DOSSIERS
Alle dossiers

Diversen  

IEF 12703

Digitalisering van audiovisueel erfgoed: Naar een wettelijke publieke taak

J.M. Breemen, V.E. Breemen & P.B. Hugenholtz, Digitalisering van audiovisueel erfgoed: Naar een wettelijke publieke taak - Onderzoek in opdracht van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, IVIR.nl, december 2012.
16mm NewsarchiveDeze studie onderzoekt wat de publieke taak van de Stichting Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid inhoudt, c.q. zou moeten inhouden. In het eerste deel staan de ontstaansgeschiedenis van het instituut en de ontwikkeling van de taken centraal. Dit deel beschrijft de totstandkomingsgeschiedenis van één nationaal audiovisueel instituut (1.1) en de kernrollen en dagelijkse activiteiten van Beeld en Geluid (1.2). Zoals zal blijken, kan de taakstelling van Beeld en Geluid worden omschreven als meerledig: zowel bedrijfsarchief als cultuurhistorisch archief met een educatieve taak. Vervolgens wordt de digitale praktijk van het instituut nader bekeken (1.3).

In het tweede deel van het onderzoek worden de (juridische) status en taakstelling van twee buitenlandse publieke audiovisuele archieven - in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk - geanalyseerd. Op basis van het voorgaande wordt in het derde deel van het onderzoek geconcludeerd dat Beeld en Geluid de facto een publieke taak vervult en worden de contouren van een wettelijke taak geschetst.

Lees verder

IEF 12694

Gedachtewisseling over modernisering Europees auteursrecht en Vitorino's thuiskopierapport

Raad voor Concurrentievermogen, Kamerstukken II, 2012/13, 21 501-30, nr. 308.
De Raad zal van gedachten wisselen over modernisering van het Europees auteursrecht, mede op basis van een toelichting door oud-Commissaris Vitorino op zijn rapport met aanbevelingen over heffingen voor privékopieën en reprografie. Onder het punt diversen zal het voorzitterschap de Raad informeren over de richtlijn collectief beheer van auteurs- en naburige rechten en muziekrechten op internet.

In meer algemene zin acht Nederland het nuttig om een Europese dialoog over de thuiskopieheffing te voeren. Wel moet gerealiseerd worden, zoals Vitorino al aangeeft in zijn rapport, dat een groot aantal van de aanbevelingen ziet op onderwerpen die momenteel onderdeel zijn van juridische procedures bij het Hof van Justitie en nationale rechterlijke instanties, zoals in Nederland. Nederland moet daarom, hangende deze procedures, een concreet oordeel over de verschillende aanbevelingen uit het rapport Vitorino aanhouden.

