DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 13207

Verbod tot innen van dwangsommen op straffe van een dwangsom

Hof Den Haag 5 november 2013, KG ZA 12-99 (A.D.Inkoop B.V. tegen ACTION Nederland B.V.)
Ingezonden door Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht en Huib Berendschot, AKD.
Zie eerder IEF 13103. De voorzieningenrechter had Action Nederland op straffe van een dwangsom geboden de verkoop van inbreukmakende theelichthouders te staken en gestaakt te houden. Nu vordert Action Nederland een gebod tot staking van de tenuitvoerlegging van dat vonnis. Het hof acht aannemelijk dat de door AD Inkoop geproduceerde aankoopbonnen geen betrekking hebben op theelichthouders die in de betreffende filialen op het moment van afrekenen in de schappen stonden en te koop werden aangeboden. De grieven van Action slagen in zoverre dat zij de theelichten niet verkocht heeft. Action Nederland heeft geen misbruik gemaakt van het identiteitsverschil tussen haar en de dochtervennootschappen. Het hof gebiedt AD Inkoop de inningen van dwangsommen gestaakt te houden op straffe van een dwangsom en veroordeelt haar in de door Action Nederland gemaakte kosten van het geding.

Beoordeling
13. Op grond van het voornoemde bewijsmateriaal, in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof voorshands aannemelijk dat de door AD Inkoop geproduceerde aankoopbonnen geen betrekking hebben op theelichthouders die in de betreffende filialen op het moment van afrekenen in de schappen stonden en te koop werden aangeboden. Het door AD Inkoop daarnaast nog overgelegde bewijsmateriaal, te weten: een e-mailwisseling met Nadi, waarin deze over zijn handelingen verklaart, en foto's van plastic tasjes met een niet of nauwelijks zichtbare inhoud, leggen daartegenover onvoldoende gewicht in de schaal. Voorts leidt het enkele feit dat verzuimd is om de witte theelichthouders direct te blokkeren in het kassasysteem niet tot de conclusie dat het gebod tot staking van de verkoop daarvan is overtreden. De grieven van Action Nederland slagen dus in zoverre. Dat betekent dat het gevorderde bevel tot staking van de executie in elk geval toewijsbaar is voor zover het betreft dwangsommen waarop aanspraak wordt gemaakt uit hoofde van voormelde 105 transacties.

IEF 13201

Het idee van een kroegentocht als zodanig wordt niet beschermd door enig recht van intellectuele eigendom

Rechtbank Oost-Brabant 30 oktober 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:6092 (Kroegentocht)
Ingezonden door Rens Jan Kramer, Boels Zanders.
Domeinnaam. Handelsnaam. Huisstijl door freelancer. Facebookpagina. O heeft het concept kroegentocht bedacht en ontwikkeld en de domeinnamen www.kroegentocht.net en www.kroegentocht.nl in zijn bezit. O heeft gezorgd voor een eigen website, logo, folders en ander promotiemateriaal. Voor het op de markt zetten van het concept heeft VBA hem financieel en met haar kennis ondersteund. De rol van VBA is steeds actiever geworden en VBA heeft kroegentocht.nl op haar naam in het handelsregister geregistreerd. O gaat stelt dat er inbreuk wordt gemaakt op haar intellectuele eigendomsrechten. Zij vordert ook teruggave van promotiemateriaal en gemaakte investeringen.

De rechtbank oordeelt dat de inschrijving van  de handelsnaam kroegentocht.nl niet onrechtmatig was. Voor de samenwerking tussen O en VBA, had VBA alleen de domeinnaam www.kroegntocht.nl laten registreren, wat niet betekent dat er in een optredend georganiseerd verband op commerciële wijze wordt deelgenomen aan het economisch verkeer. O heeft dus niet het (alleen)recht op de handelsnaam kroegentocht.nl en VBA handelt niet onrechtmatig.

Een idee als zodanig kan niet worden beschermd door enig recht van intellectuele eigendom. Alleen de concrete uitwerking van het idee is eventueel vatbaar voor bescherming. Er is in opdracht van O een huisstijl ontwikkeld, maar nu dit door een freelancer gebeurde is O geen rechthebbende op de huisstijl en dus ook geen sprake van inbreuk.

Het promotiemateriaal was al niet meer in handen van VBA en er was niks afsproken over te maken investeringen.
Alle vorderingen van O worden afgewezen. De rechtbank verklaart voor recht dat VBA geen inbreuk maakt op enig intellectueel eigendomsrecht van O en krijgt haar facebook-pagina weer terug.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
HA ZA 12-773 (pdf)

IEF 13194

"Het Geheim van een Goed Huwelijk" niet onrechtmatig TV-format

Vzr. Rechtbank Amsterdam 31 oktober 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:7183 (Red Arrow tegen SBS Broadcasting/Talpa)
Uitspraak ingezonden door Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan, mede ingezonden door Jacqueline Schaap en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap.
Programmaformat. Auteursrecht. Onrechtmatige daad. Rechtspraak.nl bericht: TV-producent/distributeur Red Arrow heeft met SBS en RTL onderhandeld over verkoop van het TV-format "Married at First Sight", dat in Denemarken onlangs met groot succes is uitgezonden. Kort nadat het format aan RTL is verkocht brengt SBS een persbericht naar buiten waarin zij aankondigt een programma met soortgelijke elementen te zullen gaan uitzenden als in het format waarover is onderhandeld: "Ja ik wil! een wildvreemde", later getiteld "Het Geheim van een Goed Huwelijk". Zij heeft dat programma gekocht van Talpa. Red Arrow eist een verbod voor SBS en Talpa om het programma te produceren/distribueren/uit te zenden.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. Red Arrow beroept zich niet op auteursrechtelijke bescherming maar op onrechtmatige daad. De voorzieningenrechter acht de drie kernelementen waarop Red Arrow zich beroept onvoldoende onderscheidend/uniek om daaraan rechten te kunnen ontlenen. Die elementen komen reeds in verschillende vormen in nationale en internationale formats/TV-programma’s voor. In de tweede plaats zijn beide formats weliswaar gebaseerd op hetzelfde thema, maar verschilt de uitwerking – voor zover die in de procedure is kenbaar gemaakt – zodanig dat sprake is van een andere totaalindruk.

