DOSSIERS
Alle dossiers

Collectieve exploitatie  

IEF 10173

Niet officieel op de Europese markt

Hof 's-Gravenhage 30 augustus 2011, LJN BS8879 (Stichting Indian Film and Music (SIFAM) tegen Temptations Business Group

In de serie SIFAM (zoekopdracht): Intellectuele eigendom, auteursrecht. Kwalificatie filmproducent/auteursrechthebbende Bollywoodfilm. Uitleg samenwerkings- en exploitatieovereenkomst. IPR: toepasselijk recht. Inbreuk. Geen spoedeisend belang nevenvorderingen. (vervolg LJN BP0790)

5. Partijen twisten over de vraag of uit deze overeenkomst voorshands voldoende blijkt wie als auteursrechthebbende/producent kwalificeert. Kort samengevat stelt SIFAM zich op het standpunt dat uit de overeenkomst kan worden opgemaakt dat (uitsluitend) Walkwater Media als zodanig heeft te gelden, terwijl Temptations de mening is toegedaan dat (ook) daaruit blijkt dat de film een coproductie is van [betrokkene 2] en [betrokkene 1]. Subsidiair stelt Temptations dat niet blijkt van een overdracht van rechten van enig auteursrechthebbende/producent aan de ander, waarmee niet is voldaan aan Indiaas en (subsidiair) Nederlands recht.

6.  Nu Walkwater Media als producent/auteursrechthebbende van de film moet worden aangemerkt, was zij gerechtigd de exploitatierechten over te dragen aan KMI c.q. ter zake een licentie aan KMI te verlenen. Over de vraag of de wijze waarop zij dat heeft gedaan rechtsgeldig is geschied, verschillen partijen van mening.

Overdracht en exploitatieovereenkomst 6.1  SIFAM stelt dat Walkwater Media de aan haar toebehorende auteursrechten deels heeft overgedragen aan KMI bij “Memorandum of Understanding” van 9 januari 2009 (productie 13 dagvaarding eerste aanleg, hierna: de exploitatieovereenkomst). Temptations heeft in eerste aanleg betwist dat met deze overeenkomst is voldaan aan het op deze overeenkomst van toepassing zijnde Indiase recht. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de overeenkomst niet is ondertekend door [betrokkene 1] maar door ene “[betrokkene 3], chief executive officer” en niet is aangetoond dat deze bevoegd is de overeenkomst te ondertekenen. Voorts heeft zij aangevoerd dat niet aannemelijk is gemaakt dat KMI tevens de vereiste bevoegdheid tot handhaving zou hebben verkregen.

6.3  Het vorenstaande leidt er toe dat voorshands moet worden aangenomen dat KMI op grond van de exploitatieovereenkomst rechthebbende is geworden voor zover het betreft de (exploitatie)rechten op de DVD-film (“Home Video Rights”) in Europa, waaronder ook het recht op te treden tegen derden. Nu deze overeenkomst daartoe volstaat, kunnen de stellingen van partijen omtrent de in het geding gebrachte verklaring namens Walkwater Media (productie 3 dagvaarding eerste aanleg) buiten bespreking blijven.

6.4  Deze door KMI verkregen rechten vallen onder de reeds op 10 januari 2006 aan SIFAM verleende volmacht om KMI in rechte te vertegenwoordigen ter zake van alle rechten die op dat moment “of in de toekomst, gedurende de periode dat B (KMI, hof) aangesloten is” aan KMI (zullen) toebehoren. SIFAM is dan ook gerechtigd op te treden tegen inbreuk op de aan KMI toekomende auteursrechten op de DVD-film.

Eenmalige inbreuk = inbreuk 8.1  Naar SIFAM stelt, is de DVD-film nog niet officieel op de Europese markt uitgebracht; wel zijn er ten behoeve van de release binnen Europa al (unieke) SID-codes afgegeven aan KMI, die bij de release ter bescherming tegen piraterij zullen worden aangebracht. Daarnaast zal op de achterzijde van de DVD het catalogusnummer van KMI worden opgenomen, te weten: KMI-D-360. Het door de deurwaarder in beslag genomen exemplaar betreft derhalve een illegale kopie, aldus SIFAM.
Temptations heeft betwist dat sprake is van (grootschalige) inbreuk. Daarbij heeft zij aangevoerd dat zij bij gebrek aan wetenschap betwist dat de gestelde SID-codes zijn afgegeven en dat zij slechts één exemplaar in haar bezit had, welk exemplaar is aangekocht bij [betrokkene 4] van KMI. Dit laatste is door SIFAM weersproken.