Modernisering van het Europees auteursrecht - Mededeling content in de digitale interne markt
Informatie van de Commissie over de stand van zaken
De Commissie zal de Raad informeren over de stand van zaken ten aanzien van de actiepunten die in de mededeling «content in de digitale interne markt» op 18 december 2012 zijn gepresenteerd (Kamerstuk 22 112, nr. 1562). De mededeling beschrijft hoe de Commissie, door middel van modernisering van het auteursrecht, wil bijdragen aan een verdere ontwikkeling van de digitale interne markt. De Commissie zet in op twee parallelle trajecten, enerzijds de hervorming van het Europese wetgevingskader voor auteursrecht en anderzijds de voordracht van een aantal onderwerpen waarop snelle vooruitgang noodzakelijk en mogelijk is. Daarom start de Commissie met een gestructureerde dialoog met stakeholders om voor eind 2013 te komen met praktische oplossingen die door het bedrijfsleven gedragen worden. De Commissie heeft voor de stakeholdersdialoog vier terreinen geïdentificeerd waarop snelle en praktische oplossingen noodzakelijk zijn.
Deze terreinen zijn: (i) hoe kan grensoverschrijdende toegang tot online content worden verbeterd door multiterritoriale licentieverlening, (ii) kunnen licentiemodellen worden gecreëerd voor user generated content teneinde voor meer rechtszekerheid te zorgen bij het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal op kleine schaal, (iii) hoe kan de online beschikbaarheid van audiovisuele werken worden verbeterd en de beschikbaarheid van audiovisueel cultureel erfgoed worden gegarandeerd, (iv) hoe kan datamining (het zoeken naar statistische gegevens in databanken) juridisch worden gefaciliteerd. Naast de stakeholdersdialoog zet de Commissie de inspanningen voort om het Europese wetgevingskader inzake het auteursrecht te herzien en te moderniseren. Zo heeft de Commissie aangegeven te zullen bezien hoe de bestaande uitzonderingen en beperkingen op het auteursrecht kunnen worden aangepast aan de moderne tijd. Tijdens de lunch van de informele Raad voor Concurrentievermogen op 3 mei in Dublin is ook kort gesproken over de modernisering van het auteursrecht.
In 2014 zal besloten worden of het Europees regelgevend kader aangepast moet worden. Nederland onderschrijft het belang van de punten die de Commissie in haar mededeling noemt. Nederland is van mening dat het auteursrecht innovatie en nieuwe – online – verdienmodellen zoveel mogelijk moet stimuleren. Nederland acht daarom een regeling voor user generated content aangewezen. Ook is Nederland voorstander van de mogelijkheid van multiterritoriale licentiëring (Kamerstuk 22 112, nr. 1472). Voorts meent Nederland dat het bestaande systeem van uitzonderingen en beperkingen op het auteursrecht niet meer aansluit bij de huidige technologische ontwikkelingen en daarom dient te worden aangepast. Nederland vindt het van belang dat wordt gekozen voor een toekomstbestendig en technologieneutraal systeem van uitzonderingen en beperkingen dat niet alleen aansluit bij de huidige stand van de (digitale) technologie, maar ook is toegerust op toekomstige ontwikkelingen.
Vitorino rapport
Presentatie door oud-Commissaris Vitorino van zijn rapport gevolgd door gedachtewisseling
Oud-Commissaris Vitorino zal zijn rapport van 31 januari jl. met aanbevelingen aan de Commissie over heffingen voor privékopieën (thuiskopieheffing) en reprografie (reprorecht) presenteren. De Raad zal over het Vitorino rapport van gedachten wisselen. Dit rapport is beschikbaar op de website van de Europese Commissie.1 De aanbevelingen vloeien voort uit een bemiddelingstraject dat oud-Commissaris Vitorino, op verzoek van Commissaris Barnier, heeft gevoerd over deze heffingen. De thuiskopieheffing compenseert auteurs en artiesten voor het kopiëren van muziek en films voor privégebruik.
Deze heffing wordt geheven op dragers (zoals cd’s en mp3-spelers) waarmee kopieën voor privégebruik kunnen worden gemaakt. Het reprorecht is een vergoeding die bedrijven, overheidsinstellingen en onderwijsinstellingen betalen voor het kopiëren uit boeken, kranten en tijdschriften. Beide heffingen zijn het gevolg van de richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij (Richtlijn 2001/29/EG) waarin staat dat lidstaten met een thuiskopie- en reprografie-uitzondering moeten zorgen voor een billijke compensatie van rechthebbenden. De mogelijkheid om en de wijze waarop de thuiskopieheffing kan worden opgelegd is al jaren onderwerp van discussie in verschillende Europese lidstaten, waaronder Nederland.
Vitorino concludeert in zijn rapport dat het op dit moment niet raadzaam is om de heffingen af te schaffen, omdat de door rechthebbenden en betalingsplichtigen voorgestelde alternatieven nog onvoldoende concreet en onvoldoende eenduidig zijn om een afbouw van de heffingen te rechtvaardigen. Wel doet hij een aantal aanbevelingen, die vooral betrekking hebben op de thuiskopie.
Hij beveelt aan te verduidelijken dat kopieën die door eindgebruikers worden gemaakt in het kader van een dienst waarvoor al een licentie is verschaft geen schade veroorzaken die een aanvullende vergoeding rechtvaardigt. De reden hiervoor is dat een gebruiker die bijvoorbeeld betaalt voor het downloaden van een bepaald muzieknummer op dat moment niet alleen betaalt voor het downloaden van dit nummer, maar ook voor de mogelijkheid om hiervan privékopieën te maken. Dit terwijl de gebruiker bij de aanschaf van de gegevensdrager (bijvoorbeeld een harddisk recorder) waarop hij zijn nummer kopieert ook al een heffing heeft betaald om een kopie voor privégebruik te mogen maken. Daarnaast doet Vitorino een aantal aanbevelingen om het innen van de heffingen te herzien, die onder andere betrekking hebben op de vraag wie de heffing moet betalen, hoe procedures voor betaling kunnen worden herzien en hoe dubbele heffingen voorkomen kunnen worden.
Het voorzitterschap wil van de lidstaten vernemen of er recente ontwikkelingen zijn in de lidstaten zelf ten aanzien van de thuiskopieheffing en of de lidstaten een noodzaak zien de thuiskopie-exceptie te verduidelijken. Daarnaast wil het voorzitterschap graag bespreken welke initiatieven op Europees en nationaal niveau kunnen worden ontplooid om de aanbevelingen, die zien op de versimpeling van de heffing, zelf te adresseren.
In Nederland heeft de afgelopen jaren een intensief debat plaatsgevonden over de thuiskopieheffing en de wijze waarop de heffing moet worden geïnd en de daarmee gepaard gaande administratieve lasten voor ondernemers. De stand van zaken in dit debat is, dat de thuiskopieheffing blijft bestaan omdat de aangenomen motie Verhoeven/Oosenbrug de regering heeft verzocht af te zien van voorstellen tot wetswijzigingen die een downloadverbod tot stand brengen of anderszins het recht op het maken van een thuiskopie beperken (Kamerstuk 29 838, nr. 56).
Een ander alternatief is, gelet op de uitvoerings- en juridische bezwaren, momenteel niet mogelijk (Kamerstuk 29 838, nr. 62). Dit geeft Vitorino in zijn rapport ook aan. Per 1 januari 2013 is daarom opnieuw vastgesteld op welke apparaten en gegevensdragers thuiskopieheffingen kunnen worden geheven (Stb. 2012, 505).
Nederland heeft met belangstelling kennisgenomen van het Vitorino-rapport. Nederland acht het zinvol om op Europees niveau te bezien op welke manier het systeem van thuiskopieheffingen zo eenvoudig mogelijk kan worden vormgegeven en hoe de administratieve lasten kunnen worden verminderd. Nederland is benieuwd naar het standpunt van de Commissie over het Vitorino-rapport en de gevolgen die zij daaraan verbindt voor de verdere Europese discussie in het algemeen. Mocht de Commissie op dit punt met concrete voorstellen komen, dan zal het kabinet de Kamer hierover informeren.
Nederland vindt, net als Vitorino, dat nieuwe bedrijfsmodellen gestimuleerd moeten worden. Nederland vindt met name dat nieuwe bedrijfsmodellen, gebaseerd op licenties, een kans moeten krijgen. In die gevallen moet nader bezien worden of aanvullend een thuiskopieheffing nodig is. Omdat rechthebbenden in het licentiemodel zelf kunnen bepalen hoe hun werk op internet wordt geëxploiteerd, biedt dat model de meeste kansen voor de ontwikkeling van nieuwe legale modellen. Een echt licentiemodel moet rechthebbenden ook de ruimte geven om zelf te bepalen of en hoeveel thuiskopieën zij willen licentiëren.
In meer algemene zin acht Nederland het nuttig om een Europese dialoog over de thuiskopieheffing te voeren. Wel moet gerealiseerd worden, zoals Vitorino al aangeeft in zijn rapport, dat een groot aantal van de aanbevelingen ziet op onderwerpen die momenteel onderdeel zijn van juridische procedures bij het Hof van Justitie en nationale rechterlijke instanties, zoals in Nederland. Nederland moet daarom, hangende deze procedures, een concreet oordeel over de verschillende aanbevelingen uit het rapport Vitorino aanhouden. Gelet op de onduidelijkheden die Vitorino in de huidige Europese auteursrechtrichtlijn signaleert, ligt het in de rede dat de Commissie aangeeft op welke onderdelen zij wijziging aangewezen acht. Vervolgens zal bezien moeten worden of de Commissie de opvatting deelt dat in grensoverschrijdende gevallen een Europese oplossing gewenst is, of dat een nationale oplossing meer geschikt is vanuit het oogpunt van administratieve lasten.
Voor Nederland is van belang dat de discussie zich niet beperkt tot de vormgeving van het bestaande heffingenstelsel. Het debat zou juist ook moeten gaan over mogelijkheden om te komen tot een alternatief stelsel voor de toekomst dat rekening houdt met de verwachte technologische ontwikkelingen in de komende jaren.
IEF 12693

