DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 7086

IE-statistieken

Dick van EngelenTh.C.J.A. van Engelen, CIER:  Intellectueel Kapitaal in de rechtspraak: 2007 onder de loep. Gepubliceerd in IER, aflevering 4, augustus 2008, p. 179-193

“Met de publicatie van nagenoeg alle IE-uitspraken via verschillende elektronische databanken (zoals rechtspraak.nl, IEForum en IEPT), ontstaat de mogelijkheid empirisch onderzoek te doen. Daarmee kan voor het eerst eenvoudig het antwoord gevonden worden op vragen als: hoeveel procedures worden er gevoerd, bij welke rechter en welke rechtsgebieden zijn daar aan de orde? Hoe succesvol zijn die procedures, en wat zijn de gemiddelde kansen in hoger beroep en cassatie. En – last but not least – hoe duur zijn die procedures en wat is het budget dat voor een procedure door een eiser of gedaagde gereserveerd dient te worden.

Eén van de uitkomsten is dat van de 19 rechtbanken de rechtbanken in Den Haag en Amsterdam samen het leeuwendeel (54%) van de uitspraken in eerste aanleg voor hun rekening nemen. Een andere uitkomst is dat octrooizaken significant duurder zijn en significant vaker verloren worden door de eiser dan andere IE-zaken. Tevens kan met de introductie van de volledige proceskostenveroordelingen in 2007 de Nederlandse markt voor IE-procedures voor het eerst in kaart worden gebracht. Dan blijken we te kunnen praten over circa € 11 miljoen. Kortom, de nodige nuttige – en minder nuttige – feiten en wetenswaardigheden treden met deze toegenomen ontsluiting van de IE-rechtspraak via het internet voor het voetlicht.”

Lees het gehele artikel hier.

IEF 7065

Beslissen in IE-zaken

Prof. mr. D.J.G. VisserProf. Mr. D.J.G. Visser: Beslissen in IE-zaken. Verslag van een veldonderzoek.

Zeer interessant artikel in het nieuwe NJB. "Dit onderzoek vormt een poging inzicht te krijgen in hoe dat in de praktijk nu precies gebeurt: welke factoren zijn voor een rechter in IE-inbreukzaken het meest belangrijk? Hoe komt hij of zij tot zijn of haar beslissing? (...) In de maanden januari en februari 2008 heeft de auteur gesprekken gevoerd met zeventien rechters met veel ervaring in IE-zaken. De gesprekken duurden gemiddeld anderhalf uur en zijn gevoerd op basis van een vragenlijst. De vragenlijst en de gesprekken hebben vooral betrekking op de beslissing van IE-zaken in kort geding in eerste instantie. De reden hiervoor is dat de meeste IE-geschillen in kort geding en in één instantie definitief worden beslist. Een bijkomende reden om het onderzoek hiertoe te beperken, was dat de raadsheren van een voor IE-zaken belangrijk gerechtshof geen medewerking wensten te verlenen aan een onderzoek op basis van individuele gesprekken."

Vissers conclusies zullen zonder twijfel uitvoerig besproken en geanalyseerd worden op advocatenkantoren en bij rechtbanken: “Rechters die IE-zaken in kort geding beslissen nemen meestal één of twee dagen voor de zitting kennis van de stukken (de dagvaarding en de producties) en hebben meestal aan het eind van de zitting een beslissing genomen. Zij baseren hun oordeel op de argumenten die in de stukken en vooral op de zitting bij pleidooi naar voren worden gebracht. Binnen de wettelijke en in de hogere rechtspraak ontwikkelde criteria baseren ze hun oordeel op hun eigen waarneming van de litigieuze voorwerpen of tekens en hun eigen waarneming van 'de rest van de markt', zoals die in de stukken of ter zitting naar voren wordt gebracht én soms zoals die hen ambtshalve bekend is. In de regel nemen zij zichzelf dus als 'maatman', maar proberen daar vervolgens van te abstraheren tot een meer of minder geïnformeerde of oplettende gebruiker.

Publieksonderzoeken en deskundigenverklaringen van partijen hebben voor de meeste rechters nauwelijks invloed op hun oordeel over de vraag of een voorwerp of onderscheidingsteken voor bescherming in aanmerking komt dan wel inbreuk maakt. Dit is het gevolg van hun ervaring dat dergelijke onderzoeken en verklaringen bijna altijd onzorgvuldig, gemanipuleerd, partijdig en/of tegenstrijdig zijn.