8.2  Het hof is voorshands van oordeel dat sprake is geweest van (in ieder geval eenmalig) inbreukmakend handelen en overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal met bijlagen van de deurwaarder (productie 5 dagvaarding eerste aanleg) blijkt dat de cover van de in beslag genomen DVD identiek is aan de cover van de officiële uitgave van de film “Victory”op DVD, als blijkend uit het promotiemateriaal. Voorts blijkt uit dit proces-verbaal dat de deurwaarder op het in beslag genomen exemplaar (uitsluitend) het serienummer DVD A16 heeft aangetroffen. Dit laatste maakt, gelet op het ontbreken van enige verwijzing naar KMI, voldoende aannemelijk dat het hier niet betreft een door KMI officieel uitgegeven exemplaar. Aan het ontbreken van SID-codes, komt daarbij geen gewicht toe, nu als onbetwist moet worden aangenomen dat de DVD nog niet officieel is uitgebracht op de Europese markt. Of SID-codes al dan niet daadwerkelijk zijn afgegeven, is derhalve evenmin relevant. Het nog door Temptations gevoerde verweer dat de in beslag genomen DVD is gekocht bij [betrokkene 4], waarmee zij gelet op haar toelichting bij memorie van antwoord kennelijk bedoelt te stellen dat KMI zelf, althans [betrokkene 4], illegale DVD’s verhandelt, passeert het hof als niet ter zake doende. Hoe curieus dit ook zou zijn, de vraag bij wie een inbreukmakend exemplaar is aangekocht, is ter beantwoording van de vraag of sprake is van inbreuk niet relevant. Dit zou hooguit een rol kunnen spelen bij de toerekenbaarheid. Of van dit laatste sprake is, kan buiten bespreking blijven, nu zoals hierna zal blijken voor het toekennen van (een voorschot op) schadevergoeding in dit kort geding geen plaats is.

Nevenvorderingen 9.1  Zoals in voormeld tussenarrest reeds is overwogen, heeft SIFAM bij haar vordering tot het staken en gestaakt houden van de verdere exploitatie van de DVD-film voldoende spoedeisend belang. Deze vordering zal worden toegewezen, althans voor zover gericht tegen Temptations zelf. Voor het opleggen van een verbod aan andere (rechts)personen dan Temptations bestaat geen grond.

9.2  Het (spoedeisend) belang bij de door haar ingestelde nevenvorderingen heeft SIFAM, gelet op de betwisting daarvan door Temptations, onvoldoende onderbouwd. Hetzelfde geldt voor de vordering tot afdracht van (een voorschot op) de door Temptations genoten winst dan wel tot betaling van schadevergoeding. Daarbij komt dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een grootschalige en/of voortdurende inbreuk, hetgeen voor het hof te meer reden is in dit kort geding terughoudendheid te betrachten. Deze vorderingen zullen dan ook bij gebreke aan (spoedeisend) belang worden afgewezen.

IEF 10163

Binnen het kader van artikel 27a

Kantonrechter Rechtbank Utrecht 24 augustus 2011, LJN BS1232 (Cozzmoss B.V. tegen Alliance Experts Coöperatie U.A.)

Met gelijktijdige dank aan Thomas Berendsen, BANNING advocaten.

In de Cozzmoss-serie. Alliance Experts is houder van de domeinnaam allianceexperts.com. Zij heeft op haar website, zonder toestemming, artikelen van Trouw van 1 december 2009, De Volkskrant van 4 februari 2010 en van ND van 5 februari 2010 gepubliceerd. De bronnen zijn daarbij vermeld. Na sommatie zijn artikelen verwijderd echter schade- of kostenvergoeding wordt niet betaald. Voor alle artikelen tezamen, zo stelt Cozzmoss,  bedraagt de economische waarde derhalve € 314,47. Gevorderd wordt tweemaal deze waarde.

Binnen het kader van artikel 27a Aw is immers geen plaats voor een boete. Slechts de economische waarde wordt toegekend. Van (administratie)kosten is niet voldoende gebleken. Kostenveroordeling ex 1019hRv. Echter kosten advocaat worden gematigd wegens geringe complexiteit en geringe omvang van de zaak.

4.9. Voor zover uit het betoog van Cozzmoss is af te leiden dat de verdubbeling dient ter preventie tegen toekomstige inbreuken op het auteursrecht, leidt dit ook niet tot toewijzing van een hoger bedrag dan een redelijke gebruiksvergoeding. Voor toewijzing van een boete is binnen het kader van artikel 27a Auteurswet immers geen plaats.

(Administratie)kosten in verband met de vaststelling van schade en aansprakelijkheid

4.10. Cozzmoss vordert tevens € 180,00 exclusief BTW voor de (administratie)kostendie verband houden met de door haar uitgevoerde werkzaamheden ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid. Cozzmoss verwijst in dit verband naar een specificatie, welke is overgelegd als productie 9 bij dagvaarding. Uit de specificatie blijkt dat volgens Cozzmoss het totaal van de door haar gemaakte kosten€ 150,75 bedraagt. Hoewel deze werkzaamheden in beginsel van dien aard zijn dat het redelijk is om daarvoor een vergoeding te verlangen, kan de kantonrechter geen vergoeding daarvoor toewijzen.De reden is dat niet is toegelicht of en zo ja, op basis van welke kostenafspraak (voor welk bedrag) de door Cozzmoss gemaakte kosten aan de Volkskrant, Trouw en ND worden doorberekend. Hierdoor is onduidelijk of en voor welk bedrag de Volkskrant, Trouw en ND vermogensschade lijden door de door Cozzmoss verrichte werkzaamheden. Hieruit volgt dat de vordering wegens administratiekosten als onvoldoende onderbouwd moet worden afgewezen.

IEF 10161

deAuteurs: Vlaamse evenknie LIRA en VEVAM

Persbericht hier. Op 7 september werd het ministerieel besluit gepubliceerd in het Staatsblad (hier, pagina 56599) deAuteurs zal de rechten beheren die voortvloeien uit de exploitatie van literaire en audiovisuele werken, illustraties, strips en podiumkunsten in Vlaanderen en Nederland per 1 januari 2012. Ze vervoegt daarmee reeds bestaande vennootschappen zoals SACD, Scam, SOFAM en Sabam en zal met het Nederlandse LIRA en VEVAM nauw samenwerken.

