot een andere beslissing zou zijn gekomen. (vergelijk HR 19 mei 2000, LJN AA5870, NJ 2001, 407 en 7 januari 2011, LJN BP0015, NJ 2011, 304). Apple noch Samsung heeft gesteld dat sprake is van een misslag of zodanige omstandigheden. Bij haar akte producties en eiswijziging heeft Apple zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
IEF 13391

Ondanks openbaarmaking van werking met andere zuren in aanvrage, niet in octrooiconclusie opgenomen

Hof Den Haag 31 december 2013, zaaknr. 200.122.472/01 (Bayer Pharma AG tegen Sandoz BV)
Octrooirecht. Zie eerder IEF 12275. Bayer is houdster van EP0918791 en EP1l49840 voor werkwijzen voor de bereiding van drospirenon. De stof valt onder invloed van het zuur pTSA uiteen in DRSP en water, en is instabiel ten opzichte van dat zuur, maar ook onder invloed van andere zuren. Dat dit in de aanvragen op niet mis te verstane wijze wordt geopenbaard, maar niet in de octrooiconclusie is opgenomen, wordt er dus geen bescherming voor gezocht. De rechtszekerheid noopt tot een restrictieve uitleg van EP 840 en alleen het gebruik van pTSA wordt beschermd.

Het hof bekrachtigt het kort gedingvonnis en veroordeelt Bayer in de proceskosten ad €110.000. Met de aangepaste IC-methode wordt evenmin inbreuk gemaakt, het OLG Düsseldorf heeft hetzelfde geoordeeld.

Leestips: 5.5, 5.9, 5.10

IEF 13390

Incidentele (na)vordering uitvoerbaar bij voorraad afgewezen

Hof Den Haag 17 december 2013, zaaknr. 200.072.828/02 (AGFA tegen Xingraphics c.s.)
Zie eerder op IE-Forum.nl. Proceskosten. Uitvoerbaar bij voorraad. Tussenarrest. AGFA is houdster van EP 0823327 voor een "methode van het maken van een positieve fotosensitieve lithografische printplaat'. Xingraphics c.s. voert aan dat AGFA, gelet op het arrest in de bodemzaak IEF 12291, geen belang meer heeft bij het hoger beroep tegen het kort gedingvonnis IEF 8834 Tevens wensen Xingraphics c.s. alsnog de uitvoerbaarheid bij voorraad middels 234 Rv.

Het hof mag in het kader van dit incident slechts oordelen of de voorzieningenrechter destijds tot een juist oordeel is gekomen (toetsing ex tunc). Het hof zal wel degelijk zijn uitspraak in de bodemzaak in aanmerking moeten nemen. Het belang van AGFA, om de toegekende vergoeding van €120.000,- niet te hoeven betalen, weegt zwaarder dan het belang van Xingraphics c.s. om dit in afwachting van de uitspraak in hoger beroep, te incasseren. Het hof wijst de vorderingen van Xingraphics c.s. in het incident af en verwijst de hoofdzaak naar de rolzitting.

Leestips: 2, 6 en 7.

IEF 13383

Geen bewuste stap in syntheseroute, maar ongewenst bijproduct in proces

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 15 juli 2005, KG ZA 05-667 (A&B tegen X&Y)
Uitspraak ingezonden door Wim Maas, Deterink.
Stofoctrooi. Met commentaar van de inzender: "Dit vonnis is erg interessant vanwege r.o. 3.16. Daarin wordt overwogen dat indien er geen sprake is van "een reële technische toepassing" van de uitvinding er aldus evenmin sprake is van inbreuk op een stofoctrooi. De vraag rijst of de uitspraak reden geeft om deze rechtsregel breder toe te passen dan alleen bij minieme sporen van een ongewenst bijproduct die ontstaan zijn als gevolg van een stap in de syntheseroute die niet bewust is." Uitspraak is eerder naar verwezen in artikel W.J.G. Maas 'De Minimis in het Octrooirecht', BIE 2007/4, p. 224.