Auteursrecht en fanfictie komen bijeen met Kindle Worlds

Een redactionele bijdrage van Raymond Snijders, LinkedIn-profiel.
Auteursrecht. Uitgeverslicentie. Amazon. Ook al heb ik zelf niks met fanfictie – voor zover ik weet is het enige verhaal dat ik ooit als fanfic schreef onvindbaar op internet dus ik durf deze uitspraak te doen – en is dit eigenlijk vooral een Amerikaans onderwerp, ik vind het wel interessant qua (auteurs)rechten. Er zijn duizenden, zo niet tienduizenden, (amateur)schrijvers die uit passie voor een film, tv serie of boekenreeks hun eigen verhalen schrijven in dezelfde setting of met de personages uit die werken. Die verhalen worden gratis gedeeld op internet – vaak via fora waar fanfic schrijvers een community vormen – en vooral gelezen door de communities die ook fan zijn van de film, tv serie of reeks boeken. Van de fans voor de fans.

Recht op fanfictie
Ook al vinden de schrijvers van fanfictie het soms zelf een grijs gebied als het gaat om de auteursrechten, in werkelijkheid is het nogal zwart-wit. Per definitie maken ze gebruik van het intellectuele eigendom van anderen, ook al schrijven ze er nieuwe werken over. TV- en filmmaatschappijen of uitgevers/auteurs hebben behalve de auteursrechten op hun werken ook de rechten op de unieke en herkenbare aspecten daarin. Namen en personages zijn bijna altijd beschermd als merken en feitelijk zou je toestemming vooraf moeten hebben als je een verhaal wilt publiceren waar die personages in voorkomen.

In de praktijk wordt die soep niet zo heet gegeten want de rechthebbenden voelen er niet zo veel voor om actief achter schrijvers van fanfictie aan te gaan. Niet alleen zou dat een dure grap worden maar levert dat vooral slechte reclame op als je de fans van je shows, boeken en films gaat dwarsbomen. Terwijl een actieve community juist heel positief werkt voor de bekendheid van een merk. Een beetje marketeer kijkt wel uit natuurlijk.

Maar dat wil niet zeggen dat het allemaal pais en vree is.

Rechthebbenden gedogen fanfictie omdat ze er geen schade van ondervinden en – indirect- zelfs aan verdienen. In een tijd waarin we niet meer spreken over verhaaltjes op internet zetten maar over user generated content zijn er ook andere partijen die daar aan willen verdienen. En dus krijg je problemen met sites die een verdienmodel hanteren voor fanfictie en met ontwikkelaars die complete archieven met fanfictie opkopen om daar aan te gaan verdienen. Dan eindigt logischerwijs een gedoogbeleid heel snel en zullen de rechthebbenden actie ondernemen om te voorkomen dat anderen geld gaan verdienen met hun intellectuele eigendom.