Wat vooraf ging…
Vanuit de nood aan meer gerichte diensten die tegemoet komen aan de specifieke culturele identiteit van Vlaanderen, hebben een aantal auteurs enkele jaren geleden het idee opgevat zich te verenigen in een nieuwe structuur voor het beheer en de verdediging van hun rechten.

Talloze overlegvergaderingen met de administratie van de dienst voor Intellectuele Eigendom (FOD Economie) en het kabinet van minister Van Quickenborne volgden, met als doel de vergunningsaanvraag helemaal af te stemmen op de strengere wetgeving rond de controle op beheersvennootschappen. deAuteurs is de eerste vennootschap die goedgekeurd werd conform de nieuwe wet over de controle op beheersvennootschappen.
Doelstellingen van deAuteurs:

  • de auteurs op de Nederlandstalige markt verenigen, internationale perspectieven bieden en een constructieve dialoog met exploitanten aangaan zoals producenten, televisiezenders, distributeurs, serviceproviders en theaterorganisatoren; 
  • het collectieve beheer in Vlaanderen en Nederland optimaliseren; 
  • het werk van de auteurs promoten in België en in het buitenland; 
  • samenwerken met representatieve auteursverenigingen; 
  • een internationale creatieve auteursgemeenschap ontwikkelen, aangepast aan de huidige informatiemaatschappij. 
  • nauwe samenwerking met de Nederlandse evenknieën LIRA (voor literaire werken en scenaristen) en VEVAM (voor regisseurs).

Essentieel voor deAuteurs is het beheer door auteurs. In deAuteurs zetelen geen producenten, uitgevers of theaterorganisatoren. Het bestuur bestaat uitsluitend uit auteurs, die de verschillende categorieën vertegenwoordigen: Rik D’hiet (scenario), Paul Pourveur (podiumkunsten) Manu Riche (documentaire), Koen Stassijns (poëzie), Patrice Toye (regie), Judith Van Istendael (strip en illustratie), Erik Vlaminck (literatuur) en Willem Wallyn (audiovisuele fictie), voorzitter van de raad van bestuur. Directeur is Katrien Van der Perre, juriste en experte in auteursrecht (UGent).

Een sterk netwerk

De nieuwe beheersvennootschap ontstaat niet ex nihilo: ze groeit uit de schoot van de van oorsprong Franse vennootschappen SACD en Scam en zal gedurende de opstartperiode kunnen rekenen op de know how en logistieke steun van deze internationale beheersvennootschappen. Voor het internationale beheer zullen de leden van deAuteurs lid blijven van/ aansluiten bij SACD en Scam, die hen in het buitenland zullen vertegenwoordigen.

Binnenkort meer op de website: www.deAuteurs.be

IEF 10141

Rechtstreeks (oorspronkelijk) en uitsluitend

HvJ EU 6 september 2011, Zaak C-277/10, concl. A-G Trstenjak (Luksan vs . van der Let)

Prejudiciële vragen Handelsgericht Wien, Oostenrijk. Auteursrecht en naburige rechten. Contractuele verdeling van de exploitatierechten van een cinematografisch werk tussen de auteur en de producent ervan – Nationale regeling die al deze rechten aan de producent toekent. Dienen exploitatierechten van rechtswege rechtstreeks aan de hoofdregisseur of andere door de wetgever van een lidstaat vastgestelde filmauteurs toe te komen en niet (uitsluitend) aan de filmproducent.

A-G: hoofdregisseur heeft exploitatierechten. Echter BC staat toe die rechten ook bij filmproducent te leggen. Reproductierecht voor privégebruik oorspronkelijk bij de filmproducent. Nationale regeling waarbij filmauteur en filmproducent gelijk delen is niet-verenigbaar met Europese richtlijn 2001/29.

1. Zijn wetgevingen van lidstaten die de exploitatierechten van rechtswege rechtstreeks (oorspronkelijk) en uitsluitend aan de filmproducent toewijzen, in strijd met het Unierecht?

2a.    Blijft het naar Unierecht ook met betrekking tot andere dan huur- en uitleenrechten aan de wetgevers van de lidstaten voorbehouden, met betrekking tot aan de hoofdregisseur van een cinematografisch of audiovisueel werk of aan andere door de wetgever van een lidstaat vastgestelde filmauteurs toekomende exploitatierechten in de zin van punt 1 voorbehouden te voorzien in een wettelijk vermoeden van overdracht van deze rechten aan de filmproducent en - zo ja - moet dan aan de in artikel 2, leden 5 en 6, van richtlijn 92/100/EEG juncto artikel 4 van deze richtlijn vastgestelde voorwaarden worden voldaan?
2b.    Is het oorspronkelijke bezit van het recht met betrekking tot de hoofdregisseur van een cinematografisch of audiovisueel werk of andere door de wetgever van een lidstaat vastgestelde filmauteurs ook van toepassing op het door de wetgever van een lidstaat toegekende recht op passende vergoeding zoals de in § 42b van het Urheberrechtsgesetz (Oostenrijkse wet op het auteursrecht; hierna: "UrhG") bedoelde zogenaamde thuiskopievergoeding voor blanco cassettes, respectievelijk op het recht op een billijke compensatie in de zin van artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29/EG?

