Rechtbank Den Haag 24 april 2013, LJN BZ9590 (XX Architecten tegen Stichting Mozaiek Wonen)
Als randvermelding. Opzegging contract. Vraag of sprake is van beëindiging of opzegging van een architectenovereenkomst voor de Estafetteflat in Gouda en of dit onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Mozaiek Wonen bericht dat zij het door X vervaardigde voorlopig ontwerp niet zal accorderen vanwege ‘de relatief hoge bouwkosten en de onrendabele top op het project’. X heeft haar verbazing uitgesproken over het feit dat zij, gelet op haar jarenlange betrokkenheid, niet betrokken zal worden bij de voorgenomen doorstart van het project. X stelt Mozaiek Wonen aansprakelijk voor de schade door de opzegging van de overeenkomst, er zou geen deugdelijke dan wel voldoende gewichtige reden voor opzegging zijn, subsidiair is er onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen.
In architectenovereenkomst is opgenomen dat MW kan besluiten een opdracht voor een volgende projectfase niet te verstrekken, X heeft aldus bewust het risico aanvaard dat kon worden besloten dat een volgende projectfase niet aan X wordt gegeven. De rechtbank wijst de vordering af.
Het gaat er dan ook om of MW gerechtigd was om na beoordeling van het door [X] vervaardigde voorlopig ontwerp, aan [X] niet de opdracht te verstrekken voor de volgende projectfase, te weten de ‘Definitief Ontwerpfase’.
4.3. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe dat in artikel 2 van de architectenovereenkomst is bepaald dat MW te allen tijde gerechtigd is één of meer projectfasen niet aan [X] op te dragen. Anders dan [X] heeft betoogd kan in de architectenovereenkomst geen steun worden gevonden voor de stelling dat aan een besluit van MW daartoe, een deugdelijke en gewichtige reden ten grondslag moet liggen. Evenmin blijkt uit de architectenovereenkomst dat op MW de verplichting rustte bij dit besluit rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van [X]. Voor zover [X] betoogt dat de architectenovereenkomst niet een vastlegging behelst van hetgeen daadwerkelijk tussen partijen is overeengekomen, dient dit betoog bij gebreke van een gemotiveerde onderbouwing te worden gepasseerd. (...)
4.4. Ook indien het handelen van MW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar mocht zijn, komt volgens [X] aan haar een vergoeding toe die in ieder geval gelijk is aan het verschil tussen de met MW overeengekomen beloning en het marktconforme tarief dat zij normaliter in rekening kan brengen. Ook in dit betoog kan [X] niet worden gevolgd nu – zoals MW terecht heeft opgemerkt – de vordering tot vergoeding van schade bij rechtmatig handelen een rechtsgrond ontbeert. Partijen zijn immers in de architectenovereenkomst overeengekomen dat het honorarium van [X] voor de totale opdracht € 100.000,-- bedraagt, waarbij [X] ingeval van een voortijdige beëindiging van de overeenkomst, jegens MW aanspraak kan maken op het honorarium van de opgedragen werkzaamheden, berekend naar de stand van de werkzaamheden ten tijde van de beëindiging. Blijkens bijlage 3 bij de architectenovereenkomst bedragen de percentages honorarium voor het structuurontwerp en het voorontwerp respectievelijk 12 en 18 procent, derhalve in totaal een bedrag van € 30.000,--. De stelling dat deze financiële afspraken het contract tot een wurgcontract maken en dat [X] daarmee slechts akkoord is gegaan omdat haar was toegezegd dat de gehele opdracht aan haar zou worden verstrekt, kan [X], mede gelet op hetgeen hiervoor in rov. 4.3 is overwogen, niet baten nu [X] zich uitdrukkelijk met deze financiële afspraken akkoord heeft verklaard. Vast staat dat MW het overeengekomen bedrag van € 30.000,-- alsmede een tussen partijen overeengekomen bedrag ter zake van aanvullende gemaakte kosten aan [X] heeft voldaan. De slotsom is dan ook dat partijen uit hoofde van de architectenovereenkomst niets meer van elkaar te vorderen hebben.
Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Heeft architect recht op vervolgopdracht tot realisatie ontwerp?)