Alle rechtspraak  

IEF 6165

Lounging

Rechtbank 's-Gravenhage 20 mei 2008, KG ZA 08-316. Dedon Gmbh tegen Sprento B.V. c.s

Modelrechten. Auteursrechten. Slaafse nabootsing.

Dedon vordert een inbreukverbod op de Gemeenschapsmodellen ter zake van de Lounge collectie en de Daydream collectie, alsmede een verbod deze collecties slaafs na te bootsen, een en ander te versterken met dwangsommen, alsmede een kostenveroordeling conform art. 1019h Rv.

“4.2 De spoedeisendheid van de gevorderde voorzieningen vloeit wat de Lounge collectie betreft voort uit de gestelde voortdurende inbreuken op de Gemeenschapsmodelrechten en auteursrechten van Dedon. Met betrekking tot de Daydream collectie is van een voortdurende inbreuk of van dreiging van inbreuk niet gebleken. Dedon stelt dat met de op het internet onder het nummer BGB-N011 aangeboden meubelstuk inbreuk wordt gemaakt op haar Gemeenschapsmodel met het nummer 103296-0001. De afbeelding van het onder het nummer BGB-011 aangeboden meubelstuk is eind januari 2008, meteen na de eerste aanschrijving, van de website www.lekkerdezomerin.nl verwijderd. Gesteld noch gebleken is dat Suprento B.V. en/of De Schiffart nadien inbreukmakende handelingen met betrekking tot de Daydream collectie hebben verricht. Gesteld noch gebleken is dat en waarom te vrezen is dat dit alsnog zal gebeuren. De voorzieningenrechter wijst er bovendien op dat De Schiffart een onthoudingsverklaring heeft ondertekend, welke weliswaar niet afzonderlijk aan Dedon is toegezonden, maar zich wel bij de stukken bevindt. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat een spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening ontbreekt voor zover dit de Daydream collectie betreft. De vorderingen worden gelet op het voorgaande afgewezen voor zover dit Gemeenschapsmodel 103296-0001 (de Daydream collectie) betreft.”

Lounge collectie

Het nieuwheidsverweer van De Schiffart wordt gepasseerd. “4.4 (…) De voorzieningenrechter dient ingevolge art. 85 lid 1 GMoVo uit te gaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen, tenzij dit door de gedaagde bij een reconventionele vordering tot nietigverklaring wordt bestreden. Deze bepaling ziet allereerst op de bodemprocedure en kan in deze procedure, die gericht is op het treffen van voorlopige en beschermende maatregelen, niet onverkort worden toegepast omdat een reconventionele vordering tot nietigverklaring in deze procedure niet mogelijk is. Niettemin is het vermoeden van geldigheid ook in deze procedure tot uitgangspunt te nemen.

4.5 De Schiffart en Suprento kunnen ook los van enige procedure in Nederland bij het in de GMoVo bedoelde Bureau een vordering tot nietigverklaring instellen. Zolang dat niet is gebeurd - hetgeen gesteld noch gebleken is - brengt het vermoeden van geldigheid mee dat in deze procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen.”

“4.7 De volgende vraag die de voorzieningenrechter gelet op het voorgaande dient te beantwoorden, is de vraag of de onder 2.7 bedoelde Sofa's inbreuk op de Gemeenschapsmodellen van Dedon maken. Het gaat er daarbij om of de betreffende modellen een andere algemene indruk wekken dan die van Dedon. Bij de beoordeling van
de draagwijdte van de bescherming wordt ingevolge art. 10 lid 2 GMoVo rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model. De Schiffart heeft niet gesteld dat de mate van vrijheid van de ontwerper van de in geding zijnde Gemeenschapsmodellen beperkt was. Bij de bepaling van de beschermingsomvang is tevens van belang vast te stellen in hoeverre een model een eigen karakter heeft, dus in hoeverre de algemene indruk die het model bij de geïnformeerde gebruiker wekt verschilt van de algemene indruk van modellen die reeds eerder voor het publiek ter beschikking zijn gesteld. De Schiffart heeft geen echter inzicht gegeven in het van belang zijnde omveld ten tijde van het depot. De voorzieningenrechter ziet gelet hierop voorshands geen aanleiding de beschermingsomvang beperkt op te vatten.”

