Artikel ingezonden door Erwin Angad-Gaur, voorzitter Platform Makers.
Auteursrechtwetgeving in beweging
Maandag 9 november vond in de Tweede Kamer een belangrijk wetgevingsoverleg van de Vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid plaats. Op de agenda stonden primair twee essentiële wetsvoorstellen: de implementatie van de nieuwe Auteursrecht Richtlijn en een aanscherping van de Wet Toezicht op Collectief Beheersorganisaties. Daarnaast werd onlangs het onafhankelijk evaluatieonderzoek naar het Auteurscontractenrecht gepubliceerd. Een reactie van de regering volgt binnen enkele weken.
Erwin Angad-Gaur, voorzitter van Platform Makers: “Voor makers, maar ook voor exploitanten, producenten en uitgevers, zijn dit belangrijke wetgevingstrajecten. In eerste aanleg vooral de nieuwe Auteursrecht Richtlijn. Zeker in deze economisch zware tijden is van belang dat die verbeteringen zo snel mogelijk worden doorgevoerd. Een grote meerderheid van de Tweede Kamer steunt spoedige invoering, dat is goed nieuws.”
Primair besluit over verleende vergunning voor parallelhandel herleeft
College van Beroep voor het bedrijfsleven 10 november 2020, IEF 19565, LS&R 1877; ECLI:NL:CBB:2020:801 (Vaselife en Chrysal tegen Ctgb) Parallelimport gewasbeschermingsmiddel. Uitspraak na beantwoording prejudiciële vragen [IEF 18859]. Het College is van oordeel dat Chrysal in bezwaar noch in beroep is geslaagd in het door haar (in bezwaar) te leveren bewijs dat, zoals zij stelt, de in geding zijnde middelen niet identiek zijn als bedoeld in artikel 52, derde lid, van Verordening 1107/2009, zoals nader uitgelegd door het Hof in overweging 56 van het arrest. Het College verbindt mede aan de terughoudendheid van Chrysal om meer openheid van zaken te geven de gevolgtrekking dat Chrysal dit bewijs niet kan leveren. In het belang van een definitieve beslechting van het geschil voorziet het College Chrysal daarom zelf in de zaak. Het beroep is gegrond. Het primaire besluit, waarbij verweerder de aan Vaselife verleende vergunning voor parallelhandel voor het middel Vaselife Universal Bulb PHT heeft verlengd tot 1 december 2025, herleeft.
Auteursrecht foto's geschonden
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 3 juni 2020, IEF 19564; ECLI:NL:RBMNE:2020:2050 (Auteursrecht foto's) Kort geding. Eiser is fotograaf en digitaal kunstenaar. Gedaagde houdt zich bezig met de verkoop van afbeeldingen via haar website en het maken van fototechnische producten. Gedaagde heeft op haar website afbeeldingen van werken van eiser aangeboden, zonder zijn toestemming en onder een andere naam. Gedaagde erkent dat ze door het plaatsen van de afbeeldingen de auteursrechten van eiser heeft geschonden. Gedaagde is daarvoor als websitehouder in beginsel aansprakelijk, ondanks haar verweer dat zij ten tijde van plaatsing op de website niet op de hoogte was van de auteursrechten van eiser. Gedaagde wordt onder meer bevolen een rectificatie op haar website te plaatsen; een registeraccountant dient een gecertificeerde schriftelijke verklaring op te stellen van het totale aantal verhandelde prints van werken van eiser.
Perspublicaties over vastgoedondernemer niet onrechtmatig
Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 28 oktober 2020, IEF 19563, IT 3313; ECLI:NL:RBNNE:2020:3814 (Eiser tegen NDC Mediagroep) Onrechtmatige uiting. Eiser is een vastgoedondernemer. NDC is een uitgeverij van kranten en exploiteert te website Sikkom, een zogenaamde stadsblog gericht op Groningse studenten. Tussen partijen is in geschil of NDC onrechtmatig jegens eiser heeft gehandeld door de publicatie op de website Sikkom van het artikel: "Groninger verhuurder [eiser] zit vast op verdenking van fraude", alsmede door de publicatie van de column: "Column | Peter R. de Vries strijdt in de media tegen criminelen, zijn zoon strijdt namens [eiser] tegen ons".
Cassatieberoep over schending van art. 155 Rv verworpen
Hoge Raad 6 november 2020, IEF 19560; ECLI:NL:HR:2020:1735 (Professionele fotografen) Procesrecht. In cassatie wordt geklaagd dat de raadsheer ten overstaan van wie het voorlopig getuigenverhoor heeft plaatsgevonden, op grond van art. 155 Rv het eindarrest had behoren mee te wijzen, dan wel dat het hof van een afwijken van deze regel en de oorzaak daarvan in het bestreden arrest [IEF 18526] melding had behoren te maken. Het tweede onderdeel betreft een klacht over toepassing van art. 21 Rv. De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G [IEF 19446] en verwerpt het cassatieberoep ex artikel 81 lid 1 RO. Verweerder maakt aanspraak op vergoeding van zijn proceskosten ter hoogte van € 17.649,60. Eiseres maakt daartegen bezwaar op de grond dat de zaak eenvoudig van aard is en de hoogte van de proceskosten daarom niet redelijk en evenredig zijn. De Hoge Raad acht een vergoeding ter hoogte van driekwart van het maximumtarief voor een eenvoudige zaak redelijk en evenredig, omdat in cassatie nog slechts twee processuele kwesties aan de orde waren en dat, gelet op het aantal uren dat is geschreven, enige overlap tussen de verrichte werkzaamheden aannemelijk is.
