DOSSIERS
Alle dossiers

Tekst  

IEF 7377

Een bijzonder Chapter

Rechtbank Utrecht, 10 december 2008, KG ZA 08-1118, Sijthoff tegen Vereniging Wikimedia Nederland en Stichting Wikimedia Nederland (met dan aan Hendrik Struik en Menno Briët, CMS Derks Star Busmann)

Vordering tot verwijdering artikel van Wikipedia en bekendmaking personalia auteur afgewezen. Wikimedia Nederland c.s. heeft geen zeggenschap over de beschikbaarstelling en de inhoud van de Nederlandse versie van Wikipedia

Wikipedia is een project van Wikimedia Foundation (opgericht naar het recht van de staat Florida). Wikimedia Foundation wordt ondersteund door locale "chapters"; Vereniging Wikimedia is de Nederlandse "chapter" van Wikimedia Foundation.

Jacob H, moderator bij Wikipedia, heeft omstreeks april 2008 op de website van Wikipedia een artikel over Sijthoff geschreven. Wikipedia Nederland c.s. heeft geen gevolg gegeven aan de brief van Sijthoff waarin hij haar aansprakelijk stelt voor de door hem geleden schade wegens de, naar hij stelt, onrechtmatigheid van passages uit het artikel. In kort geding vordert Sijthoff onder meer het artikel van de website te verwijderen en bekendmaking van de personalia van auteur Jacob H.

De rechtbank is van oordeel dat, nog daargelaten wat van de gestelde onrechtmatigheid van passages uit het artikel zij, Sijthoff, in het licht van de gemotiveerde betwisting van Wikimedia Nederland c.s., onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Wikimedia Nederland c.s. zeggenschap heeft over de beschikbaarstelling en de inhoud van de Nederlandse versie van Wikipedia. Niet alleen blijkt uit de statuten van Wikimedia Nederland c.s. het tegendeel, ook uit de feitelijke gang van zaken valt dit standpunt niet zonder meer af te leiden. Niet voldoende aanemelijk is geworden dat Wikimedia Nederland c.s. zelfstandig tot verwijdering van het artikel in staat is danwel invloed kan uitoefenen op verwijdering van het artikel door Wikimedia Foundation of een andere verantwoordelijke. Tevens is niet aannemelijk gemaakt dat Wikimedia Nederland c.s. over de gegevens van Jacob H. beschikt. De vorderingen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7318

Verend opgelegde dekvloeren

Fonofloor - RedufloorRechtbank ’s-Hertogenbosch, 29 oktober 2008, LJN: BG4633, Fonofloor B.V. tegen O.C.A.M. Holding B.V.,

Auteursrecht. Merkenrecht. Concurrentie na samenwerking. Geen inbreuk op auteursrecht m.b.t brochure, folder algemene voorwaarden en  prestatiecertificaat. Onduidelijkheid over eventuele auteursrechthebbende is niet van belang, nu van inbreuk geen sprake is. “Zeer vergelijkbaar” is onvoldoende, nu de omvang, de tekst en de afbeeldingen sterk van elkaar verschillen. Merk Redufloor maakt geen inbreuk op Fonofloor.

Wanneer de relatie tussen de opdrachtgever en degene die het materiaal heeft ontwikkeld, wordt verbroken, kan de opdrachtgever het materiaal in beginsel blijven gebruiken zonder daarvoor een (eventueel aanvullende) vergoeding verschuldigd te zijn, tenzij anders is overeengekomen. 

“De rechtbank acht het begrijpelijk dat Fonofloor liever had gewild dat OCAM c.s. meer afstand ten opzichte van haar en haar product zou nemen. Dat betekent echter nog niet dat er sprake is van onrechtmatig handelen van OCAM c.s.” Proceskosten volgens liquidatietarief.