Uit de anonimiteit
Waarom bedenken die rechthebbenden dan zelf geen verdienmodel om te profiteren van die grote groep schrijvers van fanfictie? Dat moet Amazon ook gedacht hebben en ze kwamen onlangs met het idee van Kindle Worlds. Kindle Worlds is een concept en platform waarbij schrijvers van fanfic hun verhalen kunnen uploaden en laten verkopen door Amazon. Dit moeten (kunnen alleen maar) verhalen zijn die zich in de ‘werelden’ afspelen waarvoor Amazon een licentie heeft afgesloten met de rechthebbenden. Voor nu zijn dat de series Gossip Girl, Vampire Diaries en Pretty Little Liars van Alloy Entertainment maar er zullen ongetwijfeld meerdere gaan volgen als dit programma aanslaat.

Het is interessant dat je als schrijver van fanfictie nu dus ervoor kunt kiezen om commerciële fanfictie te gaan schrijven. Ook al botst dat waarschijnlijk in de communities met het gedachtengoed dat je fanfictie gratis beschikbaar maakt. En ook al krijg je daarmee expliciet te maken met niet alleen de rechten van anderen maar vooral met je eigen rechten op de door jou geschreven verhalen.

Want heel veel rechten heb en houd je niet als je schrijft voor Kindle Worlds.

Lees de kleine lettertjes in de voorwaarden
De rechthebbende van de wereld en personages die je gebruikt heeft een licentie verstrekt aan Amazon. In ruil daarvoor draag je een auteursvergoeding af aan die rechthebbende. Zoals in de voorwaarden terug te vinden is: Amazon Publishing will pay royalties to the rights holder for the World (we call them World Licensors) and to you. Your standard royalty rate for works of at least 10,000 words will be 35% of net revenue. Wat er al meteen inhakt voor boeken die tussen de $0.99 en $3.99 gaan kosten. Die vergoeding is nog maar 20% als je hele korte verhalen publiceert (tussen de 5000 en 10000 woorden) maar die worden dan ook voor minder dan 1 dollar verkocht.

En Amazon fungeert als uitgever waardoor je ook niet verbaasd hoeft te kijken bij die andere voorwaarde: Amazon Publishing will acquire all rights to your new stories, including global publication rights, for the term of copyright.

Wat dus betekent dat je alle exploitatierechten overdraagt aan Amazon. Zij kunnen het jaren later opnieuw uitgeven – al dan niet in bundels – of wereldwijd vertalingen gaan verkopen zonder dat je daarvoor een cent ontvangt.

Heb je dan niet zelf rechten op alle elementen en personages die je zelf hebt bedacht en toegevoegd aan de verhalen? Ja, zegt Amazon eerst. You will own the copyright to the original, copyrightable elements (such as characters, scenes, and events) that you create and include in your work, and the World Licensor will retain the copyright to all the original elements of the World. Waarna Amazon natuurlijk wel een licentie verkrijgt op je eigen toevoegingen. When you submit your story in a World, you are granting Amazon Publishing an exclusive license to the story and all the original elements you include in that story. This means that your story and all the new elements must stay within the applicable World. Daarmee kan Amazon je verhaal uitgeven maar beperkt je tegelijkertijd. Dus geen personage uit Twilight die in de Vampire Diaries zijn opwachting maakt.

Maar het gaat nog verder. Ook al benadrukt Amazon dat je zelf rechthebbende bent van nieuwe oorspronkelijke toevoegingen aan die werelden, ze verstrekken een licentie aan de rechthebbenden van de wereld om jouw toevoegingen zelf te mogen gebruiken. Zonder vergoeding aan jou als de rechthebbende van die toevoegingen. We will also give the World Licensor a license to use your new elements and incorporate them into other works without further compensation to you.

Leuker kunnen ze het niet maken
Het doel van Kindle Worlds is daarmee eenvoudig samen te vatten. Het is een verdienmodel voor Amazon en rechthebbenden waarbij er niet alleen rechtstreeks verdiend kan worden aan fanfictie maar ook indirect als goedkope bron voor nieuwe ideeën in de series, boeken of films. Het is ook een mogelijkheid voor schrijvers van fanfictie om gericht te schrijven binnen de kaders van een specifieke wereld en daarmee (iets) te gaan verdienen.

Ook al verdien je daar misschien wat mee, je betaalt er ook een prijs voor. Juist die rechten van anderen die je in het verleden hebt kunnen negeren moet je in essentie nu zelf ook opgeven. Dat hoeft geen bezwaar te zijn en kan een prijs zijn die je misschien met plezier ervoor betaalt. Maar kan je een ‘echte’ auteur willen zijn bij Amazon en het tegelijkertijd niet bezwaarlijk vinden dat je geen enkele zeggenschap en claim kunt leggen op wat je geschreven hebt?

Ik kan het me niet voorstellen.

IEF 12691

Napleiten is doorgaans niet mijn stijl

Redactionele bijdrage van Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn.
Met enige regelmaat ontvang ik complimenten voor artikelen die - tot mijn herhaalde teleurstelling - niet door mij, maar door mijn bijna-naamgenoot Sil Kingma (SOLV Samen) blijken te zijn geschreven. Gelukkig is onder het leerstuk van de slaafse nabootsing het enkele profiteren van andermans prestatie niet voldoende voor onrechtmatigheid, zo schrijft Kingma terecht in zijn recente noot (IEF 12683) onder het arrest Broeren/Duijsens.