Verder is voldoende aannemelijk geworden dat Talpa reeds lange tijd bezig was met het ontwikkelen van haar format, en dat SBS daarover al vóór de onderhandelingen met Red Arrow en vóórdat het programma in Denemarken is uitgezonden contact met Talpa heeft gehad. Toen de onderhandelingen mislukten, en ook al in de periode daarvoor, heeft SBS opnieuw contact opgenomen met Talpa, heeft zij duidelijk gemaakt zeer geïnteresseerd te zijn in het format als Talpa dat snel zou kunnen leveren. De ontwikkeling van het format van Talpa is vervolgens in een stroomversnelling gekomen.

Niet valt in te zien dat het handelen van SBS onrechtmatig is. Het stond SBS vrij om na stukgelopen onderhandelingen met de ene producent/distributeur in zee te gaan met een andere producent. In de commerciële TV-branche is sprake van harde concurrentie op basis van wie het eerst komt, het eerst maalt, en het komt geregeld voor dat concurrerende partijen, die beide hebben geboden op een bepaald format, uiteindelijk programma’s met eenzelfde thema uitzenden.

4.5. Red Arrow doet geen beroep op auteursrechtelijke bescherming maar beroept zich op onrechtmatig handelen. Voor de vraag of SBS en Talpa onrechtmatig hebben gehandeld is in de eerste plaats van belang of het format waarop Red Arrow zich beroept, althans dat deel van het format dat door haar in het geding is gebracht, een te beschermen goed is, en als dat het geval is, of het format De geheimen van een goed huwelijk zodanig overeenstemt met het format Married at First Sight, dat SBS en Talpa gelet op de onderhandelingen tussen Red Arrow en SBS onrechtmatig handelen door dat format te produceren/ uit te zenden.

4.6. Voordat een programma gereed is voor uitzending bestaan verschillende stadia van ontwikkeling. Elk programma begint met een bepaald idee/thema. Dat thema wordt vervolgens verder uitgewerkt tot een format. Partijen verstaan onder format de Format Bible, een document waarin tot in detail staat beschreven hoe het programma gemaakt gaat worden, welk soort kandidaten zullen worden gezocht, welk type sponsors zullen worden benaderd, waar de camera’s staan opgesteld, uit welke verschillende scènes het programma wordt opgebouwd et cetera. De inhoud en wijze van productie van het programma ligt daarmee voor het grootste deel vast. Wel verschilt het format soms per land waar het wordt uitgezonden.

4.7. De ontwikkeling van Married at First Sight is geheel voltooid, het programma is immers reeds uitgezonden – in Denemarken – zodat slechts nog lokale wijzigingen behoeven te worden aangebracht. De geheimen van een goed huwelijk is nog niet geheel voltooid. Op grond van de thans bekende feiten is voldoende aannemelijk dat de ontwikkeling zich ergens tussen het stadium van thema en het stadium van format bevindt. In ieder geval is het format zodanig gereed dat SBS en Talpa een overeenkomst hebben kunnen sluiten over de aankoop van het format. Wel zijn in de week van 7 oktober 2013 nog enkele wijzigingen aangebracht, zo is de naam van het programma gewijzigd en bestaat nog onduidelijkheid over welk type wetenschappers zullen worden gebruikt. Het bovenstaande dient in aanmerking te worden genomen wanneer hierna over ‘format’ wordt gesproken.

4.8. Nu de voorzieningenrechter niet beschikt over Format Bibles, wordt het oordeel gebaseerd op de korte omschrijving van beide partijen van ‘hun’ format, zoals die ter zitting respectievelijk door middel van de overgelegde producties kenbaar is gemaakt. De kernelementen waarop Red Arrow zich beroept, en die in beide formats terugkomen, zijn de volgende:
- partnerkeuze door wetenschappers en experts,
- trouwen met de geselecteerde partner bij de eerste ontmoeting,
- het volgen van de koppels en het wel of niet doorzetten van de relatie.
Met SBS en Talpa is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze drie elementen reeds in verschillende vormen in nationale en internationale formats/TV-programma’s voorkomen. SBS heeft gewezen op (Arranged) Marriage van CBS in de Verenigde Staten en op het format Blind Marriage¸ later genaamd Een goed begin. Dit format is door Endemol gebruikt voor een pilotaflevering, die in 2005 via de zender Talpa is uitgezonden. Ook in dit format worden partners gekoppeld door deskundigen en trouwen zij zonder elkaar daarvoor te hebben gezien. Talpa bezit 50% van de rechten op Een goed begin, zoals blijkt uit productie 7 van SBS en Talpa. Ook heeft SBS in 2012 gesproken met een Amerikaans productiebedrijf over het format I married a stranger, dat in augustus 2013 gereed zou zijn voor uitzending. Productie 6 van SBS en Talpa wijst verder op het programma Science of Love, dat in het seizoen 2006-2007 door NBC (Verenigde Staten) is uitgezonden.
Alle voornoemde formats/programma’s bevatten één of meerdere van de genoemde kernelementen. De drie genoemde elementen zijn dan ook onvoldoende onderscheidend/uniek ten opzichte van reeds bestaande formats/thema’s/ideeën om daaraan rechtstreeks rechten te kunnen ontlenen.

4.11. Aannemelijk is voorts dat de korte termijn waarbinnen die onderhandelingen met Talpa hebben plaatsgevonden en zijn gefinaliseerd, het resultaat is van de stukgelopen onderhandelingen met Red Arrow, en met de wens van SBS om als eerste met haar aankondiging te komen, vóórdat RTL dat zou doen. Niet valt in te zien dat dit handelen van SBS onrechtmatig is. Het stond haar in beginsel immers vrij om na stukgelopen onderhandelingen met de ene producent/distributeur in zee te gaan met een andere producent. Dat het op basis van de code of conduct, de ongeschreven regels in de TV-wereld, niet is toegestaan na verloren onderhandelingen met betrekking tot het onderwerp daarvan met een deels overlappend format te komen – zoals Red Arrow heeft gesteld – is, gegeven de betwisting hiervan door SBS, vooralsnog onvoldoende aannemelijk gemaakt. Zoals blijkt uit de genoemde voorbeelden van de programma’s MasterChef/Topchef, Come Dine With Me/ Wie is de Chef? en Move like Michael Jackson/ My name is Michael is in de commerciële TV-branche sprake van harde concurrentie op basis van wie het eerst komt, het eerst maalt, en komt het, zo valt uit de overgelegde producties en ter zitting niet voldoende gemotiveerd bestreden standpunten op te maken, geregeld voor dat concurrerende partijen, die beide hebben geboden op een bepaald format, uiteindelijk programma’s met eenzelfde thema uitzenden. Hoewel Red Arrow heeft gesteld dat in die gevallen sprake is van heel verschillende programma’s is in ieder geval duidelijk dat die programma’s eenzelfde thema/idee hebben.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
ECLI (pdf)