Auteursrecht op de brochure en de folder met verwerkingsvoorschriften:

"4.4. De brochure van Fonofloor en de folder met verwerkingsvoorschriften zijn door Mediacom in opdracht van Fonofloor gemaakt, dat staat tussen partijen vast. De maker wordt niet op dit materiaal vermeld. Op grond van artikel 8 Auteurwet wordt in een dergelijk geval de vennootschap die het werk als afkomstig van haar openbaarmaakt, als maker aangemerkt. Partijen kunnen bij overeenkomst hiervan afwijken. Volgens OCAM c.s. gelden de algemene voorwaarden van Mediacom, waarin onder meer is bepaald dat zij eigenaar van de intellectuele eigendomsrechten van door haar ontwikkelde producten blijft. Fonofloor beroept zich op vernietiging van die voorwaarden, omdat deze volgens haar niet door Mediacom aan Fonofloor zijn verstrekt. Volgens OCAM c.s. zijn de voorwaarden wél verstrekt. Het staat dus nog ter discussie wie auteursrechthebbende van de brochure en de folder met verwerkingsvoorschriften is.

4.5. Als blijkt dat er geen sprake is van inbreuk op het auteursrecht, kan hier echter in het midden blijven welk van partijen auteursrechthebbende is. Wanneer de reclame van OCAM c.s. (productie 2 Fonofloor) met de brochure van Fonofloor (productie 1 Fonofloor) wordt vergeleken, blijkt dat de omvang, de tekst en de afbeeldingen sterk van elkaar verschillen. Datzelfde geldt wanneer de folder met verwerkingsvoorschriften van OCAM c.s. (productie 4 Fonofloor) met die van Fonofloor (productie 3 Fonofloor) wordt vergeleken. Alleen de in beide folders afgebeelde schema’s vertonen gelijkenissen. Fonofloor noemt het materiaal van haarzelf en Redumax “zeer vergelijkbaar”, maar dat is niet voldoende om inbreuk op auteursrecht aan te nemen. Voor zover er door OCAM c.s. al auteursrechtelijk beschermde trekken van het materiaal van Fonofloor zijn overgenomen, is dat niet in een mate gebeurd waardoor sprake is van inbreuk op het auteursrecht."

Auteursrecht op de algemene voorwaarden en het prestatiecertificaat:

"4.6. OCAM c.s. heeft aangevoerd dat de algemene voorwaarden van Fonofloor zijn gekopieerd van die van haar zusterbedrijf Wedeflex en dat ook het prestatiecertificaat een aangepaste versie van het certificaat van Wedeflex is. Dit is door Fonofloor niet weersproken, zodat het tussen partijen vast staat. Fonofloor heeft niets aangevoerd op basis waarvan moet worden geconcludeerd dat haar voorwaarden en prestatiecertificaat niettemin als nieuwe, oorspronkelijke werken zouden moeten worden aangemerkt en dus auteursrechtelijk beschermd zijn. Voor zover de voorwaarden en het certificaat van Wedeflex wél auteursrechtelijk beschermde werken zijn, kan dat evenmin tot toewijzing van de vorderingen leiden. Wedeflex is immers geen partij in deze procedure."

Merkrecht

"4.7. Voor zover Fonofloor ook een inbreuk op haar merkrecht aan haar vorderingen ten grondslag legt, overweegt de rechtbank het volgende. Fonofloor heeft als merkhouder van het merk “Fonofloor” het uitsluitend recht op dit merk, onder andere voor isolatiemateriaal en vloerbedekking. Redumax gebruikt het teken “Redufloor” voor dergelijke producten. Er is echter geen sprake van merkinbreuk, omdat “Redufloor” onvoldoende met “Fonofloor” overeenstemt om op basis daarvan verwarringsgevaar tussen beide aan te nemen.

(…) 4.9. Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van Fonofloor, voor zover gegrond op inbreuk op intellectuele eigendomsrechten, worden afgewezen."

Gesteld onrechtmatig handelen

"4.10. Partijen zijn het erover eens dat het product van Fonofloor niet door een intellectueel eigendomsrecht zoals octrooirecht wordt beschermd. Zij twisten onder meer over de vraag of het door Redumax verhandelde product is nagemaakt van het door Redumax verhandelde product, in hoeverre de producten gelijk zijn en of er verwarringsgevaar bestaat.

(…) 4.13. De rechtbank benadrukt dat bij de beoordeling van de handelwijze van OCAM c.s. de vrijheid van handel en nijverheid voorop staat. Bij het beëindigen van de zakelijke relatie tussen enerzijds Fonofloor en anderzijds OCAM, Mediacom en [S] is geen non-concurrentiebeding overeengekomen. Dat OCAM c.s. aan derden en mogelijk ook aan Fonofloor heeft laten weten zich op reclamewerk te willen gaan toeleggen, betekent niet dat zij dus geen concurrerende activiteiten mócht gaan ontplooien. Dat stond haar in beginsel vrij. Dat zou anders kunnen zijn als zij bij de concurrerende activiteiten stelselmatig of in substantiële mate het bedrijfsdebiet van Fonofloor zou afbreken, maar dit is gesteld noch gebleken.