Napleiten – in de genoemde cassatiezaak trad ik op voor eiser tot cassatie – is doorgaans niet mijn stijl, maar wellicht mag ik toch opmerken dat in genoemde noot sprake lijkt te zijn van enige "nodeloze verwarring": de annotator leest in het arrest van de Hoge Raad de redenering dat stijlelementen niet voor prestatiebescherming vatbaar zijn omdat dergelijke kenmerken ook geen auteursrechtelijke bescherming genieten. Dat lijkt hem onjuist, want ook (andere) niet oorspronkelijke elementen zouden in dat geval prestatiebescherming ontberen, aangezien ook hiervoor binnen het auteursrecht geen plaats is.

Ik heb het arrest iets anders begrepen: de Hoge Raad overweegt (r.o. 3.5) dat volgens vaste rechtspraak het auteursrecht stijlkenmerken (op zichzelf) niet beschermt. Aan deze rechtspraak ligt de gedachte ten grondslag, aldus de Hoge Raad, dat de auteursrechtelijke bescherming van abstracties als stijlkenmerken een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van creatie van de maker zou meebrengen, en aldus een rem op culturele ontwikkelingen zou vormen. Waar de Hoge Raad in r.o. 3.6 de bescherming van stijlkenmerken onder het leerstuk van de slaafse nabootsing afwijst met de motivering dat anders "alsnog het resultaat zou worden bereikt dat de hiervoor in 3.5 vermelde rechtspraak beoogt te voorkomen", doelt hij volgens mij op de "rem op de culturele ontwikkelingen".

Stijlbescherming onder het leerstuk van de slaafse nabootsing wordt dus niet zozeer afgewezen omdat het auteursrecht stijlkenmerken niet beschermt, maar om dezelfde reden waarom het auteursrecht stijlkenmerken niet beschermt. Zoals A-G i.b.d. Verkade het verwoordt in zijn conclusie (onder 3.6): de "bezwaren tegen auteursrechtelijke stijlbescherming vormen even zware argumenten tegen een aanvulling van het auteursrecht door het gemene recht (art. 6:162 BW) waardoor de auteur die stijlbescherming daaraan wél zou kunnen ontlenen."

Sikke Kingma
IE- en cassatieadvocaat bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn

IEF 12683

Noot: Het leerstuk van de slaafse nabootsing; aanvullende werking, zelfstandige norm

Noot van Sil Kingma, Het leerstuk van de slaafse nabootsing; aanvullende werking, zelfstandige norm, IE-Forum.nl IEF 12683
Een redactionele bijdrage van Sil Kingma, SOLV Samen.
Noot bij:  HR 29 maart, LJN BY8661, IEF 12509 (Broeren tegen Duijsens)
IE-rechten - Voor een succesvol beroep op merk- en modelrechtelijke bescherming, is voorafgaande registratie van het ontwerp vereist. Omdat registratie kosten met zich meebrengt  en ontwerpen in de meubel- en kledingbranche een steeds kortere houdbaarheidsdatum hebben, wordt registratie veelal achterwege gelaten.

Gelukkig is registratie voor verkrijging van een auteursrecht geen voorwaarde. Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, moet een ontwerp evenwel oorspronkelijk zijn. Verder moet het  op basis van creatieve keuzes van de maker tot stand komen. Overigens vallen (onder andere) door stijl bepaalde kenmerken erbuiten. Dergelijke  kenmerken mag een concurrent, wat het auteursrecht betreft, in beginsel dus ongestraft in zijn ontwerpen overnemen.

In beginsel, want de stijl van een bepaald ontwerp kan wel degelijk bijdragen aan de oorspronkelijkheid ervan. Het feit dat twee ontwerpen die ook overigens in zekere mate overeenstemmen een aantal stijlelementen gemeen hebben, kan daarom van belang zijn voor de vraag of er sprake is van inbreuk. 

(dit artikel is sterk ingekort, lees de gehele bijdrage hier, of klik op de citeerwijze)

 

Stijlelementen
Tot voor kort was het onduidelijk of stijlelementen van door het auteursrecht beschermde ontwerpen voor prestatiebescherming in aanmerking kunnen komen. Aan deze onduidelijkheid lijkt een einde te zijn gekomen. Onlangs lag bij de Hoge Raad namelijk de vraag voor of de onmogelijkheid in het auteursrecht om in een schilderij opgenomen stijlelementen te beschermen, bescherming ervan op basis van het leerstuk van de prestatiebescherming in de weg staat.

Hoewel de Hoge Raad niet geheel uitsluit dat slaafse nabootsing van een stijl of van stijlkenmerken onrechtmatig kan zijn, luidt zijn antwoord op deze vraag bevestigend. Volgens de Hoge Raad laat het recht geen ruimte voor aanvullende bescherming van de maker van een werk op grond van artikel  6:162 BW tegen zogenaamde slaafse nabootsing van een stijl of van stijlkenmerken. Een ander oordeel zou meebrengen dat langs die weg alsnog het resultaat zou worden bereikt dat het auteursrecht heeft willen uitsluiten, aldus de Hoge Raad.