Op andere blogs:
Wieringa advocaten
Klos Morel Vos & Schaap
Quafi (Uitspraak: verkeerde rechtsgrond)
SOLV ("Het Geheim van een Goed Huwelijk” geen onrechtmatig TV-format)

IEF 13183

Affiche Vlaams Belang maakt inbreuk op auteursrecht van schoolopdracht

Vz. Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen 25 oktober 2013, ARK 13/5669/A (Rosea Lake tegen Van Dermeersch)
Uitspraak ingezonden door Abderrahim LAHLALI , Advocatenkantoor Peeters & Lahlali.
Auteursrecht. Moreel recht. IPR. Procesbekwaamheid. Eisende partij is Canadees en 19 jaar oud, uit de overlegde stukken blijkt dat zij auteur is van het werk "Judgments" dat zij heeft gemaakt in het kader van een schoolopdracht. Conform artikel 11 B.W. geniet zij dezelfde rechten als aan alle Belgen verleend. Zij heeft dit werk online geplaatst op haar Flickr- en Tumblr-profiel. De affiche van de campagne "vrouwen tegen islamisering" is duidelijk overeenstemmend met het oorspronkelijke werk.

In casu is het werk "Judgments" de uitdrukking van een intellectuele inspanning en wordt dit duidelijk misbruikt voor de campagne die verwerende partij als senator van de politieke partij Het Vlaams Belang voert. De boodschap die verwerende partij door het herwerkte werkstuk kenbaar wil maken is een flagrante schending van het onvervreemdbare moreel recht. Er wordt een verklaring voor recht gegeven wegens schending van het auteursrecht en een verbod opgelegd.

Dat de affiche / foto van de campagne vrouwen tegen islamisering, duidelijk overeenstemmend is met het oorspronkelijke werk " judgments " meer bepaald op de volgende punten:

De achterkant van twee blote benen worden afgebeeld op een wit/grijze achtergrond met telkenmale het linkerbeen meer naar achter geschoven dan het rechterbeen.
De persoon draagt een zwarte korte rok en houdt met de linkerhand de linkse achterkant van haar rok naar boven waardoor de linkerheup ook zichtbaar wordt.
Op het linkerbeen zijn verschillende gelijnde markeringen aangebracht met een bijgeschreven woord dat elk een boodschap uitbrengt.
Op de beide foto's komen de woorden, provocatie/provocative, slet/slut en hoer/hore voor.

Dat de lijntjes, die op de blote benen van de affiche / foto van verwerende partij zijn aangebracht, volgens haar staan voor de zogenaamde straffen die vrouwen in islamitische landen riskeren wanneer ze zich niet conform de interpretatie van de islam kleden.

Dat verwerende partij erkent geïnspireerd te zijn door het werk van eisende partij.

Redactie, zie voor de merkenrechtelijke aspecten van deze affiche, de zaak van Louboutin tegen Van Dermeersch; IEF 13141.

IEF 13179

Benelux-regeling begrip auteursrechthebbende op modellen niet in strijd met GModVo

HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1036 (S&S import en export tegen Esschert design b.v.)
Samantha Brinkhuis, Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek N.V..
Zie eerder op IE-Forum. Auteursrecht. Nationaalrechtelijke of communautaire uitleg van het auteursrechtelijke werkbegrip. Geen strijd tussen BVIE en GModVo op het punt van auteursrechtelijk makerschap. Beoordeling spoedeisendheid nevenvorderingen in kort geding.

De voorzieningenrechter heeft het gevorderde afgewezen, aangezien de vuurkorf niet kan worden beschouwd als een werk in de zin van de Auteurswet. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en S&S veroordeeld voor auteursrechtinbreuk. Het hof heeft overwogen dat het auteursrecht binnen de Unie is geharmoniseerd.

De omstandigheid dat uit kracht van de GModVo een ander modelrechthebbende kan zijn dan naar nationaal (Benelux)recht auteursrechthebbende, leidt, gelet alleen al op art. 96 lid 2 GModVo, evenmin tot een conflict van regels waarin de Benelux-regeling moet wijken voor de Unierechtelijke. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt S&S in de kosten.

4.2.3 Bij de beoordeling van de onderdelen 2.3 en 2.4 wordt vooropgesteld dat, als gevolg van de door het hof geweigerde wijziging van eis, aan de vorderingen van Esschert geen gemeenschapsmodelrecht ten grondslag ligt. Die vorderingen zijn gebaseerd primair op auteursrecht, subsidiair op slaafse nabootsing. Het hof heeft de primaire grondslag gehonoreerd en heeft het verweer van S&S dat het auteursrecht op de vuurkorf en de verpakking niet aan Esschert, maar aan [betrokkene 1] toekomt, verworpen op grond van meergenoemd art. 3.29 in verbinding met art. 3.8 BVIE. De klacht van onderdeel 2.3 dat het hof niet aan de hand van de GModVo heeft bepaald aan wie dat auteursrecht toekomt, faalt, reeds omdat de GModVo omtrent het auteursrecht op modellen niet anders bepaalt dan dat – kort gezegd – deze verordening het gemeenschapsrecht en het nationale recht inzake (onder meer) niet-ingeschreven modellen onverlet laat (art. 96 lid 1), alsmede (in art. 96 lid 2): “Een model dat wordt beschermd door een Gemeenschapsmodel, kan tevens worden beschermd door het auteursrecht van lidstaten vanaf de datum waarop het model is gecreëerd of in vorm is vastgelegd. Elke lidstaat bepaalt de omvang en de voorwaarden van die bescherming, met inbegrip van het vereiste gehalte aan oorspronkelijkheid.”
De verordening kent geen bepaling omtrent de vraag wie als maker in auteursrechtelijke zin van een auteursrechtelijk beschermd model moet worden aangemerkt of aan wie het auteursrecht op een model anderszins toekomt. De door S&S ingeroepen leden 1 en 3 van art. 14 GModVo zien slechts op de vraag wie als rechthebbende op een gemeenschapsmodel heeft te gelden. Anders dan het onderdeel betoogt, komt de regeling die het BVIE met betrekking tot het auteursrecht op modellen kent, dus niet in strijd met de genoemde voorschriften uit de GModVo. De omstandigheid dat uit kracht van de GModVo een ander modelrechthebbende kan zijn dan de naar nationaal (Benelux)recht auteursrechthebbende, leidt, gelet alleen al op art. 96 lid 2 GModVo, evenmin tot een conflict van regels waarin de Benelux-regeling moet wijken voor de Unierechtelijke.
Gelet op het vorenstaande behoeft onderdeel 2.4 geen behandeling.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
ECLI:NL:HR:2013:1036 (pdf)
zaak 12/01489(pdf)

