DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 7684

Maatregelen die passen

Rapport Studiecommissie Toezicht, Vereniging voor Auteursrecht: Collectief beheer, toezicht en geschillenbeslechting. Reactie op het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten.

Het rapport zal op de eerstvolgende vergadering van de VvA worden besproken. Op dit moment is het derhalve nog geen rapport van de Vereniging en zijn de meningen als weergegeven in het rapport van de studiecommissie.

De verschillende opvattingen binnen de studiecommissie hebben tot felle en vruchtbare discussies aanleiding gegeven. Tot een eenduidig oordeel zijn wij niet gekomen. De studiecommissie erkent het belang van toezicht op het beheer van wettelijke vergoedingsrechten, maar is verdeeld ten aanzien van de aard van de maatregelen die passen bij de verschillende vormen van vrijwillig collectief beheer (collectieve uitoefening van rechten op basis van een contractueel mandaat van rechthebbenden).

De algemeen gedeelde conclusie is dat het wetsvoorstel onvoldoende rekening houdt met de verschillende vormen van collectief beheer en de uiteenlopende gevolgen die het toezicht als gevolg daarvan kan hebben op het functioneren van de cbo en de positie van de door de cbo vertegenwoordigde rechthebbenden. Het wetsvoorstel brengt alle in de Bijlage bij het wetsvoorstel vermelde cbo’s onder eenzelfde regime, zonder onderscheid naar de aard van de activiteiten, de organisatievorm, de bestaande toezichtstructuur en de positie in de markt

(…) Met dit rapport wil de Studiecommissie aangeven dat de aard en omvang van het toezicht dient te passen bij de vorm van collectief beheer. De rechthebbende draagt de zeggenschap over zijn rechten over aan de collectieve beheersorganisatie opdat deze zijn rechten zo goed mogelijk uitoefent. De cbo kan dit waarma ken als zij die zeggenschap inderdaad kan uitoefenen. Regulering van collectief beheer dient te waarborgen dat de cbo die zeggenschap in het belang van de rechthebbenden kan uitoefenen en ook daadwerkelijk uitoefent, met inachtneming van de gerechtvaardigde belangen van gebruikers.

Lees het volledige rapport hier.

IEF 7663

Dat gaan we toch geen openbaar maken noemen?

Lex BruinhofLex Bruinhof (Wieringa Advocaten): Kort commentaar bij Vzr. Rechtbank Zwolle, 10 december 2008, IEF 7655, Buma /Suplacon.

“Whoa! Het enkele toestaan van het luisteren naar muziek op de werkplek (hoe die muziek ook wordt voortgebracht en ongeacht of de werkgever daar zelf de hand in heeft gehad) is hier dus voldoende om auteursrechtinbreuk aan te nemen. Oók waar deze muziek naar eigen keuze van de werknemer uitsluitend via een i-Pod of mobiele telefoon (naar wij mogen aannemen) vrijwel ongemerkt rechtstreeks in de oren van de werknemer verdwijnt.

Dat is een behoorlijke stap verder dan in bovengenoemd "De Zon" arrest van de Hoge Raad werd aangenomen (…) Hier wordt het openbaarmakings-begrip naar mijn mening ruim voorbij de uiterste rek opgerekt. En dus breekt het. Het is misschien met enige moeite nog wel aan te nemen dat de werkgever hier min of meer profiteert van het feit dat er mensen zijn geweest die zulke mooie muziek hebben gemaakt. Dat is echter niet relevant. Misschien profiteert hij ook wel van het feit dat de werknemer een pijnstiller heeft genomen en daarom ondanks zijn hoofdpijn toch kan doorwerken. Feit is dat de werknemer een eigen keuze heeft gemaakt waar de werkgever hoegenaamd niets anders mee van doen heeft dan dat hij die niet heeft verboden. Dat gaan we toch geen openbaar maken noemen?”

Lees het commentaar hier.

IEF 7628

360º

Bjorn Schipper (Bousie): De persoonlijke kant van het 360-graden model.  Het toenemende belang van rechten rondom de persoon van de artiest. (Muziekwereld (2009/1).