Fonofloor stelt dat verwarring tussen beiden ontstaat door het gebruik van de brochures, verwerkingsvoorschriften, prestatiecertificaten en algemene voorwaarden van Redumax en van gelijkende namen. De brochures en verwerkingsvoorschriften van Redumax wijken naar het oordeel van de rechtbank echter zozeer af van die van Fonofloor dat deze niet tot verwarring zullen leiden (zie overweging 4.5). Datzelfde geldt voor de door Redufloor gebruikte namen “Redufloor”, “Hotfix-methode”, “Redustrip” en “Redumax-tape” ten opzichte van de door Fonofloor gebruikte namen “Fonofloor”, “Hotmeld-methode” “Fonostrip” en “Fonotape”. Het certificaat en de algemene voorwaarden van Redumax lijken weliswaar zeer sterk op die van Fonofloor, maar het gebruik van vergelijkbare certificaten en voorwaarden is in diverse branches zó algemeen dat het gebruik van het certificaat en de voorwaarden van Redumax evenmin tot verwarring tussen Redumax en Fonofloor zal leiden.

(..) 4.15. De rechtbank acht het begrijpelijk dat Fonofloor liever had gewild dat OCAM c.s. meer afstand ten opzichte van haar en haar product zou nemen. Dat betekent echter nog niet dat er sprake is van onrechtmatig handelen van OCAM c.s. Het betoog van Fonofloor dat OCAM c.s. onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld faalt, ook wanneer de diverse handelingen van OCAM c.s. in onderling verband worden beschouwd. De vorderingen van Fonofloor zullen dan ook worden afgewezen."

Gebruik materiaal na verbreken relatie opdrachtgever en ontwikkelaar

  “4.18. De rechtbank gaat ervan uit dat OCAM c.s. met het reclamemateriaal doelt op de brochures en folders die ook in conventie onderwerp van discussie zijn geweest. Zoals reeds in conventie is besproken, is tussen partijen in geschil wie het auteursrecht op dit materiaal heeft. Ook in reconventie kan het antwoord op die vraag in het midden blijven en is bewijslevering op dit punt dus niet aan de orde. Als OCAM c.s. het auteursrecht op dit materiaal heeft, geldt namelijk het volgende. Het materiaal is in opdracht van Fonofloor ontwikkeld, dat staat tussen partijen vast. Wanneer de relatie tussen de opdrachtgever en degene die het materiaal heeft ontwikkeld, wordt verbroken, kan de opdrachtgever het materiaal in beginsel blijven gebruiken zonder daarvoor een (eventueel aanvullende) vergoeding verschuldigd te zijn, tenzij anders is overeengekomen (zie ook Spoor c.s. in Auteursrecht, paragraaf 2.14). Dat daarover tussen partijen andersluidende afspraken zijn gemaakt, is niet gesteld of gebleken. Evenmin zijn feiten of omstandigheden naar voren gekomen die de rechtbank aanleiding geven van eerdergenoemd uitgangspunt af te wijken.”

Lees het vonnis hier

IEF 7316

Achterblijven met een kater

E.J. Dommering, Annotatie bij HR 30 mei 2008 (de Endstra tapes), Nederlandse Jurisprudentie 2008-556.

“Enige macro overwegingen. Het slechten van de laatste drempeleis in het auteursrecht heeft naar mijn oordeel onaanvaardbare consequenties voor het openbare informatievoorzieningsproces. Het legt immers subjectiefrechtelijke claims (die tot 70 jaar na de dood van de ‘auteur’ zullen reiken) op alle waargenomen en vastgelegde informatie waaraan ex post een subjectief karakter valt te bespeuren. De gehele wereld van ‘de feiten’ die van oudsher buiten het auteursrecht onder de free flow of information valt, is daarmee in beginsel binnen het bereik van het auteursrecht gekomen.    (…) De privacy claim kan in veel gevallen vervangen worden door een auteursrechtelijke claim (waarbinnen, behoudens de wettelijke uitzonderingen op het auteursrecht voor belangenafweging geen plaats meer is). Geïnterviewden zouden zich van dit verbodsrecht kunnen gaan bedienen om te voorkomen dat dingen die zij tijdens een interview hebben gezegd, maar waarvan zij achteraf spijt krijgen, uit de gepubliceerde versie van een interview te weren. Schuijt noemt het interview in zijn geciteerde Vrijheid van nieuwsgaring het nieuwsgaringsmiddel bij uitstek.”