Indien vraag 2b bevestigend wordt beantwoord:
3.    Blijft het naar Unierecht aan de wetgevers van de lidstaten voorbehouden met betrekking tot het aan de hoofdregisseur van een cinematografisch of audiovisueel werk of aan andere door de wetgever van een lidstaat vastgestelde filmauteurs toekomende recht in de zin van punt 2 te voorzien in een wettelijk vermoeden van overdracht van dit recht op vergoeding aan de filmproducent en - zo ja - moet dan aan de in artikel 2, leden 5 en 6, van richtlijn 92/100/EEG juncto artikel 4 van deze richtlijn vastgestelde voorwaarden worden voldaan?
Indien vraag 3 bevestigend wordt beantwoord:
4.    Is de wettelijke regeling van een lidstaat verenigbaar met de bovengenoemde unierechtelijke bepalingen inzake auteursrecht en naburige rechten, wanneer zij aan de hoofdregisseur van een cinematografisch of audiovisueel werk of aan andere door de wetgever van een lidstaat vastgestelde filmauteurs weliswaar een recht op de helft van het wettelijke recht op vergoeding toekent, maar dit recht door onderhandeling voor wijziging vatbaar en derhalve voor afstand vatbaar is?

A-G concludeert als antwoord op de prejudiciële vragen:

1)      Artikel 1, lid 5, juncto artikel 2 van richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel en artikel 2, lid 1, van richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (gecodificeerde versie) juncto de artikelen 2 en 3 van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moeten aldus worden uitgelegd dat de hoofdregisseur filmauteur in de zin van deze bepalingen is en dat de uitsluitende exploitatierechten van reproductie, uitzending via satelliet en andere mededeling aan het publiek door middel van beschikbaarstelling aan het publiek dus in beginsel aan hem toekomen.

2)      De lidstaten zijn ingevolge artikel 14bis, leden 2, sub b, c en d, en 3, van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, herzien te Parijs op 24 juli 1971, echter bevoegd een regeling vast te stellen volgens welke deze uitsluitende exploitatierechten oorspronkelijk ontstaan bij de filmproducent, voor zover
–        tussen de hoofdregisseur en de filmauteur een overeenkomst is gesloten, waarbij de hoofdregisseur zich ertoe verbindt als regisseur op te treden;
–        afwijkende overeenkomsten waarbij de hoofdregisseur zich de uitsluitende exploitatierechten dan wel de uitoefening van die rechten voorbehoudt, mogelijk zijn;
–        de lidstaten verzekeren dat de filmauteur in dat geval een billijke vergoeding in de zin van artikel 17, lid 1, tweede volzin, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ontvangt.

3)      Wanneer de lidstaten ingevolge artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 voorzien in een beperking van het reproductierecht van de filmauteur als bedoeld in artikel 2, aanhef sub a, van richtlijn 2001/29 ten behoeve van de reproductie voor privégebruik, moeten zij waarborgen dat de filmauteur een billijke compensatie ontvangt. Voor zover dit is gewaarborgd, staan die bepalingen niet in de weg aan een nationale regeling volgens welke het recht op vergoeding wegens reproductie voor privégebruik oorspronkelijk bij de filmproducent ontstaat.

4)      De artikelen 5, lid 2, sub b, en 2, aanhef sub a, van richtlijn 2001/29 moeten aldus worden uitgelegd dat daarmee niet verenigbaar is een nationale regeling waarbij het recht van de filmauteur op een passende vergoeding voor de helft wordt toegekend aan de filmauteur en voor de helft aan de filmproducent, zodat de filmauteur slechts de helft van de voor de beperking van zijn auteursrecht passende vergoeding ontvangt.”

IEF 10115

Monopoliepositie geen volwaardige markt

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) op kamervragen inzake functioneren van BUMA/STEMRA , Aanhangsel Handelingen II, 2010-2011, nr. 3230.

Samengevat: artikel 30a Aw vereist toestemming van Minister van Justitie en die is nu enkel verleend aan BUMA, feitelijk iser dus geen volwaardige markt van elkaar beconcurrende collectieve beheersorganisaties, maar een monopolipositie. Het CvTA houdt zicht op bestuurlijke herziening. Ten overvloede: verbreden toezicht is wetsvoorstel (IEF 9970)

2 Klopt het dat Buma via haar wettelijke taak rond openbaarmaking een monopoliepositie heeft waardoor muzikanten die rechten willen innen geen keuze hebben dan gebruik te maken van de diensten van Buma/Stemra?

Op basis van artikel 30a van de Auteurswet heeft een bedrijf dat wil bemiddelen inzake het muziekauteursrecht, toestemming nodig van de Minister van Justitie. Tot op heden is die toestemming enkel verleend aan de vereniging Buma. Buma beschikt hierdoor in Nederland feitelijk over een monopoliepositie. Muziekauteurs zijn overigens niet verplicht om de licentieverlening inzake de uitvoering van een werk in een radio- of televisieprogramma of uitvoering in het openbaar onder te brengen bij Buma. Het staat een auteur vrij om die taak zelf ter hand te nemen.