Vierkante tafel

“4.9 (…) De Schiffart heeft ten onrechte een vergelijking gemaakt met de modellen zoals Dedon die op de markt brengt. De door Marisch B.V. geïmporteerde tafel moet worden vergeleken met het door Dedon geregistreerde Gemeenschapsmodel. Voor deze vergelijking is in dit geval niet van belang dat de tafel van Marisch B.V. van een andere kunststofvezel is vervaardigd. Gesteld noch gebleken is waarom dit van invloed is op de algemene indruk. Ook de afmetingen zijn in het onderhavige geval niet van belang. Op basis van de modelregistratie is niet duidelijk welke afmetingen het Gemeenschapsmodel heeft. Mogelijk dat iets valt te zeggen over de diverse verhoudingen tussen bijvoorbeeld de hoogte en de breedte van de tafel, maar daarover stelt De Schiffart niets. De voorzieningenrechtser is voorshands bovendien van oordeel dat op dit punt geen verschillen zijn waar te nemen tussen de registratie van Dedon en de tafel van Marisch B.V. Gedeponeerd is een lage vierkante tafel betreft, met een strakke belijning en rechte hoeken, gesloten zijkanten tot bijna aan de grond, vlechtwerk en lage poten. De tafel van Marisch B.V. is eveneens vierkant en wordt net als het Gemeenschapsmodel van Dedon
gekenmerkt door gesloten zijkanten, strakke lijnen en rechte hoeken, vlechtwerk en lage poten. Van een andere algemene indruk is gelet hierop voorshands geen sprake. Dat Marisch B.V. haar model heeft gebaseerd op een Aziatische of enig andere stijl is, gelet op hetgeen de voorzieningenrechter onder 4.7 heeft overwogen omtrent de beschermingsomvang en gelet op het ontbreken van een andere algemene indruk, niet van belang.”

Hoekmodule

“4.11 (…) Een aantal van de door De Schiffart genoemde verschillen valt bij vergelijking met het geregistreerde model van Dedon op. Dat de hoekmodule van Marisch B.V. in verhouding tot het zitvlak een smallere rug- en zijleuning kent en de kleine (vierde) poot van Dedon bij de module van Marisch B.V. hetzelfde formaat heeft als de andere drie poten en de poten bij Dedon iets naar binnen verspringen, is in het onderhavige geval (met inachtneming van hetgeen onder 4.7 is overwogen) echter onvoldoende om van een andere algemene indruk te kunnen spreken. Ondanks genoemde verschillen blijft in beide modellen sprake van een hoekmodule, welke wordt gekenmerkt door dezelfde strakke lijnen, tot bijna aan de grond gesloten zijden, vlechtwerk en platte poten.”

Tussenmodule

De tussenmodule wordt eveneens inbreukmakend geacht (r.o. 4.12).

Fauteuil

“4.14. Anders dan bij de Gemeenschapsmodellen het geval is, is van een vermoeden van geldigheid (een vermoeden dat sprake is van een voortbrengsel met een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt) geen sprake.2 Het is gelet hierop Dedon die, omdat De Schiffart gemotiveerd betwist dat de fauteuil een eigen oorspronkelijk karakter heeft, zal moeten bewijzen dat de fauteuil een voortbrengsel is met een eigen, oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Gelet op het feit dat eerst ter zitting duidelijk is geworden dat Dedon ook de fauteuil aan haar vordering ten grondslag legt, zal het niet verbazen dat het dossier geen aanknopingspunten biedt om te kunnen oordelen dat de fauteuil een werk is in de zin van de auteurswet. Zijdens Dedon is aangeboden op dit punt nader bewijs over te leggen, maar omdat de onderhavige procedure niet geschikt is voor nadere bewijsvoering, wordt daar niet aan toegekomen en dient het
gevorderde in zoverre te worden afgewezen.”

Het beroep op slaafse nabootsing van de fauteuil wordt afgewezen (r.o. 4.15).

Wie maken inbreuk?