Lees de volledige noot hier (website IViR).

P.B. Hugenholtz, 'De Endstra-tapes', annotatie bij Hoge Raad 30 mei 2008, LJN: BC2153 (zonen Endstra/Nieuw Amsterdam), Ars Aequi, november 2008, p. 819-822.

“Meer in het algemeen geeft het arrest weinig blijk van begrip van het menselijke scheppingsproces. Creatie is uit de aard der zaak een bewuste menselijke handeling. Aan iedere schepping gaat een idee (plan, concept) vooraf. Zonder dat idee, dat richting geeft aan de schepping, is er geen werk, maar slechts onbeschermde menselijke communicatie. Daarom is de letterlijk opgetekende echtelijke ruzie geen werk, maar het toneelstuk waarin een echtelijke ruzie wordt verbeeld is dat wel. 

Evenmin lijkt de Hoge Raad zich veel rekenschap te geven van de consequenties van het arrest, het zoveelste in een reeks waarin het domein van het auteursrecht telkens is opgerekt. De Hoge Raad lijkt uit het oog te verliezen dat het object van het auteursrecht iets beschermenswaardigs vertegenwoordigt. Is er werkelijk een cultureel of ander algemeen belang gemoeid met de bescherming (door een langlopend exclusief recht) van normale menselijke conversatie? Vinden er in Nederland zonder de stimulans van een auteursrecht te weinig gesprekken plaats?

Helaas lijkt de rechtsgrond van het auteursrecht in het arrest geen enkele rol te hebben gespeeld. Hetzelfde geldt voor de keerzijde van het auteursrecht: de informatievrijheid. Menselijke conversatie is de grondstof van informatievrijheid; er moeten goede gronden zijn om die door een uitsluitend recht te beperken, zo blijkt uit artikel 10 lid 2 EVRM.

Het wachten is nu op het (eind)oordeel van het Haagse gerechtshof. (…)  Zoals het Amsterdamse hof al moest toegeven, heeft Endstra zijn woorden waarschijnlijk wel ‘creatief’ gekozen en daardoor zijn persoonlijk stempel op de conversatie gezet. Maar misschien werpt het hof de reddingsboei die de Hoge Raad in de slotzin van r.o. 4.5.1 voor Nieuw Amsterdam lijkt te hebben klaargelegd: Daarbuiten [de eis van persoonlijk stempel] valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. Mogelijk loopt de zaak bij het Haagse hof dus nog met een sisser af, maar de auteursrechtelijke doctrine blijft achter met een kater.”

Lees de volledige noot hier (website IViR).

IEF 7312

De teksten van incasso-overeenkomsten

Hoge Raad, 21 november 2008, LJN: BF5284, Juresta Nederland B.V. tegen Advex Financiële Diensten B.V. c.s.  (met conclusie A-G Verkade)

81 RO-arrest. Oorspronkelijk auteursrechtelijk geschil. Onrechtmatige daad. Schadeplichtigheid na betekening van vonnis dat later werd vernietigd; eigen schuld in de zin van art. 6:101 BW; schadeberekening; gebruik deskundigenrapport waarop partijen niet tussentijds hebben kunnen reageren; passeren bewijsaanbod. Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling en verwerpt het beroep (81 RO). 
 
In deze zaak gaat het om de vraag of Juresta jegens Advex c.s. aansprakelijk is voor de schade die Advex c.s. vanaf 9 januari 1998 stellen te hebben geleden als gevolg van de betekening van het later vernietigde vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 en zo ja, tot welk bedrag.

Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 is Advex c.s., op straffe van het verbeuren van een dwangsom, op auteursrechtelijke gronden verboden de (teksten van) incasso-overeenkomst(en) van Juresta geheel of gedeeltelijk in gewijzigde vorm bewerkt en/of nagebootst te verveelvoudigen of openbaar te maken. Na betekening van het vonnis door Juresta op 9 januari 1998 hebben Advex c.s. zich onthouden van het gebruik van de door hen gehanteerde incasso-overeenkomst en algemene voorwaarden. Nadien is het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 in hoger beroep vernietigd bij arrest van het hof Amsterdam van 20 mei 1999.