Op andere blogs:
Cassatieblog (Voor opdrachtgeversauteursrecht op een model hoeft niet aan de eisen voor modellenbescherming worden voldaan)

IEF 13147

Geen bescherming voor sloepen

Hof Arnhem-Leeuwarden 15 oktober 2013, zaaknr. 200.112.014 (Loendersloot Watersport tegen Prins Watersport)
Uitspraak ingezonden door Timme Geerlof, Ploum Lodder Princen.
Zie eerder IEF 11277
. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Toets voor gebruiksvoorwerpen. Loendersloot is met Admiral een samenwerkingsverband aangegaan om een zevental typen sloepen te produceren, die vervolgens onder de naam ’Liberty’ en ’Escape’ in Nederland via een dealernetwerk van Loendersloot zijn verkocht. Er zijn hiervoor mallen gemaakt, deze zijn eigendom van Admiral. In of omstreeks augustus 2011 is Admiral zelf sloepen op de Nederlandse markt gaan brengen onder de naam ’Admiral’. Prins is distributeur van deze Admiralsloepen. Het samenwerkingsverband met Loendersloot is verbroken. De vorderingen in kort geding zijn afgewezen, het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter.

Uit de toegelichte producties is gebleken dat alle genoemde elementen, met uitzondering van de trapeziumvormige achterrand van de zitting, in meer of mindere mate in het vormgevingserfgoed kunnen worden aangewezen. Voor zover de exacte uitvoering van die elementen afwijkt van de uitvoering in het vormgevingserfgoed, gaat het naar het voorlopig oordeel van het hof slechts om geringe afwijkingen. Daarbij komt dat het in overwegende mate gaat om functioneel bepaalde elementen, waarbij Loendersloot onvoldoende heeft geconcretiseerd waarin zijn subjectieve en creatieve keuzes zijn gelegen. Indien het een gebruiksvoorwerp en/of een (combinatie van) elementen met een gebruiksfunctie betreft, zijn er  begrenzingen wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk.

4.7 Zoals uiteengezet in bet Stokke-arrest van de Hoge Raad (HR 22 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1529), dient de vraag of een werk in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming te worden beoordeeld aan de hand van de volgende maatstaf. Vereist is dat het desbetreffende werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt(vgl. HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153, Endstra). Het moet gaan om teen eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzes van die auteur (HvJEU 16juli 2009, UN BJ3749 (Infopaq I) en HvJEU 1 december 2011, C-145/10, Eva Maria Painer). Deze maatstaf geldt evenzeer indien het een gebruiksvoorwerp en/of een (combinatie van) elementen met een gebruiksfunctie betreft (vgl. BenGH 22 mei 1987, UN AK1803 en HR 15 januari 1988, UN AG5738, Screenoprints). Dit werkbegrip vindt haar begrenzing waar het eigen, oorspronkelijk karakter enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. Elementen van het werk die louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze, zijn van bescherming uitgesloten (vgl. HvJEU 22 december 2010, UN BPO405 (BSA) en HR 16juni 2006, UN AU8940, KecofalLancôme). Het feit dat bet werk voldoet aan technische en functionele eisen laat onverlet dat de ontwerpmarges of keuzemogelijkheden zodanig kunnen zijn dat voldoende ruimte bestaat voor creatieve keuzes van de maker die een werk in auteursrechtelijke zin kunnen opleveren (vgl. HR 8 september 2006, UN AX3 171, Slotermeervilla’s).

4.9 Uit de ter zitting in hoger beroep nader toegelichte producties is gebleken dat alle onder 4.8 genoemde elementen, met uitzondering van de trapeziumvormige achterrand van de zitting, in meer of mindere mate in het vormgevingserfgoed kunnen worden aangewezen. Voor zover de exacte uitvoering van die elementen afwijkt van de uitvoering in het vormgevingserfgoed, gaat het naar het voorlopig oordeel van het hof slechts om geringe afwijkingen. Daarbij komt dat het in overwegende mate gaat om functioneel bepaalde elementen, waarbij Loendersloot onvoldoende heeft geconcretiseerd waarin zijn subjectieve en creatieve keuzes zijn gelegen terwijl de geconstateerde verschillen met die elementen uit het vormgevingserfgoed voorshands onvoldoende blijk geven van vrije en creatieve ontwerpkeuzen als bedoeld onder 4.7. Dit geldt ook voor de trapeziumvormige achterrand, waarvan ter zitting niet kon worden vastgesteld dat deze in de door Prins voor het vormgevingserfgoed overgelegde producties voorkwam. Ten slotte is ook ten aanzien van de - volgens Loendersloot unieke - combinatie van deze elementen naar het voorlopige oordeel van het hof geen sprake van "een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzen van die auteur". De grieven VII, VIII en IX falen.

4.10 Het voorgaande betekent dat de op auteursrecht gebaseerde vorderingen niet toewijsbaar zijn. De met de grieven VI en X aangevoerde stellingen omtrent het makerschap van Loendersloot behoeven dan ook geen verdere bespreking, evenals het (ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep nader toegelichte) verweer van Prins dat de (huidige, vernieuwde generatie) Admiralsloepen we! (in voldoende mate) afwijken van de Liberty- en Escapesloepen.