De verschillende beschermings- en inbreukcriteria verschillen op sommige gebieden niet erg veel van elkaar en bieden op zich weinig houvast, al geven ze wel enige structuur. De feitenrechter heeft een grote discretionaire ruimte, die hij deels invult met zijn opvatting over hetgeen betamelijk is. Verwarring stichten of misleiden mag in ieder geval niet. Het verwarringsgevaar in het merkenrecht is echter volgens bijna alle rechters een normatief rechtsbegrip en niet een feitenvaststelling.

Bij de motivering van zijn oordeel maakt de rechter netjes gebruik van de geldende criteria die in meer of mindere mate aansluiten bij zijn daadwerkelijke 'motieven'. De grote meerderheid van de rechters is van mening dat een elfde gebod 'Gij zult niet nabootsen', niet bestaat, maar dat het gekwalificeerde elfde gebod 'Gij zult niet nodeloos nabootsen' aardig in de richting komt van een grondnorm van het intellectuele eigendomsrecht. Wanneer nabootsen nodeloos is, is vervolgens de grote vraag en die vraag lijkt deels gevoelsmatig te worden beantwoord. Volgens veel rechters mag de opzet of kwade trouw van de 'nabootser' geen rol spelen, volgens sommigen is dat echter onvermijdelijk wel het geval."

Lees het gehele artikel hier. Bijlage 1 hier, bijlage twee hier.

IEF 7048

Een heikel avontuur

Dick van EngelenDick van Engelen, Ventoux: Zekerheidsrechten op intellectuele-eigendomsrechten een heikel avontuur. Gepubliceerd in Maandblad voor Vermogensrecht (MvV) juli/augustus 2008, nr. 7/8

“Het vestigen van een zekerheidsrecht op alle IE-rechten van een rechthebbende – lock, stock & barrel – is dus naar Nederlands vermogensrecht een onmogelijkheid. Wanneer men zich realiseert dat een financier met een zekerheidsrecht vooral controle over de vermogenswaarde van bepaalde activa – zoals een onderneming, een uitvinding of merk, dan wel een octrooi-, merken- of auteursrechtportefeuille – wil, dan bewijst het Nederlandse vermogensrecht de praktijk hier een slechte dienst.

Gedupeerde is met name de rechthebbende zelf, die deze vermogensbestanddelen niet op eenzelfde simpele wijze als zijn andere vermogensbestanddelen, zoals onroerend goed, handelsvoorraden of -vorderingen, als zekerheid voor financieringen kan aanwenden. Zeker wanneer IE-rechten het enige actief zijn, zoals bij een start-up biotechnologisch of IT-bedrijf, wordt het aldus voor dergelijke ondernemingen nodeloos moeilijker om hun vermogen optimaal te benutten. Als we innovatieve ondernemingen willen stimuleren en faciliteren, is dit regime dus een duidelijke handicap, waarmee Nederland zich als mogelijk vestigingsland voor dergelijke ondernemingen binnen Europa in negatieve zin onderscheidt. Tegelijkertijd een onderwerp waar het in 2003 opgerichte Innovatieplatform, dat ten doel heeft Nederland tot de internationale top 5 te laten behoren op het gebied van innovatie,15 vrij simpel een praktisch resultaat zou kunnen behalen.”

Lees het artikel hier.

IEF 7046

De praktische uitwerking van de regel

Daan de LangeDaan de Lange, Brinkhof: Wat moet de Nederlandse octrooirechter doen bij een GAT/LuK verweer? Gepubliceerd in BIE  6/7, 18 augustus 2008, p. 231 – 233. 

Het arrest van het Hof van Justitie (HvJ) in de zaak GAT/LuK  heeft ruime aandacht gekregen . Een onderwerp van discussie was met name de vraag naar de praktische uitwerking van de regel die het HvJ formuleerde. Wat moet een rechter die wordt aangezocht te oordelen over inbreuk op een buitenlands (deel van een Europees) octrooi doen wanneer  de vermeende inbreukmaker de geldigheid van het ingeroepen buitenlandse octrooirecht betwist (een ‘GAT/LuK verweer’)?