De rechtbank heeft - in hoger beroep en in cassatie niet bestreden - geoordeeld dat met de executie van het in hoger beroep vernietigde vonnis de onrechtmatigheid en schadeplichtigheid van Juresta jegens Advex c.s. vaststaat. De omvang van de schade is vervolgens onderwerp van geschil geworden. Na een door de rechtbank bevolen deskundigenbericht is Juresta veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan Advex c.s. Het hof heeft de bestreden vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.

Lees het arrest hier.

IEF 7288

Door het uitblijven van een bodemprocedure

Boekblad bericht: “Uitgeverij Maarten Muntinga heeft de juridische strijd tegen de Italiaanse uitgeverij Rainbow S.p.A alsnog verloren. Maarten Muntinga heeft de strijd tegen Rainbow S.p.A alsnog verloren, omdat zij na het gewonnen eerste kort geding geen bodemprocedure heeft aangespannen.  Door het uitblijven van een bodemprocedure binnen drie maanden is de uitspraak van het eerste kort geding vervallen. Muntinga moet de proceskosten van het kort geding grotendeels terugbetalen aan het Nederlandse dochterbedrijf van Rainbow S.p.A., Rainbow Distribution.

 Volgens de advocaat van Rainbow Distribution, Mr. Joris van Manen van De Brauw Blackstone Westbroek, zouden de Italianen nu weer gebruik kunnen maken van de naam Rainbow voor boeken en tijdschriften. 'Maar dat zal niet gebeuren. De cliënt heeft vanaf het begin toegezegd dat niet meer te doen en doet die toezegging gestand. Het is mijn cliënt met name te doen om haar televisieseries, dvd's en animatiefilms, zoals Winx Club en Monster Allergy en de daarop gebaseerde merchandisingartikelen. De boeken en tijdschriften zijn bijzaak.'

Lees hier meer. Wie het vonnis heeft, mag het vanzelfsprekend mailen

 

IEF 7269

Feitelijk belang

Howards HomeRechtbank ’s-Gravenhage,  5 november 2008, HA ZA 08-2892, AD Nieuwsmedia B.V. tegen Uitgeversmaatschappij De Telegraaf B.V. c.s en tegen Knowledge Exchange B.V. .

Vonnis in voegingsincident. Knipseldienst HowardsHome heeft feitelijk belang bij voeging in geschil over gebruik nieuwsberichten. Bevel tot pleidooi tevens comparitie van partijen.

Het AD vordert in de hoofdzaak, kort gezegd, een verklaring voor recht dat De Telegraaf inbreuk maakt op haar auteurs- en databankrechten door het weergeven op haar website regioselect.nl en in haar elektronische nieuwsbrief van (een gedeelte van) regionale en lokale nieuwsberichten in de vorm van (rechtstreekse) deeplinks naar het betreffende nieuwsberichten op de website met domeinnaam ad.nl.

In dit incident vordert knipseldient HowardsHome voeging aan de zijde van de Telegraaf. Zij stelt belang te hebben bij afwijzing van de vorderingen van AD, omdat zij een bedrijf is dat in opdracht van derden, waaronder De Telegraaf, relevante nieuwsberichten die in online media zijn verschenen met een geavanceerde zoekmachine zoekt en opdrachtgevers verwijzingen naar deze berichten aanbiedt en omdat (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen grote consequenties kan hebben voor haar aansprakelijkheid en bedrijfsvoering. De vordering wordt toegewezen.

“4.1. Een derde kan voeging in de zin van artikel 217 Rv vorderen, indien hij feitelijk belang heeft bij de voeging in verband met de juridische of feitelijke gevolgen die hij mogelijk van het vonnis in de procedure tussen partijen zal ondervinden. Gelet op haar werkzaamheden heeft HowardsHome belang om zich te voegen aan de zijde van De Telegraaf. De rechtbank merkt op dat wet geen aanknopingspunten biedt om aan de toewijzing van de vordering tot voeging nadere voorwaarden te verbinden, zoals een hoofdelijke veroordeling in de proceskosten die samenhangen met de voeging van HowardsHome. Evenzo biedt de wet geen aanknopingspunten voor een gedeeltelijke voeging des dat deze wordt toegestaan wat betreft de hoofdzaak en wordt geweigerd wat betreft de tevens gevorderde voorlopige voorziening. De incidentele vordering tot voeging zal onverkort en zonder nadere voorwaarden worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7257

Zonder daarbij een natuurlijk persoon te vermelden

Rechtbank Utrecht, 29 oktober 2008, LJN: BG3678, In Plan E B.V. tegen Fenland Holding B.V.