“Het 360-graden model, ook wel full rights contract genoemd. Zo’n “three-sixtie” komt er kort gezegd op neer dat een exploitant (bijvoorbeeld een platenlabel) en een artiest een overeenkomst sluiten waarbij niet alleen afspraken over de muziekexploitatie worden gemaakt, maar ook over tal van andere exploitatieactiviteiten verband houdend met de persoon van de artiest2. Denk hierbij aan het boeken van (live) optredens, management, marketing, communicatie, merchandising en sponsoring3. Anders dan in een traditioneel platenof artiestencontract staan dan niet langer uitsluitend de traditionele “muziekrechten” centraal, zoals eventuele auteursrechten op (eigen) muziekwerken (publishing) en naburige rechten op de muziekopnamen- en uitvoeringen, maar juist ook de overige rechten “rondom” de persoon van de artiest.”

Lees het artikel hier.

IEF 7614

Naar aanleiding van Gaspedaal.nl

Dirk Visser (Klos Morel Vos & Schaap): Doorzoekalledatabanken.nl. Enkele opmerkingen over zoekmachines, open-content-databanken, auteursrecht en databankenrecht. Gepubliceerd in de Dommering-bundel, p.359-367, Cramwinckel, Amsterdam 2008.

Online publicatie naar aanleiding van Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 februari 2009, IEF 7570  (Gaspedaal.nl) en Webwereld.nl, 13 februari 2009, "Gaspedaal-vonnis bedreigt fundamenten van het web" (hier), waarin Christiaan Alberdingk Thijm (Solv) in reactie op het vonnis stelt  “Ik vraag me af: als je overal waar nu Gaspedaal staat Google voor in de plaats zet, krijg je dan niet precies dezelfde uitkomst?" en ook Bernt Hugenholtz (IViR) wordt geciteerd:  "Als je het databankenrecht zo gaat oprekken dat het cumulatieve effect van zoekacties geacht wordt te zijn het overnemen van een substantieel deel van een databank, dan geldt dat natuurlijk ook voor de non-dedicated search engines. Dus ook voor Google. Een uiterst onwenselijk resultaat waardoor het world wide web in zijn fundamenten wordt aangetast.", maar "Laten we niet in paniek raken, het is maar lagere rechtspraak.”

Joris van Manen,  de Brauw Blackstone Westbroek en raadsman van Wegener in deze zaak, is een andere mening toegedaan. “Hier is een duidelijk antwoord gegeven op de vraag: Hoe ver mogen zoekmachines gaan? “Google werkt heel anders dan Gaspedaal. Google is een wegwijzer op internet. Google is geen concurrent van aanbieders op internet, maar zorgt juist voor extra bezoek.”
 
Visser geeft aan dat het verschrikkelijk moeilijk is om een grens te trekken. “Welke rechtsgrond je ook gebruikt (databankenrecht of onrechtmatige daad), het probleem is dat we waarschijnlijk allemaal vinden dat Google (en misschien Zoekallehuizen.nl) wel 'moeten kunnen', en Gaspedaal niet (en de zoekmachine bij één online databank van een ander zeker niet).” Het artikel in de Dommering-bundel is een poging om de grens te bepalen.

“Om het door mij voorgestelde onderscheid tussen dedicated zoekmachines onder woorden te brengen zou de volgende formulering gekozen kunnen worden. Producenten van databanken waarin substantieel is geïnvesteerd, kunnen zich verzetten tegen opvraging en hergebruik van een substantieel gedeelte van hun databank. Tegen het aanbieden van een zoekmachine bij hun databank kunnen zij zich verzetten voorzover hun databank een substantieel gedeelte vormt van het door die zoekmachine ontsloten aanbod. Dit derde substantialiteits-criterium in het databankrecht voor zoekmachines zou m.i. het juiste evenwicht kunnen brengen. Of deze regel en dit onderscheid in de praktijk uitvoerbaar is en inderdaad het gewenste evenwicht brengt, zou evenwel moeten blijken.”

 Lees het volledige artikel hier.

IEF 7613

Op creatieve wijze geoptimaliseerd

Evert van GelderenEvert van Gelderen (De Gier & Stam): Auteursrechten bij computerprogrammatuur. Noot bij Vzr. Rechtbank Zutphen, 20 februari 2009, Dejoha / Digicontrol (IEF 7603).

“Ik plaats daar vraagtekens bij. Ik acht de door de voorzieningenrechter genoemde omstandigheden onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk. Met name niet, omdat Digicontrol een zeer relevant verweer heeft gevoerd, namelijk dat volgens haar slechts uit twee bestaande systemen formules zijn gecombineerd, zodat er geen sprake is van scheppende menselijke arbeid en creatieve keuzes.

Het feit dát de programmeur de modules heeft bewerkt en nieuwe heeft toegevoegd waardoor hardware met andere software kon functioneren, is naar mijn mening niet voldoende om te concluderen dat er is voldaan aan de eisen voor een auteursrechtelijk beschermd werk. (…) naar mijn mening had de voorzieningenrechter moeten beoordelen of er creatieve keuzes zijn gemaakt om de software met de hardware te kunnen laten werken (waren er andere keuzes mogelijk? Is de programmatuur op creatieve wijze geoptimaliseerd? Etc.) en had niet mogen volstaan met de vaststelling dat er sprake is van creatieve keuzes omdat de programmatuur nu kan samenwerken met de hardware.

Lees de noot hier.

IEF 7605

De Autoriteit Exploitatie Intellectueel Eigendom

Interview Fred Teeven (woordvoerder IE VVD)  in Sena Magazine, februari 2009. 'Sector heeft ingreep politiek aan zichzelf te danken'. Een paar aardige citaten:

“Cbo’s moeten niet vergeten dat auteursrecht en naburige rechten privaatrechtelijke wetgeving is. De consequentie daarvan is dat vergoedingen in onderhandelingen moeten worden vastgesteld en niet eenzijdig kunnen worden vastgesteld. (...)  Rechthebbenden die denken dat betalingsplichtigen alles betalen wat zij maar vragen, omdat de wet ze nu eenmaal recht op een vergoeding geeft, maken een fout.”

“Ik vind dat de kosten van het apparaat van een cbo ver onder de 10% moeten blijven. De ‘indicatieve norm’ van 12 tot 15%, zoals VOI©E die voorlopig hanteert, vind ik te hoog. Een cbo moet zich realiseren dat het geld niet van hen is, maar van hun auteurs of uitvoerende kunstenaars. Hoewel ik als liberaal geen voorstander ben van veel overheidsbemoeienis, zou ik het aanvaardbaar vinden wanneer de overheid de licentie voor het incasseren en reparteren van vergoedingen koppelt aan prestatienormen. “

“Je zou je kunnen voorstellen dat er uiteindelijk twee cbo’s zijn: één voor de afhandeling van alle vergoedingen voor auteurs en één voor naburige rechten.”

“Ik acht het goed denkbaar dat het toezicht op de cbo’s wordt gedaan door een nieuw in te stellen zbo, de Autoriteit Exploitatie Intellectueel Eigendom. Daarbij zou ik mij kunnen voorstellen dat er twee toezichtregimes gelden: een voor de organisaties waarvan het functioneren bij wet is geregeld (zoals Buma, SENA, Stichting Thuiskopie en Stichting Reprorecht) en een voor de zogenoemde volmachtorganisaties. Voor de laatste organisaties zou een strenger regime moeten gelden, omdat wettelijke waarborgen ontbreken.”

“Daarbij mogen we ons overigens wel eens afvragen wanneer het betalen van vergoedingen stopt. De verlenging van de beschermingsduur tot 95 jaar vind ik te veel. Vergelijk het maar met een oldtimer. Voor een auto die ouder is dan 25 jaar, betaal je ook minder motorrijtuigenbelasting. Je moet een keer kunnen zeggen ‘Het Is mooi geweest’.”

Lees het interview hier.

IEF 7591

Recente online-publicaties IViR

M.M.M. van Eechoud: Annotatie, bij Hof Den Bosch 14 oktober 2008 (Michaud/Graham Packaging), AMI 2009/1, p. 34-36.

