DOSSIERS
Alle dossiers

Piraterijbestrijding  

IEF 16866

Bijdrage ingezonden door: Robbert Santifort, Kneppelhout Korthals Advocaten

Robbert Santifort - Wat is er nieuw aan het Pirate Bay-arrest en eindigt de saga hiermee?

Afgelopen jaar zijn we overspoeld door arresten van het Europese Hof van Justitie (HVJEU) over auteursrechten vs. internet: van hyperlinken uit illegale bron (GeenStijl-arrest), aansprakelijkheid van een tussenpersoon (McFadden-arrest), verkoop van een mediaplayer met een add-ons naar illegale streams (Filmspeler-arrest), tot aan torrents die verwijzen naar materiaal uit illegale bron (Pirate Bay-arrest). Het auteursrecht gaat nog altijd vol de strijd aan met de voortschrijdende digitalisering van de samenleving. Auteursrechthebbenden hebben jarenlang met lede ogen moeten toekijken hoe de technologie (of eigenlijk mensen en bedrijven) een loopje nam met hun materiaal.

IEF 16727

Uitspraak ingezonden door Pieter Haringsma, Stichting BREIN.

Ex parte tegen wekelijkse Usenetuploader en spotter van populaire dance- en trance-muziek

Rechtbanken 10 apr 2017, IEF 16727; (GeForce), https://delex.nl/artikelen/ex-parte-tegen-wekelijkse-usenetuploader-en-spotter-van-populaire-dance-en-trance-muziek

Ex parte Vzr. Rechtbank Noord-Holland 10 april 2017, IEF 16727 (GeForce) Auteursrecht. Stichting BREIN bericht: Stichting BREIN heeft na een ex parte beschikking van de Rechtbank Noord-Holland voor een schikking getroffen met een grootschalige Usenet uploader van populaire dance- en trance-muziek. De uploader uploadde op grote schaal, wekelijks nieuwe DJ-sets op het Usenet en ‘spotte’ dezelfde content vervolgens op ‘spotwebsites’ om de uploads bekend te maken bij het publiek, opdat gebruikers de door hem geüploade content konden vinden en deze vervolgens van het Usenet konden downloaden. De uploader is door de rechter bevolen de inbreuk te staken op verbeurte van een dwangsom van 2000 euro per dag met een maximum van 50.000 euro.

IEF 16446

Beschikking ingezonden door Thomas Kriense, Stichting BREIN.

Ex parte bevel tegen forum-beheerder die zijn usenet-uploads deelt

Rechtbank Noord-Nederland 2 dec 2016, IEF 16446; (Stichting BREIN tegen Basf1), https://delex.nl/artikelen/ex-parte-bevel-tegen-forum-beheerder-die-zijn-usenet-uploads-deelt

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 2 december 2016, IEF 16446 (Stichting BREIN tegen Basf1) Auteursrecht. Usenet. Ex parte. Op het usenet uploadt en maakt gerekwestreerde inbreuk op honderden auteurs- en nabuurrechtelijk beschermde films en maakt deze beschikbaar via door hem beheerd Basf1.net-forum. Beheerder start een forum-topic en plaatst daaronder de verschillende NZB websites die het bestand bevatten. De voorzieningenrechter gebiedt ex parte de staking onder last van €2.000 per dag(deel) met een maximum van €50.000.

IEF 16378

Uitspraak ingezonden door Pieter Haringsma, Stichting BREIN.

Ex parte tegen SD-geheugenkaartjes met illegale gamecollecties

Rechtbank Rotterdam 7 nov 2016, IEF 16378; (Micro SD-geheugenkaartjes), https://delex.nl/artikelen/ex-parte-tegen-sd-geheugenkaartjes-met-illegale-gamecollecties

Ex parte Vzr. Rechtbank Rotterdam 7 november 2016, IEF 16378 (Micro SD -geheugenkaartjes) BREIN haalde begin november bij de Rb te Rotterdam een bevel tegen een handelaar in R4 geheugenkaarten met daarop tussen de 145 en 300 illegale games die werden verkocht voor tussen €25 em €32,50 per stuk. De kaarten bevatten collecties gericht op specifieke doelgroepen gesorteerd op leeftijd en games voor meisjes of jongens. De Voorzieningenrechter gebiedt de inbreuk op auteursrechten te staken en gestaakt te houden onder last van een dwangsom van €2.000,- per dag met een maximum van €50.000. De handelaar heeft de zaak inmiddels met BREIN geschikt voor €15.000,-