4.13 Naar bet voorlopig oordeel van het hof heeft Loendersloot zijn, door Prins gemotiveerd bestreden, stelling dat de Liberty en Escapesloepen onderscheidend vermogen bezitten en een eigen positie op de markt innemen, onvoldoende onderbouwd. Zoals overwogen, gaat het thans uitsluitend om de bescherming (tegen verwarringwekkende nabootsing) van de vormgeving van de sloepen, die door Prins onder een andere naam - Admiral - op de markt zijn gebracht. De vormgeving van de Liberty- en Escapesloepen is, gelet op de verschillende, onder 4.8 genoemde (combinaties van) vormgevingselementen waarop Loendersloot zich ook in dit verband heeft beroepen, voorshands niet (voldoende) onderscheidend van de rest van de markt. Ook voor zover Loendersloot zijn stellingen omtrent het door hem opgezette dealernetwerk, zijn promotieactiviteiten via brochures en de Hiswa en de succesvolle verkoop van de Liberty- en Escapesloepen heeft aangevoerd in verband met de eigen positie van de sloepen in de markt, schieten die stellingen tekort. Daaruit kan voorshands nog niet worden afgeleid dat die verworven marktpositie berust op de specifieke (beweerdelijk slaafs nagebootste) vorm van de sloepen, in het bijzonder op de hiervoor onder 4.8 genoemde combinatie van elementen.

4.14 Bij gebreke van een tot de vormgeving te herleiden onderscheidend vermogen en een eigen positie op de markt van de Liberty- en Escapesloepen faalt bet beroep op bescherming tegen slaafse nabootsing. De grieven IV en V falen, de grieven II, III en VI behoeven geen verdere bespreking.

IEF 13133

Schermbehuizingen op metrostation Rotterdam geen auteursrechtinbreuk

Rechtbank Rotterdam 17 april 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:8003 (Cheil Europe Limited tegen City Media Rotterdam B.V. c.s.)
Auteursrecht. Geen afspraak over verbod tot gebruik van prototype en informatie. Geen slaafse nabootsing. CM is met Cheil in overleg geweest over het plaatsen van T-5 schermen van Samsung op het metrostation Beursplein te Rotterdam. Het is een display dat eerder op de luchthaven London Heathrow is geplaatst, bestaande uit 2 pilaren van roestvrij staal met daartussen een beeldscherm. CM wilde graag dat de schermen tussen de pilaren op de middenberm tussen de sporen werden bevestigd. CM heeft ook Audipack benaderd voor het maken van een prototype display en is uiteindelijk voor haar model gegaan. Volgens CEL maakt CM c.s. inbreuk op haar auteursrechten.

De rechtbank komt tot het oordeel dat de displays van Cheil auteursrechtelijke bescherming genieten. Het voorwerp heeft een eigen oorspronkelijk karakter en draagt het persoonlijk stempel van de maker, de totaalindruk is uniek. Maar er is geen sprake van een verveelvoudiging. CM c.s. heeft zich laten leiden door het display van Cheil, maar er zijn toch aanzienlijke verschillen. Er is geen sprake van onrechtmatige daad door de bij de onderhandelingen geleverde informatie te gebruiken. Door Cheil zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld, zoals een afspraak waaruit een verbod tot gebruik van informatie voortvloeit. Cheil heeft onvoldoende aangetoond dat haar displays onderscheidend vermogen op de relevante markt hebben. De rechtbank wijst de vorderingen af.

De beoordeling
Auteursrecht
4.1. Cheil stelt dat de T5-display een werk is in de zin van de Auteurswet en dat de display van Citymedia c.s. een ongeoorloofde verveelvoudiging is van haar ontwerp. Citymedia c.s. betwist zowel het een als het ander.

Werk
4.2. Bij de beoordeling van de vraag of een voorwerp een werk is in de zin van de Auteurswet geldt het volgende als juridische maatstaf (vgl. HR 22 februari 2013, LJN BY1529, Stokke). Het betreffende voorwerp moet een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Volgens het HvJEU moet het gaan om "een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk" (HvJEU 16 juli 2009, nr. C-5/08, LJN BJ3749, NJ 2011/288 (Infopaq I)). Elementen van het werk die louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze, zijn van bescherming uitgesloten. Het feit dat het werk voldoet aan technische en functionele eisen laat echter onverlet dat de ontwerpmarges of keuzemogelijkheden zodanig kunnen zijn dat voldoende ruimte bestaat voor creatieve keuzes van de maker die een werk in auteursrechtelijke zin kunnen opleveren. Ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen kan een (oorspronkelijk) werk zijn in de zin van de Auteurswet, mits die selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt.

4.3. Cheil omschrijft als kenmerkende elementen van de T5-display de “elegante roestvrijstalen palen met daartussen op ooghoogte opgehangen een TV c.q. LED scherm” (dagvaarding alinea 16). Voorts wijst zij op het grote oppervlak voor het beeldscherm en de metalen behuizing met daaronder zichtbaar het merk Samsung, waarbij het gaat om de totaalindruk die maakt dat de display uniek is (zie: proces-verbaal van de comparitie van partijen). Een meer concrete beschrijving van wat volgens Cheil de beschermde elementen zijn, heeft zij niet gegeven.


4.4. Citymedia voert aan dat een constructie bestaande uit cilindrische roestvrijstalen palen waartussen (horizontaal of verticaal) een TV-scherm is opgehangen gebruikelijk is en geen werk kan zijn en dat Cheil de T5 heeft ontleend aan oudere displays.
Zij wijst op foto’s van acht vloergemonteerde reclamedisplays die alle aan deze omschrijving beantwoorden (zij verwijst in dit verband naar diverse foto’s, overgelegd in productie 5 bij conclusie van antwoord).
Cheil heeft niet betwist dat deze displays ouder zijn dan de T5, zodat dit tussen partijen vaststaat.

4.5.
Weliswaar tonen deze foto’s inderdaad schermen opgehangen tussen palen (meestal rond en van roestvrij staal), maar geen een de specifieke wijze waarop dit is uitgewerkt in de T5-display. De rechtbank wijst daarbij op de specifieke combinatie van:
- de ronde roestvrijstalen palen;
- de maatvoering en verhoudingen van de T5 (scherm op ooghoogte, smalle palen, het scherm in de behuizing hangt vrij laag en los tussen de palen);
- de vormgeving van de metalen behuizing van het scherm. Hoewel Cheil zelf dit niet nader heeft omschreven, blijkt uit de door haar overgelegde producties en de - op zichzelf niet door Cheil betwiste - omschrijving van Citymedia dat sprake is van een gedeeltelijke opliggende bedekking van glas, waarachter de hele TV zichtbaar is en van afronding van de boven- en onderzijde van de behuizing.
Afgezet tegen de displays op de door City Media overgelegde foto’s vertoont deze specifieke combinatie een zodanig afwijkende totaalindruk, dat de T5-display een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

4.6. Citymedia c.s. voert aan dat roestvrij staal in openbare ruimtes vooral wordt gebruikt vanwege zijn robuustheid en klimaatbestendigheid en dat het daarom technisch is bepaald.
Ook het gebruik van beugels, waarmee het scherm aan de palen hangt, is volgens haar technisch bepaald. Als dit juist is, verandert dat het oordeel van de rechtbank niet.
Deze stelling kan ertoe leiden dat de palen en de beugels geen beschermde elementen zijn, maar dit neemt niet weg dat de combinatie van boven omschreven elementen naar het oordeel van de rechtbank het persoonlijk stempel van de maker draagt.