Op 30 november 2007 heeft de Hoge Raad in Roche/Primus II  een toepassing gegeven aan het oordeel van het HvJ in GAT/LuK. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft in zijn vonnis van 27 februari jl. in de zaak Bettacare/H3 II , aan deze uitleg van de Hoge Raad een uitwerking gegeven. Die uitwerking heeft de rechtbank ’s-Gravenhage recentelijk, bij vonnis van 18 juni jl. in de zaak Fort Vale/Pelican  en bij vonnis van 16 juli jl. in de zaak Bettacare/H3 III  bevestigd. Reden om de uitspraken van de Hoge Raad en de rechtbank kort te bespreken. Voor een goed begrip daarvan is het nuttig eerst de GAT/LuK beslissing van het HvJ kort in herinnering te roepen.

Lees het artikel hier.

IEF 7045

Inmiddels zijn we 25 jaar verder

Prof. mr. P.B. HugenholtzProf. mr. P.B. Hugenholtz, IViR: Toegang tot de bron: het auteursrecht en het internet. Gepubliceerd in Ars Aequi, 2008-07/08, p. 581-588.

“Een minder vergaande oplossing die aan deze bezwaren tegemoet komt, zou zijn het afsluiten van collectieve licenties door organisaties van auteurs en rechthebbenden met de ISP’s die de massale inbreuk op het auteursrecht door hun abonnees al jaren oogluikend toestaan.20 Zo’n collectief contract zou niet zonder precedent zijn. In de jaren 80, toen het internet nog in de kinderschoenen stond, vormde de kabel de bron van alle auteursrechtelijke kwaad. Volgens de kabelexploitanten was het doorgeven van televisieprogramma’s een louter technische aangelegenheid, waar het auteursrecht buiten stond.

Inmiddels zijn we 25 jaar verder en is het betalen van vergoedingen voor de doorgifte van omroepprogramma’s via de kabel algemeen geaccepteerd. Als we aan de hand van het verleden de toekomst moeten voorspellen, ligt er voor het auteursrecht op het internet ook een happy end in het verschiet. Iedereen blij: de internetgebruikers, die tegen een kleine extra vergoeding onbeperkt mogen down- en uploaden; de auteurs en rechthebbenden, die eindelijk betaald krijgen; de rechterlijke macht, die niet langer met lastige handhavingsproblemen belast wordt; en de auteur van deze bijdrage, die het auteursrecht even belangrijk vindt als de informatievrijheid.”

Lees het artikel hier.

IEF 7044

Juristen die van binnen en buiten mooi zijn

Christien Noorzij - Beau MondeIn de Beau Monde van deze week: Interview met “Powervrouw Christine Noordzij”. Over het leven en de ambities van waarschijnlijk de meest glamoureuze merkengemachtigde van Nederland (visagie van Leco van Zadelhoff). Interview is helaas niet elektronisch beschikbaar, maar wellicht dat de eerste, de middelste en de laatste alinea de lezer tot aanschaf van de Beau Monde kunnen overtuigen:

“Christine Noordzij, blond & hooggehakt, zwaait samen met compagnon Joop Elzas de scepter over het gerenommeerde merkenbureau Elzas Noordzjj. Onder haar clientèle bevinden zich grote bedrijven, maar ook bekende namen als Gerard Joling, John de mol en Mart Visser. Christine: “Ik neem alleen mensen aan die zowel van binnen als van buiten goodlooking zijn.”

(…) Het scheelt dat ik op de middelbare school en later op de universiteit, waar ik rechten studeerde, al affiniteit had met het merkenrecht. En dat het in mijn aard zit te organiseren en te regelen: ik doe graag tien dingen tegelijk. Daarnaast ben ik energiek en erg nieuwsgierig naar andere mensen. Wat beweegt ze, wat is hun passie? Inhoudelijke kennis van een zeer hoog niveau, passie en beschikken over een goed sociaal inlevingsvermogen is iets wat ze ook zoekt bij haar medewerkers. Christine: "Juristen die van binnen en buiten mooi zijn. Onze juristen worden veel uitgenodigd op partijen en recepties, dus moet iemand makkelijk kunnen converseren, er representatief uitzien en zich aan de dresscodes willen houden, zoals ‘gala’ of ‘cocktail’. Door de verschillende recepties, party’s, liefdadigheidsdiners en modeshows die Christine bezoekt, zien haar werkweken er nooit hetzelfde uit, al heeft ze wel bepaalde gewoontes.”