Deze conclusie lijkt mij enigszins kort door de bocht. Hoewel wordt aangenomen dat het leerstuk van de prestatiebescherming het IE-systeem aanvult, geldt het wel degelijk als een aparte zelfstandige norm. Kort gezegd moet worden nagegaan of er een onderscheidend ontwerp met een eigen plaats in de markt is nagebootst waardoor verwarring bij het publiek wordt gesticht of valt te duchten en de nabootser niet alles heeft gedaan om deze verwarring te voorkomen.

Wat mij betreft had de Hoge Raad hier dan ook beter het oordeel van het Hof, dat de norm van de slaafse nabootsing heeft toegepast en in een aantal gevallen oordeelde dat er sprake was van slaafse nabootsing, kunnen volgen.

Sil Kingma

IEF 12659

Noot Nederland.fm pleegt auteursrechtinbreuk door te hyperlinken naar radiostreams van Radiostations

Noot van M.G.A. Egeler & A.R. Lodder, Nederland.fm pleegt auteursrechtinbreuk door te hyperlinken naar radiostreams van Radiostations, Computerrecht 2013/83.
Een redactionele bijdrage van Mark Egeler en Arno Lodder, beiden verbonden aan VU Amsterdam.

1. Nederland.fm-uitspraak [IEF 12159]. Na de uitspraak Sanoma/Geenstijl[2. - IEF 11743] bevestigt deze uitspraak dat het plaatsen van een hyperlink onder omstandigheden auteursrechtinbreuk kan opleveren. Hoewel in de jurisprudentie vooralsnog geen consistente lijn is te ontdekken in de juridische kwalificatie van hyperlinks,[3.] lijkt met deze uitspraak definitief de verkeerde weg ingeslagen te zijn: het plaatsen van een hyperlink kan een auteursrechtelijk relevante handeling opleveren.

2. Opmerkelijk is dat in een latere uitspraak van het Hof Amsterdam[4. - IEF 12234] de uitkomst in zekere zin tegengesteld was. In deze zaak maakt een oud wiskundedocent uitwerkingen openbaar. De uitgever loopt hier inkomsten door mis, want blijkbaar is het mogelijk om geld te verdienen met uitwerkingen van middelbare schoolwiskundesommen. Zoals het de wiskunde betaamt is er slechts een goed antwoord, maar dat belet de uitgever niet om op oorspronkelijke wijze zowel qua inhoud als vormgeving te werk te gaan. Wat in deze procedure dan volgt doet denken aan een slapstick, partijen zijn om beurten niet in staat hun stellingen overtuigend te onderbouwen.[5.] Wat rest is de constatering dat het beheren van één lijst met links naar inbreukmakend materiaal onrechtmatig is.

Dit is op zichzelf geen nieuwe constatering in de jurisprudentie, maar in de gegeven casus waarin de wiskundeleraar geen geld verdient met zijn links, is de vraag of de maatschappelijke onzorgvuldigheid op deze ruimhartige wijze bescherming zou moeten bieden aan de gelaedeerde. Afgaand op hetgeen vaststaat tussen partijen blijft een oud-docent over die om niet verwijst naar een andere plek op het internet met de wederpartij onwelgevallige informatie.

(dit artikel is sterk ingekort, lees de gehele bijdrage hier, of klik op de citeerwijze)

19. Wel stellen zij dat hyperlinken onder omstandigheden in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid kan zijn. Lichtvaardig hierover denken heeft de mogelijkheid om diepgaande consequenties te hebben op de vrijheid van informatie. Zij stellen: “the court should not underestimate the importance of its decision in this case”. Had de Haagse rechter dat nu ook maar gedaan.

20. Een herkansing in deze zaak zal er helaas niet zijn, er is geen beroep aangetekend. Wij hopen dat BUMA niet met dit vonnis zal wapperen naar stream embedders en mocht dat toch zo zijn raden wij de aangesprokenen aan met deze annotatie terug te wapperen.

IEF 12652

Brief regering onderzoek Buma Stemra II

Brief regering Onderzoek College van Toezicht Buma Stemra deel II, Auteursrechtbeleid, Kamerstukken II 2012-13, 29 383, nr. 67.
Zie eerder rapport IEF 12602. Het College van Toezicht stelt vast dat Buma vorderingen heeft gemaakt met de nieuwe bestuursstructuur, de aangescherpte gedragscode en de implementatie van het zogenaamde INK-model met externe audits. Tegelijkertijd geven de uitkomsten van het onderzoek het College van Toezicht aanleiding om Buma te adviseren om een aantal maatregelen te treffen die de kwaliteit van de besluitvorming, de integriteit van de processen en de transparantie moeten verbeteren.