Verveelvoudiging
4.7. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is ven een verveelvoudiging geldt het volgende als juridische maatstaf (vgl. nogmaals HR 22 februari 2013). Beoordeeld moet worden in welke mate de totaalindrukken overeenstemmen. De auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen zijn daarbij bepalend. Bij de vergelijking van de totaalindrukken moeten ook onbeschermde elementen in aanmerking worden genomen, voor zover de combinatie van deze elementen het persoonlijk stempel van de maker draagt.


4.8. Citymedia c.s. heeft zich bij de vormgeving van haar display zonder meer laten leiden door de T5. Dit blijkt afdoende uit de volgorde van de gebeurtenissen.
Cheil heeft immers op 18 februari 2011 aan [persoon 1] een presentatie over de T5 displays, inclusief foto’s en technische tekeningen, toegestuurd; de daarna, op 25 februari 2011 door [persoon 1] aan onder meer Cheil gestuurde ‘artist impression’ (de foto-impressie (“visual”), overgelegd bij productie 11 antwoordakte) en de uiteindelijk op metrostation Beurs in Rotterdam gerealiseerde display vertonen vergaande gelijkenissen met de T5.

4.9. Naar het oordeel van de rechtbank is bij de display van Citymedia c.s. echter geen sprake van een verveelvoudiging vanwege de volgende omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd:
- de display van Citymedia c.s. heeft aan twee zijden een TV-scherm, terwijl de T5 slechts een TV heeft. Cheil heeft deze stelling van Citymedia c.s. niet betwist;
- de behuizing van het scherm van de display van Citymedia c.s. is aan de boven en onderzijde niet afgerond, maar plat;
- in de display van Citymedia c.s. is LED verlichting geïntegreerd: in het scherm en in de palen;
het merk Samsung onder het TV scherm is verwijderd en vervangen door Central Station NL;
het oppervlak van de voorzijde van de behuizing van de display van Citymedia c.s. is geheel vlak en van glas, terwijl bij de T5 slechts een deel voorzien is van (opliggend) glas;
de maatvoering en verhoudingen zijn wezenlijk anders. Volgens opgave van Citymedia c.s., niet betwist door Cheil, hebben de displays de hieronder volgende maten: de display van Citymedia c.s. staat als het ware hoog en dik op olifantspoten en voldoet in het geheel niet aan de door Cheil herhaaldelijk als kenmerkend voor de T5 gegeven kwalificatie elegant.

Cheil Citymedia c.s.
Diameter rvs palen 8 cm20 cm
Totale hoogte 200 cm299 cm
Totale breedte 173 cm204 cm
Hoogte scherm 136 cm
70% van totale hoogte 40% van totale hoogte

4.10. Nu het beroep op het auteursrecht faalt omdat geen sprake is van een verveelvoudiging, hoeft het verweer dat Cheil geen rechthebbende is niet te worden beoordeeld.

IEF 13093

Oranje Blokker-jurk heeft dezelfde totaalindruk als Bavaria-jurk

Rechtbank Den Haag 2 oktober 2013 HA ZA 12-1115 (Supertrash tegen Blokker)
Ingezonden door Evert van Gelderen en Elise Menkhorst, De Gier|Stam & Advocaten
Auteursrecht. Supertrash is een modelabel dat vlak voor het WK voetbal in 2010 een oranje jurkje, de "Dutchy Dress" (a.k.a. Bavariajurk), op de markt heeft gebracht. Blokker heeft gedurende 1,5 maand in 2012 een eigen oranje jurk/tuniek (hierna: de Blokker-jurk) op de markt gebracht. Supertrash vordert een verbod tot verhandelingen in de Europese Unie, informatieverstrekking en afstaan van de Blokker-jurken ter vernietiging, onder last van een dwangsom. Verder vordert zij vergoeding van de geleden schade van Supertrash danwel de gemaakte winst afstaat.

De totaalindrukken van de Blokker-jurk en de SuperTrash-jurk zoals die worden bepaald door de combinatie van - op zichzelf niet beschermde - elementen, stemmen in zodanige mate overeen dat de Blokker-jurk een verveelvoudiging in auteursrechtelijke zin is van de SuperTrash-jurk. Alle vorderingen worden volledig toegewezen. Omdat Blokker haar jurk alleen verhandeld in Nederland heeft verhandeld, wordt de verhandeling in de EU beperkt tot Nederland.

4.5. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de SuperTrash-jurk een auteursrechtelijk beschermd werk is, nu in dit werk een combinatie van elementen is aan te wijzen die wordt aangemerkt als het resultaat van creatieve keuzes. De combinatie van de volgende elementen geet blijk van creatieve keuzes: de snit van de SuperTrash-jurk bestaande uit een koker voor het rokdeel van de jurk en een licht daaroverheen bloezend mouwloos bovendeel met bustenaad, watervalhals‚ waardoor een aansluitend en getailleerd silhouet ontstaat en de ceintuur bestaande uit een koord waarbij rode, witte en blauwe strengen in elkaar gedraaid zijn. De combinatie van elementen is als zodanig niet terug te vinden in de door Blokker overgelegde voorbeelden uit het vormgevingserfgoed.

4.8. Toepassing van het in 4.7 beschreven criterium leidt tot het oordeel dat de de Blokker-jurk is aan te merken als inbreukmakend op het auteursrecht op de SuperTrash-jurk. De totaalindrukken van de Blokker-jurk en de SuperTrash-jurk zoals die worden bepaald door de combinatie van — op zichzelf niet beschermde — elementen, stemmen in zodanige mate overeen dat de Blokker-jurk een verveelvoudiging in auteursrechtelijke zin is van de SuperTrash-jurk. De rechtbank komt tot die conclusie na beschouwing van de verschillende, door partijen overgelegde afbeeldingen en exemplaren van de desbetreffende jurken.