3 Wat vindt u van het functioneren van Buma/Stemra? 
4 Wat is uw mening over de bestuursstructuur van Buma/Stemra? Wat vindt u van de signalen dat de directeur op te grote afstand staat van de bestuursleden en dat de bestuursleden en de raad van toezicht over weinig controle instrumenten beschikken? 
5 Bent u van mening dat de belangen van componisten en tekstschrijvers op dit moment door Buma/Stemra op een goede manier behartigd worden? 
6 Zo nee, bent u bereid actie te ondernemen gezien het feit dat hier een wettelijke taak vervuld wordt? Kunt u op korte termijn de governance van Buma/Stemra doorlichten en de Kamer over de uitkomsten van deze doorlichting voor het einde van 2011 informeren? 
7 Wat vindt u van een tijdelijke ondercuratelestelling totdat er orde op zake is gesteld zoals bijvoorbeeld bij het CBR gebeurd is?

Buma verstrekt namens muziekauteurs privaatrechtelijke licenties aan derden voor de uitzending van muziekwerken in radio- en televisieprogramma’s en de uitvoering van muziekwerken in het openbaar. De vereniging Buma is een privaatrechtelijke rechtspersoon die, anders dan het CBR, geen besluiten in de zin van de Awb neemt. Het bestuur van een vereniging is verantwoording verschuldigd aan de leden. Het is aan de leden van de vereniging – en niet in de eerste plaats aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie - om zich een oordeel te vormen over het functioneren van het bestuur van de vereniging. In de algemene ledenvergadering van 23 mei jl. is een motie aangenomen waarin wordt aangedrongen op fundamentele herstructurering van het bestuur. Voorafgaand aan de ledenvergadering is door het bestuur een bestuurscommissie Governance ingesteld voor een fundamentele herbezinning op de bestuurlijke structuur. De uitkomsten van de herbezinning worden door Buma in 2011 verwacht. De noodzakelijke statutenwijzigingen die uit de herbezinning voortvloeien zullen worden voorgelegd aan de leden. De statuten bepalen dat statutenwijzigingen de instemming van de Minister van Justitie behoeven. 

Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 beschikt Buma feitelijk over een monopoliepositie. Omdat er geen volwaardige markt van elkaar beconcurrerende collectieve beheersorganisaties bestaat, heeft de wetgever toezicht noodzakelijk geacht om rechthebbenden en betalingsplichtigen waarborgen te bieden voor een transparant en efficiënt functioneren van deze organisaties. De toezichtstaak is ondergebracht bij het College van Toezicht Auteursrechten. Het College van Toezicht heeft in mei 2010 een notitie Goed en integer bestuur collectieve beheersorganisaties opgesteld. In de notitie wordt aangedrongen op het opstellen van een deugdelijke regeling voor integer bestuur. Dit heeft geleid tot het opstellen van de Richtlijnen Goed Bestuur en Integriteit CBO’s door Voice, de brancheorganisatie voor collectieve beheersorganisaties, waaronder Buma. Deze richtlijnen maken onderdeel uit van het CBO keurmerk dat eerder door VOICE is opgesteld en thans wordt geïmplementeerd. De eerste audits zullen komend najaar worden uitgevoerd door het Keurmerkinstituut, een onafhankelijke certificerende instelling.

Het College van Toezicht heeft aangegeven de ontwikkelingen inzake de bestuurlijke herzieningen bij Buma nauwgezet te volgen. Volledigheidshalve wijs ik u erop dat in uw Kamer een voorstel voorligt inzake het versterken en verbreden van het toezicht op collectieve beheersorganisaties (TK 2008-2009, 31 766, nr. 2). Onderdeel van het wetsvoorstel is de bepaling dat de voorafgaande instemming van de minister van Veiligheid en Justitie met een statutenwijziging zal worden ondergebracht bij het College van Toezicht Auteursrechten.

1) Kafka voor gevorderden Hoe een liedjesmachine vastliep in een moeras rond zijn auteursrechten, VK, 7 juli 2011 
2) Leden wippen mister Buma, VK, 24 mei 2011 
3) ‘Auteurs publieke omroep afgeknepen’, VK, 14 mei 2011 
4) Buma/Stemra-directie zit fors boven balkenendenorm, VK, 10 mei 2011 
5) 'Hoe Buma/Stemra werkt, grenst aan bestuurlijke krankzinnigheid'; interview Henk Westbroek en Hans Kosterman, bestuursleden Buma/Stemra, VK, 4 mei 2011 
6) 'Buma/Stemra kent in feite twee besturen' Westbroek kritiseert 'bestuurlijke krankzinnigheid', VK, 4 mei 2011 
7) Componist spekt eigen kas met hulp van Buma/Stemra, VK, 16 februari 2011 
8) Schrille wanklanken in de muziekindustrie; Buma/Stemra 'Financiële blackbox' in de auteursrechtenwereld, VK, 16 februari 2011

IEF 10095

Videma eerste met CBO-Keurmerk

Stichting Videma is de eerste collectieve beheersorganisatie aan wie op bindend advies van het Keurmerkinstituut toestemming is verleend voor het voeren van het CBO-Keurmerk Directeur Ad Heskes ontving het eerste certificaat uit handen van VOI©E-voorzitter Aad Kosto.

