Artikel ingezonden door Martin Senftleben (UvA) en Christina Angelopoulos (University of Cambridge).
Senftleben en Angelopoulos over art. 17 DSM-richtlijn
Martin Senftleben en Christina Angelopoulos hebben een lezenswaardige bijdrage gescheven over de nieuwe DSM-richtlijn: 'In het actuele debat over art. 17 van de nieuwe Richtlijn auteursrecht in de digital single market (DSM-richtlijn) wordt vaak een belangrijk aspect van de nieuwe regeling buiten beschouwing gelaten: de filterverplichting die uit deze bepaling volgt (art. 17 lid 4 sub (b)) mag niet zo ver strekken dat een algemene monitoringverplichting ontstaat. Art. 17 lid 8 bepaalt uitdrukkelijk dat content platform aanbieders niet verplicht mogen worden hun dienst op een algemene manier te controleren om de illegale activiteiten van hun gebruikers op te sporen en te voorkomen. De focus van art. 17 lid 4 sub (b) op "specifieke werken" maakt dat niet anders. In het licht van fundamentele rechten ontstaat een verboden algemene monitoringverplichting wanneer voor de opsporing van potentieel inbreukmakende content - hoe specifiek die ook is gedefinieerd - elke content upload of alle content op het online platform moet worden onderzocht. Op het moment dat de inhoud van het platform in zijn geheel moet worden gescreend, krijgt de monitoringverplichting een buitensporig algemeen karakter. Tegen deze achtergrond kan een filterverplichting alleen toelaatbaar worden geacht als deze specifiek is ten aanzien van zowel het beschermde werk alsook de groep van potentiële inbreukmakers.'
Lees de bredere analyse van deze aspecten hier.
Aangepast programma Nationaal Reclamerechtcongres 2020
Zoals eerder aangekondigd gaat het Nationaal Reclamerechtcongres 2020 gewoon door.
We zijn ook deze keer enorm trots op het programma en het aanbod van sprekers dat dagvoorzitters Ebba Hoogenraad en Willem Leppink hebben georganiseerd, en kiezen voor een online versie. De onderwerpen blijven hetzelfde, maar we verdelen het programma over twee dagen.
Op de agenda
Inspiratie genoeg voor een volle agenda! Zo buigen de sprekers zich over stereotyping, en passeren vrijheid van meningsuiting, e-commerce en muziek in reclame de revue. Natuurlijk ontbreekt het jaarlijkse overzicht van hits and misses in de rechtspraak niet, evenals een terugblik op het beleid en de handhaving door de ACM.
Programma donderdag 10 december*
Amendement over inroepen nieuw uitgeversrecht tegen online platforms
CDA-Kamerlid Chris van Dam heeft een amendement ingediend over het kunnen inroepen van het nieuwe uitgeversrecht tegen online platforms die grootschalig hergebruik faciliteren.
Lees verder op Tweede Kamer.nl.
Doorgifte persoonsgegevens na Schrems II-uitspraak
De European Data Protection Board (EDPB) heeft aanbevelingen opgesteld voor de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen, schrijft de Autoriteit Persoonsgegevens op haar website. 'Dat zijn landen waar persoonsgegevens minder goed beschermd zijn dan in de EU. De EDPB wil het bedrijfsleven hiermee meer duidelijkheid geven, nadat het Europese Hof van Justitie het EU-VS Privacy Shield ongeldig verklaarde.'
Lees verder.
Aanmelden voor Merken- Modellen- en Auteursrecht nog mogelijk
Zet laptop en lunch klaar, en schuif komende woensdag 18 november aan voor de online Jurisprudentielunch Merken- Modellen- en Auteursrecht! Tobias Cohen Jehoram, Charles Gielen en Joris van Manen praten u bij met een compleet overzicht van actuele ontwikkelingen. Zo bent u in een korte tijd weer volledig op de hoogte van recente en relevante rechtspraak!