"4.18 Uit hetgeen onder 2.4 tot en met 2.6 is overwogen valt op te maken dat de wijze waarop een en ander op de website is en wordt weergegeven ertoe heeft geleid dat niet duidelijk is wie wat namens wie doet. Deze onduidelijkheid wordt nog vergroot doordat de vermelde adressen, telefoonnummers en namen voeren naar andere (rechts)personen dan de aangeduide rechtspersoon, dan wel naar rechtspersonen die niet (langer) bestaan. De voorzieningenrechter kan er niet omheen dat de op de site genoemde gegevens in ieder geval ook zijn te herleiden tot De Schiffart en Suprento. De Schiffart heeft bovendien in persoon een onthoudingsverklaring getekend nadat Marisch B.V. was aangesproken op inbreukmakend handelen. Suprento en De Schiffart hebben ter zitting getracht een en ander op te helderen. Dat er op de site onjuistheden staan, heeft volgens betrokkenen te maken met onzorgvuldigheden. Oude gegevens zouden zijn ten onrechte op de site zijn blijven staan. Voorts - althans zo begrijpt de voorzieningenrechter - is het op de site genoemde telefoonnummer weliswaar aangesloten op het huisadres van De Schiffart, maar is dit niet zijn privé-nummer. Het betreffende nummer zou zowel het nummer van zijn handelsonderneming als dat van zijn B.V. zijn. Zijdens Suprento is er voorts op gewezen dat De Schiffart de aandelen in Marisch B.V. heeft overgedragen nadat de B.V. was leeggehaald en is de naam nadien gewijzigd in Suprento B.V. Suprento handelt sindsdien volgens Schoute alleen nog maar in kerstpakketten. De Schiffart en Suprento onderbouwen een en ander echter in het geheel niet. De verklaringen kunnen voorts niet overtuigen. Zo stelt Schoute weliswaar dat hij de aandelen in een lege B.V. heeft gekocht en dat die B.V. (Suprento) zich richt op de verkoop van kerstpakketten, maar dit verhoudt zich slecht met het handelsregister. Daaruit blijkt dat Suprento een holdingmaatschappij is.

4.19 Het voorgaande leidt ertoe dat de voorzieningenrechter voldoende aanleiding ziet om de vorderingen met betrekking tot de Gemeenschapsmodellen met de nummers 103296-0038, 103296-0039 en 103296-0041 als nader in het dictum bepaald jegens zowel De Schiffart als Suprento toe te wijzen. Gelet hierop heeft Dedon (met betrekking tot deze modellen) geen belang meer bij een afzonderlijke beoordeling van de gestelde slaafse nabootsing. Het gevorderde zal in zoverre worden afgewezen. Voor een hoofdelijke veroordeling als gevorderd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.” Lees het vonnis hier.

IEF 6164

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof 's-Gravenhage 8 november 2007, rolnummer 07/842. Sky-Lite Holland B.V. tegen Audipack Verkoop B.V. (Met dank aan Ricardo Dijkstra, Van Doorne)

Auteursrecht. Arrest gewezen in spoedappel vijf maanden na het vonnis van de voorzieningenrechter.

Lees het arrest hier. Lees het vonnis hier. Lees het vonnis in het executiegeschil hier.

Rechtbank Arnhem 22 mei 2008, KG ZA 08-252. De Roode Roos B.V. tegen Reform- en Vitaminecentrum De Rooij B.V.

Geen auteursrecht of databankenrecht. Wel onrechtmatig handelen.

"De Rooij heeft erkend de in het geding zijnde foto’s van de website van De Roode Roos te hebben gehaald. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat De Rooij ook (delen) van de bijbehorende teksten van De Roode Roos heeft overgenomen, onder meer omdat op de websites van De Rooij dezelfde spelfouten voorkomen. De Rooij heeft door het bewust op zeer grote schaal zonder toestemming overnemen van de foto’s en teksten van de website van De Roode Roos naar het oordeel van de voorzieningenrechter in zodanige mate geprofiteerd van de inspanningen en investeringen van De Roode Roos dat dit handelen moet worden beschouwd als in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 6 mei 2008, KG RK 08/0809. G-Star International B.V. tegen Mondo Bazaar-Men's Fashion c.s.

Ex parte beschikking. "Voorshands uitgaande van de bescherming uit hoofde van zowel het niet-ingeschreven gemeenschapsmodel als het auteursrecht, constateert de voorzieningenrechter op zoveel punten overeenstemming, dat de vorderingen kunnen worden toegewezen op de wijze als hierna verwoord."

Lees de beschikking hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 22 april 2008, rolnummers KG RK 08/0717, 08/0718 en KG RK 08/0719. Deere and Company c.s. tegen VR-Products B.V. c.s.

"Anders dan door verzoekers in het petitum wordt gesteld strekt het beslag op administratieve bescheiden niet tot afgifte maar tot verzekering van het beschikbaar zijn van die gegevens indien op een later moment de inzage wordt toegestaan. De voorzieningenrechter zal het verlof verlenen met dien verstande dat het zich ook uitstrekt over beschikbare digitale gegevens en alsdan zal bestaan uit het maken van een back-up of image van
die gegevens zonder daarin verder inzage te nemen dan noodzakelijk is."