4.11. Niet ter discussie staat dat de SuperTrash-jurk van een eerdere datum is dan de Blokker-jurk. Gelet op de mate van overeenstemming in de gekozen combinatie van elementen en de ten gevolge daarvan overeenstemmende totaalindruk tussen de Blokker-jurk en de SuperTrash-jurk, kan worden aangenomen dat de Blokker-jurk niet door Blokker of een derde is ontworpen, maar is ontleend aan de SuperTrash-jurk, althans Blokker heeft in het licht van de overeenstemmende totaalindruk tussen de beide jurken, onvoldoende onderbouwing verschaft voor haar standpunt inhoudende dat het model voor haar jurk zelfstandig is ontwikkeld door haar of door haar leverancier. De conclusie van het voorgaande is dat de Blokker-jurk een ongeoorloofde verveelvoudiging in auteursrechtelijk zin is van de SuperTrash-jurk en dat deze derhalve inbreuk maakt op de auteursrechten ten aanzien van de SuperTrash-jurk.

4.16. Gelet op het voorgaande zal de verklaring voor recht en het gebod ten aanzien van het staken van de auteursrechtinbreuk als in het dictum verwoord worden toegewezen. Nu gesteld noch gebleken is dat Blokker buiten Nederland inbreuk heefi gemaakt op de auteursrechten op de SuperTrashjurk, zal het bevel tot staken zich niet uitstrekking tot de Europese Unie of de Benelux, maar zich beperken tot Nederland. (...)

4.18. De vordering tot informatieverstrekking zal, als in het dictum vermeld, worden toegewezen. Met Blokker acht de rechtbank dat de gevorderde termijn onvoldoende mogelijkheden biedt om tijdig te voldoen aan dit gebod. De tennijn zal daarom op 30 dagen worden gesteld. (...)

4.20. Zoals artikel 28 lid 1 Aw bepaalt, is SuperTrash als auteursrechthebbende gerechtigd de vernietiging van de inbreukmakende Blokker-jurken te vorderen. (...)

4.21. Het bezwaar van Blokker tegen de hoogte van de dwangsom is niet concreet onderbouwd en geet — ook omdat de dwangsom de rechtbank niet als te hoog voorkomt — geen aanleiding tot matiging. Ter voorkoming van executiegeschillen zal de dwangsom zoals in het dictum verwoord worden toegewezen. De dwangsom zal worden gemaximeerd.

4.22. De vorderingen tot schadevergoeding en winstafdracht zijn slechts toewij sbaar indien de inbreuk op het auteursrecht aan Blokker kan worden toegerekend. (...)

4.23. Blokker is een professionele ondernemer zodat van haar mocht worden verwacht dat zij zich ervan had Vergewist dat de door haar verhandelde jurken geen inbreuk maakten op rechten van derden. Gezien de — overigens niet door Blokker—— bestreden aandacht die tijdens het WK 2010 is ontstaan rond de SuperTrashjurk (in en buiten de voetbalstations) en de omstandigheid dat Blokker de Blokker—jurk ook aanbood in de context van Nederlandse deelname aan een groot internationaal voetbaltoernooi (EK 2012), is het niet goed denkbaar dat Blokker niet op de hoogte is geweest van de SuperTrash-jurk. Als professionele aanbieder van consumentenproducten (huishoudelijke artikelen) moet zij zich ervan bewust zijn geweest dat er grote kans bestond dat de vorm(geving) van de SuperTrash-jurk juridische bescherming genoot en dat het risico bestond dat met het op de markt brengen van een jurk die op de SuperTrash-jurk lijkt, inbreuk wordt gemaakt op de aan de SuperTrash-jurk verbonden rechten.

IEF 13060

Auteursverordening 1913 geeft geen exclusief recht op een kenmerkende stijl

GiEA Curaçao 12 augustus 2013, ECLI:NL:OGEAC:2013:1(Living Green)
Auteursrecht. Kenmerkende stijl. Partijen hebben sinds 2009 samengewerkt in de Living Green Exotic Furniture B.V.. Zij recyclen hout en maken hiervan meubelstukken. De meubellijn van Living Green heet “ Monumento di Curaçao”. Gedaagde is in 2011 vertrokken en eiser is met een nieuwe timmerman doorgegaan. Eiser vordert een verklaring voor recht dat de door hem ontworpen en gemaakte meubels een oorspronkelijk karakter bezitten en een persoonlijk stempel van de maker dragen, ofwel auteursrechtelijke bescherming genieten. Eiser vordert verder verklaring van recht dat gedaagde inbreuk maakt op de auteursrecht en verboden wordt verdere inbreuken te maken.

Het gerecht stelt dat eiser niet klaagt over nabootsing van een individueel, concreet object, maar van meubels, gemaakt van hetzelfde materiaal, namelijk hergebruikt hout afkomstig van oude monumentale Curaçaosche huizen, dat volgens dezelfde, een bepaald artistiek effect opleverende, methode is bewerkt. Eiser werkt, als ontwerper, volgens een kenmerkende stijl en op een kenmerkende stijl geeft de Auteursverordening 1913 geen exclusief recht. Ook laat het recht hier geen ruimte voor aanvullende bescherming op grond van onrechtmatige daad tegen slaafse nabootsing. De vorderingen worden dan ook afgewezen.

Feiten
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde bewijsstukken, staat het volgende vast:
a.     Partijen hebben sinds 2009 samengewerkt, vanaf februari 2010 in de besloten vennootschap Living Green Exotic Furniture B.V., met de handelsnaam Living Green.
De bedrijfsomschrijving is onder meer: “Het recyclen van houten pallets, meubelstukken maken hiervan en deze verkopen tegen redelijke prijzen, dit in verband met de verontreiniging van het milieu”. Van houten pallets is men overgegaan op hout afkomstig van de ramen, deuren, jaloezieën en dakspanten van oude, te renoveren monumentale huizen van Curaçao als materiaal voor de te vervaardigen meubels.

b.    [eiser] is statutair directeur en houdt zich onder meer bezig met het leggen en onderhouden van contacten met de klanten en het bij elkaar zoeken van het te recyclen hout. [gedaagde] had de functie van manager van de timmerwinkel en werkte in ieder geval als timmerman. De meubellijn van Living Green heet “ Monumento di Curaçao”.

c.    Begin juli 2011 is [gedaagde] opgestapt bij het bedrijf. Sindsdien maakt hij onder de naam “Art of Green Furniture” meubels van hout dat eerder werd gebruikt in oude Curaçaosche huizen. Zijn meubellijn heet “Tesoro di Korsow”. [eiser] heeft een nieuwe timmerman in de arm genomen en is doorgegaan met Living Green.