3.15. Zoals ook in meerbedoeld eerder kort geding omtrent inbreuk in de vorm van verontreinigingen op ditzelfde octrooi is overwogen (vgl. Vzr. Rb. 's-Gravenhage 13 januari 2005, rolnr. KG 04-1571, r.o. 3.10), is naar voorlopig oordeel verschil in beantwoording denkbaar van enerzijds de vraag of inbreuk op een stofconclusie moet worden aangenomen bij zuivere (ongewenste) verontreinigingen in de vorm van de betreffende geoctrooieerde stof en anderzijds van dezelfde vraag in geval waarin de geoctrooieerde stof nadrukkelijk onderdeel vormt van de syntheseroute en waarbij in het eindproduct de betroffende stof in kleine hoeveelheden achterblijft, welke laatste situatie zich inhet in bedoeld vonnis berichte geval voordeed. Compound I werd in de daar beoordeelde synthese (bewust en bedoeld, dus met een technisch oogmerk) als tussenproduct in de synthese van generiek clarithromycine gebruikt. In een dergelijk geval bestaat naar voorlopig oordeel - ook indien de betreffende werkwijze in een niet-octrooiland wordt toegepast zoals in meerbedoelde casus - gerede kans dat de bodemrechter zal oordelen dat sprake is van inbreuk op een stofconclusie, indien vervolgens in het eindproduct sporen van dit tussenproduct achter blijken te zijn gebleven.

3.16. Het onderhavige geval verschilt echter op een voorshands essentieel te achten onderdeel van het 3.15 beschreven geval. Compound I vormt in de synthese van A juist geen bewuste stap in de syntheseroute, maar kan als ongewenst bijproduct in minieme hoeveelheden optreden in de ontschermings- en zuiveringsstap. Gelet op de percentages die kunnen optreden volgens A en gedetecteerd zijn volgens X, is naar voorlopig oordeel voldoende aannemelijk geworden dat deze hoeveelheden overigens geen enkele bijdrage in de werkzaamheid zullen hebben. In die zin is - in zoverre de visie van Benyamini onderschrijvend - geen sprake van een reële technische toepassing bij dergelijke sporen en aldus evenmin van inbreuk op stofconclusie 1 van EP '415.
IEF 13381

Begrip unitary duidt op naaldbescherming uit een stuk

Vzr. Rechtbank Den Haag 23 december 2013, KG ZA 13-1228 (B.Braun Melsungen tegen Safemedic en Troge)
Uitspraak ingezonden door Ricardo Dijkstra, Van Doorne.
Octrooirecht. B.Braun is houdster van EP 1 911 487 B1 voor een "spring clip as needle tip protection for a safety IV catheter", dit is afsplitsing van EP 969 en subafsplitsing van EP 588 (het grootmoederoctrooi). Onder de naam Tro-Vensite bieden gedaagden een beveiligd IV katheter aan.

Een 'unitary needle guard' duidt erop dat de naaldbescherming uit één stuk bestaat. Bij een andere interpretatie is er sprake van toegevoegde materie ex 76 en 123 EOV en de kans bestaat dat conclusie 1 gedeeltelijk nietig zal worden verklaard. Niet in geschil is dat de geconstateerde nietigheid kan worden gerepareerd door de toevoeging van het kenmerk 'unitary' aan conclusie 1. Echter in dat geval valt de Tro-Vensite niet meer onder het beschermingsomvang van het octrooi. De gemiddelde vakman zal het kenmerk zo uitleggen dat de naaldbescherming bestaat uit een veerkrachtige veerklem die uit één stuk wordt gefabriceerd, daaraan voldoet de Tro-Vensite niet, omdat deze bestaat uit ten minste twee losse componenten. Alle vorderingen in conventie en in reconventie worden afgewezen.

Leestips: 5.2, 5.4 - 5.7, 5.9 - 5.10.