Stichting Videma is de eerste collectieve beheersorganisatie (cbo) waar een audit voor het voeren van het CBO-Keurmerk (IEF 9609) plaatsvond, met positief gevolg. De komende drie jaar mag Videma het CBO-Keurmerk voeren voor het toepassingsgebied vertoningsrechten TV-programma’s via Nederlandse kanalen, mits de jaarlijkse tussentijdse controle bevestigt dat nog steeds aan alle criteria wordt voldaan.

Lees meer hier (link)

IEF 10056

Aantal hits en combinatie van zoektermen

Vrz. Rechtbank Haarlem 28 juli 2011, LJN BR 4466 (Reprise Biopharmaceutis LLC en Dr.A tegen Ferring B.V.)

Als randvermelding. Deurwaarderskortgeding. Conservatoir bewijsbeslag met betrekking tot IE-recht. Nadat de deurwaarder is aangevangen met de beslaglegging, ontstaat een discussie tussen de advocaten van betrokken partijen over de wijze waarop de beschikking, waarbij verlof is verleend tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag met aanstelling van een gerechtelijk bewaarder, moet worden geïnterpreteerd. De deurwaarder heeft op de voet van artikel 438 lid 4 Rv het kort geding tussen partijen aanhangig gemaakt. Uitleg van een beslagverlofbeschikking die is gegeven door ondertekening van de woorden “Toegestaan als verzocht”.

De voorzieningenrechter overweegt voorts dat de deurwaarder beslag mag leggen op de in het rekest nader genoemde bescheiden, ook in digitale vorm. Dit blijkt uit de Memorie van Toelichting bij artikel 843a Rv dat onder ´bescheiden´ tevens op een gegevensdrager aangebrachte gegevens wordt verstaan. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat de deurwaarder niet mag overleggen met verzoekers over de wijze waarop hij beslag legt. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat het proces-verbaal van beslaglegging geen informatie mag bevatten over de inhoud van de in beslag genomen bescheiden. Wel hebben verzoekers er recht op en belang bij om te weten of het beslag doel heeft getroffen. Compensatie van de proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv.

17. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter het volgende op. Het proces-verbaal van beslaglegging mag geen informatie over de inhoud van de in beslag genomen bescheiden bevatten. Met Reprise en [A] is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekers er wel recht op en belang bij hebben om te weten of het beslag doel heeft getroffen. Dit brengt met zich dat in het proces-verbaal van bewijsbeslag mag worden vermeld, gespecificeerd naar elk van de onder 2 genoemde beslagobjecten, of het beslag doel heeft getroffen.

18. Ten aanzien van het laatste geschilpunt – mag er wel of niet gedurende het beslag overleg gevoerd worden met verzoekers over het aantal hits en het daarna uit te voeren combineren van zoektermen – heeft de deurwaarder zich op het standpunt gesteld dat inhoudelijk overleg met verzoekers gedurende het beslag over het aantal hits, niet in strijd is met de beschikking noch met de geheimhoudingsplicht, nu er inhoudelijk niet over de bescheiden wordt gesproken. Een dergelijk overleg leidt er volgens de deurwaarder alleen maar toe dat de hoeveelheid definitief in beslag genomen data afneemt waardoor Ferring op geen enkel punt in haar belangen wordt geschaad. Ook Reprise en [A] stellen dat het praktisch is dat zij tijdens het beslag overleg voeren met de deurwaarder over de mogelijke zoektermen en combinaties daarvan die leiden tot inbeslagname van bepaalde bescheiden.

IEF 10055

Niet-ontvangen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 augustus 2011 (Lensink curator Fan Media B.V. en Herselman)

Met dank aan Erik Vollebregt, Greenberg Traurig

In't kort. SEKAM-betalingen, ongerechtvaardigde verrijking. Formats en licentie Televisieprogramma's. Einde samenwerkingsovereenkomst. Volgens de samenwerkingsovereenkomst heeft er overdracht van auteursrechten plaatsgevonden en is er geen sprake van een ongerechtvaardigde verrijking. Er is ook geen recht op de helft van de Sekam-vergoedingen. Liquidatietarief, want geen specificatie ex art. 1019h Rv.

4.5 Uit het voorgaande volgt dat het onder r.o. 4.1. weergegeven verweer van Herselman dat Fan Media de auteursrechten ex artikel 3 van de samenwerkings-overeenkomst heeft overgedragen, slaagt. Hieruit volgt dat Fan Media geen recht had op de Sekam-vergoedingen en dus ook niet is veramrd door het niet ontvangen daarvan. Dit betekent dat de stelling van Lensink dat de boedel van Fan Media schade heeft geleden door het niet-ontvangen van de Sekam-vergoedingen faalt. Reeds hierom komt aan Fan Media geen vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking toe. De Primaire grondslag van de vordering faalt derhalve. Daarmee wordt toegekomen aan de beoordeling van de subsidiaire grondslag daarvan.

Recht op de helft van de Sekam-vergoedingen?
4.6. Tegen de subsidiaire grondslag van de vordering heeft Herselman meest verstrekkend aangevoerd dat het in de onderhavige procedure niet gaat om schikkingen met tussen individuele licentiehouders met derden, maar om de vraag of Fan Media een vordering heeft op Herselman. Dit verweer slaagt. (...) Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien op welke wijze (elk van) deze gestelde betalingsverplichtingen - wat daar verder van zij - Herselman als gedaagde partij regarderen, laat staan hoe zulks kan leiden tot een betalingsverplichting van Herselman van de helft van de thans in het geding zijde Sekam-vergoedingen aan de boedel van Fan Media. Reeds hierom kan de subsidiaire grondslag van de vordering niet slagen. Dit brengt mee dat aan een beoordeling van het voorts hieromtrent gevoerde partijdebat niet wordt toegekomen.