Beantwoording prejudiciële vragen over ‘technisch voorschrift’
HvJ EU 22 oktober 2020, IT 3311; ECLI:EU:C:2020:856 (Sportingbet en IOE tegen Santa Casa) Prejudiciële verwijzing. Sportingbet en Internet Opportunity Management (‘IOE’) bieden gokdiensten aan via het internet en hebben door middel van Portugese wetgeving een boete opgelegd gekregen omdat zij binnen de staatsmonopolie op gokdiensten zou opereren. Op grond van artikel 8 lid 1 Richtlijn 98/34/EG moeten lidstaten elk ontwerp voor een technisch voorschrift meedelen aan de Europese Commissie. Niet-nakoming van die verplichting is een zeer ernstige procedurefout, die wordt bestraft met de niet-toepasselijkheid van deze technische voorschriften. De vraag is of de wettelijke bepaling een ‘technisch voorschrift’ is. Artikel 1 punt 11 Richtlijn 98/34/EG, gelezen in samenhang met artikel 1 punt 5 van deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat een nationale wettelijke regeling waarin is bepaald dat het aan een overheidsinstantie verleende exclusieve recht om voor het gehele nationale grondgebied bepaalde kansspelen te exploiteren zich mede uitstrekt tot de exploitatie van deze spelen op het internet, een ‘technisch voorschrift’ is in de zin van eerstgenoemde bepaling. Het feit dat dit technisch voorschrift niet is meegedeeld aan de Europese Commissie ex artikel 8 lid 1 van die richtlijn, heeft tot gevolg dat de regeling niet kan worden tegengeworpen aan particulieren.
BRight Advocaten verwelkomt Nadiya Disveld als nieuwe collega
Wij zijn blij dat Nadiya Disveld sinds 1 november deel uitmaakt van het team van BRight Advocaten. Zij is door haar internationale ervaring op het gebied van intellectueel eigendomsrecht een perfecte aanvulling op ons team en gaat onze klanten en hun bedrijf helpen hun producten en merken te beschermen en te laten groeien.
Uitspraak ingezonden door Marcel de Zwaan, Bremer & De Zwaan.
Opschorting dwangsom wegens procedure ex art. 611d Rv
Vzr. Rechtbank Amsterdam 5 november 2020, IEF 19559; ECLI:NL:RBAMS:2020:5373 (Gemeente Amsterdam tegen kunstenares) Kort geding. Procesrecht. De gemeente Amsterdam heeft de kunstenares opdracht gegeven tot de vervaardiging van een definitief ontwerp van haar kunstwerk. De plaatsing van het kunstwerk is uiteindelijk na protest van buurtbewoners niet doorgegaan. Het hof Amsterdam heeft geoordeeld [IEF 17472] dat de gemeente het kunstwerk binnen twee jaar op een alternatieve locatie moet plaatsen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Dit heeft de gemeente niet gedaan. De gemeente vordert samengevat primair de kunstenares te verbieden het arrest ten uitvoer te leggen, althans subsidiair totdat het hof heeft beslist op een door de gemeente nog in te stellen vordering om de dwangsom te matigen of op nihil te stellen op de voet van artikel 611d Rv.
Proceskostenveroordeling na intrekking kort geding IE-zaak
Vzr. Rechtbank Gelderland 5 oktober 2020, IEF 19558; ECLI:NL:RBGEL:2020:5868 (Philips tegen Hesdo) Kort geding. Procesrecht. Philips heeft een dagvaarding uitgebracht waarin zij een verbod voor Hesdo vorderde om verdere inbreuk te maken op de auteursrechten van Philips op de Avent flessenwarmer. Vooruitlopend op de zitting heeft Hesdo producties in het geding gebracht, waarop zij zich ter zitting zou gaan beroepen. Naar aanleiding van deze producties trok Philips de zaak in, omdat zij nader onderzoek moest verrichten naar de houdbaarheid van haar vorderingen. Hesdo vordert € 25.052,62 aan proceskosten ter voorbereiding van de ingetrokken inbreukzaak. Vooropgesteld wordt dat de Hoge Raad in zijn uitspraak van 3 juni 2016 [IEF 15988] heeft geoordeeld dat het mogelijk is voor een gedaagde partij om alsnog een proceskostenveroordeling te vorderen, in geval een eisende partij een kort geding intrekt. Dat geldt ook voor kort gedingen met betrekking tot het intellectueel eigendomsrecht. Hesdo heeft echter de door haar gestelde kosten niet voldoende gespecificeerd, waardoor Philips zich niet, althans niet behoorlijk heeft kunnen verweren. De te vergoeden kosten worden daarom op de gebruikelijke wijze begroot op € 1.636,00.
Jurisprudentielunch Merken- Modellen- en Auteursrecht op 18 november
Binnenkort, op woensdag 18 november, is het weer tijd voor de halfjaarlijkse Jurisprudentielunch Merken- Modellen- en Auteursrecht, met Tobias Cohen Jehoram, Charles Gielen en Joris van Manen. Schuif aan en u bent in een paar uur weer helemaal bij!
Enkele voorbeelden van de te behandelen uitspraken: