DOSSIERS
Alle dossiers

Collectieve exploitatie  

IEF 9561

Rechtbank Rotterdam 13 april 2011, HA ZA 09-445 (Stichting Brein tegen gedaagde)

Aanleiding dat uiterste middel toe te passen

met dank aan Joep Meddens, Höcker

Auteursrecht. Brein-zaak. Gedaagde blijft ook na ondertekening van de zogenaamde Anti-Piraterij Verklaring (APV) ongeautoriseerde kopieën aanbieden op braderieën en markten. De rechtbank matigt de boete, maar concludeert wel tot een inbreukverbod op straffe van lijfsdwang.

4.7. Lijfsdwang komt slechts in aanmerking als uiterste middel om veroordeelden tot naleving van een opgelegd verbod te bewegen. In de feiten die ten grondslag liggen aan deze vordering ziet de rechtbank aanleiding dat uiterste middel toe te passen. Vaststaat dat [gedaagden] 7 maal zijn aangetroffen met ongeautoriseerde kopieën, waarvan de laatste 3 hebben plaatsgevonden op data na die waarop [gedaagden] Piraterij Verklaringen hebben getekend. Het ondertekenen van de verklaringen heeft niet geleid tot het staken van de inbreukmakende handelingen. De dreiging van de verbeurte van een boete (…) is onvoldoende gebleken om [gedaagden] te bewegen de inbreukmakende handelingen te staken en gestaakt te houden. Daarom acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden het opleggen van lijfsdwang onder de hierna te noemen voorwaarden, aangewezen. De rechtbank zal bepalen dat de lijfsdwang beperkt zal zijn tot één dag voor iedere tien verhandelde ongeautoriseerde kopieën, met dien verstande dit voor iedere keer dat [gedaagden] wordt aangetroffen met ongeautoriseerde kopieën, het aantal dagen 1dagen lijfsdwang niet meer zal bedragen dan 10 dagen en dat per  kalendermaand de lijfsdwang niet langer dan tien dagen zal duren.

4.8. (…) De aantallen aangetroffen ongeautoriseerde kopieën, respectievelijk 321 en 181 en de hierdoor misgelopen winst van Aangeslotenen, staat in geen enkele verhouding tot een boetebedrag van € 25.000,- per persoon. Daarnaast neemt de dat Brein in het verleden, gezien de betalingsregeling die zij is aangegaan met […] bereid is geweest tot een aanzienlijke matiging van de boete tot een bedrag van €3.000,-. (…) Ten slotte slaat de rechtbank acht op de zeer beperkte middelen van gedaagden. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de boete zal worden gematigd in die zin dat de boete die [gedaagde 1] dient te voldoen zal worden bepaald op een bedrag van € 3.500,- en de boete die [gedaagde 2] zal dienen te voldoen op een bedrag van €2.500,-.

Lees het vonnis hier.

IEF 9509

Sprake van betalingsonwil

\Gerechtshof ’s-Gravenhage 29 maart 2011,  LJN BP 9443 (Stichting De Thuiskopie tegen Gedaagde) met dank aan Hanneke Holthuis, Griffiths Advocaten.

Auteursrecht. Thuiskopiezaak. Bestuurdersaansprakelijkheid in geval van import van blanco dragers, zonder afdracht thuiskopievergoeding. 1019h niet van toepassing, maar wel toewijzing begrote (onbetwiste) proceskosten: “Het \'gewone\' liquidatietarief is immers niet bindend.”

6. (…) Dit betekent dat als vaststaand moet worden aangenomen dat [gedaagde] bewust geen thuiskopievergoeding heeft afgestaan en dat dus van het begin af aan sprake was van betalingsonwil. Aangezien de enige natuurlijke persoon binnen [bedrijf x] was en hij blijkens zijn verklaring ter comparitie in de eerste aanleg \'zelf alles binnen [bedrijf x] heeft gedaan\' moet die betalingsonwil van hem afkomstig zijn. Meewegend dat het - naar Thuiskopie onweersproken heeft gesteld onder 7 MvG - hier ging om maar liefst 48 importen betreffende in totaal 110.000,- blanco informatiedragers, is naar het oordeel van het hof sprake van een zodanig onzorgvuldig handelen van [gedaagde] jegens Thuiskopie dat hem daarvan persoonlijk een voldoende ernstig verwijt valt te maken, ongeacht of hij wist of behoorde te begrijpen dat [bedrijf x] geen verhaal zou bieden. (…) [gedaagde] is dus op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk voor het in rov. 3 omschreven nadeel van Thuiskopie. (€56.403,27)

1019h proceskosten: 6. Thuiskopie heeft haar kosten begroot op basis van artikel 1019h Rv. [gedaagde] heeft die begroting als zodanig niet betwist, zodat - ook al is artikel 1019h Rv hier niet van toepassing nu het hier een vordering uit onrechtmatige daad betreft-  het hof van die begroting zal uitgaan. Het \'gewone\' liquidatietarief is immers niet bindend. De begroting van de proceskosten van Thuiskopie zal plaatsvinden op basis van de niet-betwiste opgaven van Thuiskopie (…). (€11.420,91)

Lees het arrest hier (link en pdf)

IEF 9502

De inbreukvraag is dus niet aan de orde

Hof ’s-Gravenhage 29 maart 2011, LJN BP9443 ([Naam] tegen De Thuiskopie)
 
Auteursrecht. Vordering Thuiskopie tegen importeur. Gedeeltelijke vernietiging vonnis waarvan beroep. Geen 1019h proceskosten in dergelijke Thuiskopie-zaken: 1019h  is alleen van toepassing voorzover de inbreukvraag aan de orde is, hetgeen in deze zaak niet het geval is. Maximering dwangsommen. 

Importeur: 4.10  (…) Voor zover zij de CD\'s en DVD\'s uit het buitenland betrekt, doet zij dat dus door bestellingen in het buitenland te plaatsten. Onder deze omstandigheden dient zij als importeur te worden aangemerkt, ongeacht of het feitelijk vervoer op haar bestelling wordt verricht door haarzelf, de verkoper of een derde.

4.13  Nu de blanco gegevensdragers door [appellant sub 1] zijn geïmporteerd en [appellant sub 1] de door Thuiskopie daarover berekende thuiskopievergoeding niet heeft betwist, is vordering i. van Thuiskopie toewijsbaar tot € 7.221,- zoals de rechtbank heeft beslist.

Maximering dwangsommen: 7.4   (…) nochtans wel aanleiding voor maximering. Thuiskopie heeft zich hiertegen verzet op, zo begrijpt het hof, de grond dat, nu [appellant sub 1] al het bedrag van € 720.000,- aan dwangsommen heeft verbeurd, maximering tot onder dat bedrag tot gevolg zou hebben dat er voor de toekomst geen prikkel voor [appellant sub 1] tot nakoming meer bestaat. Het hof zal, rekening houdend met enerzijds dit steekhoudende bezwaar van Thuiskopie en anderzijds [appellant sub 1]s belang dat hij geen buitensporige bedragen aan dwangsom kan verbeuren, de dwangsomveroordeling \'per categorie\' voor het verleden maximeren op € 20.000,- en voor de toekomst op € 40.000,-.

Proceskosten: 8.6  Deze vraag is aan de orde waar in een procedure wordt opgetreden tegen een inbreuk of waar een verklaring voor recht van niet-inbreuk wordt gevraagd. Ook is de inbreukvraag bijvoorbeeld aan de orde in een executiegeschil waarin het gaat om de vraag of een eerder gegeven inbreukverbod wordt nageleefd (Hof Den Haag 19 mei 2009), alsmede in nietigheids- en oppositieprocedures voor zover die samenhangen met een concrete (voorgenomen) inbreukactie (Hof Den Haag 13 juli 2010, LJN BN4723; Hof Den Haag 30 maart 2010, LJN BM6017). In laatstgenoemde procedures is immers in feite sprake van een vooruitgeschoven inbreukverweer. Datzelfde geldt voor een procedure waarin een zogenaamd \'wapperverbod\' wordt gevorderd op de grond dat er geen inbreuk wordt gemaakt.

8.7  In het onderhavige geval gaat het om de inning van een thuiskopievergoeding ex art. 16c Auteurswet, die [appellant sub 1] als importeur ingevolge lid 2 van dat artikel verplicht is te betalen. Het niet-betalen van die vergoeding brengt niet mee dat [appellant sub 1] zonder toestemming handelingen (heeft) verricht die zijn voorbehouden aan de rechthebbende. De inbreukvraag is dus niet aan de orde. Bijgevolg is art. 1019h Rv. niet van toepassing. In zoverre is grief 11 terecht voorgesteld. Het hof zal [appellant sub 1] veroordelen in de proceskosten op basis van het liquidatietarief. Nu het liquidatietarief een forfaitair tarief is, falen de overige onderdelen van grief 11.

Lees het arrest hier.

IEF 9490

Mededeling aan het publiek per satelliet

HvJ EU, 17 maart 2011, conclusie A-G N. Jääskinen in gevoegde zaken C-431/09 en C-432/09, Airfield NV, Canal Digitaal BV tegen SABAM en Airfield NV  tegen tegen AGICOA (prejudiciële vragen Hof van Beroep te Brussel, België).

Auteursrecht. Mededeling aan het publiek per satelliet. Moet Airfield, een aanbieder van satellietpakketten, toestemming verkrijgen van de houders van auteursrechten op grond dat zij, met de hulp van de met haar verbonden vennootschap, Canal Digitaal, betrokken is bij de simultane en ongewijzigde uitzending van de door de omroeporganisaties geleverde programma’s, terwijl deze omroeporganisaties zelf reeds toestemming van de houders van de intellectuele-eigendomsrechten betreffende die programma’s hebben verkregen? Met andere woorden: of en in hoeverre verricht een aanbieder van satellietpakketten die in omstandigheden zoals die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn handelt, een exploitatiehandeling betreffende door auteursrechten of naburige rechten van het auteursrecht beschermde werken?

64. (…)  In casu kan worden geconcludeerd dat de oorspronkelijk door de omroeporganisatie aan het publiek gedane mededeling, die gratis kan worden opgevangen door eenieder die over een geschikt middel van toegang beschikt, losgekoppeld moet worden van de mededeling die door de aanbieder van de satellietpakketten wordt gedaan, welke slechts toegankelijk is voor abonnees met een decodeerkaart. De economische belangen van deze twee volgens de bewoordingen van de twee verwijzingsbeslissingen onafhankelijke exploitanten zijn, aangezien hun publiek verschilt, ook verschillend.

65. (…) Toch ben ik, net als Sabam en de Commissie, van mening dat niet van belang is of de uitzending door de aanbieder van satellietpakketten later of, zoals in de hoofdgedingen, simultaan gebeurt. Voor het bestaan van twee gescheiden exploitatiehandelingen is het essentiële criterium of Airfield heeft gehandeld voor een bijzondere doelgroep, namelijk het publiek dat specifiek werd beoogd via de bundeling van de programma’s, welke verrichting een toegevoegde economische waarde verleent aan de aanbieder van satellietpakketten.

66. Airfield bepaalt haar eigen publiek door de pakketten van televisiezenders samen te stellen die per definitie een ander audiovisueel product zijn dan de individuele zenders die tot het pakket behoren. Zoals de Commissie ter terechtzitting heeft aangegeven, zou het hetzij om een primaire uitzending door Airfield gaan, hetzij om een heruitzending, maar in beide gevallen moet de aanbieder van satellietpakketten zelf toestemming van de auteursgerechtigden verkrijgen. De enige toegestane uitzondering zou volgens mij het geval zijn waarin volgens de bewoordingen van een overeenkomst met de auteurs en overeenkomstig de nationale wetgeving(40) de omroeporganisatie haar toestemming had kunnen overdragen aan de aanbieder van satellietpakketten die een simultane heruitzending doet. Deze mogelijkheid lijkt mij in casu echter uitgesloten gelet op de toelichting die ter terechtzitting is gegeven door Sabam, die heeft aangegeven dat de algemene overeenkomsten inzake toestemming en vergoeding die zij met de omroeporganisaties heeft gesloten, vereisen dat deze organisaties zelf de beschermde werken uitzenden en uitdrukkelijk de mogelijkheid uitsluiten om van een derde gebruik te maken voor het verdelen of opnieuw uitzenden van programma’s waarvoor zij van de auteursgerechtigden toestemming hebben verkregen.

93. Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van het Hof van Beroep te Brussel te beantwoorden als volgt:

„Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel, verzet zich er niet tegen dat de aanbieder van pakketten satelliettelevisiezenders toestemming moet verkrijgen van de houders van auteursrechten of naburige rechten voor verrichtingen waarbij een omroeporganisatie haar programmadragende signalen aanlevert in omstandigheden als die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn.”

Lees de conclusie hier.

IEF 9459

Grensgevallen

HvJ EU, 10 maart 2011, conclusie A-G Jääskinen in zaak C-462/09, Stichting de Thuiskopie tegen Opus (prejudiciële vragen Hoge Raad der Nederlanden). (Met dank aan Tobias Cohen Jehoram & Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek en Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Thuiskopievergoeding ex art. 16c Aw. Duitse aanbieder verkoopt vanuit Duitsland via internet blanco-gegevensdragers aan Nederlandse consumenten, waarbij het, kort gezegd, de vraag is of, en zo ja door wie, in een dergelijke constructie een thuiskopievergoeding dient te worden afgedragen. Wie moet als ‘importeur’ (op wie de verplichting tot betaling van de thuiskopievergoeding rust) in de zin van art. 16c lid 2 Aw  worden aangemerkt? A-G Jääskinen concludeert dat het recht op billijke compensatie niet bij overeenkomst tussen de verkoper van de media en zijn afnemer kan worden verlegd en dat dergelijke afspraken zijn bedoeld om de werking van het Unierecht te omzeilen. Een verkoper dient de billijke compensatie daadwerkelijk te betalen in het geval van verkoop op afstand die is gericht op consumenten in een lidstaat met een ‘thuiskopie-selsel’, tenzij de verkoper al een vergelijkbare compensatie heeft betaald in de lidstaat waar de transactie plaatsvindt.” (Afbeelding: v.l.n.r: Cohen Jehoram & Visser bij het pleidooi in deze zaak bij het Hof van Justitie).

39.  Volgens de verwijzende rechter rust de verplichting tot betaling van de billijke vergoeding ingevolge de Nederlandse wetgeving op de particuliere koper, als de importeur van de media in Nederland. Het gevolg hiervan is dat deze vergoeding in de praktijk niet kan worden geïnd. De verwijzende rechter twijfelt er daarom aan of dit gevolg verenigbaar is met richtlijn 2001/29, of dat de richtlijn vereist dat de term „importeur” ruimer wordt uitgelegd dan zijn betekenis naar nationaal recht inhoudt, door tevens rekening te houden met de uiteindelijke bestemming van de media, die ook kenbaar is voor de bedrijfsmatig handelende verkoper.

51. De problematiek van de verkoop op afstand in combinatie met de gedeeltelijke harmonisatie waarin richtlijn 2001/29 voorziet, brengt mee dat een onderneming in een andere lidstaat slechts verplicht behoort te zijn een billijke compensatie te betalen indien zij zich op de afnemers van de lidstaat van de verwijzende rechter richt.

52. Bovendien is het in die situaties dat het nadeel het grootst zal zijn, zodat een verplichte billijke compensatie geïndiceerd is. In het voorliggende geval bijvoorbeeld heeft de Stichting verklaard, zonder op dat punt te zijn tegengesproken, dat de verkoop van Opus GmbH ongeveer een derde van alle in Nederland verkochte blanco informatiedragers uitmaakt.

55. Naar mijn mening zou een onderneming evenmin een billijke compensatie behoeven te betalen, indien zij al in een andere lidstaat heeft betaald. Wanneer dus de lidstaat waar de onderneming is gevestigd, betaling van een billijke compensatie verlangt en de onderneming die compensatie ook betaalt, zijn daarmee de rechten van de rechthebbenden onder richtlijn 2001/29 voldoende beschermd. Hetzelfde geldt wanneer de verkoper de compensatie in zijn thuisland op vrijwillige basis heeft betaald en het aan de incasso-organisatie die de rechthebbenden in die lidstaat vertegenwoordigt, overlaat om het ontvangen bedrag uit te betalen aan de organisaties in de geviseerde landen. Elke andere oplossing zou een dubbele betaling van compensatie betekenen, hetgeen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van die richtlijn niet is vereist.

57. In het voorliggende geval maken Opus GmbH en haar afnemers gebruik van hun contractvrijheid om te bepalen dat de overeenkomst buiten Nederland wordt uitgevoerd, met als gevolg dat de volgens de Auteurswet tot betaling van de vergoeding gehouden „importeur” niet de verkoper maar de koper is. Deze oplossing berust kennelijk op de vrij ongebruikelijke constructie waarbij de verkoper niet voor eigen rekening het vervoer van de goederen naar de afnemer regelt, maar als zijn vertegenwoordiger.

58. Ik meen dat het recht op billijke compensatie van artikel 5, lid 2, van richtlijn 2001/29 niet bij overeenkomst tussen de verkoper van de media en zijn afnemer kan worden verlegd. Dergelijke afspraken zijn bedoeld om de werking van het Unierecht te omzeilen. Aan het nationale recht waarbij richtlijn 2001/29 is omgezet, toegepast in combinatie met de nationale bepalingen inzake overeenkomsten, mag derhalve niet een uitlegging worden gegeven die tot een dergelijke uitkomst leidt.

63. Ik geef het Hof dan ook in overweging de twee prejudiciële vragen tezamen te beantwoorden als volgt:

„Artikel 5, leden 2, sub b, en 5, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, schrijft de lidstaten niet één bepaalde oplossing voor ter verzekering van de betaling van de billijke compensatie aan de rechthebbenden in het geval dat de lidstaat ervoor kiest om het kopiëren van auteursrechtelijk beschermde werken en ander materiaal voor privégebruik toe te staan. Deze bepalingen sluiten evenwel een uitlegging van het relevante nationale recht uit, waarbij niet is verzekerd dat een verkoper die billijke compensatie daadwerkelijk betaalt in het geval van verkoop op afstand van media voor de reproductie van die werken of ander materiaal die is gericht op consumenten in die lidstaat, tenzij de verkoper al een vergelijkbare compensatie heeft betaald in de lidstaat waar de transactie plaatsvindt.”

Lees de conclusie hier.

IEF 9397

Geen link, wel faciliteit

Rechtbank Haarlem 9 februari 2011, LJN BP3757 (FTD B.V. tegen Stichting Brein)

Auteursrecht. ‘Spots’ op internetforum die verwijzen naar auteursrechtelijk beschermde werken vormen geen openbaarmaking in de zin van de Auteurswet. Downloaden uit illegale bron is toegestaan. Het faciliteren van downloaden is in het onderhavige geval niet onrechtmatig. Het bieden van een forum voor uploaders wordt wel onrechtmatig geacht; “Moet worden geconcludeerd dat FTD structureel en stelselmatig een internetforum exploiteert dat het illegaal uploaden faciliteert en stimuleert en waarmee zij zelf inkomsten verwerft doch dat voor de bij Brein aangesloten rechthebbenden schade oplevert.” Geen 1019h proceskosten (alleen onrechtmatige daad).

Openbaarmaking: 4.8. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de in de vaststaande feiten geschetste gang van zaken, bij FTD geen sprake is van doorgifte van een signaal. Er is immers geen sprake van een link naar de bestanden op Usenet noch van een (andere) directe lijn naar de bestanden op Usenet. Een beroep op de Engelse Newzbin-uitspraak (UK High Court 29 maart 2010, [2010]EWHC 608 (Ch)), waarop Brein zich nog heeft beroepen, gaat dan ook niet op reeds omdat in dat geval wel sprake was van een directe lijn (pressing a button) om te kunnen downloaden. Er is evenmin sprake van het ter beschikking stellen aan een (nieuw) publiek. Dat is immers al gebeurd door degene die de bestanden heeft geupload op Usenet. Dat het materiaal makkelijker te vinden is via FTD doet daaraan niet af. Van feitelijke beheersing van de entertainmentbestanden is evenmin sprake, nu FTD afhankelijk is van het aanbod op Usenet en slechts de mogelijkheid biedt aan gebruikers om eenvoudiger bestanden te vinden op Usenet zonder daarbij zelf de beschikking te hebben over deze bestanden. Wat FTD doet, is het enkele verwijzen door middel van spots naar bestanden. Van een zelfstandig ter beschikking stellen van bestanden aan een publiek is derhalve geen sprake. Geconcludeerd moet worden dat geen sprake is van openbaarmaking in auteursrechtelijke zin.

4.9. Hetgeen Brein heeft aangevoerd ten aanzien van de rol van de moderators is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant voor de openbaarmaking. Ook al zou juist zijn dat de moderators het zoeken van de bestanden vereenvoudigen, dan betekent dit nog niet dat (daarmee) de bestanden in de macht van FTD zijn of dat FTD deze beheerst.

4.10. Van mede-openbaarmaking kan naar het oordeel van de rechtbank geen sprake zijn. FTD heeft immers geen enkele invloed op hetgeen op Usenet gebeurt, kan het bestand aldaar zelf niet bewerken of verwijderen en kan evenmin voorkomen dat het bestand de downloader bereikt. (…)

Onrechtmatige daad: 4.18. De vraag is thans of bovenstaande handelwijze van FTD een onrechtmatige daad vormt. Daarbij moet bekeken worden of downloaden uit illegale bron, zoals Brein heeft aangevoerd doch FTD heeft bestreden, verboden is. Daarvoor is relevant artikel 16c Aw dat met zich brengt dat een privé-persoon die voor eigen gebruik muziek of een film kopieert, geen inbreuk maakt op het reproductierecht van de maker van het desbetreffende muziekwerk, zij het dat voor dat kopiëren wel een billijke vergoeding (‘thuiskopievergoeding’) is verschuldigd. Artikel 5 lid 2 sub b Auteursrechtrichtlijn (op grond waarvan de lidstaten de thuiskopie als beperking op het reproductierecht mogen stellen) maakt zelf geen onderscheid naar de bron waaruit het te kopiëren werk wordt verkregen. Er kan dan ook alleen sprake zijn van strijdigheid met deze richtlijn wanneer het toepassen van de beperking van artikel 5 lid 2 sub b Auteursrechtrichtlijn op downloaden uit illegale bron in strijd moet worden geacht met de in artikel 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn opgenomen drie-stappen-toets. Deze houdt in dat beperkingen en restricties slechts mogen worden toegepast 1) in bijzondere gevallen, 2) mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en 3) de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.

(…)

4.21. Op grond van bovengenoemde citaten moet worden geconcludeerd dat volgens de regering downloaden uit illegale bron is toegestaan. De rechtbank is voorts met het Gerechtshof te Den Haag (15 november 2010, LJN: BO3980) van oordeel dat dit standpunt niet in strijd kan worden geacht met de drie-stappen-toets van art. 5 lid 5 van de Auteursrechtrichtlijn. De rechtbank concludeert voorts dat het faciliteren van downloaden, ook indien dit uit illegale bron geschiedt, daardoor evenmin onrechtmatig kan zijn.

4.22. Het voorgaande ligt echter anders indien komt vast te staan dat FTD eveneens een forum biedt voor uploaders (…).

4.23. De rechtbank is van oordeel dat FTD ertoe bijdraagt dat uploaders van auteursrechtelijk beschermde werken (waaronder hier en in het navolgende ook worden begrepen: werken die worden beschermd uit hoofde van de Wet op de naburige rechten) hun doel kunnen bereiken. Het is immers eenvoudig een spot in de FTD-applicatie te plaatsen waarmee toegang kan worden verkregen tot een entertainmentbestand. De spots zijn vervolgens – door de indeling in categorieën - makkelijk doorzoekbaar, waardoor het gewenste bestand snel te vinden is. Voorts is niet weersproken dat sprake is van een ‘watchlist’ waar men aangekondigde - maar nog niet geuploade aanmeldingen in kan plaatsen, opdat men gewaarschuwd wordt zodra het betreffende entertainmentbestand is geupload .
Door de rol van de moderators is sprake van enig ‘zelfreinigend vermogen’ doordat valse spots of spots met ongewenste inhoud van het platform kunnen worden verwijderd. Dat dit slechts bij 13% van alle spots gebeurt, zoals FTD heeft gesteld, doet daaraan niet af. Het beloningssysteem met zogenaamde kudo’s zorgt er tevens voor dat gebruikers aangemoedigd worden om bestanden met auteursrechtelijke beschermde werken zoveel mogelijk toegankelijk te maken. Bovendien schept het FTD-platform de mogelijkheid om op eenvoudige wijze verzoeken te doen met betrekking tot het uploaden van gewenste bestanden. De rechtbank verwijst daarbij naar productie 15b bij de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie. Een dergelijke handelwijze is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid. Daarbij komt, hetgeen ook niet door FTD is weersproken, dat zij inkomsten uit advertenties op haar website behaalt. Brein heeft onder verwijzing naar een rapport van RBB Economics (productie 25 bij dupliek in conventie/repliek in reconventie) voorts voldoende onderbouwd dat inbreuk op auteursrechten schade voor de belanghebbenden oplevert. FTD heeft bij conclusie van dupliek in reconventie ook niet (meer) weersproken dat uploaden schade kan opleveren. Anders dan FTD is de rechtbank van oordeel dat die schade wel degelijk in verband staat met de handelwijze van FTD. Ook al gebeurt het up- en downloaden op Usenet, het feit dat FTD bijdraagt aan de vindbaarheid van de bestanden, betekent dat zij (mede)veroorzaker van de schade is. Aangenomen moet immers worden dat degene die een geupload bestand downloadt over het algemeen geen auteursrechtelijk beschermd werk meer tegen vergoeding zal aanschaffen.

4.24. FTD heeft nog aangevoerd dat deze procedure Brein de mogelijkheid geeft om eventuele uploaders die zich als spotters voordoen, te ontmaskeren. De rechtbank is van oordeel dat dit geen afdoende maatregel vormt om auteursrechtelijke inbreuken te voorkomen. Niet alleen vergt het veel tijd en moeite voor de rechthebbenden (althans Brein) om steeds actie te ondernemen doch ook garandeert deze procedure niet dat auteursrechtelijk beschermd materiaal niet herplaatst zal worden. Daarbij komt dat, voordat Brein heeft ontdekt dat werk van haar belanghebbenden op Usenet is geupload en via FTD is gespot, er al veelvuldig zal zijn gedownload zodat de schade reeds is ingetreden.

4.25. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat FTD structureel en stelselmatig een internetforum exploiteert dat het illegaal uploaden faciliteert en stimuleert en waarmee zij zelf inkomsten verwerft doch dat voor de bij Brein aangesloten rechthebbenden schade oplevert. Daarmee handelt FTD onrechtmatig jegens de bij Brein aangesloten rechthebbenden.

Lees het vonnis hier (LJN / opgeschoonde pdf / DomJur).

IEF 9387

De uitzending van voetbalwedstrijden

HvJ EU, 3 februari 2011, conclusie A-G Kokott in zaken C-403/08 en C-429/08, Football Association Premier League Ltd e.a. tegen QC Leisure en Karen Murphy tegen Media Protection Services Ltd.  (prejudiciële vragen High Court of Justice, Chancery Division, Verenigd Koninkrijk).

Auteursrecht. Satellietuitzending van voetbalwedstrijden. Handel in decoderkaarten die in andere lidstaten rechtmatig op de markt zijn gebracht. Vertonen van rechtstreeks uitgezonden voetbalwedstrijden in cafés. Territoriale exclusiviteit bij de uitzending van voetbalwedstrijden is in strijd met het recht van de Unie.

Een auteursrechtelijk beschermd werk wordt niet in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG per draad of draadloos aan het publiek meegedeeld wanneer het als onderdeel van een satellietomroepuitzending wordt ontvangen en getoond in een bedrijfsruimte (bijvoorbeeld een café) of in die ruimte via een enkel televisiescherm en luidsprekers kosteloos wordt meegedeeld of vertoond aan leden van het publiek die in die ruimte aanwezig zijn.”

Perscommuniqué HvJ: “Volgens advocaat-generaal Kokott zijn afspraken over territoriale exclusiviteit bij de uitzending van voetbalwedstrijden in strijd met het recht van de Unie Naar het recht van de Unie kan niet worden verboden dat in cafés voetbalwedstrijden van de Premier League met behulp van buitenlandse decoderkaarten rechtstreeks worden uitgezonden. (…) De gedingen die aan deze prejudiciële procedures ten grondslag liggen, hebben betrekking op pogingen om exclusiviteit te omzeilen.

Het specifieke voorwerp van de rechten op de rechtstreekse uitzending van voetbalwedstrijden is de economische exploitatie daarvan. In dit geval wordt de rechtstreekse uitzending van de voetbalwedstrijden vooral door middel van de vergoeding voor de decoderkaarten geëxploiteerd. Advocaat-generaal Kokott is in dat verband van mening dat de economische exploitatie van de betrokken rechten niet wordt ondermijnd door het gebruik van buitenlandse decoderkaarten. Voor die kaarten is immers een vergoeding betaald. Die vergoeding is weliswaar niet zo hoog als die in het Verenigd Koninkrijk, maar er bestaat volgens de advocaat-generaal geen specifiek recht om in iedere lidstaat andere prijzen voor een prestatie te verlangen.

Voorts is advocaat-generaal Kokott van mening dat de contractuele beperking dat de decoderkaarten in het land van oorsprong alleen voor huiselijke of privédoeleinden mogen worden gebruikt, maar niet voor commerciële doeleinden, omdat dan een hogere abonnementsprijs moet worden betaald, een territoriale beperking van de vrijheid van dienstverrichting niet kan rechtvaardigen. Het staat de betrokken lidstaat wel vrij, te voorzien in rechten op grond waarvan de auteurs zich tegen de mededeling van hun werken in cafés kunnen verzetten.

Op de vraag of het vertonen van rechtstreeks uitgezonden voetbalwedstrijden in cafés in strijd is met het exclusieve recht op mededeling aan het publiek van beschermde werken in de zin van de richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, antwoordt de advocaat-generaal dat er bij de huidige stand van het recht van de Unie geen algemene beschermingsrechten aangaande de mededeling aan het publiek zonder betaling van een toegangsprijs bestaan.

Voor het overige is advocaat-generaal Kokott van mening dat de toepassing die aan de vrijheid van dienstverrichting is gegeven, strookt met de richtlijn tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel en met het Europese mededingingsrecht. Ook de richtlijn betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang3 staat niet in de weg aan het gebruik van buitenlandse decoderkaarten."

Lees de conclusie hier. Volledig perscommuniqué hier.

IEF 9355

Geen vertoningsvergunning

Vzr. Rechtbank Alkmaar,  20 januari 2011, KG ZA 10-421 & KG ZA 10-438, Stichting Videma tegen Hotel Café Restaurant De Boei B.V. en Hotel Zuiderduin B.V. c.s. (met dank aan Daan van Eek, Höcker Advocaten).

Auteursrecht. Groepstelevisierechten. Belangenorganisatie Vidama stelt dat de televisieprogramma’s van de bij haar aangesloten rechthebbenden (o.a. Nederlandse publieke en comemrciele omroepen) in de hotels van gedaagden onrechtmatig openbaar worden gemaakt, nu gedaagden niet beschikken over een Videma-licentie.

Inbreuk aangenomen, onder verwijzing naar HvJ EU Divani. Geen twijfel in kort geding over bevoegdheid Videma. Geen vergoeding via kabelexploitant (Ziggo): de kabelexploitant heeft onder kabelmodelovereenkomst namelijk geen bevoegdheid om sublicenties te verstrekken. Excessiviteit tarieven onvoldoende onderbouwd.

3.6 (…) Naar oordeel van de voorzieningenrechter maakt een hotelhouder, die televisietoestellen installeert op de kamers van zijn hotel en deze toestellen verbindt (door middel van het doortrekken van de kabel) met de (centrale) kabelaansluiting van zijn hotel zich schuldig aan een zogeheten secundaire openbaarmaking, waarvan de toestemming is voorbehouden aan de auteursrechthebbende(n). De voorzieningenrechter vindt voor dit oordeel steun in het hiervoor onder 3.5 genoemde “Divani” arrest.

 3.7 (…) Tegenover de gemotiveerde stellingen van Videma dat Multikabel (thans Ziggo) vanaf 1 januari 2007 de kabelmodelovereenkomst hanteert, waarin staat vermeld dat de kabelexploitant geen bevoegdheid heeft om sublicenties te verstrekken, de diensten geleverd worden tot de aansluiting en de klant geen signalen aan derden mag doorgeven, heeft De Boei haar stelling dat zij reeds via het tarief van Multikabel (Ziggo) voor de auteursrechten (de secundaire openbaarmaking) betaalt, onvoldoende onderbouwd. De brief van Multikabel geeft er geen blijk van dat er reeds aan Multikabel is betaald, nog daargelaten dat de vordering van Videma ziet op de jaren 2008 - 2010 en de brief van Multikabel geen betrekking heeft op die periode.

3.10 (…) De voorzieningenrechter heeft in dit geding geen aanwijzingen om eraan te twijfelen dat in een eventuele bodemprocedure Videma bij aanhoudende betwisting door De Boei en Zuiderduin zal slagen in dat bewijs. (…) Daarbij acht de voorzieningenrechter het uit praktisch oogpunt ook niet doenlijk om in liet kader van dit kort geding de hele map met contracten te overleggen. Zoals overwogen, gaat liet in kort geding om de vraag of het aannemelijk is of Videina gemandateerd is om tegen De Boei en Zuiderduin op te treden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat zulks liet geval is.

3.12. Vaststaat dat De Boei en Zuiderduin geen vertoningsvergunning hebben voor liet openbaar maken in hun hotelkamers en lobby's in de hotels van de televisieprogramina's die worden uitgezonden op de zenders waarvoor Videina bevoegd is de licenties te verstrekken. Zoals hiervoor overwogen is niet in geschil dat op de uitgezonden tv-programma's auteursrechten rusten. Nu De Boei en Zuiderduin zonder toestemming van de rechthebbende(n) de tv-programma's openbaar maken (doorgeven in hun hotels), maken zij dan ook inbreuk op die rechten. In zoverre ligt het door Videma gevraagde verbod tot openbaarmaking voor toewijzing gereed.

3.12. Vaststaat dat De Boei en Zuiderduin geen vertoningsvergunning hebben voor liet openbaar maken in hun hotelkamers en lobby's in de hotels van de televisieprogramma's die worden uitgezonden op de zenders waarvoor Videma bevoegd is de licenties te verstrekken. Zoals hiervoor overwogen is niet in geschil dat op de uitgezonden tv-programma's auteursrechten rusten. Nu De Boei en Zuiderduin zonder toestemming van de rechthebbende(n) de tv-programma's openbaar maken (doorgeven in hun hotels), maken zij dan ook inbreuk op die rechten. In zoverre ligt het door Videma gevraagde verbod tot openbaarmaking voor toewijzing gereed. 

3.19. (…) Van een door tv- en filmproducenten onderling afgesproken tarief is geen sprake zodat er ook geen aanleiding is om de door De Boei en Zuiderduin gestelde beperking op mededingingsrechtelijk gebied aan te nemen. Dat geldt ook voor de stelling dat het door Videma gehanteerde tarief excessief zou zijn. Nog daargelaten dat Videma de door De Boei en Zuiderduin gestelde berekening van het tarief in Duitsland en Spanje gemotiveerd heeft betwist, kunnen de door De Boei en Zuiderduin aangehaalde voorbeelden van enkel Duitsland en Spanje geenszins de conclusie rechtvaardigen dat het in Nederland gehanteerde tarief afwijkt van de tarieven die in de EU-lidstaten worden gehanteerd. De stelling van De Boei en Zuiderduin over de gestelde excessieve prijs is dan ook onvoldoende onderbouwd. Ook is niet gebleken dat er over het door Videma sinds 2008 gehanteerde tarief een klacht is ingediend bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

Lees het vonnis hier.