De beoordeling
5. Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, is vereist dat het desbetreffende werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dat geldt ook als het om een gebruiksvoorwerp gaat.

6.    [eiser] klaagt niet over nabootsing van een individueel, concreet object, maar van meubels, gemaakt van hetzelfde materiaal, namelijk hergebruikt hout afkomstig van oude monumentale Curaçaosche huizen, dat volgens dezelfde, een bepaald artistiek effect opleverende, methode is bewerkt. Zo is de krans van een kast gemaakt uit oude kozijnen en worden houten shutterramen veelal hergebruikt als kastdeuren.

7. Het komt erop neer dat [eiser], aangenomen dat hij de ontwerper is, volgens een hem kenmerkende stijl werkt. De Auteursverordening 1913 geeft echter geen exclusief recht aan degene die volgens een hem kenmerkende stijl werkt. De gedachte daarachter is dat de auteursrechtelijke bescherming van abstracties als stijlkenmerken een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van creatie van de maker zou meebrengen en daarmee een rem op culturele ontwikkelingen zou vormen. (vergelijk onlangs HR 29 maart 2013, red. IEF 12509, voor de Nederlandse Auteurswet). Een andere reden is dat werken die het auteursrecht beschermt anders niet goed zijn af te bakenen.

8. Tegen deze achtergrond heeft de Hoge Raad in hetzelfde arrest overwogen dat het recht geen ruimte laat voor aanvullende bescherming van de maker van een werk op grond van onrechtmatige daad tegen slaafse nabootsing van een stijl of van stijlkenmerken, ook al is die nabootsing nodeloos en wekt die bij het publiek verwarring. Op basis van artikel 6:162 BW is de vordering dus evenmin toewijsbaar.

De omstandigheid dat [gedaagde] de ideeën zou hebben opgedaan tijdens de samenwerking maakt dit niet anders.

9. Aangenomen dat deze onbeschermde stijl is ingezet door [eiser], handelde [gedaagde], mede gelet op diens uitingsvrijheid, niet onrechtmatig jegens [eiser] door op school tegen collega’s van [eiser] te zeggen dat niet [eiser] maar hij de bedenker is. Een aantasting van [eiser]’s eer en goede naam levert deze – in dat geval onware – uitlating niet op; toehoorders kunnen daaruit hoogstens hebben opgemaakt dat [gedaagde] op dit punt een andere mening is toegedaan dan [eiser].

10. De slotsom is dat de vorderingen moeten worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op Naf. 1.800,00 (2 punten tarief 5) wegens salaris van de gemachtigde.

De beslissing
Het Gerecht:
- wijst af het gevorderde;
- verwijst [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op Naf. 1.800,00.

IEF 13029

Kritiek van Huydecoper op BenGH-arrest kan Verkade niet overtuigen

Conclusie A-G HR 13 september 2013, zaaknr. 10/00642 (Mag tegen Edco c.s.)
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek en Alexander Odle, A.R.T. Intellectual Property.
Zie eerder BenGH [IEF 12376] en [IEF 11495]. De kritiek van Huydecoper op het arrest van het BenGH kan Advocaat-Generaal Verkade niet overtuigen. Zijn conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover de Hoge Raad dat al heeft aangekondigd in rov 5.2.7 [IEF 10420] ten aanzien van de auteursrechtelijke grondslag en verwerping van het incidentele beroep ex rov 5.2.8.

Het BenGH heeft anders beslist in de richting van de zogenaamde eerbiedigende werking: art. 14 lid 1 BTMW is niét van toepassing op handelingen die worden verricht door degene die daarmee vóór inwerkingtreding van het protocol van 2003 was begonnen, indien de houder zich vóórdien niet kon verzetten tegen deze handelingen krachtens art. 14 lid 8 BTMW (oud).

3.8. (...) Voor zover in het Benelux-recht gesproken kan worden van een 'hoofdregel van onmiddellijke werking' is een door de schriftelijke toelichting van MAG gepostuleerde regel van (Benelux-)recht dat een uitzondering op die hoofdregel 'beperkt moet worden uitgelegd' mij niet bekend.

3.12.1 Aan mijn bevindingen (...) kan m.i. ook niet afdoen hetgeen J.L.R.A. Huydecoper in zijn annotatie onder het arrest van het BenGH in BIE 2013, nr. 55, p. 176 [log in](kritisch) heeft opgemerkt. (...)

3.12.3 Voor zo'n redenering is uit een oogpunt van klassieke dogmatiek (en uit een oogpunt van welsprekendheid) iets te zeggen. Er is echter ook nogal wat tégen te zeggen.

Het effect van de bescherming tegen slaafse nabootsing wijkt, niettegenstaande de afwijkende dogmatische grondslag, in wezen niet af van bescherming door een IE-recht.

Omgekeerd is (mogelijke) 'verwarring bij het publiek' in wezen een doorslaggevend criterium bij beoordeling van ontoelaatbare gelijkenis als het gaat om wettelijke IE-rechten waarop Huydecoper het oog heeft: zoals auteursrecht, modellenrecht en (vorm-)merkenrecht. Daarin kan de andere terminologie in deze specifieke IE-wetten niet afdoen.

Door die bril bezien, is de 'verwarring bij het publiek', zoals door de Hoge Raad in zijn slaafse-nabootsingsjurisprudentie als deelcriterium gehanteerd - zij speelt géén rol indien de verwarringwekkende gelijkenis betrekking heeft op elementen die bijdragen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product - juist niét een rechtsgrond voor de bescherming, maar een (technisch-juridische) maatstaf of er sprake is van een zodanige gelijkenis, dat die de concurrent überhaupt een reden tot klagen kan geven. De rechtsgrond is veeleer: onbetamelijk profiteren, en die rechtsgrond ligt weer in het verlengde van de rechtsgrond voor de boven bedoelde IE-rechten.

De kritiek van Huydecoper op het arrest van het BenGH kan mij dus niet overtuigen.