Honingpotjeszaak (IEF 7179). Hoewel nog geen einduitspraak, bevat dit arrest van het Hof Den Bosch een interessante overweging over het toepasselijk recht in auteursrechtzaken, ook al betreft het primair een modellenrechtelijk geschil.

Dit tussenarrest is opmerkelijk om twee redenen. Ten eerste is het zeldzaam dat een Nederlandse rechter – en zeker een gerechtshof – zich zo expliciet uitlaat over de vraag welk recht bepaalt aan wie auteursrecht toekomt. (…) Een tweede opmerkelijk punt is dat onduidelijk is in hoeverre het Hof zich verlaat op de Franse uitspraak, die mogelijk niet eens in kracht van gewijsde is aangezien er beroep lijkt te lopen.

Lees de gehele noot hier.

P.B. Hugenholtz: Annotatie bij Voorzieningenrechter Rechtbank ‘s-Gravenhage 7 september 2006(Converse/Footwear), AMI 2009/1, p.36-38.

Inbreuk op auteursrecht op ‘laarsgympen’. (IEF 2584 en IEF 6254 (hof). Vraag waar het ontwerp van de schoenen voor het eerst is gepubliceerd in de zin van art. 3 lid 3 Berner Conventie, hetgeen van belang is voor het bepalen van het land van oorsprong.  

Het is de vraag of de voorzieningenrechter hier de juiste maatstaf heeft gehanteerd. (…) Bepalend is in welk land exemplaren van het werk voor het eerst echt op de markt gebracht zijn. Zou dat in het geval van de Converse XHi werkelijk Nederland of België zijn geweest? Denkbaar is overigens dat eerste publicatie van de laarsgymp ‘gelijktijdig’ in Nederland (of België) en de Verenigde Staten heeft plaatsgevonden. Gelijktijdige publicatie is immers een ruim begrip: verschijning in een ander land binnen dertig dagen na eerste publicatie van het werk (art. 3 lid 4 BC). Welk land moet in zo’n geval als land van oorsprong worden aangemerkt? Art. 5 lid 4(a) BC geeft als antwoord: het land waarvan de wetgeving de kortste beschermingstermijn toekent.

Lees de gehele noot hier.

P.B. Hugenholtz:  Annotatie bij Gerechtshof ‘s-Gravenhage 28 september 2006 (Standaardcontract Sanoma), AMI 2008/4, p. 99-103.

Standaardlicentievoorwaarden (IEF 2676) Toetsing van door Sanoma jegens auteurs gehanteerde standaardlicentievoorwaarden aan art. 6:240 BW. Modaliteiten van rechtenverlening vormen geen ‘kernbeding’ en zijn dus toetsbaar. Duur van exclusiviteit van licentie (18 maanden) onredelijk bezwarend bevonden.

Het arrest leert met dat al dat belangrijke onderdelen van standaardexploitatieovereenkomsten als algemene voorwaarden te toetsen zijn. Hierbij zij opgemerkt dat algemene voorwaarden niet per se de vorm van ‘kleine lettertjes’ (voorgedrukte formulieren) behoeven te hebben. In feite geldt ieder beding dat in de praktijk regelmatig wordt gehanteerd (volgens de wetgever minimaal vijf keer; zie Asser-Hartkamp 4-II (2005), p. 365) als algemene voorwaarde, mits het geen kernbeding betreft. Digitaal knip- en plakwerk in auteurscontracten leidt dus al snel tot toetsbaarheid. Maakt de regeling van de standaardvoorwaarden een specifieke wettelijke regeling van het auteurscontractenrecht nu overbodig? Naar mijn mening niet. (Hoe staat het eigenlijk met het auteurscontractenrecht?)

Lees de gehele noot hier

J.J.C. Kabel & S. Kulk: Wie schrijft die blijft? De verhouding tussen uitgevers, redacteuren en hun schrijvers bij wijzigingen in het beleid van een uitgeversconcern, Amsterdam: Instituut voor Informatierecht 2009. Studie   in opdracht van NDC / VBK.