(…) “Gevraagd of geld gelukkig maakt, schudt Christine haar hoofd. “Succes in de liefde maakt gelukkig.”Een vastomlijnd plan van hoe haar zakelijke toekomst eruitziet, heeft ze niet. “We hebben niet de ambitie heel groot te worden, we willen de beste blijven in het vak en een overzichtelijk bedrijf houden met heldere en korte lijnen voor onze cliënten. Al zal het aantal medewerkers wel groeien, want het gaat goed met ons kantoor.”Zo goed dat zij en haar compagnon al twee keer benaderd zijn of ze hun bedrijf willen verkopen. Christine: “Dan zijn we natuurlijk zeer gevleid, maar we vinden ons werk nog zo leuk dat we ons bedrijf voorlopig niet weg doen. En als het moment daar is, in de verre toekomst, ga ik gewoon iets anders doen. Ik ben niet iemand die jong gaat rentenieren. Wat voor bedrijf precies? Geen idee. Hoe de wind waait, waait mijn rokje.”

IEF 7041

Faits divers

Autoriteit nodig voor architecten. “Architecten weigeren zich langer te laten misbruiken door de overheid. Deze eist bij aanbestedingen het onmogelijke. Een nieuwe autoriteit is een oplossing, zegt Bjarne Mastenbroek. Architecten verzetten zich tegen de huidige selectie van ontwerpers van belangrijke openbare gebouwen.

Architectenbureau Atelier Kempe Thill heeft net in opdracht van het Stimuleringsfonds voor Architectuur de aanbestedingscultuur onder de loep genomen. De studie schept een ontluisterend beeld. Neem het auteursrecht. Zo is in Denemarken bij wet geregeld dat een architect zijn auteursrecht niet kan opgeven, maar in Nederland eisen veel opdrachtgevers nog vóór aanvang van de opdracht het auteursrecht op. De gemeente Amsterdam heeft dit zelfs standaard in haar contract staan. Schandalig, want zonder auteursrechtelijke bescherming is een architect vogelvrij.” 

Lees hier meer (NRC).

Recidiverende piraat. “De 47-jarige Van D. uit het Gelderse Culemborg is op 25 augustus 2008 door de politierechter tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 weken met een proeftijd van 2 jaar veroordeeld. Zowel de Politie als BREIN ontvingen in het verleden herhaaldelijk informatie dat Van D. op grote schaal illegale kopieën van cd's en dvd's met films en muziek zou vervaardigen en verspreiden.

Van D. is al twee keer eerder veroordeeld tot geldboetes en taakstraffen voor de handel in illegale dragers.  “Deze keer moet de voorwaardelijke gevangenisstraf hem op het rechte pad houden”, zegt BREIN directeur Tim Kuik. “Anders is het drie keer scheepsrecht en draait hij de cel in.”

Lees hier meer (BREIN).

Gebruiksvoorwaarden. “Google heeft een gedeelte van de gebruikersovereenkomst van Chrome aangepast. Het gaf de zoekmachine verregaande rechten op alles wat zijn gebruikers invoeren bij de zoekmachine. Belangengroepering EFF maakt zich daarnaast grote zorgen over het gedrag van slimme zoekbalk Omnibox.

Voor de aanpassing van de zogenoemde ‘EULA’ van kracht werd, vertelde Google Chrome vóór installatie dat “door het invullen of weergeven van inhoud u Google het recht geeft op een eeuwige, onomkeerbare, wereldwijde, royaltyvrije en non-exclusieve licentie om te reproduceren, aanpassen, wijzigen, vertalen, publiceren, publiekelijk uitvoeren en weergeven en distribueren van elk materiaal dat u toevoegt, plaatst of weergeeft op of door onze diensten.”

Lees hier meer (Zdnet).

Nog geen grote vormen heeft aangenomen? “Auteursrechtenorganisatie Buma/Stemra heeft tenminste vier illegale aanbieders van nummers van de laatste CD van Marco Borsato van het internet laten verwijderen. (...) DTwee piraten trokken zich vrijwillig terug nadat de Buma hen had gesommeerd een overeenkomst over de auteursrechten te sluiten. De andere illegale Borsato-sites zijn door de betrokken (buitenlandse) providers van het wereldwijde web verwijderd. Hoewel het illegaal aanbieden van muziek via het internet nog geen grote vormen heeft aangenomen, blijft Buma/Stemra alert.”

Lees hier meer (Webwereld). 