IEF 16108

Executie beslag op woning mag, nu niet aan schikking namaakkleding wordt voldaan

Rechtbank Overijssel 30 jun 2016, IEF 16108; ECLI:NL:RBOVE:2016:2679 (eiser tegen Abercrombie & Fitch), https://delex.nl/artikelen/executie-beslag-op-woning-mag-nu-niet-aan-schikking-namaakkleding-wordt-voldaan

Vzr. Rechtbank Overijssel 30 juni 2016, IEF 16108; ECLI:NL:RBOVE:2016:2679 (eiser tegen Abercrombie & Fitch)
Executiegeschil. Namaak. Eiser handelt in namaakkleding [IEF 15824]. Het verzoek om de door A&F gelegde beslagen op te heffen wordt afgewezen. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij heeft voldaan aan hetgeen in de schikkingsovereenkomst is bepaald: staking inbreuk en medewerking onderzoek naar netwerk handel in namaakkleding. In de schikking is duidelijk bepaald dat verweerder het vonnis zou mogen executeren indien eiser de informatieplicht onvoldoende zou nakomen. Dat executie niets zou opleveren vanwege de verhouding tussen de waarde van de woning en de hypotheek heeft verzoeker niet met stukken aangetoond. Executiegeschil is verlengstuk van merkinbreukprocedure, dus 1019h Rv van toepassing.

 

IEF 15824

Chinese import is kledingmerkinbreuk in Europa, Noorwegen, en Liechtenstein

Rechtbank Den Haag 30 mrt 2016, IEF 15824; ECLI:NL:RBDHA:2016:3213 (Abercrombie & Fitch Europe), https://delex.nl/artikelen/chinese-import-is-kledingmerkinbreuk-in-europa-noorwegen-en-liechtenstein

Rechtbank Den Haag 30 maart 2016, IEF 15823; ECLI:NL:RBDHA:2016:3213 (Abercrombie & Fitch)
Merkenrecht. Inbreuk op de merken van Abercrombie & Fitch door in Europa aanbieden, invoeren en verkopen van namaakkleding uit China. Verbod  in de Europese Unie en in Noorwegen en Liechtenstein. De nevenvorderingen worden opgelegd aan natuurlijke personen. Verwijzing naar schadestaat voor bepaling schade en winst.

IEF 15618

Ex parte tegen beheerder Dropbox-account waarmee op grote schaal e-books werden aangeboden

Beschikking Vzr. Rechtbank Gelderland 11 december 2015, IEF 15618 (Stichting BREIN tegen X)
Beschikking ingezonden door Thomas Kriense en Eva Broekhuizen-van Heeringen, Stichting BREIN. Auteursrecht. Naburige rechten. Gerekwestreerde is beheerder van een Dropbox-account waarmee op grote schaal e-books en muziekwerken openbaar worden gemaakt. Hij is actief op verschillende internetfora waarop aan geïnteresseerden, op verzoek, toegang werd geboden tot de collectie e-books opgeslagen in het Dropbox-account. De rechter oordeelt dat het gaat om een niet goed te praten, grootschalige piraterij en dat Gerekwestreerde van de onrechtmatigheid van de activiteiten weet of behoort te weten. Gerekwestreerde wordt bevolen de inbreuk te staken op straffe van een dwangsom van €  2000 voor iedere dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat in strijd met het inbreukverbod wordt gehandeld, met een maximum van €  50.000. [red. inzender meldt: "Naar aanleiding van de ex parte heeft BREIN een schikking getroffen met de inbreukmaker.”]

IEF 15446

Bevel tot staking grootschalige inbreuk op KickAssTorrents

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 5 november 2015, IEF 15444 (Stichting Brein tegen D)
Ingezonden door Thomas Kriense, Stichting Brein. Auteursrecht. Naburige rechten. Torrents. Ex parte beschikking. Gerekwestreerde upload op grote schaal torrents op de website “KickAssTorrents”. Hiermee maakt gerekwestreerde inbreuk op het auteursrecht van de makers van de werken waar deze torrents toegang tot bieden. De aard, ernst en het herhaalde karakter van de inbreuken rechtvaardigen dat het verlof op grond van art. 1019e Rv terstond wordt gegeven, zonder dat gerekwestreerde eerst wordt gehoord. De gerekwestreerde moet de (dreigende) inbreuken op auteursrechten en naburige rechten per direct staken.