(...) Buma dient uiterlijk 31 mei a.s. aan het College van Toezicht te rapporteren op welke wijze invulling zal worden gegeven aan de adviezen in het onderzoeksrapport. Met de geplande inwerkingtreding van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (Stb. 2013, 97) zal het College van Toezicht per 1 juli 2013 volledig geëquipeerd zijn om toe te zien op de uitvoering van de noodzakelijke verbeteringen in de bedrijfsvoering van Buma

 

Het College van Toezicht concludeert dat de achtereenvolgende jaarlijkse accountantscontroles geen aanleiding geven om te vermoeden dat er sprake is geweest van financieel wanbeleid. Uit de Financiële rapporten die het College van Toezicht sinds 2010 uitbrengt, blijkt dat Buma kan verantwoorden tegen welke kosten gelden worden geïnd en verdeeld aan rechthebbenden. Ook is volgens het College van Toezicht gebleken dat de snelheid waarmee dit gebeurt grotendeels resulteert in uitbetaling aan rechthebbenden binnen de termijn van drie jaar na ontvangst.

(...)

Het gaat om een herijking van de besluitvorming die ten grondslag ligt aan de incasso en de repartitie, de instelling van een auditcommissie en verbetering van de communicatie aan betalingsplichtigen en rechthebbenden over de besluiten die invloed hebben op de incasso en de verdeling. Ten aanzien van de informatievoorziening wijst het College van Toezicht met name op de noodzaak om beter te communiceren hoe een tarief tot stand is gekomen en wat de overwegingen zijn die ten grondslag liggen aan het incassobeleid.

 

IEF 12637

Stijl niet beschermd via de achterdeur van slaafse nabootsing

N. van de Berg, G.J.M. Buijnsters, Stijl niet beschermd via de achterdeur van slaafse nabootsing, IE-Forum.nl IEF 12637.
Een bijdrage van Nathalie van de Berg en Mark Buijnsters, BRight advocaten.

Recentelijk is aan de Hoge Raad de vraag voorgelegd of stijl en stijlkenmerken beschermd zijn tegen slaafse nabootsing daar waar geen sprake is van nabootsing van een werk in de zin van art. 13 Aw. Het antwoord van ons hoogste rechtscollege was kort maar krachtig: NEE, tenzij er sprake is van bijkomende omstandigheden.

Broeren/Duijsens
In deze kwestie trad kunstenares Duijsens op tegen kunstenaar Broeren. Duijsens maakt schilderijen waarvan voluptueuze dames en stevige heren met een opvallend omhoog stekende neus de kenmerkende elementen vormen. Al haar werken hebben een typische toegepaste stijl. De schilderijen van Broeren hebben eenzelfde stijl en vertonen dezelfde kenmerken. Duijsens is van mening dat Broeren hiermee inbreuk maakt op haar auteursrechten danwel onrechtmatig jegens haar handelt. Zowel Rechtbank als Hof gaan hier (gedeeltelijk) in mee.

Dit artikel is sterk ingekort, lees de opgemaakte versie hier.

Vraag is of met het recente arrest van de Hoge Raad in de hand, het Hof ook in de Xenos-zaak nu tot het oordeel zou moeten komen dat er géén plaats is voor bescherming via de slaafse nabootsing. Dat de nabootsing “nodeloos” is en bij het publiek verwarring wekt, is namelijk niet voldoende. Er zou dan gekeken moeten worden naar eventuele “bijkomende omstandigheden”.

Conclusie
De praktijk zal uitwijzen hoe met de uitspraak van de Hoge Raad wordt omgegaan. Want welke “bijkomende omstandigheden” zijn er nodig om nabootsing van stijl of stijlkenmerken toch onrechtmatig te achten? Zou de bekendheid van een bepaalde stijl ofwel de maker nog verschil maken? Of wellicht moet sprake zijn van nabootsing van een hele serie of collectie of moet er sprake zijn van een combinatie met andere onrechtmatige handelingen? De tijd zal het leren!

De Hoge Raad heeft de zaak Duijsens verwezen naar het Hof Arnhem-Leeuwarden.

IEF 12632

Opzegging architectenovereenkomst niet onaanvaardbaar

Rechtbank Den Haag 24 april 2013, LJN BZ9590 (XX Architecten tegen Stichting Mozaiek Wonen)
Als randvermelding. Opzegging contract. Vraag of sprake is van beëindiging of opzegging van een architectenovereenkomst voor de Estafetteflat in Gouda en of dit onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Mozaiek Wonen bericht dat zij het door X vervaardigde voorlopig ontwerp niet zal accorderen vanwege ‘de relatief hoge bouwkosten en de onrendabele top op het project’. X heeft haar verbazing uitgesproken over het feit dat zij, gelet op haar jarenlange betrokkenheid, niet betrokken zal worden bij de voorgenomen doorstart van het project. X stelt Mozaiek Wonen aansprakelijk voor de schade door de opzegging van de overeenkomst, er zou geen deugdelijke dan wel voldoende gewichtige reden voor opzegging zijn, subsidiair is er onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen.

In architectenovereenkomst is opgenomen dat MW kan besluiten een opdracht voor een volgende projectfase niet te verstrekken, X heeft aldus bewust het risico aanvaard dat kon worden besloten dat een volgende projectfase niet aan X wordt gegeven. De rechtbank wijst de vordering af.

Het gaat er dan ook om of MW gerechtigd was om na beoordeling van het door [X] vervaardigde voorlopig ontwerp, aan [X] niet de opdracht te verstrekken voor de volgende projectfase, te weten de ‘Definitief Ontwerpfase’.