Lees de beschikkingen hier, hier en hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 29 april 2008, rolnummer 08/0789. G-Star International B.V. tegen Gull Trading B.V.

Ex parte beschikking. "Voorshands uitgaande van  auteursrechtelijke bescherming voor zowel de broek als de jas, constateert de voorzieningenrechter op zo veel punten een overeenstemming dat de vorderingen, in elk geval op de auteursrechtelijke grondslag, kunnen worden toegewezen op de wijze als hierna verwoord."

Lees de beschikking hier.

Rechtbank 's-Gragenhage 8 mei 2008, rolnummer KG RK 08/0808. Johnson & Johnson c.s. tegen de heer S. c.s.

Ex parte beschikking. Merkenrecht.

Lees de beschikking hier.

Rechtbank Amsterdam 22 mei 2008, KG ZA 08-615. Consolidated Artists B.V. c.s. tegen We Netherlands B.V.

Opheffingskortgeding. "Nu voorshands kan worden vastgesteld dat Mango met haar tekens inbreuk maakt op het merk HE en op die grond het ex parte bevel niet kan worden herzien, behoeft de vraag of de tekens van Mango tevens inbreuk maken op de overige (beeld)merken waarop WE Netherlands zich in dit geding heeft beroepen (HIJ, WE en WE STORE) en op haar handelsnaamrechten geen verdere bespreking."

Lees het vonnis hier.

IEF 6162

Betaling thuiskopie vergoeding

thuiskopie.jpgRechtbank 's-Gravenhage 21 mei 2008 (bij vervroeging), HA ZA 07-3581. Stichting de Thuiskopie tegen Erdinc Cakiroglu en Ilknur Cakiroglu
 
De Thuiskopie vordert van Cakiroglu betaling van de thuiskopie vergoeding. De vordering wordt toegewezen. Eerder gemeld, nog niet besproken.

E. Cakiroglu drijft een eenmanszaak onder zijn eigen naam. Hij houdt zich bezig met de markthandel in herenkleding en computersupplies. E. Cargikoglu is in gemeenschap van goederen gehuwd met I. Cakiroglu. De in Lommel, België, gevestigde onderneming Direkt Supplies heeft vanaf het eerste kwartaal van 2005 diverse facturen betreffende (in totaal) 420.909 stuks blanco informatiedragers verzonden aan E. Cakiroglu. De meest recente van die facturen is van 4 januari 2006. Het bedrag dat over deze blanco informatiedragers aan thuiskopievergoeding verschuldigd is, bedraagt € 140.288,57. De Thuiskopie heeft op 10 oktober 2007, krachtens een daartoe verleend verlof, conservatoir beslag gelegd ten laste van E. Cakiroglu.  E. Cakiroglu is bij brief gesommeerd het bedrag van € 139.648,50 aan verschuldigde thuiskopievergoeding aan De Thuiskopie te voldoen. E. Cakiroglu betwist dat hij de gestelde hoeveelheid blanco infiormatiedragers daadwerkelijk heeft geimporteerd. Dit zou onvoldoende uit de overgelegde facturen blijken.
 
De rechtbank oordeelt dat "niet wordt betwist dat E. Cakiroglu blanco informatiedragers heeft geïmporteerd. Ook de juistheid van de overgelegde facturen wordt niet betwist.  Tijdens de comparitie is zijdens E. Cakiroglu bovendien te kennen gegeven dat de rechtbank het wat de aantallen betreft “moet nemen zoals het is”. De rechtbank gaat er gelet hierop vanuit dat E. Cakiroglu de in de overgelegde facturen tot uitdrukking komende aantallen blanco informatiedragers heeft geïmporteerd. Niet in geding is dat E. Cakiroglu voor de door hem geïmporteerde blanco informatiedragers de thuiskopievergoeding dient te betalen. Nu ook de door De Thuiskopie gegeven nadere onderbouwing (tot een hoger bedrag dan zij thans vordert) niet is betwist, zal de rechtbank de gevorderde hoofdsom toewijzen." (rov. 4.1)
 
De vordering tot het over leggen van bescheiden (waaronder de verkoopfacturen) wordt afgewezen, nu de gespecificeerde opgaven en een daarop betrekking hebbende verklaring van een registeraccount (als gevorderd) volstaan. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om E. Cakiroglu te veroordelen tot het betalen van de thuiskopievergoeding aan Stichting de Thuiskopie welke correspondeert met de opgaven welke E. Cakiroglu op grond van dit vonnis zal moeten doen. Dit is prematuur. Er is nog geen opgave gedaan en niet duidelijk is of en in welke mate de door De Thuiskopie in deze genoemde aantallen zullen worden overschreden. Lees het vonnis hier.