2.1. Op grond van artikel 1019e Rv kan een IE-rechthebbende bij verzoekschrift een verbod vorderen van dreigende inbreukmakende gedragingen. De voorzieningenrechter kan zo'n verzoek honoreren zonder de vermeende inbreukmaker op te roepen, mits uitstel zou leiden tot onherstelbare schade voor de IE-rechthebbende. De gerekwestreerde kan in een kort geding opheffing van een toegewezen voorziening vorderen (art. 1019e lid 3 Rv).

2.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval, zoals beschreven in onderdeel IV.2 van het verzoekschrift, sprake is van een zodanig spoedeisend belang dat uitstel onherstelbare schade voor de door verzoekster vertegenwoordigde rechthebbenden zou veroorzaken. Het verzochte bevel komt de voorzieningenrechter rechtmatig voor en zal integraal worden toegewezen.

IEF 15365

Vragen aan HvJ EU: Is de (onder)verhuurder van marktkraamplaatsen een tussenpersoon?

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 25 augustus 2015, IEF 15365; C-494/15 (Tommy Hilfiger Licensing ea)
Handhaving. Verweerster Delta Center verhuurt als huurder van een marktterrein in Praag plaatsen op die markt aan onderhuurders (marktkramers). In de standaardovereenkomst is opgenomen dat de marktkramers zich moeten houden aan de geldende regelgeving, en wordt gewaarschuwd voor inbreuk op intellectuele eigendomsrechten door verkoop van nagemaakte goederen.

Verzoekers hebben een zaak tegen haar aangespannen en eisen dat zij geen overeenkomsten voor onderverhuring van marktplaatsen meer mag aangaan zonder een clausule op te nemen waarin onderhuurders verklaren zich te onthouden van schending van intellectuele eigendomsrechten, dat de verhuurder de huur kan opzeggen wanneer de rechten van verzoekers geschonden worden, dat overtreders in het vervolg van de markt worden geweerd en publicatie van het vonnis. De Rb Praag verwerpt deze eisen (28-02-2012) omdat zij buiten de corrigerende maatregelen van de nationale regelgeving vallen. Ook ziet hij geen reden de vordering toe te wijzen op grond van bescherming van de goede reputatie aangezien het voor de koper duidelijk is dat de op de markt verkochte goederen namaak zijn en geen goederen van verzoekende partijen.

Verzoekers gaan in beroep bij het Praags gerechtshof, maar daar wordt het vonnis van de eerste rechter bevestigd (05-12-2012). Het hof oordeelde dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de inbreuken op de rechten en de aangeboden diensten (verwijzend naar de considerans en artikel 10 van RL 2004/48). Het ter beschikking stellen door een tussenpersoon van verkoopplaatsen is een normale dienst en het is niet eigen aan die dienst om inbreuk te maken op rechten van derden. Verweerster heeft door de verhuur niet de mogelijkheid geschapen voor de verkoop van nagemaakte goederen. Het door verzoekers aangehaalde arrest C-324/09 is hier niet van toepassing aangezien het daarin een elektronische marktplaats betreft. Verzoekers gaan in cassatie bij de verwijzende rechter.

Bij de verwijzende TSJ rechter (Hooggerechtshof) stellen verzoekers dat het Praagse hof het begrip ‘tussenpersoon’ ruim moet uitleggen, verwijzend naar het arrest C-324/09. Er is geen verschil meer tussen een elektronische en een werkelijke marktplaats. Daarnaast blijven zij bij aantasting van de reputatie. De verwijzende rechter stelt de volgende vragen aan het HvJEU:

1. Is de huurder van een marktplaats, die aan afzonderlijke marktkramers marktkramen verhuurt evenals plaatsen waarop marktkramen kunnen worden opgesteld, een tussenpersoon wiens diensten door derden worden gebruikt om inbreuk te maken op een intellectueel-eigendomsrecht in de zin van artikel 11 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten?
2. Is het mogelijk om aan de huurder van een marktplaats, die aan afzonderlijke marktkramers marktkramen verhuurt evenals plaatsen waarop marktkramen kunnen worden opgesteld, maatregelen op te leggen zoals voorzien in artikel 11 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, onder dezelfde voorwaarden als die welke door het Hof van Justitie in zijn arrest van 12 juli 2011, L’Oréal e.a., C‑324/09, EU:C:2011:474, zijn geformuleerd met betrekking tot het opleggen van maatregelen aan de uitbaters van een elektronische marktplaats?
IEF 15118

