Alle rechtspraak  

IEF 13211

Bestuurder van licentienemer content is niet hoofdelijk aansprakelijk

Rechtbank Zwolle-Lelystad 25 april 2012, ECLI:NL:RBZLY:2012:1766 (Content 4 you)
Content licenties. Content 4 You had licenties verstrekt voor het gebruik van reclame en online advertising content aan RS Media en RS Media is door de rechter veroordeeld tot het betalen van € 108.437,50. RS Media is inmiddels failliet. Gedaagde was enig directeur en aandeelhouder van RS Media. Content 4 You stelt nu de enig directeur aansprakelijk. Volgens de Hoge Raad is een bestuurder in twee gevallen hoofdelijk aansprakelijk [red. Beklamelnorm en wanneer persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt]. Van beide situaties is hier geen sprake. Gedaagde wist bij het aangaan van de overeenkomst niet of had niet moeten weten dat RS Media haar verplichtingen niet kon nakomen. Ook kan gedaagde persoonlijk niet een ernstig verwijt worden gemaakt. Content 4 You heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat sprake was van privé onttrekkingen of dubieuze transacties die er oorzaak van waren dat de facturen van Content 4 You onbetaald werden gelaten.

De beoordeling
4.4 Categorie i) De rechtbank zal als eerste de vraag beantwoorden welke datum relevant is voor de beoordeling van de stelling dat [gedaagde] bij het aangaan van de licentieovereenkomst wist of had moeten weten dat RS Media haar verplichtingen hieruit niet na zou kunnen komen. [eiser]heeft zijn stelling dat de overeenkomst op 1 juni 2009 is aangegaan, wat er verder ook van zij, onvoldoende onderbouwd, nu dit door [gedaagde] gemotiveerd wordt betwist. De rechtbank gaat er bij de verdere beoordeling dan ook vanuit dat de licentieovereenkomst op 1 april 2009 is aangegaan en dat voor aansprakelijkheid van [gedaagde] op deze grond de wetenschap op dat moment van belang is.
[eiser]heeft zijn stelling dat [gedaagde] op het moment van het aangaan van de licentieovereenkomst wist of behoorde te weten, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, zeker in het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] die daarin door de curator wordt ondersteund. Het feit dat [gedaagde] als bezuinigingsmaatregel zijn salaris heeft laten halveren, is daartoe onvoldoende. De rechtbank overweegt hierbij dat de gestelde onrechtmatige daad waaruit kwade trouw valt af te leiden niet valt te rijmen met het halveren van het eigen salaris. Ook uit de overgelegde balansen van RS Media blijkt niet van de gestelde wetenschap van [gedaagde]. Immers, het enkele feit dat het eigen vermogen in de loop van de jaren is verminderd en de schuldenlast is toegenomen, maakt nog niet dat de vennootschap geen overlevingskansen heeft, laat staan dat [gedaagde] op 1 april 2009 wist dat dit zo was. Nu [eiser]geen andere feiten of omstandigheden heeft gesteld die zijn stelling dat [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de licentieovereenkomst wist of had behoren te weten dat RS Media haar verplichtingen niet na zou kunnen komen onderbouwen, kan deze grondslag de vordering niet dragen.
Categorie ii) Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser]onvoldoende onderbouwd gesteld dat sprake was van privé onttrekkingen of dubieuze transacties die er de oorzaak van waren dat de facturen van Content 4 You onbetaald werden gelaten en dat [gedaagde] daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het verrekenen van een schuld in rekening-courant met een vordering uit hoofde van een pensioenvoorziening is op zichzelf niet verwijtbaar. Bijzondere omstandigheden zouden kunnen maken dat dit anders ligt, maar dat hiervan sprake is, is gesteld noch gebleken. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat de curator in deze transacties kennelijk ook geen aanleiding heeft gezien om [gedaagde] aansprakelijk te stellen en dat [gedaagde] bovendien het restant van de rekening-courant schuld aan de curator heeft voldaan. [eiser]heeft geen andere feiten en omstandigheden gesteld die tot de conclusie moeten leiden dat [gedaagde] heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar verplichtingen uit hoofde van de licentieovereenkomst niet is nagekomen, zodat ook deze grond de vordering niet kan dragen.

IEF 13207

Verbod tot innen van dwangsommen op straffe van een dwangsom

Hof Den Haag 5 november 2013, KG ZA 12-99 (A.D.Inkoop B.V. tegen ACTION Nederland B.V.)
Ingezonden door Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht en Huib Berendschot, AKD.
Zie eerder IEF 13103. De voorzieningenrechter had Action Nederland op straffe van een dwangsom geboden de verkoop van inbreukmakende theelichthouders te staken en gestaakt te houden. Nu vordert Action Nederland een gebod tot staking van de tenuitvoerlegging van dat vonnis. Het hof acht aannemelijk dat de door AD Inkoop geproduceerde aankoopbonnen geen betrekking hebben op theelichthouders die in de betreffende filialen op het moment van afrekenen in de schappen stonden en te koop werden aangeboden. De grieven van Action slagen in zoverre dat zij de theelichten niet verkocht heeft. Action Nederland heeft geen misbruik gemaakt van het identiteitsverschil tussen haar en de dochtervennootschappen. Het hof gebiedt AD Inkoop de inningen van dwangsommen gestaakt te houden op straffe van een dwangsom en veroordeelt haar in de door Action Nederland gemaakte kosten van het geding.