De rol van de vertrouwensband tussen schrijver en uitgever/redacteur komt in mogelijke conflicten tussen schrijver en uitgeefconcern tot uiting doordat schrijvers hun uitgevers of hun redacteuren volgen wanneer die het concern verlaten en een overstap maken naar een andere uitgeverij of voor zichzelf beginnen. Dat soort overstappen leidt tot twee verschillende juridische problemen, te weten de mogelijke verplichting tot nonconcurrentie in de arbeidsverhouding tussen uitgever en redacteur en de contractuele afwikkeling van de verhouding tussen uitgever en schrijver. Wanneer een uitgeversconcern de bovengenoemde voorzieningen wil treffen, doen zich intussen wel een aantal interessante juridische vragen voor, te weten die naar de inhoud van zo´n voorziening en die naar de plaats binnen het concern waar deze voorziening thuishoort.

Lees de gehele studie hier.

Mr. S-E. Batenburg, Mr. K. Schepers & Mr. C. Wiersma:  Een nieuwe Auteurswet voor Suriname - Achtergronden, internationale verdragen en bespreking van het concept-wetsvoorstel. Rapport geschreven op verzoek van het Bureau Intellectuele Eigendom van de Republiek Suriname. (onder begeleiding en onder redactie van prof. dr. J.J.C. Kabel & dr. G.J.H.M. Mom).

De ‘minimalist approach’ gaat voorzichtiger te werk. Zolang in een land niet de vereiste economische, sociale en politieke instituties bestaan om incorporatie van een traditionele, Westerse vorm van auteursrechtbescherming te ondersteunen, moet niet worden overgegaan tot een dergelijke incorporatie. (...) Vastgesteld is dat voor Suriname, gezien de hoofdproblemen die in dit rapport zijn gesignaleerd, een minimalist approach ten aanzien van (nieuwe) auteursrechtwetgeving voor alle betrokkenen de meest gepaste benadering vormt. Afgezien van de (minimum)verplichtingen voortvloeiend uit het TRIPs-verdrag, is hierbij terughoudendheid bij vernieuwingen van de Surinaamse auteursrechtwetgeving die beperkend kunnen werken voor de vrije beschikbaarheid van informatie het uitgangspunt. Aan de basis voor het succes van eventuele vernieuwingen van auteursrechtwetgeving in Suriname zal met name de economische haalbaarheid van uitvoering en handhaving van een bepaalde maatre-gel liggen en het (economische) voordeel dat hiermee wordt verkregen. 

Lees het gehele advies hier.

Meer artikelen op de website van IVir: klik hier.

IEF 7575

Zoekt Dirk Visser de confrontatie?

Reactie van Jochem Donker (Cedar) op Dirk Visser, "Zoekt Lira de confrontatie?"

"Hoogleraar intellectueel eigendomsrecht en advocaat Dirk Visser levert in zijn artikel “Zoekt LIRA de confrontatie?” commentaar op enkele aspecten van het herziene LIRA aansluitingscontract. De tekst van dit contract is eind vorig jaar door het LIRA bestuur vastgesteld en wordt momenteel ter ondertekening aan aangeslotenen van LIRA rondgestuurd.

Terzijde is het natuurlijk een interessant gegeven dat een hoogleraar intellectueel eigendomsrecht niet schroomt een compleet contract met de daarbij behorende toelichting, waarvan hij nota bene zelf constateert dat het nog niet (volledig) openbaar is, integraal op IEForum te publiceren. Bij mijn weten heeft hij de daarvoor vereiste toestemming gevraagd noch gekregen. Nu zal LIRA hier geen al te groot probleem van maken, want LIRA heeft, anders dan Visser lijkt te suggereren, niets te verbergen en de aanpassingen in het contract zijn inmiddels al met een groot aantal belanghebbende partijen besproken.

Visser voorspelt in zijn artikel dat “LIRA wel weer relativerende geluiden zal verspreiden”, en in het onderstaande zal ik hem op dat punt op zijn wenken bedienen. Er valt namelijk nog wel het een en ander op zijn stellingen af te dingen."

Lees de reactie hier. Lees het artikel van Dirk Visser hier.