4.3.  De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe dat in artikel 2 van de architectenovereenkomst is bepaald dat MW te allen tijde gerechtigd is één of meer projectfasen niet aan [X] op te dragen. Anders dan [X] heeft betoogd kan in de architectenovereenkomst geen steun worden gevonden voor de stelling dat aan een besluit van MW daartoe, een deugdelijke en gewichtige reden ten grondslag moet liggen. Evenmin blijkt uit de architectenovereenkomst dat op MW de verplichting rustte bij dit besluit rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van [X]. Voor zover [X] betoogt dat de architectenovereenkomst niet een vastlegging behelst van hetgeen daadwerkelijk tussen partijen is overeengekomen, dient dit betoog bij gebreke van een gemotiveerde onderbouwing te worden gepasseerd. (...)

4.4.  Ook indien het handelen van MW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar mocht zijn, komt volgens [X] aan haar een vergoeding toe die in ieder geval gelijk is aan het verschil tussen de met MW overeengekomen beloning en het marktconforme tarief dat zij normaliter in rekening kan brengen. Ook in dit betoog kan [X] niet worden gevolgd nu – zoals MW terecht heeft opgemerkt – de vordering tot vergoeding van schade bij rechtmatig handelen een rechtsgrond ontbeert. Partijen zijn immers in de architectenovereenkomst overeengekomen dat het honorarium van [X] voor de totale opdracht € 100.000,-- bedraagt, waarbij [X] ingeval van een voortijdige beëindiging van de overeenkomst, jegens MW aanspraak kan maken op het honorarium van de opgedragen werkzaamheden, berekend naar de stand van de werkzaamheden ten tijde van de beëindiging. Blijkens bijlage 3 bij de architectenovereenkomst bedragen de percentages honorarium voor het structuurontwerp en het voorontwerp respectievelijk 12 en 18 procent, derhalve in totaal een bedrag van € 30.000,--. De stelling dat deze financiële afspraken het contract tot een wurgcontract maken en dat [X] daarmee slechts akkoord is gegaan omdat haar was toegezegd dat de gehele opdracht aan haar zou worden verstrekt, kan [X], mede gelet op hetgeen hiervoor in rov. 4.3 is overwogen, niet baten nu [X] zich uitdrukkelijk met deze financiële afspraken akkoord heeft verklaard. Vast staat dat MW het overeengekomen bedrag van € 30.000,-- alsmede een tussen partijen overeengekomen bedrag ter zake van aanvullende gemaakte kosten aan [X] heeft voldaan. De slotsom is dan ook dat partijen uit hoofde van de architectenovereenkomst niets meer van elkaar te vorderen hebben.

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Heeft architect recht op vervolgopdracht tot realisatie ontwerp?)

IEF 12629

IE-Rechten leveren ook conflicten op met gegevensbeschermingsrecht

Brief Staatssecretaris V&J aan Eerste Kamer, EU-voorstel: Richtlijn bescherming persoonsgegevens bij gebruik door politiële en justitiële autoriteiten (COM(2012) 10) en EU-voorstel Verordening algemeen kader bescherming persoonsgegevens (COM(2012)11), Kamerstukken I, 2012/13, 33 169, nr. I.
labyrinthine circuit board linesVrijheid van meningsuiting is een breed geformuleerde uitzondering op gegevensbescherming, maar moeten IE-rechten hierin worden betrokken? Het voorzitterschap stelt vervolgens hoofdstuk IX (bijzondere bepalingen met betrekking tot bijzondere gegevensverwerkingen) aan de orde.

In artikel 80 komt de verhouding van gegevensbescherming tot het belang van de vrijheid van meningsuiting aan de orde. Dat belang vergt dat een breed geformuleerde uitzondering op de hoofdonderdelen van de verordening noodzakelijk is. Het is ook de vraag of die uitzonderingen alleen betrekking moeten hebben op de vrijheid van meningsuiting in strikte zin, zoals overweging 121 suggereert, maar of direct aanverwante rechtsgebieden, als het auteursrecht of het intellectuele eigendomsrecht hierin niet ook betrokken moeten worden. Die rechtsgebieden leveren van tijd tot tijd ook conflicten op met het gegevensbeschermingsrecht.
Nederland kan zich overigens voorstellen dat de tekst van artikel 80 zoveel mogelijk in lijn wordt gebracht met de uitspraak van het Hof inzake Satamedia (C-73/07) , in plaats van dit in een overweging op te nemen. Nederland vraagt vervolgens naar het verschil tussen artikel 9 van richtlijn 95/46/EG en artikel 80. Artikel 9 bevat een noodzakelijkheidscriterium dat in artikel 80 ontbreekt. De vraag is of het de bedoeling is dat artikel 80 een ruimere strekking heeft dan artikel 9. Ook moet volgens Nederland de rest van de verordening ook de consequenties aanvaarden van een ruimhartige omgang met de vrijheid van meningsuiting. Het recht om te worden vergeten is daardoor beperkt en van een voorafgaand verbod op verwerking, dat immers niet door artikel 53, lid 1, sub g, wordt uitgesloten, moet worden afgezien. Tenslotte vraagt Nederland aandacht voor de spanning tussen de vrijheid van meningsuiting uit artikel 80 en het recht om vergeten te worden.