IEF 13379

Nietigverklaring van ABC voor een pijnbestrijder

Rechtbank Den Haag 11 december 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:19241 (Mylan tegen Janssen Pharmaceuticals)
Uitspraak ingezonden door Marleen van den Horst, BarentsKrans.
Octrooirecht. ABC. Geen 1019h Rv-proceskostenveroordeling. Janssen was houdster van EP 566709 B3, voor een Preparaat dat een tramadolverbinding en aceetaminofen bevat en de toepassing ervan (pijnstiller). Hiervoor is een ABC 300152 verleend. Mylan vordert vernietiging van het EP 709 en nietigverlaring van het ABC, omdat er sprake is van toegevoegde materie en gebrek aan inventiviteit.

Van een gemiddelde vakman die op zoek is naar een alternatief voor pijnbestrijding zal te rade gaan bij documenten die zich bezighouden met hetzelfde probleem, de toepassing van geneesmiddelen voor de bestrijding van ernstige pijn. Uit de tabel van Ganzer zou de vakman leren dat bepaalde combinaties succesvol kunnen worden aangewend bij de bestrijding van pijn als gevolg van gevorderde tumoren. Dat alternatief vergt geen inventieve arbeid. Een keuze uit een van de alternatieven kan niet als inventief worden aangemerkt.

De rechtbank verklaart ABC nietig, maar er is - vanwege het verstrijken van het octrooi - geen belang bij de vernietiging ervan. Artikel 1019h Rv is (onder verwijzing naar Bericap) niet van toepassing omdat het een zuivere nietigheidsactie betreft.

3.3.4. De gemiddelde vakman zou dit probleem op grond van zijn algemene vakkennis of door kennis te nemen van Ganzer oplossen door de twee extra actieve verbindingen weg te laten.

4.4. Het objectieve technische probleem uitgaande van US 589 is dus niet het voorzien in een verbeterde pijnstillende werking van de samenstelling, maar slechts het verschaffen van een alternatief voor de door US 589 geopenbaarde samenstelling met behoud van de pijnstillende werking.

4.5. Van de gemiddelde vakman die op zoek is naar een dergelijk alternatief mag verwacht worden dat hij zal onderzoeken welke alternatieven mogelijk al zijn gevonden. Daarvoor zal hij te rade gaan bij documenten die zich bezighouden met hetzelfde probleem, de toepassing van geneesmiddelen voor de bestrijding van ernstige pijn. De rechtbank ziet zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in waarom de gemiddelde vakman daarbij geen publicaties zou raadplegen die zich richten op pijnbestrjding bij medische specialismen waarin regelmatig emstige pijn wordt bestreden. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat de gemiddelde vakman onder meer Ganzer in zijn beschotiwingen zou betrekken, dat zich immers evenals het octrooi bezighoudt met bestrijding van ernstige pijn. De gemiddelde vakman zou Ganzer niet terzijde schuiven alleen omdat het artikel specifiek ziet op pijn door tumoren in het hoofd- en halsgebied.

4.6. Uit tabel 6 van Ganzer zou de vakman leren dat de combinatie van ben-u-ron en tramal succesvol kan worden aangewend bij de bestrijding van pijn als gevolg van gevorderde tumoren. De rechtbank acht aannemelijk dat hij deze aanwijzing ter harte zou nemen in de redelijke verwachting een bruikbaar alternatief te vinden voor de samenstelling
van voorbeeld 23 van US 589 en zo zou komen tot de maatregelen van conclusie 1. Dat alternatief vergt aldus geen inventieve arbeid.

4.7. Daaraan doet niet af dat Ganzer ook andere combinaties dan die van ben-u-ron en tramal openbaart zoals ben-u-ron en MST of Truxal. Mogelijk leiden die tot andere voor de hand liggende alternatieven, maar dat maakt de maatregelen van conclusie 1 nog altijd niet meer dan de keuze uit één van de voor de hand liggende alternatieven. Een keuze uit een
van deze alternatieven kan niet als inventief worden aangemerkt.

4.10. Het voorgaande leidt er toe dat ABC 300152 nietig dient te worden verklaard. Vernietiging van EP 709 moet echter worden afgewezen omdat de geldigheidsduur al is verstreken en een belang van Mylan bij vernietiging van het vervallen octrooi door haar niet is gesteld en evenmin is gebleken. Aan de gevorderde voorlopige voorziening wordt niet toegekomen nu een eindbeslissing wordt gegeven.