IEF 6151

De voormalige organisatie

Rechtbank Alkmaar 22 mei 2008, KG ZA 08-107. Svenska Skum B.V. tegen Innovfoam B.V.

Auteursrecht en onrechtmatige uitlating.

Eiseres (Svenska Skum BV) en gedaagde (Innovfoam BV), verhandelen beiden dezelfde blusproducten. Eiseres heeft voor die producten zgn. datasheets ontwikkeld, waarop tekeningen, foto’s en teksten over de producten staan. Gedaagde gebruikt datasheets die volgens de rechtbank inbreuk maken op het auteursrecht van eiseres op de datasheets.

Gedaagde wordt tevens veroordeeld een e-mail te rectificeren, aangezien in die e-mail volgens de rechtbank ten onrechte de indruk wordt gewekt dat eiseres niet langer bestaat. Een dergelijke onware uitlating over een concurrent is volgens de rechtbank onrechtmatig.

 

Gedaagde heeft niet betwist dat de datasheets van eiseres een auteursrechtelijk beschermd werk zijn, zodat de rechtbank van het auteursrecht op de datasheets uitgaat. Ook is niet betwist dat de auteursrechten op de datasheets aan eiseres toekomen. Gedaagde heeft slechts gesteld dat geen sprake is van inbreuk aangezien zij de producten direct van de moedervennootschap van eiseres afneemt. Gedaagde zou daarom toestemming hebben de datasheets te gebruiken. De rechtbank passeert dat verweer en overweegt daartoe onder andere dat tussen de datasheets van eiseres en gedaagde ondergeschikte verschillen bestaan. Indien gedaagde de datasheets gebruikt op basis van haar handelsrelatie met de moedervennootschap van eiseres, was te verwachten dat de datasheets identiek zijn.

Gedaagde heeft een e-mail verstuurd aan (potentiële) klanten waarin zij de zin-snede “de voormalige Svenska Skum organisatie” op heeft genomen. Hierbij heeft gedaagden ten onrechte de indruk wekt dat eiseres niet meer zou bestaan, hetgeen volgens de rechtbank leidt tot oneerlijke mededinging, en als onrechtmatig wordt aangemerkt.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6150

Moeder tegen dochter

denios2.bmpVzr. Rb. ’s-Gravenhage 21 mei 2008, KG ZA 08-0474, Denios A.G. tegen Denios B.V.

Auteursrecht. Vraag of de moeder op kan treden tegen uitgifte van een bewaking van haar catalogus door de dochteronderneming.

De moedervennootschap, Denios A.G., is een internationaal opererende onderneming die handelt in opslagsystemen voor schadelijke stoffen en aanverwante artikelen ter bescherming van mens en milieu.

De moeder is houdster van 50% van de aandelen van de in Alphen aan den Rijn gevestigde dochteronderneming, Denios B.V.. Sinds 1994 is tussen hen een samenwerkingsovereenkomst van kracht, waarin is opgenomen dat de dochter exclusief bevoegd is de producten van de moeder in Nederland te verkopen.

Normaal gesproken is de procedure voor het uitgeven van de jaarlijkse catalogi met beeldmateriaal van de verhandelde producten als volgt: De moeder laat een catalogus samenstellen waarin haar producten en diensten staan omschreven. Met tussenkomst van Denios Direct GmbH (de rechtsopvolgster van Management en Marketing Direct GmbH en daarom door de Rechtbank “MMD” genoemd), wordt de catalogus tegen betaling aan alle dochterondernemingen binnen de Denios-groep ter beschikking gesteld. Op basis van het van MMD ontvangen pdf-materiaal, heeft de dochter echter naast de gebruikelijke catalogus, onder de naam “Highlights 2007” een eigen, compactere catalogus gedrukt waarin integraal beeldmateriaal van de producten van de groep zijn opgenomen. Deze catalogus is onder geselecteerde relaties verspreid. De kosten daarvan heeft de dochter voor haar rekening genomen.

De eerste vraag die door de Voorzieningenrechter wordt beantwoord is wie als auteursrechthebbende van het materiaal moet worden gezien. De moeder erkent dat het materiaal weliswaar is gemaakt door MMD, maar stelt dat MMD dat heeft gedaan naar het ontwerp van en onder leiding en toezicht van de moeder. Ook stelt ze dat het auteursrecht aan haar is opgedragen.