IEF 10044

Hoewel fishing expeditions voorkomen

Vrz. Rechtbank Utrecht 2 augustus, LJN BR4420 (Cher c.s. tegen Universal International Music B.V.)

Met dank aan Sandra Frommelt en Max van Leyenhorst, Legaltree

Auteursrecht en een zelfstandig beroep op artikel 843a Rv. De Nederlandse tak van platenmaatschappij Universal moet de Amerikaanse rockster Cher direct inzage geven in documenten die met haar royalties te maken hebben. Cher heeft recht op 15 procent van de royalties van twee verzamelalbums die Universal wereldwijd heeft uitgegeven. Eerder bepaalde een Amerikaanse rechter dat Universal financiële documenten moest afstaan, Universal werkte niet mee en Cher vroeg om een voorlopige voorziening in kort geding.

Het Superior Court in de VS heeft met beroep op het Bewijsverdag verzocht om een getuige te horen en stukken op te vragen bij een in NL gevestigde vennootschap. Deze vennootschap weigert de stukken in te brengen. De eisende partij (popzangeres Cher) vordert dat de voorzieningenrechter UIM bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om deze stukken te overleggen. Deze gaat daartoe over na een grondige toets op rechtmatig belang, bestaan van rechtsbetrekking, aanduiding van 'bepaalde bescheiden' en gewichtige reden exhibitieplicht.

Rechtmatig belang: ja 4.4. (...) In de eerste plaats moet sprake zijn van een rechtmatig belang. Het belang van Cher om inzage te verkrijgen in de in Schedule A genoemde bescheiden is gelegen in de mogelijkheid om haar stelling dat zij jegens Incorporated nog aanspraak kan maken op royalties kan staven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, nu de distributie van de betreffende CD’s door tussenkomst van UIM heeft plaatsgevonden en UIM - naar aangenomen moet worden - beschikt over de daarbij behorende administratie, voldoende aannemelijk is dat Cher een rechtmatig belang heeft bij inzage daarin. (...)

Rechtsbetrekking: ja 4.5. Vervolgens zal de vraag worden beantwoord of de bescheiden die worden verzocht kunnen worden aangeduid als ‘aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn’. UIM heeft in dit verband aangevoerd dat Cher geen partij is in de rechtsbetrekking waarop de informatie ziet. De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer. Aangenomen moet worden dat het begrip ‘rechtsbetrekking’ sinds de wijziging van artikel 843a Rv. per 1 januari 2002, waarbij een modernisering van dit artikel is beoogd, ruim moet worden uitgelegd en niet slechts betrekking heeft op directe rechtsbetrekkingen tussen partijen zelf. In het onderhavige geval beroept Cher zich op een overeenkomst met Incorporated. Incorporated heeft ervoor gekozen om de uitvoering hiervan door een andere, zich binnen haar concern bevindende vennootschap, te weten UIM, te laten plaatsvinden. Cher heeft hierop geen invloed kunnen uitoefenen. Onder die omstandigheden kan UIM zich in redelijkheid niet op het standpunt stellen dat Cher geen partij is bij de rechtsbetrekking en moet het begrip rechtsbetrekking ruim worden uitgelegd in die zin dat ook andere rechtsbetrekkingen met betrekking tot de exploitatie van de muziek van Cher daaronder moeten worden begrepen.

Bepaalde bescheiden: ja 4.6. Voorts moet worden beoordeeld of voldaan is aan de eis van ‘bepaalde bescheiden’. UIM heeft gemotiveerd betwist dat daarvan sprake is. Volgens UIM is onvoldoende duidelijk op welke documenten wordt gedoeld en zij illustreert dit aan de hand van in de Schedule A onder 7 geformuleerde verzoek. De voorzieningenrechter overweegt dat, hoewel fishing expeditions voorkomen moet worden, de eis van bepaalbaarheid ook niet te strikt moet worden uitgelegd. Degene die een beroep doet op artikel 843a Rv zal immers in veel gevallen niet exact kunnen aangeven welke documenten hij nodig heeft om zijn vordering te onderbouwen. De bescheiden moeten echter wel zodanig worden omschreven dat duidelijk is waarop wordt gedoeld en dat getoetst kan worden of de verzoeker daarbij een rechtmatig belang heeft. Dat betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter, dat Cher in haar verzoek specifieke documenten moet benoemen en aanwijzen. De voorzieningenrechter zal in rechtsoverweging 4.8 aan de hand van de diverse onderdelen van Schedule A beoordelen of voldaan is aan de eis van bepaalbaarheid.

Gewichtige reden exhibitieplicht: ja 4.7. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of er gewichtige redenen zijn die aan de exhibitieplicht in de weg staan en of redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. UIM heeft in dit verband aangevoerd dat zij al veel informatie heeft ingebracht hetgeen met veel zoekwerk gepaard is gegaan en dat van haar –temeer nu zij buiten het geschil staat- niet verwacht kan worden dat zij hierin nog meer tijd en energie steekt. Ook heeft zij aangevoerd dat een deel van de gevraagde informatie zich niet bij UIM maar bij Warner UK bevindt. Ten aanzien van dit laatste overweegt de voorzieningenrechter dat UIM slechts kan worden gehouden aan de verplichting om informatie aan te leveren waarover zij beschikt, zoals in het dictum tot uiting zal worden gebracht. (...)