Voorbeelden van te behandelen uitspraken:
Merkenrecht
• Bundesgerichthof 23 juli 2020, IEF 19342, IEFbe 3111; 093/2020 (Ritter Sport tegen Milka)
• HvJ EU 18 juni 2020, IEF 19284, IEFbe 3089; ECLI:EU:C:2020:489 (Primart tegen EUIPO)
• BenGH 15 juni 2020, IEF 19264, IEF 3087; C 2019/5/6 (SPORTS DIRECT)
Uitleg artikel 8 lid 3 Uniemerkenverordening
HvJ EU 11 november 2020, IEF 19572, IEFbe 3147; ECLI:EU:C:2020:902 (EUIPO tegen John Mills) Merkenrecht. Het EUIPO komt in beroep tegen het arrest van het Gerecht EU [IEF 18095], waarin werd geoordeeld dat de conflicterende tekens niet gelijk zijn. Het HvJ EU doet de zaak zelf af. Geoordeeld wordt dat de Kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat John Mills moest worden beschouwd als ‘gemachtigde’ van de houder van het oudere merk in de zin van artikel 8 lid 3 Verordening 207/2009. Daarnaast is anders dan het Gerecht oordeelde, artikel 8 lid 3 van toepassing zowel wanneer het aangevraagde merk gelijk is aan het oudere merk, als wanneer het daarmee overeenstemt. Bovendien bestaat de specifieke voorwaarde voor de door deze bepaling gewaarborgde bescherming erin, dat de inschrijvingsaanvraag is gebeurd door een gemachtigde of vertegenwoordiger op eigen naam, zonder toestemming van de houder. Bijgevolg wordt de overeenstemming niet beoordeeld op basis van het bestaan van verwarringsgevaar. Het bestreden arrest wordt vernietigd en het beroep ingesteld door John Mills tegen de beslissing van de eerste Kamer van beroep wordt verworpen.
Uitspraak ingezonden door Paul Geerts, RUG.
Bewijs normaal gebruik bij zelfstandige subcategorie
HvJ EU 16 juli 2020, IEF 19571, IEFbe 3146; ECLI:EU:C:2020:573 (ACTC tegen EUIPO en Taiga) Merkenrecht. ACTC heeft inschrijving aangevraagd voor het woordteken ‘TIGHA’ voor een groot aantal kledingstukken. Taiga heeft oppositie ingesteld op grond van haar oudere Uniewoordmerk ‘TAIGA’ voor eveneens kledingstukken. Volgens de Kamer van beroep maakte Taiga normaal gebruik van haar woordmerk en was er sprake van verwarringsgevaar door het aangevraagde merk. Het Gerecht EU heeft het beroep van ACTC verworpen. Het HvJ EU overweegt dat de consument die een waar of dienst wenst te kopen van een categorie die bijzonder nauwkeurig en afgebakend is omschreven, waarbinnen geen belangrijke onderverdeling kan worden gemaakt, alle waren of diensten van deze categorie zal associëren met het oudere merk, zodat dit merk zijn wezenlijke functie zal vervullen. In die omstandigheden volstaat het dat de houder van het oudere merk bewijst dat dit merk normaal gebruikt is voor een deel van de waren of diensten van deze homogene categorie. Indien er echter sprake is van een ruime categorie die kan worden onderverdeeld in verschillende zelfstandige subcategorieën, moet de houder van het oudere merk het normaal gebruik bewijzen voor elk van de zelfstandige subcategorieën. De hogere voorziening wordt verworpen. Een deel van de onderdelen wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat ACTC een nieuwe beoordeling van de feiten wenst, dan wel niet aangeeft welk punt van het bestreden arrest zij betwist. Voor het overige is de hogere voorziening ongegrond.
Bart Postmus voegt zich bij octrooigemachtigden De Vries en Metman
Sinds kort is dr. ir. Bart Postmus werkzaam bij De Vries & Metman. Bart is Nederlands en Europees octrooigemachtigde met een achtergrond in de fysische chemie en technische natuurkunde. Als octrooigemachtigde heeft Bart een brede ervaring. Zo heeft hij gewerkt aan verschillende soorten uitvindingen — die strekken babyvoeding tot kunstgrasvelden — en klanten vertegenwoordigd voor alle divisies van het Europees octrooibureau. Voordat Bart bij De Vries & Metman in dienst trad, werkte hij bij een groot Nederlands octrooibureau en daarvoor werkte hij als product development manager voor detergenten bij Unilever R&D.
Identieke handelsnaam A+ Care is verwarringwekkend
Vzr. Rechtbank Den Haag 6 november 2020, IEF 19569; ECLI:NL:RBDHA:2020:11147 (A+ Care tegen A+ Care bv) Kort geding. Eiser A+ Care is een eenmanszaak in lokaal welzijnswerk en jeugdzorg. A+ Care staat sinds 16 oktober 2017 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en drijft haar onderneming onder de handelsnaam ‘A+ Care’. Verweerder A+ Care BV staat sinds 12 april 2018 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven en levert medische specialistische zorg in de thuissituatie. A+ Care BV gebruikte de handelsnaam ‘A+ Care’. De identieke handelsnaam A+Care is verwarringwekkend gezien de verwante aard van de ondernemingen en de overlap in publiek en regio. Ook tussen de handelsnamen ‘A+ Specialistische Zorg aan Huis’ en A+ Care bestaat gevaar voor verwarring, gelet op het in aanmerking te nemen publiek, de aard en de plaats van de ondernemingen. Voor de nieuwe handelsnaam ‘A+ SZH’ ligt dat anders. In die handelsnaam is A+ weliswaar het eerste element, zodat dat in het oog springt, maar niet meer het enige niet-beschrijvende element.