Auteursrecht. Vennootschapsauteursrecht, artt. 6 en 8 Aw. Exhibitieplicht 843a Rv. Geschil over aandeelhoudersoverenkomst (tegen welke prijs dient Fenland Holding de aandelen die zij houdt in Mede Groep aan In PlanE c.s. dient verkopen?), met klein auteursrechtcomponentje. Geen 1019h- proceskosten.

“4.25.  Fenland Holding c.s. stelt rechthebbende te zijn van de stukken die [eiser 7] sinds april 2001 bij Mede Groep c.s. heeft opgesteld en die onder zijn leiding zijn opgesteld en vordert afgifte hiervan. Mede Groep c.s. heeft dit gemotiveerd betwist. 

4.26.  De rechtbank stelt voorop dat niet gebleken is dat tussen partijen afspraken zijn gemaakt over auteursrechten. Verder is niet in geschil dat de betreffende stukken door Mede Groep c.s. openbaar zijn gemaakt. Gelet op artikel 6 en 8 van de Auteurswet, waar partijen zich op beroepen, dient de vordering van Fenland Holding c.s. afgewezen te worden. Artikel 8 Auteurswet bepaalt dat indien de vennootschap werk openbaar maakt zonder daarbij een natuurlijk persoon te vermelden, zij als de maker van dat werk wordt aangemerkt, tenzij de openbaarmaking onrechtmatig was. Zonder nadere onderbouwing van de zijde van Fenland Holding c.s., die ontbreekt, valt niet in te zien dat Mede Groep c.s., die moet worden aangemerkt als de openbaar makende instelling, onrechtmatig heeft gehandeld met de openbaarmaking.

Het subsidiaire beroep van Fenland Holding c.s. op de exhibitieplicht van 843a Rv kan haar evenmin baten en wordt door de rechtbank gepasseerd. Nu hiervoor is vastgesteld dat Fenland Holding c.s. geen auteursrechtelijke aanspraak toekomt, heeft Fenland Holding c.s. geen rechtmatig belang bij het inzien of overleggen van bescheiden omdat de grondslag hiervoor, het gestelde auteursrecht, is vervallen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7255

Dagvaarding is nieuwsfeit

Vzr.Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 10 november 2008, LJN: BG3873, Essence Trainingen Amsterdam B.V. tegen Stichting De Stelling.

Persrecht. Auteursrecht. Inhoud dagvaarding is publiek nieuwsfeit en komt niet in aanmerking voor verspreidingsverbod op grond van de auteurswet. Negatieve uitlatingen in persmedium over cursusaanbod van Essence betreffen het actuele publieke debat en zijn niet onrechtmatig, want niet nodeloos grievend of misplaatst suggestief.

“4.5. Ten aanzien van de vordering onder punt 3 overweegt de voorzieningenrechter dat de enkele stelling van Essence c.s. dat mr. H.F.C. Kuijpers maker is van de dagvaarding, nog niet betekent dat sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van de Auteurswet. De Stelling c.s. hebben zulks gemotiveerd betwist (zie pleitnota mr. M.J. Jeths, pagina 6), zodat zonder enige nadere concrete onderbouwing van de zijde van Essence c.s., welke ontbreekt, niet kan worden gezegd dat sprake is van een werk dat auteursrechtelijke bescherming geniet. De dagvaarding is bovendien een nieuwsfeit waarvan de kennisneming door het publiek bijdraagt tot beter begrip van het ter openbare terechtzitting verhandelde en uiteindelijk van dit vonnis. Nu de dagvaarding reeds ter inzage heeft gelegen bij de centrale informatiebalie van de rechtbank, waar een ieder kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan en De Stelling c.s. ook overigens niet hebben onderbouwd welk (spoedeisend) belang zij hebben bij hun vordering tot het verwijderen en verwijderd houden van de inhoud van de dagvaarding en overige processtukken op www.stelling.nl en in uitgaven van Kleintje Muurkrant zullen deze vorderingen worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

Op andere blogs:
Quafi (Dagvaarding en auteursrecht)

IEF 7168

Tegen de niet verschenen gedaagde

Gedaagde ODL - klik voor vergrotingEiser Ligman - Klik voor vergrotingRechtbank ’s-Gravenhage, 15 oktober 2008, KG ZA 08-1041, Ligman Lighting Co. Ltd tegen ODL Leuchten GmBH (met dank aan Karianne Thomas en Herwin Roerdink, Van Doorne).