Lees de uitspraak:
HA ZA 12-1336 (pdf)
Afschrift HA ZA 12-1336 (pdf)

IEF 13378

Aanvangsdosering voor titratie een onduidelijk begrip

Vzr. Rechtbank Den Haag 23 december 2013, KG ZA 13-1160 (Novartis tegen Alvogen en Focus Farma)
Uitspraak ingezonden door Marleen van den Horst en Claudia Zeri, BarentsKrans.
Octrooirecht. Impliciete openbaarmaking. Begrip aanvangsdosering. Novartis is houdster van EP 2 292 219 waarbij rivastigmine (actief bestanddeel tegen de progressie van dementie of de ziekte van Alzheimer) via een pleister kan worden toegediend, middels geleidelijke dosering oftewel titratie.

Op 12 maart 2013 heeft Alvogen Ipco marktvergunningen verkregen voor Nederland met betrekking tot generieke rivastigminepleisters. Focus Farma is producent en leverancier van de generieke pleisters. Alvogen heeft haar producten doen opnemen in de zogenaamde G-standaard. Volgens Alvogen is onduidelijk wat het octrooi verstaat onder het begrip aanvangsdosis (starting dose), waarin de voorzieningenrechter haar volgt. Er is een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestaat dat het octrooi in de oppositieprocedure zal worden herroepen of in een nietigheidsprocedure zal worden vernietigd en het gevorderde wordt afgewezen. Novartis wordt veroordeeld in de proceskosten ad €163.141,81.

4.6. Voorshands wordt met Novartis geoordeeld dat in in ieder geval voorbeeld IV (Pharmacokinetic properties) voor de gemiddelde vakman duidelijk en ondubbelzinnig een behandeling van Alzheimer patiënten" wordt geopenbaard waarbij rivastigrnine wordt toegediend in een aanvangsdosis die wordt afgegeven door een ITS van 5 cm². Dat dit de aanvangsdosis is, volgt, zoals Novartis terecht aanvoert, uit de vermelding dat het hier gaat om een ascending dose-proportionality study en uit de hiervoor op pagina 6 weergegeven tabel van voorbeeld IV (18 patients in the 5 cm²) dose). Vooralsnog acht de voorzieningenrechter tevens aannemelijk dat de vakman zal begrijpen dat het hier gaat om een dosis per 24 uur gezien de vergelijking met de BID Exelon capsules waarvan de toegediende hoeveelheden blijkens Table 1 per dag worden weergegeven.

4.9. Een impliciete openbaring is alleen aan de orde indien de gemiddelde vakman op grond van zijn algemene vakkennis in het uitdrukkelijk geopenbaarde zonder meer zou meelezen dat de geclaimde voordelige effecten van de behandeling, zoals de mogelijkheid bij de behandeling een hogere aanvangsdosis te gebruiken en het verlagen van het aantal titratiestappen, slechts afhankelijk zijn van de aanvangsdosis, ongeacht de verdere eigenschappen van de TIS. In dat geval zou hij voor de uitdrukkelijk geopenbaarde ITS#2 lezen: iedere TIS met dezelfde aanvangsdosis. Voorshands ontbreken echter aanwijzingen, laat staan voldoende overtuigende aanwijzingen dat de vakman het octrooi daadwerkelijk I aldus zal lezen.

4.10. Novartis heeft gewezen op voorbeeld III, maar daaruit kan de vakman niet meer I afleiden dan dat de in vergelijking met TTS#l additionele hechtlaag van TTS#2 niet van invloed is op de mate waarin de actieve stof door de huid wordt doorgelaten. Daaruit is niet duidelijk en ondubbelzinnig af te leiden dat dat ook geldt voor andere eigenschappen van de TTS of dat de voordelige effecten slechts met die mate van doorlaatbaarheid samenhangen.