De Voorzieningenrechter overweegt dat hij, in het kader van dit kort geding, in het midden zal laten of het auteursrecht geldig is overgedragen. De dochter heeft niet betwist dat het materiaal is gemaakt in opdracht van de moeder en door de moeder openbaar is gemaakt. Voorshands zal de Voorzieningenrechter er daarom vanuit gaan dat de moeder als auteursrechthebbende kan worden aangemerkt.

Voor de beantwoording van de vraag of de dochter het recht heeft om het beeldmateriaal aan te wenden voor de productie van de Highlights 2007 catalogus is de rechtsverhouding tussen partijen in aanmerking te nemen.

Een beroep op (paragraaf 5 van) de samenwerkingsovereenkomst kan de moeder niet baten. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan daaruit niet worden afgeleid dat het de dochter niet is toegestaan het van de moeder, dan wel via MMD van de moeder gekregen beeldmateriaal (verder) te bewerken of (verder) openbaar te maken. De geciteerde bepaling suggereert eerder het tegendeel, dat wil zeggen dat de dochter daartoe wel gerechtigd is, maar dat dan onder de verplichting, kort gezegd, de huisstijl van de moeder in acht te nemen en naar buiten toe een uniforme uitstraling van de groep als geheel te waarborgen.

De dochter verwijst daarbij naar een Franse catalogus, die niet alleen qua navolging van de huisstijl maar ook qua uitstraling door gebruik van niet glanzend papier achterblijft. Naar voorlopig oordeel kan in het licht van de Franse catalogus niet worden gezegd dat de dochter bij de productie van de Highlights catalogus 2007 de huisstijl en uitstraling van de Denios-groep onvoldoende in acht heeft genomen.

Ook het gegeven dat het beeldmateriaal tegen betaling aan de dochter ter beschikking is gesteld als pdf documenten is volgens de Voorzieningenrechter een aanwijzing dat verdere bewerking en openbaarmaking door de moeder is voorzien en beoogd. Dit soort materiaal is immers bij uitstek geschikt om verder te worden bewerkt en vervolgens bijvoorbeeld digitaal op een website of in gedrukte vorm openbaar te worden gemaakt.

Bij deze stand van zaken concludeert de Voorzieningenrechter dat de verhoudingen binnen de Denios-groep met zich brengen dat de dochterondernemingen auteursrechtelijk beschermd materiaal van de moeder mogen bewerken en verder openbaar mogen maken. Daarbij is in acht te nemen het bepaalde in paragraaf 5 van de exclusiviteitovereenkomst, welke bepaling ziet op huisstijl en uitstraling. De bepaling is door de dochter naar voorlopig oordeel voldoende in acht genomen.

Het is denkbaar dat tussen de moeder en de dochterondernemingen ook afspraken worden gemaakt omtrent vergoedingen die door dochters moeten worden betaald aan de moeder in verband met de voor de productie van het materiaal gemaakte kosten. Daarbij zou ook kunnen worden overeengekomen dat de productie uitsluitend aan de moeder, althans MMD wordt overgelaten. Het bestaan van dat soort uitspraken is door de moeder echter niet gesteld. In dit kort geding kan dan ook niet van het bestaan van dit soort afspraken worden uitgegaan. De moeder kan daarom ook geen verbodsrecht ontlenen aan het feit dat de dochter naast de betaling voor de catalogus 2007 en de betaling voor de verstrekking van de pdf bestanden geen verdere betaling heeft gedaan in verband met de productie van de Highlights catalogus 2007 en voorts die catalogus zelf heeft samengesteld en heeft laten drukken.

De moeder wordt als in het ongelijk gestelde partij op grond van artikel 1019 h Rv veroordeeld in de volledige proceskosten.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6149

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Breda 19 mei 2008, KG ZA 08-204. Renovatie Voegwerken J.C. Albers B.V. tegen Gebr. Albers B.V. (Met dank aan Martin Hemmer, AKD)

Handelsnaamrecht. "Nu beide ondernemingen zich bezighouden met voegwerken, brengt dat met zich dat de aanduiding Renovatie Voegwerken geen onderscheidende kracht heeft. Het kenmerkende deel van de handelsnamen is de naam Albers. Dat de naam Albers een familienaam is rechtvaardigt het (latere) gebruik als handelsnaam niet."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 20 mei 2008, KG ZA 08-316. Dedon Gmbh tegen Sprento B.V. c.s.