Leefregels onbedoeld plagiaat. “Bij universiteiten en hogescholen is behoefte aan duidelijkheid rond het onderwerp plagiaat. (...) Het is niet altijd duidelijk of er sprake is van kwaadwillig plagiaat, slechte bronvermelding of zelfs geoorloofd gebruik van andermans materiaal. SURFdirect, de digitale rechten community van SURF, gelooft meer in het voorkómen van plagiaat dan het bestrijden ervan. Zij heeft leefregels voor het geoorloofd hergebruik van materiaal opgesteld om met voorlichting over correct citeren en hergebruik duidelijkheid te scheppen.”

Lees hier meer (Surf). 

IEF 7039

AA & IViR

Drie Ars Aequi-artikelen op de IViR-site:

Wat is de zorgplicht van Hyves, XS4ALL en Marktplaats? Chr.A. Alberdingk Thijm, Ars Aequi, 2008-07/08, p. 573-580.

“Blijkens overweging 47 is een toezichtverplichting in een ‘speciaal geval’ dus wel toegestaan. Wanneer is daar nu sprake van? Het is van belang een ‘speciaal geval’ nauwkeurig af te bakenen van een ‘normaal geval’. Het is namelijk niet toegestaan een extra voorwaarde te creëren om te kunnen profiteren van de vrijwaring van de aansprakelijkheid. (...)

De verplichting die de voorzieningenrechter in de zaak Martijn aan de vereniging oplegde, gaat mogelijk te ver. De verplichting ten aanzien van het verwijderen of ontoegankelijk maken van informatie is namelijk al uitputtend geregeld in de Richtlijn. Dat sprake moet zijn van een ‘speciaal geval’ geeft aan dat het in ieder geval moet gaan om duidelijk afgebakende gevallen. Dat betekent dat het moet gaan om specifieke handelingen van bepaalde personen en dat het toezicht beperkt moet zijn in duur en omvang. Bovendien zal steeds moeten worden beoordeeld of de maatregel de bedrijfsvoering van de tussenpersoon niet onevenredig belast in termen van tijd en geld.”

Lees het artikel hier.

Audiovisuele mediadiensten en het internet, N.A.N.M. van Eijk, Ars Aequi, 2008-07/08, p. 549-555.

"Rechtsbeginselen uit de ‘oude’ wereld staan veelal nog als een huis (vrijheid van meningsuiting, privacy, rechtmatigheid/onrechtmatigheid) maar moeten wat de toepasbaarheid betreft wel vertaald worden naar de nieuwe technologische omgeving. In deze bijdrage wordt aan de hand van de recente Europese richtlijn voor audiovisuele mediadiensten geïllustreerd hoe een dergelijke vertaalslag plaats heeft gevonden en wat daarbij mis kan gaan. Oude regels worden soms wat al te gemakkelijk doorgetrokken aar het internet."

Lees het artikel hier.

Het ijzeren geheugen van internet, A.W. Hins, Ars Aequi, 2008-07/08, p. 558-564.

“Twee vragen verdienen nog overdenking. De eerste is of ieder archief in gelijke mate aanspraak kan maken op onaantastbaarheid. Naar mijn mening is dat niet het geval. Een journalistiek archief verdient meer respect dan een willekeurig discussieforum. Het verwijderen van een bericht uit een amateuristische site is in beginsel minder schadelijk voor de openbare meningsvorming dan het censureren van een archief waarin belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen op professionele wijze zijn bijgehouden. Het zal niet altijd makkelijk zijn te bepalen wat ‘journalistiek’ inhoudt, maar sleutelwoorden zijn: professionele en/of regelmatige werkzaamheid voor een nieuwsmedium. Artikel 9 van de Privacyrichtlijn van de EG biedt steun voor het creëren van een bevoorrechte positie voor journalistieke publicaties. Het is de bepaling waarop in Nederland artikel 3 van de Wbp is gebaseerd, maar dat ook een nuttige boodschap bevat voor de rechter. Waar het op aankomt is dat het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer moet worden verzoend met de vrijheid van meningsuiting.”

Lees het artikel hier.

IEF 7036

Liever geen louter "nationale" appèlmiddelen

Hof-van-Cassatie - Brussel"Merk (Benelux) Toch Hoe Sterk…" Vertaling van de openingsrede ("A Vos Marques (Benelux)…"), door de heer Jean-François Leclercq, procureur-generaal, uitgesproken op de plechtige openingszitting van het Belgische Hof van Cassatie op 1 september 2008.