4.11. Novartis wijst voorts op de hiervoor weergegeven passage op pagina 11 van WO 407 waar voordelen worden genoemd van such compositions, verwijzend naar de TTS volgens de uitvinding. Ook op deze plaats wordt die ITS niet in verband gebracht met een bepaalde aanvangsdosis. AI om die reden geeft dit geen grond voor de veronderstelling dat de vakman een ITS met een bepaalde aanvangsdosis zou meelezen op de manier die Novartis bepleit.

Lees de uitspraak:
KG ZA 13-1160 (scan)
afschrift KG ZA 13-1160 (pdf)

IEF 13364

De additionele bepaling over voortbrengselen van wezenlijk biologische werkwijze

NL Octrooicentrum 18 december 2013, ORE/Advies/1011819 (Agrisemen B.V. tegen Enza Zaden)
Advies ingezonden door Ellen Crabbe, Brantsandpatents.
Octrooirecht. Advies ex artikel 84 ROW 1995. Artikel 3 ROW. Advies inzake nietigheidsgronden (75 lid 1 ROW 1995). Enza is rechthebbende op een octrooi voor een werkwijze voor het verkrijgen van een plant met een duurzame resistentie tegen een pathogeen NL octrooi 1011819. De nietigheid is gebaseerd dat het onderwerp betrekking heeft op een werkwijze van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten (art. 3 lid 1, onder d).

Conclusie 1 is echter gericht op een werkwijze voor de identificatie van planten en resulteert deze werkwijze niet in de voortbrenging van planten. Evenmin is voor de exploitatie van de uitvinding vereist dat de octrooihoudster eerst een plant voortbrengt. De werkwijze kan worden toegepast op een bestaande groep cultuurslaplanten, waarbinnen een slaplant met twee Dm-resistentiegenen kan worden geïdentificeerd. Art. 3 bevat een additionele bepaling ten opzichte van 53 EOV en 4 Biotech-richtlijn die ook de voortbrengselen verkregen door een werkwijze van wezenlijk biologische aard uitsluit.

"NL Octrooicentrum betreurt dit gebrek aan harmonisatie op het gebied van octrooiwetgeving, maar kan niet aan de tekst van de Nederlandse bepaling voorbij gaan. Nu in Nederland geen jurisprudentie voorhanden is omtrent de uitleg van die additionele bepaling in artikel 3, eerste lid, onder ROW 1995, gaat NL Octrooicentrum vooralsnog uit van de letterlijke tekst van de genoemde bepaling, te meer daar de wetsgeschiedenis erop lijkt te wijzen dat dit ook de intentie was van de wetgever."

Conclusies 4 tot en met 7 zijn vernietigbaar op grond van artikel 3 lid 1 onder d ROW 1995, conclusies 1 tot en met 7 vernietigbaar wegens gebrek aan inventiviteit.

Nieuwheid
"Tot het moment dat de octrooihoudster de in conclusie 2 en 3 omschreven DNA-sequenties had geïdentificeerd als merkers, was het bestaan van deze DNA-sequenties als merker niet bekend. Het is vaste jurisprudentie om biologisch materiaal, waarvan de functie niet eerder is onderkend, als nieuw te beschouwen."

"Aangezien in D11 in het geheel geen Dm-resistentiegenen of DNA-merkers geopenbaard worden, worden oon conclusies 4 en 5 nieuw geacht ten opzicht van D11.

"omdat door bijvoorbeeld Mendeliaanse segregatie de Brema Dm-resistentegenen verloren kunnen gaan. De geclaimde zaden en nakomelingen zijn dan niet te onderscheiden van conventionele zaden en nakomelingen die deze resistentiegenen niet dragen, aldus verzoekster. NL Octrooicentrum volgt deze stelling van verzoekster. (...) Conclusies 6 en 7 zijn gericht op zaden en nakomelingen afkomstig van een cultuurslaplant met twee Dm-resistentiegenen, waarbij niet is uitgesloten dat de zaden en nakomelingen van een dergelijke plant na kruisbestuiving deze Dm-resistentiegenen niet meer bevatten door Mendeliaanse segregatie.