Met uniemerkenrecht strijdige beslissing is geen strijd met openbare orde

HvJ EU 16 juli 2015; IEF 15118; C-681/13; ECLI:EU:C:2015:471 (Diageo Brands BV tegen Simiramida-04 EOOD)
Uitspraak mede ingezonden door Arnout Gieske, Marco Gerritsen, Van Diepen Van der Kroef en Charles Gielen, NautaDutilh. Merkenrecht.  Gerechtskosten. Beslissing van een rechterlijke instantie van een andere lidstaat die strijdig is met het Uniemerkenrecht, rechtvaardigt niet de niet-erkenning wegens strijd met openbare orde, wanneer het niet een fundamentele rechtsregel betreft - daar valt het merkenrecht niet onder. De gerechtskosten voor erkenning vallen onder proceskosten handhaving ie-rechten. Het HvJ EU verklaart voor recht:

1)      Artikel 34, punt 1, van [EEX-Vo] moet aldus worden uitgelegd dat het feit dat een in een lidstaat gegeven beslissing in strijd met het Unierecht is, niet rechtvaardigt dat deze beslissing niet wordt erkend in een andere lidstaat wegens strijdigheid met de openbare orde van laatstbedoelde staat wanneer de aangevoerde onjuiste rechtstoepassing geen kennelijke schending vormt van een rechtsregel die van essentieel belang wordt geacht in de rechtsorde van de Unie en dus van de aangezochte lidstaat, of
van een in die rechtsordes als fundamenteel erkend recht. Dat is niet het geval bij een onjuiste toepassing van een bepaling als artikel 5, lid 3, van richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, zoals gewijzigd bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992.
Wanneer de rechter van de aangezochte staat nagaat of eventueel sprake is van een kennelijke schending van de openbare orde van deze staat, moet hij ermee rekening houden dat, behoudens bijzondere omstandigheden die het te moeilijk of onmogelijk maken de rechtsmiddelen in de lidstaat van herkomst aan te wenden, de justitiabelen de plicht hebben in deze lidstaat alle beschikbare rechtsmiddelen aan te wenden om een dergelijke schending in een eerder stadium te voorkomen.

2)      Artikel 14 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten moet aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op de gerechtskosten die de partijen maken in het kader van een geding in een lidstaat tot vergoeding van de schade wegens een beslag dat in een andere lidstaat is gelegd ter voorkoming van een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht, wanneer in het kader van deze schadevordering de vraag rijst naar erkenning van een in die andere lidstaat gegeven beslissing waarbij is vastgesteld dat dit beslag onrechtmatig is.

Gestelde vragen [IEF 13375]:

Moet artikel 34, aanhef en onder 1, van verordening (EG) nr. 44/20011 aldus worden uitgelegd dat deze weigeringsgrond mede ziet op het geval waarin de beslissing van de rechter van de lidstaat van herkomst evident in strijd is met het Unierecht, en dit door die rechter is onderkend?
a.     Moet artikel 34, aanhef en onder 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 aldus worden uitgelegd dat aan een geslaagd beroep op deze weigeringsgrond de omstandigheid in de weg staat dat de partij die zich op deze weigeringsgrond beroept, heeft nagelaten om in de lidstaat van herkomst van de beslissing de aldaar beschikbare rechtsmiddelen aan te wenden?

b.     Indien het antwoord op vraag 2) a. bevestigend luidt, wordt dit anders indien het aanwenden van rechtsmiddelen in de lidstaat van herkomst van de beslissing zinloos was, omdat moet worden aangenomen dat dit niet tot een andere beslissing zou hebben geleid?

Moet artikel 14 van richtlijn 2004/48/EG2 aldus worden uitgelegd dat deze bepaling mede ziet op de kosten die partijen maken in het kader van een geding in een lidstaat tot schadevergoeding, indien de vordering en het verweer betrekking hebben op de beweerde aansprakelijkheid van de verwerende partij wegens beslagen die zij heeft gelegd en aanzeggingen die zij heeft gedaan ter handhaving van haar merkrecht in een andere lidstaat, en in dat verband een vraag rijst naar de erkenning in eerstgenoemde lidstaat van een beslissing van de rechter van laatstgenoemde lidstaat?

Out-law.com