Modelrecht. "Uit hetgeen onder 2.4 tot en met 2.6 is overwogen valt op te maken dat de wijze waarop een en ander op de website is en wordt weergegeven ertoe heeft geleid dat niet duidelijk is wie wat namens wie doet. Deze onduidelijkheid wordt nog vergroot doordat de
vermelde adressen, telefoonnummers en namen voeren naar andere (rechts)personen dan de aangeduide rechtspersoon, dan wel naar rechtspersonen die niet (langer) bestaan. De voorzieningenrechter kan er niet omheen dat de op de site genoemde gegevens in ieder
geval ook zijn te herleiden tot De Schiffart en Suprento."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 21 mei 2008 (bij vervroeging), HA ZA 07-3581. Stichting de Thuiskopie tegen Cakiroglu

"4.1. De rechtbank stelt voorop dat - ook desgevraagd - niet wordt betwist dat Cakiroglu blanco informatiedragers heeft geïmporteerd. Ook de juistheid van de overgelegde facturen wordt niet betwist. Tijdens de comparitie is zijdens Cakiroglu bovendien te kennen gegeven dat de rechtbank het wat de aantallen betreft “moet nemen zoals het is”. De rechtbank gaat er gelet hierop vanuit dat Cakiroglu de in de overgelegde
facturen tot uitdrukking komende aantallen blanco informatiedragers heeft geïmporteerd. Niet in geding is dat Cakiroglu voor de door hem geïmporteerde blanco informatiedragers de thuiskopievergoeding dient te betalen. Nu ook de door De Thuiskopie gegeven nadere
onderbouwing (tot een hoger bedrag dan zij thans vordert) niet is betwist, zal de rechtbank de gevorderde hoofdsom toewijzen."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 21 mei 2008, HA ZA 06-2378. Green Earth Industries LLC tegen Marine Bioproducts AS

"De rechtbank zal het geschil in conventie en reconventie gezamenlijk behandelen vanwege de verwevenheid van de stellingen van partijen in conventie en reconventie. Daarbij zal de rechtbank, na vaststelling van haar bevoegdheid en het toepasselijke recht, eerst de geldigheid van de CRDA beoordelen in het licht van het beroep van Marine Bioproducts op het  mededingingsrecht en op dwaling. Vervolgens komen achtereenvolgens de door Green Earth gestelde tekortkomingen van Marine Bioproducts (schending
rapportage plicht, schending geheimhouding en weigering levering) en de door Marine Bioproducts gestelde tekortkoming van Green Earth (terugtrekking uit de IFUovereenkomst) aan de orde."

Lees het vonnis hier.

IEF 6137

Handhaving in Zweden

HvJ EG, 15 mei 2008, zaak C-341/07, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het Koninkrijk Zweden (Nederlandse versie niet beschikbaar).

Het Koninkrijk Zweden is , door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, althans door deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.  De termijn voor omzetting van de richtlijn in nationaal recht is op 28 april 2006 verstreken.

Lees het arrest hier.

IEF 6107

Het wetenschappelijke gedeelte

vvalogo.gifDe eerstvolgende ledenvergadering van de VvA vindt plaats op vrijdagmiddag 23 mei 2008 bij de KNAW, het Trippenhuis aan de Kloveniersburgwal 29 in Amsterdam.

Het onderwerp van het wetenschappelijk gedeelte is:  “Collectief beheer en tariefgeschillen: NMa, rechter, preventieve toets of geschillencommissie?”. In de bijlage vindt u een nadere toelichting op het programma.

Lees het volledige programma hier. Info en aanmeldingen hier.
 

IEF 6096

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Breda, 24 april 2008, Thoroughbred Software International tegen Thoroughbred Europe B.V.( met dank aan Rogier Overbeek, Kennedy Van der Laan). 

Beëindiging van een softwaredistributieovereenkomst (onder Amerikaans recht) en (daarmee samenhangende) auteursrechtinbreuk (illegaal kopiëren software door voormalig distributeur).

“3.6. Op grond van distributieovereenkomst 2001, de voorraadovereenkomst en het Addendum 2003 is TE gerechtigd de door TSI aangeleverde TSI-softwareproducten te distribueren. TE heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij van TSI toestemming heeft gekregen om TSI-software te verveelvoudigen en zelfstandig op de markt te brengen. Dat TE de beschikking heeft over de broncode en programma's om codes en serienummers te generen, doet hier niet aan af. TE heeft niet aannemelijk gemaakt dat het ter beschikking stellen van deze code en programma's een ander doel had dan een tijdelijk gebruik ten behoeve van service of foutcorrecties. TE maakt dan ook inbreuk op de auteursrechten van TSI.” 