Openingsrede van 40 pagina’s, met veel voetnoten en soms mooie zinnen als “Bij de vergelijking tussen het Benelux-merk en het Gemeenschapsmerk ontdekte Dominique Kaesmacher acht verschillen”en “De vitaliteit van de Benelux inzake intellectuele eigendom gaat er niet op achteruit.” Leclerq gaat in op de voordelen van het Benelux-systeem en, veel interessanter,  de nadelen van de nationale beroepsprocedures:

 “Die beperkte concentratie betreffende inschrijvingsgeschillen bij één enkel hof van beroep per Staat heeft echter niet de verwachte resultaten opgeleverd op het vlak van de uniformisering, aangezien tussen rechtspraak van de nationale gerechten verschillen ontstaan zijn die moeilijk aanvaardbaar zijn binnen een uniforme regeling. Bovendien kunnen die verschillen tussen de landen nog meer tot uiting komen tijdens de cassatieprocedure die nog steeds onder het nationale recht valt.

Teneinde eenheid te brengen inzake de inschrijvingsgeschillen zou een zuivere Benelux-regeling kunnen worden ingesteld:

1) inschrijving door het BBIE;
2) een kamer van het Benelux-Gerechtshof wordt bevoegd voor het hoger beroep;
3) een andere kamer van het Benelux-Gerechtshof krijgt cassatiebevoegdheid.

Anders gezegd, het huidige hoger beroep voor de drie nationale appelgerechten zou worden vervangen door een hoger beroep voor een kamer van het Benelux-Gerechtshof en het cassatieberoep, dat thans door het nationale recht wordt geregeld, zou worden vervangen door een cassatieberoep tegen de appelbeslissing van de voornoemde kamer van het Benelux-Gerechtshof, dat zou worden ingesteld voor een andere kamer van hetzelfde Benelux-Gerechtshof.

Het is wenselijk de appel- en cassatiebevoegdheid te groeperen binnen het ene en hetzelfde Benelux-Gerechtshof om te beletten dat louter "nationale" appelmiddelen, en vooral cassatiemiddelen, die dus geen verband houden met het Benelux-recht, het geschil ingewikkelder maken. We zijn dus tegen een gemengde regeling waarin de drie thans bevoegde nationale appelgerechten zouden blijven uitspraak doen over de beroepen en waarin het Benelux-Gerechtshof slechts als een soort supranationale cassatierechter zou optreden.”

Lees de gehele rede hier.

IEF 7027

Overzeese publicatie

Tobias Cohen Jehoram and Maarten Santman (De Brauw Blackstone Westbroek) , Opel/Autec: does the ECJ realize what it has done? Journal of Intellectual Property Law Practice, August 2008; 3: 507 - 510.

“Key Words: When invoking Article 5(1)(a) of the Directive, one should also show that the attacked use damages one of the functions of a trade mark, and in particular that the public links the sign to the (undertaking of the holder of the) trade mark. • ‘Use in relation to goods or services’ in Article 5(1)(a) actually means ‘use in relation to the goods or services of the party using the sign’, in cases not similar to the BMW/Deenik situation. • Use of a trade mark on the internet, referring use and use in comparative advertising, as a result of Opel/Autec may fall outside the scope of Article 5(1) and 5(2), and thus outside the scope of harmonised trade mark law.

(Just before the going to press of this article, the ECJ rendered its decision in O2/Hutchison3G (12 June 2008, case C-533/06), dealing with the relationship between the Trademark Directive ("TMDir") and the Advertising Directive. The decision holds that trademark use in advertising may be acted against under Articles 5(1) and (2) TMDir, holding that the use by competitor of a trademark in comparative advertising can be regarded as use for the advertiser's own goods and services as referred to these articles (par. 36 of that decision). This is difficult to reconcile with the Opel/Autec decision, since in that case, the ECJ limited the scope of Art. 5(1)(a), holding that that BMW/Deenik applies only in the specific circumstances of that case. Now, in view of the O2 case, the scope of Art. 5 seems to be broadened (again) to (at least) also cover use in comparative advertising. The ECJ unfortunately did not go into the possibility to invoke national implementations of Art. 5(5) TMDir, which in our view could provide for a solution in such cases, as use in advertising could easily be qualified as "other use" within the meaning of that article.)

Lees het gehele artikel hier (subscribers only).