Merkenrecht, auteursrecht en proceskosten in verstekzaak. Hoogte proceskosten is vanzelfsprekend niet betwist: €20.023,24. Vonnis treedt in de plaats van de wilsverklaring van gedaagde tot overdracht domeinnamen.

De voorzieningenrechter verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde en veroordeelt gedaagde om iedere inbreuk op de merkrechten en auteursrecht van eiseres, waaronder het gebruik van de domeinnamen en de websites gekoppeld aan ‘ligman.nl’, ligmanlighting.nl en ‘ligmanlighting.eu ‘en/of andere met de merken van eiseres overeenstemmende domeinnamen te staken en gestaakt te houden en bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van de gedaagde tot het geven van de opdracht aan de isp van ODL, de SIDN en de EURid tot het overdragen van de domeinnamen aan de eiseres, dan wel een door haar aangewezen partij."

Lees het vonnis hier.

IEF 7063

Vermoedelijk de Auteurswet overtreden

Rechtbank Amsterdam, 11 september 2008, 13/993083-06, Strafzaak auteursrechtinbreuk (met dank aan Mr. D.M. Rupert, Teurlings & Ellens advocaten).

Opmerkelijke casus waarin medeverdachte computers plaatst in het plafond van studentenflat, om te profiteren van de snelle internetverbinding in de flat, en verdachte deze computers gebruikt om muziek te uploaden, 'zodat anderen die muziek weer konden downloaden.'

Diefstal

“3.5 Terzake de beschuldiging van diefstal is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat “data(verkeer)” geen goed is in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

3.6 De officier van justitie heeft tevens tot vrijspraak gerequireerd van de telastegelegde diefstal van “capaciteit van bandbreedte”, omdat verdachte niet bij het plaatsen van de computers betrokken is geweest en er verder geen aanwijzingen zijn dat hij hiervan anderszins op de hoogte was. De rechtbank komt ook tot dat oordeel. Bovendien geldt dat de rechtbank van oordeel is dat ook "capaciteit van bandbreedte", de hoeveelheid data die tegelijkertijd via een bepaalde verbinding kan worden overgebracht, niet als een goed in de zin van artikel 310 Sr is te kwalificeren. Door ongeoorloofd gebruik te maken van bandbreedte verliest de rechthebbende immers hierover niet noodzakelijkerwijs de feitelijke macht (vlg. HR 3 december 1996, NJ 1997, 574). Hoewel daar in deze zaak niet van is gebleken zal het illegale gebruik wellicht ten koste gaat van de snelheid van het internet. Deze snelheid - door de officier van justitie aangeduid als wezenskenmerk van een internetverbinding - kan evenmin als goed worden aangemerkt.

Inbreuk maken op auteursrechten

3.7 De rechtbank is van oordeel dat verdachte terzake de telastegelegde overtreding van de Auteurswet moet worden vrijgesproken. Uit hetgeen onder 3.4 is overwogen, volgt dat daarvoor geen bewijs is. De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte geen toegang had tot de andere gevonden computers.

3.8 De door de officier van justitie voorgestelde bewezenverklaring van feit 2, waarbij alle muziek, films, artiesten en productiemaatschappijen zouden moeten worden weggestreept, levert naar het oordeel van de rechtbank een ontoelaatbare denaturering van de telastelegging op. Weliswaar heeft verdachte vermoedelijk, gelet op het onder 3.4 genoemde uploaden van radioprogramma's, de Auteurswet of de Wet op de naburige rechten overtreden, maar een beschuldiging terzake had voldoende feitelijk in de telastelegging moeten worden omschreven.

4. Beslissing

Verklaart het telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.”

Lees het vonnis en de dagvaarding hier.