IEF 7548

Overdracht, licenties en derdenwerking in het intellectuele-eigendomsrecht

F.C. Folmer, T.J. de Graaf & A.M.E. Verschuur (NautaDutilh): Overdracht, licenties en derdenwerking in het intellectuele-eigendomsrecht.

Een verkenning van de grondslag en reikwijdte van de derdenwerking van intellectueel-eigendomsrechtlicenties in het goederen-, verbintenissen- en intellectueel-eigendomsrecht. Gepubliceerd in Maandblad voor Vermogensrecht (MvV) 2008-7/8, p. 168-178.

“In de praktijk komt het vaak voor dat een rechthebbende op een IE-recht een licentie op dat IE-recht verleent en vervolgens het betreffende IE-recht overdraagt aan een derde. In dat verband rijzen in ieder geval twee lastig te beantwoorden vragen: (1) kan de licentienemer zijn licentierecht of licentieovereenkomst tegenwerpen aan de verkrijger van het intellectuele eigendomsrecht en zo ja, (2) wat is ,de inhoud van de tegen te werpen rechten?

Dat het antwoord op deze vragen lastig te vinden is, is met name het gevolg van het feit dat de desbetreffende wetgeving ten aanzien van IE-recht geen definitie van het begrip ‘licentie’ bevat en ook niet voorziet in een vermogensrechtelijke kwalificatie van een licentie. Wel worden in die wetten bepaalde rechten toegekend aan de licentienemer (met name ten aanzien van inbreukmakers) en geven wetten betreffende geregistreerde IE-rechten (zoals merken en octrooien) aan dat aan licenties na inschrijving derdenwerking toekomt, doch zonder echter te bepalen wat die derdenwerking inhoudt. Het is onbevredigend en in de praktijk ook onpraktisch dat de strekking en reikwijdte van voornoemde derdenwerking niet vaststaat.

Wij hebben getracht te onderzoeken of de derdenwerking vanuit enerzijds goederenrechtelijke en anderzijds verbintenisrechtelijke grondslag nader kan worden ingevuld. Uit ons onderzoek bleek uiteindelijk dat de probleemstelling niet echt in het systeem van ons huidige goederen- en verbintenissenrecht is in te passen.”

Lees het volledige artikel hier (website Tycho de Graaf).

IEF 7527

Tien jaar

Arnout Groen10 jaar databankenwet.  CIER-Lezing door Arnout Groen (De Brauw Blackstone Westbroek).

De CIER-lezing van 18 februari zal zich toespitsen op het onderwerp van databankenrecht. Dit jaar, op 21 juli, is het tien jaar geleden dat de Databankenwet in werking is getreden. Sindsdien heeft het databankenrecht een onstuimige ontwikkeling doorgemaakt. Nadat aanvankelijk veel gegevensverzamelingen van databankrechtelijke bescherming konden profiteren, leek HvJEG (o.m. het arrest William Hill, nu inmiddels bijna 5 jaar geleden) die ontwikkeling een halt toe te roepen. Er gingen zelfs stemmen op het databankenrecht geheel af te schaffen.

Ook in de afgelopen 5 jaar heeft de ontwikkeling echter niet stilgestaan en is er een stroom aan jurisprudentie gevolgd. Tijd om de tussenstand op te nemen. Hoe staat het ervoor met de bescherming van (online) databanken? Aandacht wordt o.m. besteed aan Europese rechtspraak (zoals het recent gewezen Direct Media arrest) en Nederlandse en buitenlandse rechtspraak inzake het databankenrecht, waarbij specifiek stilgestaan zal worden bij vragen als: Wanneer is er sprake van een substantiële investering? En hoe zit het met het gebruik van (dedicated) zoekmachines?

18 februari 2009, Molengraaf Instituut; Nobelstraat 2a, Utrecht. De lezing begint om 16.00 uur en duurt tot 18.00 uur. Aansluitend is er ruimte voor discussie en borrel.

Entree is kosteloos, aanmelden kan geschieden bij Ellen Alferink, privaatrecht.secretariaat@uu.nl of 030 - 253 7723. Met het bijwonen van de lezing kunnen 2 Nova-punten worden verdiend.