Beoordeling
13. Op grond van het voornoemde bewijsmateriaal, in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof voorshands aannemelijk dat de door AD Inkoop geproduceerde aankoopbonnen geen betrekking hebben op theelichthouders die in de betreffende filialen op het moment van afrekenen in de schappen stonden en te koop werden aangeboden. Het door AD Inkoop daarnaast nog overgelegde bewijsmateriaal, te weten: een e-mailwisseling met Nadi, waarin deze over zijn handelingen verklaart, en foto's van plastic tasjes met een niet of nauwelijks zichtbare inhoud, leggen daartegenover onvoldoende gewicht in de schaal. Voorts leidt het enkele feit dat verzuimd is om de witte theelichthouders direct te blokkeren in het kassasysteem niet tot de conclusie dat het gebod tot staking van de verkoop daarvan is overtreden. De grieven van Action Nederland slagen dus in zoverre. Dat betekent dat het gevorderde bevel tot staking van de executie in elk geval toewijsbaar is voor zover het betreft dwangsommen waarop aanspraak wordt gemaakt uit hoofde van voormelde 105 transacties.

IEF 13201

Het idee van een kroegentocht als zodanig wordt niet beschermd door enig recht van intellectuele eigendom

Rechtbank Oost-Brabant 30 oktober 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:6092 (Kroegentocht)
Ingezonden door Rens Jan Kramer, Boels Zanders.
Domeinnaam. Handelsnaam. Huisstijl door freelancer. Facebookpagina. O heeft het concept kroegentocht bedacht en ontwikkeld en de domeinnamen www.kroegentocht.net en www.kroegentocht.nl in zijn bezit. O heeft gezorgd voor een eigen website, logo, folders en ander promotiemateriaal. Voor het op de markt zetten van het concept heeft VBA hem financieel en met haar kennis ondersteund. De rol van VBA is steeds actiever geworden en VBA heeft kroegentocht.nl op haar naam in het handelsregister geregistreerd. O gaat stelt dat er inbreuk wordt gemaakt op haar intellectuele eigendomsrechten. Zij vordert ook teruggave van promotiemateriaal en gemaakte investeringen.

De rechtbank oordeelt dat de inschrijving van  de handelsnaam kroegentocht.nl niet onrechtmatig was. Voor de samenwerking tussen O en VBA, had VBA alleen de domeinnaam www.kroegntocht.nl laten registreren, wat niet betekent dat er in een optredend georganiseerd verband op commerciële wijze wordt deelgenomen aan het economisch verkeer. O heeft dus niet het (alleen)recht op de handelsnaam kroegentocht.nl en VBA handelt niet onrechtmatig.

Een idee als zodanig kan niet worden beschermd door enig recht van intellectuele eigendom. Alleen de concrete uitwerking van het idee is eventueel vatbaar voor bescherming. Er is in opdracht van O een huisstijl ontwikkeld, maar nu dit door een freelancer gebeurde is O geen rechthebbende op de huisstijl en dus ook geen sprake van inbreuk.

Het promotiemateriaal was al niet meer in handen van VBA en er was niks afsproken over te maken investeringen.
Alle vorderingen van O worden afgewezen. De rechtbank verklaart voor recht dat VBA geen inbreuk maakt op enig intellectueel eigendomsrecht van O en krijgt haar facebook-pagina weer terug.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
HA ZA 12-773 (pdf)

IEF 13200

Hosting provider handelt onrechtmatig door IP-adres van steeds terugkerende ebooks inbreukmaker niet te blokkeren

Vzr. Rechtbank Den Haag 1 november 2013, KG ZA 13-925 (Eksmo Publishing House tegen Ecatel Ltd)
Geen auteursrechtinbreuk e-books. Wel onrechtmatig door IP-adres niet te blokkeren. Tijdelijk veranderen van provider en terugkomen. Eksmo is een Russische uitgeverij die met een groot aantal auteurs (licentie-)overeenkomsten heeft gesloten met betrekking tot (de exploitatie van) de auteursrechten op werken van die auteurs.

[Y] exploiteert en is verantwoordelijk voor de websites waarop digitale kopieën van een groot aantal boeken worden aangeboden, waaronder werken van auteurs met wie Eksmo overeenkomsten heeft gesloten. Voor het hosten van de genoemde sites maakt [Y] gebruik van de diensten van de hostingprovider Ecatel.

Er is geen sprake van auteursrechtinbreuk. Ecatel maakt immers zelf geen auteursrechtelijk beschermde werken openbaar, noch verveelvoudigt zij die werken. Zij biedt uitsluitend diensten aan die door derden gebruikt worden om dit te doen Ecatel voert aan dat zij de websites eerder in de tussenliggende periode al eens ontoegankelijk heeft gemaakt. [Y] zou de websites vervolgens tijdelijk bij een andere provider hebben ondergebracht en enige tijd later opnieuw de diensten van Ecatel hebben ingeroepen. Er is bovendien gebruik gemaakt van hetzelfde IP-adres, dat is niet te rijmen met de toelichting van Ecatel dat de websites een ander IP-adres zouden krijgen als ze opnieuw door Ecatel zouden worden gehost. Ecatel heeft pas eerst in augustus 2013 gehoor heeft gegeven aan het verzoek van Eksmo.

Er kan niet gesproken worden van prompt handelen in de zin van artikel 6:196c lid 4 onder b BW. Ecatel wordt bevolen de websites “lib.rus.ec” en/of “coollib.net” en/of de website die door haar is gehost onder het genoemde IP-adres binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te blokkeren en geblokkeerd te houden.