Lees het vonnis hier.

GvEA, 30 April 2008, zaak T-131/06, Sonia Rykiel création et diffusion de modèles tegen OHIM / Cuadrado SA(Nog geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositiezaak. Aanvraag Gemeenschapsbeeldmerk SONIA SONIA, opposite o.g.v. ouder nationaal woordmerk SONIA. Geen normaal gebruik, oppositie afgewezen. .

“55. Therefore, pursuant to the case-law referred to above, it is necessary to examine whether the very small volume of sales of those goods under the earlier word mark might have been offset by the fact that use of the mark was extensive or very regular. In the present case, there is nothing to indicate that use of the mark was extensive or regular, the nine relevant invoices being concentrated in the months of January, February and March 1997, and February and March 1998.

(…) 60.  In addition, the total amount of transactions over the relevant period seems to be so token as to suggest that, in the absence of supporting documents or convincing explanations to demonstrate otherwise, the use by Cuadrado of the earlier word mark cannot be held to be warranted, in the economic sector concerned and taking account of the nature of the goods concerned, for the purpose of maintaining or creating market shares for the goods protected by the earlier word mark.

61      Moreover, the applicant cannot rely on the judgment in LA MER, cited in paragraph 32 above, on the ground that, unlike in the present case, the low volume of sales of the goods under the earlier mark was to a large extent offset by the very regular nature of the use of that mark. (…)

62      In the light of all those considerations, the Court finds that the Board of Appeal failed to take into account all the relevant factors for the purpose of determining whether the use which was made of the mark could be regarded as genuine and, on that basis, infringed Article 43(2) and (3) of Regulation No 40/94.

63. Accordingly, the contested decision falls to be annulled."

Lees het arrest hier.

WIPO Arbitration and Mediation Center, 22 april 2008, zaak DNL2008-0004, Belangenvereniging Zelfdoeners in Adoptie v. Media Village B.V. i.o.

“In deze eerste beslissing onder de op 28 februari 2008 in werking getreden Regeling is het nuttig stil te staan bij enkele uitgangspunten van de Regeling. Anders dan de tot die datum van kracht zijnde arbitrageregeling kan onder de Regeling niet alleen de houder van een merkrecht of een handelsnaamrecht een Eis indienen, maar een ieder die een naam gebruikt in Nederland binnen door de Regeling nader omschreven categorieën. Zo kunnen personen op basis van hun familienaam een geschil aanhangig maken, evenals in Nederland gevestigde verenigingen, stichtingen, instellingen en overheidsinstanties op basis van de naam waaronder zij aan het maatschappelijk verkeer deelnemen.”

Lees de uitspraak hier.

IEF 6069

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Leeuwarden,  23 april 2008, LJN: BD0575, A tegen Kameleon II B.V. en FMG/Bridge Entertainment B.V.

“Auteursrecht. Script voor de theatervoorstelling 'De Kameleon Ontvoerd'. DVD uitgebracht van theatervoorstelling, zonder vergoeding te betalen aan scriptschrijver. Aan laatstgenoemde komt auteursrechtelijke bescherming toe.” 

Lees het vonnis hier.

GvEA, 23 april 2008, T-35/07, Leche Celta, SL tegen OHIM / Celia SA. (nog geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositieprocedure Ouder national woordmerk CELTA tegen aanvraag Gemeenschapsbeeldmerk Celia.

“49. Compte tenu de ce qui précède, la chambre de recours a considéré à juste titre, en prenant en compte tous les facteurs précités mis en balance les uns par rapport aux autres dans le cadre d’une appréciation globale, qu’il n’existait pas de risque de confusion pour le public pertinent en ce qui concerne les marques en cause, et ce même si les produits sont partiellement identiques. En effet, la différence d’une lettre (le « i » pour le terme « celia » et le « t » pour le terme « celta ») entre les signes en conflit ainsi que la circonstance que la lettre « i » fait l’objet d’un traitement graphique particulier qui permet précisément de la différencier de la lettre « t » correspondante suffisent à permettre une différenciation visuelle entre les deux signes. À cette différenciation visuelle s’ajoutent des différences, d’une part, sur le plan phonétique, les signes ne se prononçant pas de la même manière, et, d’autre part, sur le plan conceptuel, du fait de l’absence d’une similitude conceptuelle manifeste.”

Lees het arrest hier.