IEF 10775

Zone 80

Hof van Beroep Luik 10 januari 2011, Rolnr. 2006/RG/201 (ASBL Zone 80)

België. Auteursrecht radiopiraten. Een amateur radiostation (vzw) 'ZONE 80' zendt muziek uit zonder toestemming van de auteurs (lees: geen auteursrechten betalen). Hierdoor ontstaat er namaak (in de ruime zin van het woord), waardoor de auteurs op basis van art. 1382 BW de integrale vergoeding van hun schade (berekend aan de hand van de gebruikelijke tarieven van SABAM) kunnen bekomen. Daarenboven wordt een schadevergoeding van een extra 20% boven deze tarieven toegewezen, op basis van de de géografische reikwijdte van de zending en tercompensatie van de schending van het moreel recht van de auteurs.

Het enige argument dat de radiozender opwerpt is dat de betaling van deze auteursrechten zeer hoge kosten met zich meebrengen voor de organisators van een amateur radio. Dit is in deze kwestie weinig relevant.

Verder handelt het arrest over de verdeling van de aansprakelijkheid tussen de VZW en de zaakvoerder. Op te merken is dat de zaakvoerder al aan het uitzenden was alvorens de statuten van de VZW gepubliceerd werden. Voor de schade die voortvloeit uit deze periode is hij alleen aansprakelijk, voor de schade nadien is de VZW in principe aansprakelijk.
Maar zelfs na het ontstaan van de VZW kan de zaakvoerder aansprakelijk zijn t.a.v. derden indien hij een quasi-delictuele fout begaat (in de zin van art. 1382 BW).

De rechter in eerste aanleg beslist dus terecht tot een veroordeling in solidum van de schadevergoeding en kosten.

 

Ni P. B., ni l'ASBL n'a demandé et obtenu l'autorisation des auteurs dont les œuvres ont été diffusées sur les fréquences utilisées par cette radio amateur alors qu'aux termes de l'article 1er de la loi du 30 juin 1994 l'auteur d'une œuvre littéraire ou artistique a seul le droit de la reproduire et d'en autoriser la reproduction comme aussi de la communiquer au public par un procédé quelconque."

"Les atteintes portées au monopole de l'auteur constituent la contrefaçon. Faute aquilienne, la contrefaçon est classiquement sanctionnées devant les juridictions civiles par l'action quasi-délictuelle en dommages et intérêts"

"La contrefaçon est patente et les appelants entendent s'en affranchir uniquement en arguant de l'importance des frais à couvrir par les organisateurs d'une telle radio, tous bénévoles, ce qui n'est pas une excuse."

"Les appelants sont tenus de réparer le dommage qu'ils ont causé. L'article 1382 du Code civil oblige l'auteur d'une faute à réparer intégralement le dommage causé par celle-ci, le juge appliquant correctement cette disposition en procédant à une évaluation concrète du dommage qui en résulte pour la SABAM ( voir Cass 2.4.2008, Pas 2008, I, 807 ). Les tarifs des sociétés de gestion constituent un outil de référence fiable puisqu'ils reflètent les usages ayant cours dans la profession ( Bruxelles 27.4.2007, JLMB 2007, p. 1774 ). L'indemnité complémentaire de 20 % réclamée en sus du tarif proposé par l'intimée sur base de l'aire géographique de la diffusion peut se justifier. Elle sanctionne l'atteinte portée au droit moral de l'auteur ainsi que les démarches nécessaires à voir établir les fautes reprochées au contrefacteur."

"Pour la période antérieure à la création de l'ASBL, seul P. B. est fautif et tenu des dommages et intérêts."

"Dès lors que l'ASBL était constituée, elle est responsable des fautes imputables aux organes par lesquels s'exerce sa volonté. Il s'agit d'une responsabilité délictuelle fondée sur l'article 1382 du Code civil."

"Vis-à-vis des tiers, la responsabilité personnelle de l'administrateur peut également être engagée lorsque la faute commise est de nature quasi-délictuelle (...). A bon droit, le premier juge a donc appliqué la sanction solidairement aux appelants pour la période antérieure à la régularisation avenue en 2005 par la signature d'une convention avec l'intimée."
IEF 9246

Inning en verdeling

Hoge Raad, 26 november 2010, LJN: BN6125, Stichting De Thuiskopie tegen Stichting International Rights-Collecting And Distribution Agency (IRDA) (met gelijktijdige dank aan Vivien Rörsch & Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek).

Eerst even voor jezelf lezen: "Auteursrecht/Procesrecht. Geen regel van procesrecht geschonden door afspraak tussen De Thuiskopie, krachtens art. 16d Auteurswet belast met inning en verdeling van thuiskopievergoeding, en verdelingsorganisatie, als bedoeld in Reparitiereglement van De Thuiskopie, aan te merken als vaststellingsovereenkomst. Gevolgtrekking dat vordering zonder verdere correcties of aanpassingen toewijsbaar is, gelet op in cassatie tot uitgangspunt te nemen stellingen, onjuist."

Lees het arrest hier of hier.