4.4. Naar door Eksmo onweersproken is gesteld, zijn de auteurs van wie kopieën van werken op de desbetreffende websites zijn opgenomen hetzij onderdaan van de Russische Federatie dan wel zijn de desbetreffende werken voor het eerst in de Russische Federatie gepubliceerd, zodat de werken volgens de Berner Conventie (waar zowel de Russische Federatie als Nederland bij zijn aangesloten) in Nederland worden beschermd onder de Auteurswet (Aw). Dat op de websites waartegen de vorderingen zich richten inbreukmakend materiaal wordt aangeboden, is niet bestreden. Dat Eksmo rechthebbende is met betrekking tot dit materiaal, althans in rechte kan optreden ter handhaving van de ingeroepen auteursrechten, is evenmin bestreden. Ten slotte is geen verweer gevoerd tegen de stelling van Eksmo dat [Y] verantwoordelijk is voor de inhoud van de desbetreffende websites en deze exploiteert. Gelet hierop is voorshands sprake van inbreuk door [Y] op de auteursrechten van Eksmo door het via internet door de desbetreffende websites beschikbaar maken van e-books.

4.5. De vorderingen tegen Ecatel voor zover gericht op het geven van een verbod op auteursrechtinbreuk zullen echter worden afgewezen. De handelingen van Ecatel zijn naar voorlopig oordeel weliswaar onrechtmatig, zoals hierna zal worden toegelicht, ze zijn niet aan te merken als inbreuken op het auteursrecht. Ecatel maakt immers zelf geen auteursrechtelijk beschermde werken openbaar, noch verveelvoudigt zij die werken. Zij biedt uitsluitend diensten aan die door derden gebruikt worden om dit te doen.

4.7. Ecatel heeft er ter zitting op gewezen dat zij voldoende voortvarend heeft gehandeld voor een succesvol beroep op de uitzonderingsgrond van artikel 6:196c lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Zij zou “zo spoedig als de jegens haar klant in acht te nemen zorgvuldigheid toestond” hebben gehandeld. Volgens Eksmo heeft Ecatel echter te lang gewacht met het ontoegankelijk maken van de websites, zodat zij niet heeft voldaan aan het conform sub b van het artikel vereiste “prompt” te handelen zodra zij door Eksmo op de hoogte was gesteld van het onrechtmatige karakter van de websites.

4.8. Ecatel voert in dit verband aan dat zij de websites eerder in de tussenliggende periode al eens ontoegankelijk heeft gemaakt. [Y] zou de websites vervolgens tijdelijk bij een andere provider hebben ondergebracht en enige tijd later opnieuw de diensten van Ecatel hebben ingeroepen. Ecatel heeft ter onderbouwing van deze stelling niets in het geding gebracht. Bovendien is sprake van een IP-adres dat zowel in januari als in augustus werd gebruikt, wat niet te rijmen is met de toelichting van Ecatel dat de websites een ander IP-adres zouden krijgen als ze – na enige tijd ergens anders te zijn ondergebracht – opnieuw door Ecatel zouden worden gehost. Gelet hierop neemt de voorzieningenrechter als uitgangspunt dat Ecatel eerst in augustus 2013 gehoor heeft gegeven aan het verzoek van Eksmo.

4.9. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet kan worden gesproken van prompt handelen in de zin van artikel 6:196c lid 4 onder b BW. De door Ecatel ingeroepen uitzonderingsgrond is niet aan de orde, nu naar voorlopig oordeel te veel tijd is verstreken tussen de eerste melding van Eksmo, in januari 2013, en de specificering van haar bezwaren in februari enerzijds, en het ontoegankelijk maken van de websites door Ecatel in augustus anderzijds. De verplichting zorgvuldig te handelen jegens haar klanten, waarop Ecatel in dit verband heeft gewezen, is voorshands geen rechtvaardiging voor de maanden die zijn verstreken alvorens zij heeft gehandeld. Ook het feit dat zij grote aantallen meldingen krijgt over onrechtmatige websites is – zonder meer – niet voldoende om de lange periode van stilzitten van Ecatel aanvaardbaar te maken.

4.12. Ecatel zal worden bevolen de websites “lib.rus.ec” en/of “coollib.net” en/of de website die door haar is gehost onder het IP-adres 93.174.88.192 binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te blokkeren voor zover zij deze niet reeds heeft geblokkeerd, en deze geblokkeerd te houden. De aan dit bevel te verbinden dwangsom zal worden gemaximeerd.

Op andere blogs:
BREIN (Hosting provider Ecatel door rechter op vingers getikt)
MediaReport (Hostingprovider haalt illegale ebookwebsites te laat offline)

IEF 13194

"Het Geheim van een Goed Huwelijk" niet onrechtmatig TV-format

Vzr. Rechtbank Amsterdam 31 oktober 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:7183 (Red Arrow tegen SBS Broadcasting/Talpa)
Uitspraak ingezonden door Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan, mede ingezonden door Jacqueline Schaap en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap.
Programmaformat. Auteursrecht. Onrechtmatige daad. Rechtspraak.nl bericht: TV-producent/distributeur Red Arrow heeft met SBS en RTL onderhandeld over verkoop van het TV-format "Married at First Sight", dat in Denemarken onlangs met groot succes is uitgezonden. Kort nadat het format aan RTL is verkocht brengt SBS een persbericht naar buiten waarin zij aankondigt een programma met soortgelijke elementen te zullen gaan uitzenden als in het format waarover is onderhandeld: "Ja ik wil! een wildvreemde", later getiteld "Het Geheim van een Goed Huwelijk". Zij heeft dat programma gekocht van Talpa. Red Arrow eist een verbod voor SBS en Talpa om het programma te produceren/distribueren/uit te zenden.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. Red Arrow beroept zich niet op auteursrechtelijke bescherming maar op onrechtmatige daad. De voorzieningenrechter acht de drie kernelementen waarop Red Arrow zich beroept onvoldoende onderscheidend/uniek om daaraan rechten te kunnen ontlenen. Die elementen komen reeds in verschillende vormen in nationale en internationale formats/TV-programma’s voor. In de tweede plaats zijn beide formats weliswaar gebaseerd op hetzelfde thema, maar verschilt de uitwerking – voor zover die in de procedure is kenbaar gemaakt – zodanig dat sprake is van een andere totaalindruk.

Verder is voldoende aannemelijk geworden dat Talpa reeds lange tijd bezig was met het ontwikkelen van haar format, en dat SBS daarover al vóór de onderhandelingen met Red Arrow en vóórdat het programma in Denemarken is uitgezonden contact met Talpa heeft gehad. Toen de onderhandelingen mislukten, en ook al in de periode daarvoor, heeft SBS opnieuw contact opgenomen met Talpa, heeft zij duidelijk gemaakt zeer geïnteresseerd te zijn in het format als Talpa dat snel zou kunnen leveren. De ontwikkeling van het format van Talpa is vervolgens in een stroomversnelling gekomen.

Niet valt in te zien dat het handelen van SBS onrechtmatig is. Het stond SBS vrij om na stukgelopen onderhandelingen met de ene producent/distributeur in zee te gaan met een andere producent. In de commerciële TV-branche is sprake van harde concurrentie op basis van wie het eerst komt, het eerst maalt, en het komt geregeld voor dat concurrerende partijen, die beide hebben geboden op een bepaald format, uiteindelijk programma’s met eenzelfde thema uitzenden.

4.5. Red Arrow doet geen beroep op auteursrechtelijke bescherming maar beroept zich op onrechtmatig handelen. Voor de vraag of SBS en Talpa onrechtmatig hebben gehandeld is in de eerste plaats van belang of het format waarop Red Arrow zich beroept, althans dat deel van het format dat door haar in het geding is gebracht, een te beschermen goed is, en als dat het geval is, of het format De geheimen van een goed huwelijk zodanig overeenstemt met het format Married at First Sight, dat SBS en Talpa gelet op de onderhandelingen tussen Red Arrow en SBS onrechtmatig handelen door dat format te produceren/ uit te zenden.

4.6. Voordat een programma gereed is voor uitzending bestaan verschillende stadia van ontwikkeling. Elk programma begint met een bepaald idee/thema. Dat thema wordt vervolgens verder uitgewerkt tot een format. Partijen verstaan onder format de Format Bible, een document waarin tot in detail staat beschreven hoe het programma gemaakt gaat worden, welk soort kandidaten zullen worden gezocht, welk type sponsors zullen worden benaderd, waar de camera’s staan opgesteld, uit welke verschillende scènes het programma wordt opgebouwd et cetera. De inhoud en wijze van productie van het programma ligt daarmee voor het grootste deel vast. Wel verschilt het format soms per land waar het wordt uitgezonden.

4.7. De ontwikkeling van Married at First Sight is geheel voltooid, het programma is immers reeds uitgezonden – in Denemarken – zodat slechts nog lokale wijzigingen behoeven te worden aangebracht. De geheimen van een goed huwelijk is nog niet geheel voltooid. Op grond van de thans bekende feiten is voldoende aannemelijk dat de ontwikkeling zich ergens tussen het stadium van thema en het stadium van format bevindt. In ieder geval is het format zodanig gereed dat SBS en Talpa een overeenkomst hebben kunnen sluiten over de aankoop van het format. Wel zijn in de week van 7 oktober 2013 nog enkele wijzigingen aangebracht, zo is de naam van het programma gewijzigd en bestaat nog onduidelijkheid over welk type wetenschappers zullen worden gebruikt. Het bovenstaande dient in aanmerking te worden genomen wanneer hierna over ‘format’ wordt gesproken.

4.8. Nu de voorzieningenrechter niet beschikt over Format Bibles, wordt het oordeel gebaseerd op de korte omschrijving van beide partijen van ‘hun’ format, zoals die ter zitting respectievelijk door middel van de overgelegde producties kenbaar is gemaakt. De kernelementen waarop Red Arrow zich beroept, en die in beide formats terugkomen, zijn de volgende:
- partnerkeuze door wetenschappers en experts,
- trouwen met de geselecteerde partner bij de eerste ontmoeting,
- het volgen van de koppels en het wel of niet doorzetten van de relatie.
Met SBS en Talpa is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze drie elementen reeds in verschillende vormen in nationale en internationale formats/TV-programma’s voorkomen. SBS heeft gewezen op (Arranged) Marriage van CBS in de Verenigde Staten en op het format Blind Marriage¸ later genaamd Een goed begin. Dit format is door Endemol gebruikt voor een pilotaflevering, die in 2005 via de zender Talpa is uitgezonden. Ook in dit format worden partners gekoppeld door deskundigen en trouwen zij zonder elkaar daarvoor te hebben gezien. Talpa bezit 50% van de rechten op Een goed begin, zoals blijkt uit productie 7 van SBS en Talpa. Ook heeft SBS in 2012 gesproken met een Amerikaans productiebedrijf over het format I married a stranger, dat in augustus 2013 gereed zou zijn voor uitzending. Productie 6 van SBS en Talpa wijst verder op het programma Science of Love, dat in het seizoen 2006-2007 door NBC (Verenigde Staten) is uitgezonden.
Alle voornoemde formats/programma’s bevatten één of meerdere van de genoemde kernelementen. De drie genoemde elementen zijn dan ook onvoldoende onderscheidend/uniek ten opzichte van reeds bestaande formats/thema’s/ideeën om daaraan rechtstreeks rechten te kunnen ontlenen.

4.11. Aannemelijk is voorts dat de korte termijn waarbinnen die onderhandelingen met Talpa hebben plaatsgevonden en zijn gefinaliseerd, het resultaat is van de stukgelopen onderhandelingen met Red Arrow, en met de wens van SBS om als eerste met haar aankondiging te komen, vóórdat RTL dat zou doen. Niet valt in te zien dat dit handelen van SBS onrechtmatig is. Het stond haar in beginsel immers vrij om na stukgelopen onderhandelingen met de ene producent/distributeur in zee te gaan met een andere producent. Dat het op basis van de code of conduct, de ongeschreven regels in de TV-wereld, niet is toegestaan na verloren onderhandelingen met betrekking tot het onderwerp daarvan met een deels overlappend format te komen – zoals Red Arrow heeft gesteld – is, gegeven de betwisting hiervan door SBS, vooralsnog onvoldoende aannemelijk gemaakt. Zoals blijkt uit de genoemde voorbeelden van de programma’s MasterChef/Topchef, Come Dine With Me/ Wie is de Chef? en Move like Michael Jackson/ My name is Michael is in de commerciële TV-branche sprake van harde concurrentie op basis van wie het eerst komt, het eerst maalt, en komt het, zo valt uit de overgelegde producties en ter zitting niet voldoende gemotiveerd bestreden standpunten op te maken, geregeld voor dat concurrerende partijen, die beide hebben geboden op een bepaald format, uiteindelijk programma’s met eenzelfde thema uitzenden. Hoewel Red Arrow heeft gesteld dat in die gevallen sprake is van heel verschillende programma’s is in ieder geval duidelijk dat die programma’s eenzelfde thema/idee hebben.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
ECLI (pdf)

Op andere blogs:
Wieringa advocaten
Klos Morel Vos & Schaap
Quafi (Uitspraak: verkeerde rechtsgrond)
SOLV ("Het Geheim van een Goed Huwelijk” geen onrechtmatig TV-format)

IEF 13189

Real Networks krijgt inzage in conservatoir beslagen stukken van vermoedelijke inbreukmaker

Hof Den Haag 29 oktober 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3941 (Real Networks tegen E)
Uitspraak ingezonden door Peter Claassen en Eliëtte Vaal, AKD.
Zie eerder IEF 10109 en IEF 10433
. Sinds 2003 werd op internet door een ander dan Real Networks het software programma Real Alternative aangeboden, dat de codecs en Rpplugins uit Real Player bevat. [E] is de eigenaar van een aantal websites waar Real Player Alternative werd aangeboden. De rechtbank oordeelde dat [E] inbreuk maakte op de auteursrechten van Real Networks en werd bevolen de openbaarmaking te staken. Ook mocht Real Networks conservatoir beslag leggen. Nu komt RealNetworks in beroep en vordert ex artikel 843a Rv afgifte, althans inzage van hetgeen ingevolge het gelegde bewijsbeslag is gekopieerd door de deurwaarder. [E] voert processuele verweren en die falen allemaal. Edkses gaat er ten onrechte vanuit dat onderhavige voorziening betrekking heeft op het verkrijgen van een voorlopige voorziening. Het is in beginsel mogelijk dezelfde vordering opnieuw in te stellen, ook al is deze afgewezen. Het is voldoende duidelijk wat Real Networks vordert. Ook is er voor toewijzing van een (incidentele) vordering ex artikel 843a Rv geen spoedeisend belang vereist.

Het hof wijst de vordering toe. Real Networks heeft de bescheiden voldoende bepaald. Real Networks heeft veel bescheiden ter bewijs overlegd en [E] heeft dit onvoldoende bewist. Er is ook een redelijk vermoeden dat [E] inbreuk op de auteursrechten van Real Networks heeft gemaakt.

8. Op grond van artikel 843a Rv kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij hij partij is. In casu staat vast dat de gekopieerde bescheiden bestaan. Het gaat om op zoekterm en relevantie geselecteerde gegevens. Door het gebruik van de hiervoor genoemde zoektermen en het onderzoek op relevantie door de deurwaarder (met behulp van (een) ICT deskundige) zijn de bescheiden waarvan afgifte/inzage wordt gevorderd afgebakend.

Aangaande een Rechtsbetrekking/rechtmatig belang
- Moet de gestelde rechtsbetrekking — in casu auteursrechtinbreuk — aannemelijk zijn? -

16. Gelet op liet bovenstaande is het hof van oordeel dat voor toewijzing van een  vordering ex artikel 843a Rv niet nodig is dat de inbreuk aannemelijk is, zoals geldt voor toewijzing in kort geding. Dat zou immers niet verenigbaar zijn met het uitgangspunt dat een vordering tot afgifte/inzage van bescheiden ook kan worden ingesteld ter vaststelling van inbreuk. Wel is degene die afgifte/inzage Vorden, ook in het kader van het vereiste rechtmatig belang gehouden redelijkerwijs beschikbaar  bewijsmateriaal ter ondersteuning van zijn vordering over te leggen.
(...)Naar het oordeel van het hof is in ieder geval voldoende voor toewijzing dat eiser  zodanige concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd dat daaruit. ook gelet op de betwisting door de wederpartij en de reactie daarop van eiser, een redelijk vermoeden van (dreigende) inbreuk kan volgen en dat de bescheiden waarvan afgifte of inzage wordt gevorderd van belang zijn voor hel (nader) onderbouwen van de gestelde (dreigende) inbreuk en toewijzing van een daarop gebaseerde inbreukvordering.

18. Dit een en ander kan hier in het midden blijven nu het hof op de hierna te vermelden gronden van oordeel is dat sprake is van een redelijk vermoeden dat [E] inbreuk op de auteursrechten van Real Networks heeft gemaakt

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
Rechtspraak.nl (pdf)
HA ZA 10-1233

IEF 13183

Affiche Vlaams Belang maakt inbreuk op auteursrecht van schoolopdracht

Vz. Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen 25 oktober 2013, ARK 13/5669/A (Rosea Lake tegen Van Dermeersch)
Uitspraak ingezonden door Abderrahim LAHLALI , Advocatenkantoor Peeters & Lahlali.
Auteursrecht. Moreel recht. IPR. Procesbekwaamheid. Eisende partij is Canadees en 19 jaar oud, uit de overlegde stukken blijkt dat zij auteur is van het werk "Judgments" dat zij heeft gemaakt in het kader van een schoolopdracht. Conform artikel 11 B.W. geniet zij dezelfde rechten als aan alle Belgen verleend. Zij heeft dit werk online geplaatst op haar Flickr- en Tumblr-profiel. De affiche van de campagne "vrouwen tegen islamisering" is duidelijk overeenstemmend met het oorspronkelijke werk.

In casu is het werk "Judgments" de uitdrukking van een intellectuele inspanning en wordt dit duidelijk misbruikt voor de campagne die verwerende partij als senator van de politieke partij Het Vlaams Belang voert. De boodschap die verwerende partij door het herwerkte werkstuk kenbaar wil maken is een flagrante schending van het onvervreemdbare moreel recht. Er wordt een verklaring voor recht gegeven wegens schending van het auteursrecht en een verbod opgelegd.

Dat de affiche / foto van de campagne vrouwen tegen islamisering, duidelijk overeenstemmend is met het oorspronkelijke werk " judgments " meer bepaald op de volgende punten:

De achterkant van twee blote benen worden afgebeeld op een wit/grijze achtergrond met telkenmale het linkerbeen meer naar achter geschoven dan het rechterbeen.
De persoon draagt een zwarte korte rok en houdt met de linkerhand de linkse achterkant van haar rok naar boven waardoor de linkerheup ook zichtbaar wordt.
Op het linkerbeen zijn verschillende gelijnde markeringen aangebracht met een bijgeschreven woord dat elk een boodschap uitbrengt.
Op de beide foto's komen de woorden, provocatie/provocative, slet/slut en hoer/hore voor.

Dat de lijntjes, die op de blote benen van de affiche / foto van verwerende partij zijn aangebracht, volgens haar staan voor de zogenaamde straffen die vrouwen in islamitische landen riskeren wanneer ze zich niet conform de interpretatie van de islam kleden.

Dat verwerende partij erkent geïnspireerd te zijn door het werk van eisende partij.

Redactie, zie voor de merkenrechtelijke aspecten van deze affiche, de zaak van Louboutin tegen Van Dermeersch; IEF 13141.

IEF 13179

Benelux-regeling begrip auteursrechthebbende op modellen niet in strijd met GModVo

HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1036 (S&S import en export tegen Esschert design b.v.)
Samantha Brinkhuis, Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek N.V..
Zie eerder op IE-Forum. Auteursrecht. Nationaalrechtelijke of communautaire uitleg van het auteursrechtelijke werkbegrip. Geen strijd tussen BVIE en GModVo op het punt van auteursrechtelijk makerschap. Beoordeling spoedeisendheid nevenvorderingen in kort geding.

De voorzieningenrechter heeft het gevorderde afgewezen, aangezien de vuurkorf niet kan worden beschouwd als een werk in de zin van de Auteurswet. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en S&S veroordeeld voor auteursrechtinbreuk. Het hof heeft overwogen dat het auteursrecht binnen de Unie is geharmoniseerd.

De omstandigheid dat uit kracht van de GModVo een ander modelrechthebbende kan zijn dan naar nationaal (Benelux)recht auteursrechthebbende, leidt, gelet alleen al op art. 96 lid 2 GModVo, evenmin tot een conflict van regels waarin de Benelux-regeling moet wijken voor de Unierechtelijke. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt S&S in de kosten.

4.2.3 Bij de beoordeling van de onderdelen 2.3 en 2.4 wordt vooropgesteld dat, als gevolg van de door het hof geweigerde wijziging van eis, aan de vorderingen van Esschert geen gemeenschapsmodelrecht ten grondslag ligt. Die vorderingen zijn gebaseerd primair op auteursrecht, subsidiair op slaafse nabootsing. Het hof heeft de primaire grondslag gehonoreerd en heeft het verweer van S&S dat het auteursrecht op de vuurkorf en de verpakking niet aan Esschert, maar aan [betrokkene 1] toekomt, verworpen op grond van meergenoemd art. 3.29 in verbinding met art. 3.8 BVIE. De klacht van onderdeel 2.3 dat het hof niet aan de hand van de GModVo heeft bepaald aan wie dat auteursrecht toekomt, faalt, reeds omdat de GModVo omtrent het auteursrecht op modellen niet anders bepaalt dan dat – kort gezegd – deze verordening het gemeenschapsrecht en het nationale recht inzake (onder meer) niet-ingeschreven modellen onverlet laat (art. 96 lid 1), alsmede (in art. 96 lid 2): “Een model dat wordt beschermd door een Gemeenschapsmodel, kan tevens worden beschermd door het auteursrecht van lidstaten vanaf de datum waarop het model is gecreëerd of in vorm is vastgelegd. Elke lidstaat bepaalt de omvang en de voorwaarden van die bescherming, met inbegrip van het vereiste gehalte aan oorspronkelijkheid.”
De verordening kent geen bepaling omtrent de vraag wie als maker in auteursrechtelijke zin van een auteursrechtelijk beschermd model moet worden aangemerkt of aan wie het auteursrecht op een model anderszins toekomt. De door S&S ingeroepen leden 1 en 3 van art. 14 GModVo zien slechts op de vraag wie als rechthebbende op een gemeenschapsmodel heeft te gelden. Anders dan het onderdeel betoogt, komt de regeling die het BVIE met betrekking tot het auteursrecht op modellen kent, dus niet in strijd met de genoemde voorschriften uit de GModVo. De omstandigheid dat uit kracht van de GModVo een ander modelrechthebbende kan zijn dan de naar nationaal (Benelux)recht auteursrechthebbende, leidt, gelet alleen al op art. 96 lid 2 GModVo, evenmin tot een conflict van regels waarin de Benelux-regeling moet wijken voor de Unierechtelijke.
Gelet op het vorenstaande behoeft onderdeel 2.4 geen behandeling.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
ECLI:NL:HR:2013:1036 (pdf)
zaak 12/01489(pdf)

Op andere blogs:
Cassatieblog (Voor opdrachtgeversauteursrecht op een model hoeft niet aan de eisen voor modellenbescherming worden voldaan)

IEF 13175

Het plaatsen van foto's op erotisch website is inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en eer en goede naam

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 22 oktober 2013, ECLI:NLGNSHE:2013:4912 (onrechtmatige publicatie)
Onrechtmatig. Publicatie. Van eiser waren foto's op een erotisch getinte website geplaatst. Deze waren voorzien van suggestieve teksten, waardoor het leek dat eiser escortdame is. De politierechter heeft gedaagde,  die vermeend wordt de foto’s en teksten te hebben geplaatst, uiteindelijk wegens belediging veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 20 voorwaardelijk. Eiser heeft in eerste aanleg gevorderd dat gedaagde aansprakelijk is voor alle door haar geleden schade. Zij vorderde schadevergoeding € 18.600,= en verwijdering van alle foto's met teksten onder verbeurte van een dwangsom. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Het hof is het daar niet mee eens en stelt dat, wanneer gedaagde de foto's heeft geplaatst, gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld, met name vanwege de inbreuk op eiser haar persoonlijke levenssfeer en eer en goede naam. Het gaat om een afweging van belangen in het kader van het door artikel 8 EVRM beschermde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en/of eer en goede naam enerzijds, en het door art. 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting en informatievrijheid anderzijds.

Gedaagde heeft geen belang bij het plaatsen van de foto's en bijbehorende teksten. Dat eiser eerder vrijwillig met een erotische actrice in het blad Foxy heeft gestaan, betekent niet dat zij nu toestemming heeft gegeven. Bij de foto's en teksten wordt ook de indruk gewekt dat eiser in de escortservice werkt. Gedaagde betwist dat hij de foto's en teksten op internet heeft geplaatst. Het hof verwijst de zaak naar de rol voor akte aan de zijde van gedaagde om bewijs te leveren over dat hij de foto's en teksten niet heeft geplaatst.

Beoordeling
4.12 [appellante] stelt dat [geïntimeerde] door het plaatsen van de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten op bedoelde websites haar persoonlijke levenssfeer en eer en goede naam heeft geschonden, en derhalve onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.

Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat [geïntimeerde] de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten op bedoelde websites heeft geplaatst (4.13), geldt naar het oordeel van het hof dat [geïntimeerde] onder de gegeven omstandigheden hierdoor onrechtmatig jegens [appellante] heeft gehandeld, met name vanwege de inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer en eer en goede naam. De desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten, tenminste een aantal daarvan, wekken de indruk dat [appellante] werkt als escortgirl, terwijl gesteld noch gebleken is dat dit het geval is. Voor zover een aantal van de foto’s – al dan niet door afwezigheid van de bijbehorende teksten - niet de indruk wekken dat [appellante] werkzaam is als escortgirl, doen de namen van bedoelde websites een dergelijk vermoeden rijzen. Voorzover [geïntimeerde] heeft bedoeld de stelling van [appellante] te betwisten, dat zij zich door de publicatie van de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten op bedoelde websites vaak gestresst voelde, nu zij dacht dat iedereen haar als een escortdame zou beschouwen en zich door iedereen bekeken voelde en derhalve amper haar woning durfde te verlaten, heeft [geïntimeerde] dit onvoldoende gemotiveerd gedaan. [geïntimeerde] heeft evenmin gesteld dat met publicatie van de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten op bedoelde websites een (substantieel en/of publiek) belang was gemoeid, noch is een dergelijk belang gebleken.

Voormeld oordeel wordt niet anders door het gegeven dat [appellante] eerder in de openbaarheid is getreden door vrijwillig mee te doen aan een reportage met [erotisch actrice] in het blad Foxy (prod. 3 cva). Het feit dat in de reportage foto’s van een half ontblote [appellante] zijn opgenomen, terwijl valt te lezen dat [appellante] – na jarenlang als model voor bruidsfoto’s en lingerie te hebben gewerkt – het aandurfde om foto’s te laten maken als opgenomen in de reportage, laat onverlet dat het thans gaat om andere foto’s en teksten, terwijl gesteld noch gebleken is dat [appellante] voor publicatie hiervan toestemming heeft gegeven. [appellante] is door de reportage in Foxy niet “vogelvrij” geworden. Daarbij komt dat de bij de desbetrefende foto’s behorende teksten de indruk wekken dat [appellante] in de escortservice werkt, hetgeen in bedoelde repportage in Foxy niet werd beweerd, zodat de desbetrefende foto’s met bijbehorende teksten de eer en goede naam van [appellante] (verder) aantasten.

Ook het gegeven dat de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten niet eenvoudig op internet waren te vinden, doet geen afbreuk aan voormeld oordeel. [geïntimeerde] heeft niet betwist dat de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten wél waren te vinden. Het feit dat de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten minder gemakkelijk traceerbaar waren, maakt weliswaar dat de openbaarmakingen naar alle waarschijnlijkheid een minder groot publiek hebben bereikt, maar dit laat onder onverlet dat de foto's en teksten hoe dan ook zijn gepubliceerd.

Uit het voorgaande volgt dat het (voorwaardelijk) incidenteel appel faalt.

4.13.1. [appellante] stelt dat [geïntimeerde] de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten op bedoelde websites heeft geplaatst.

Ter toelichting op voormelde stelling voert [appellante] aan dat uit politieonderzoek blijkt dat de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten via het IP-adres van [geïntimeerde] met zijn computer en/of laptop op bedoelde websites zijn geplaatst, terwijl de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten (deels) overeenkomen met de foto’s en teksten die zich bevinden/bevonden op de computer en laptop van [geïntimeerde]. Daarbij had [geïntimeerde] een motief om [appellante] te beschadigen omdat hij door [appellante] was afgewezen, aldus [appellante].

4.13.2. [geïntimeerde] betwist niet dat de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten via zijn IP-adres met zijn computer en/of laptop op bedoelde websites zijn geplaatst, en dat zich foto’s van [appellante] en teksten over [appellante] op zijn computer en laptop bevinden/bevonden. Volgens [geïntimeerde] blijkt echter uit het politieonderzoek niet dat de foto's die zich op zijn computer een laptop bevinden/bevonden, dezelfde zijn als de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten die zijn geplaatst op bedoelde websites. Verder betwist [geïntimeerde] dat hij de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten op bedoelde websites heeft geplaatst. Een derde moet dit via zijn computer en/of laptop hebben gedaan, aldus [geïntimeerde]. Dat was destijds goed mogelijk, omdat [geïntimeerde] een onbeveiligd draadloos netwerk/modem had en zijn computer en laptop altijd aan stonden, zo stelt [geïntimeerde]. Verder betwist [geïntimeerde] dat hij door [appellante] is afgewezen. [appellante] verdacht hem aanvankelijk ook helemaal niet van de plaatsing van de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten op bedoelde websites, want zij begon met aangifte te doen tegen [X.] en [Y.], aldus [geïntimeerde].

4.13.3. De bewijslast van de stelling dat [geïntimeerde] de desbetreffende foto’s met bijbehorende teksten op bedoelde websites heeft geplaatst, rust op [appellante]. Nu [geïntimeerde] de juistheid van deze stelling betwist, dient [appellante] deze te bewijzen.

Lees  de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
ECLI:NLGNSHE:2013:4912

IEF 13172

Prejudiciële vragen: wanneer betrokken technische voorziening tegelijk zowel werken als computerprogramma's beschermen

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 5 augustus 2013, C-458/13 (Nintendo Co. Ltd. tegen Andreas Grund) - dossier
Prejudiciele vragen gesteld door Bundesgerichtshof, Duitsland
Vergelijk met IEF 13046. Verzoeksters in de procedure Nintendo Co Ltd en haar dochter Nintendo of America Inc., respectievelijk gevestigd in Japan en in de VS, produceren videoconsoles en daarvoor bestemde videospelletjes onder de naam ‘Nintendo DS’. Nintendo Co is houdster van de auteursrechten ervan. Spel en console kunnen niet zonder elkaar functioneren.

Verweerster SR Tronic wordt in de herzieningsprocedure vertegenwoordigd door haar curator Grund aangezien zij in een insolventieprocedure zit. Daarnaast zijn Jürgen Reiser en Dirk Seidler verweerders (over de twee laatstgenoemden worden geen verdere gegevens verstrekt). SR Tronic bood in 2008 een adapter en eigen spelletjes te koop aan voor de Nintendo-DS-console. Dat is een perfecte kopie van de ‘slot-1 kaarten’ die nodig zijn om de console te kunnen gebruiken. Nintendo stelt schending van de Duitse Urheberrechtsgesetz (auteurswet) omdat verzoeksters ‘technische voorzieningen’ omzeild worden (de omzetting van artikel 6, lid 3, eerste volzin van RL 2001/29/EG); zij vordert dan ook stopzetting op straffe van dwangmaatregelen en de tegenpartijen te veroordelen tot het verstrekken van informatie, vernietiging van de kaarten en het betalen van schadevergoeding. In eerste instantie wordt de eis van Nintendo toegewezen maar de drie tegenpartijen gaan in hoger beroep. Door betaling van een door Nintendo becijferd bedrag is de vordering deels zonder voorwerp geraakt. De rechter wijst het beroep af en de drie partijen vragen een herzieningsprocedure aan.

Het Bundesgerichtshof oordeelt dat de uitspraak op het beroep in „Revision” afhangt van de uitlegging van artikel 1, lid 2, sub a, van richtlijn 2001/29/EG, en legt het HvJ EU de volgende vraag voor:

“Staat artikel 1, lid 2, sub a, van richtlijn 2001/29/EG in de weg aan de toepassing van een bepaling ter omzetting van artikel 6, lid 2, van richtlijn 2001/29/EG in het nationale recht [in casu § 95a, lid 3, UrhG (Urheberrechtsgesetz – Gesetz über Urheberrecht und verwandte Schutzrechte; wet op het auteursrecht en de naburige rechten)], wanneer de betrokken technische voorziening tegelijk zowel werken en ander materiaal als computerprogramma’s beschermt?”