IEF 9920

In zoverre terecht

HR 8 juli 2011, LJN BQ1703 (Stichting de Thuiskopie tegen verweerder) met concl. Verkade

van rechtspraak.nl: Auteursrecht. Geïmporteerde blanco informatiedragers verhandeld zonder thuiskopievergoeding af te dragen en opgave te doen van het aantal geïmporteerde blanco informatiedragers als bedoeld in art. 16f Aw. Schending door een importeur van de op hem rustende, uit art. 16c e.v. Aw. voortvloeiende, verplichtingen is onrechtmatig jegens Thuiskopie, hetgeen meebrengt dat, in geval van een dreigende schending van die verplichtingen, grond kan bestaan voor toewijzing van een op de voet van art. 3:296 BW gevorderd, op de naleving van deze rechtsplichten gericht, verbod, ook in kort geding. Indien in eerste aanleg een dwangsom is opgelegd en de hoofdveroordeling waaraan de dwangsom is verbonden in appèl door een behoorlijk naar voren gebrachte grief opnieuw aan de orde is gesteld, staat het de appèlrechter vrij het bedrag en de modaliteiten van die dwangsom in zijn beoordeling te betrekken, ook zonder dat in hoger beroep daartegen een specifieke grief is gericht ( HR 6 januari 2006, NJ 2007/35). Geen van de klachten slagen in cassatie.

3.6.1 Onderdeel 1 keert zich tegen het oordeel dat [verweerder], op de gronden vermeld in rov. 14, niet op grond van art. 3:296 BW kan worden verboden om blanco informatiedragers te importeren of te verhandelen, maar alleen kan worden veroordeeld om opgaven en afdrachten te doen en/of inzage te geven als bedoeld in art. 16c-16g Aw.

3.6.2 Het onderdeel kan bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden nu de toewijzing van het (import-/verhandel)verbod in het vonnis van de rechtbank door het hof is bekrachtigd. Naar aanleiding van de onderdelen 1a en 1b, die het bestreden oordeel als onjuist bestrijden, ziet de Hoge Raad evenwel aanleiding het volgende te overwegen.

3.6.3 De regeling van art. 16c e.v. Aw voorziet in een vergoeding voor het kopiëren van beeld- en geluidsopnamen voor eigen oefening, studie of gebruik (het privé-kopiëren of thuiskopiëren), welke vorm van gebruik van het auteursrechtelijk beschermde werk is toegestaan zonder dat toestemming van de rechthebbende is vereist. Deze wettelijke licentie brengt mee dat tegen het thuiskopiëren als zodanig niet door een auteursrechthebbende met een verbodsvordering in rechte kan worden opgekomen, ook niet indien aan de in art. 16c-16ga Aw opgenomen verplichtingen niet is of wordt voldaan. Dit laat echter onverlet dat het niet nakomen door een importeur van de op hem rustende, uit de genoemde wetsbepalingen voortvloeiende verplichtingen jegens Thuiskopie onrechtmatig is, hetgeen meebrengt dat, in geval van een dreigende schending van deze verplichtingen, grond kan bestaan voor toewijzing van een op de voet van art. 3:296 BW gevorderd, op de naleving van deze rechtsplichten gericht verbod, ook in kort geding. Dat de formulering van de regeling van art. 16c e.v. Aw niet duidt op een (al dan niet) 'herlevend', aan de auteursrechthebbende toekomend verbodsrecht, staat dan ook, anders dan het hof heeft geoordeeld, niet in de weg aan toewijzing van de onderhavige verbodsvordering van Thuiskopie. De hierop betrekking hebbende klachten van de onderdelen 1a en 1b zijn dus in zoverre terecht voorgesteld.

3.7.1 Onderdeel 2 klaagt dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep is getreden door buiten de grieven om de hoogte van de door de rechtbank aan het (import-/verhandel)verbod verbonden dwangsom op een lager bedrag te bepalen, en de door de rechtbank aan de overige toegewezen vorderingen verbonden dwangsommen te maximeren.

3.7.2 Deze klacht faalt. Indien de eerste rechter een dwangsom heeft opgelegd en de hoofdveroordeling waaraan de dwangsom is verbonden in hoger beroep door een behoorlijk in het geding naar voren gebrachte grief opnieuw aan de orde is gesteld, staat het het de rechter in hoger beroep immers vrij het bedrag en de modaliteiten van die dwangsom in zijn beoordeling te betrekken, ook zonder dat in hoger beroep daartegen een specifieke grief is gericht (HR 6 januari 2006, LJN AU6631, NJ 2007/35).
Weliswaar vindt die vrijheid zijn begrenzing daar waar de appelrechter de wijziging van bedrag of modaliteiten van de opgelegde dwangsom doet steunen op een grond die rechtens onjuist is, zoals blijkens de gegrondbevinding van onderdeel 1 hier het geval is, maar het onderdeel bevat geen daarop gerichte klacht.

3.8 De klachten van onderdeel 3 kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.