Auteursrecht  

IEF 13602

Geen inbreuk auteursrechten HAVAIANAS, wel merkinbreuk

Rechter in KG Gerecht EA van Aruba 11 december 2013, KG 2957 van 2013 (Alpargatas tegen Arubian Shoco Authentic and Company/Lazy Feet)
Uitspraak ingezonden door Charles Gielen, NautaDutilh. Met samenvatting van Suzanne van Duijn, Textilia.
De slippers en strandkleding van Arubianas maken geen inbreuk op de auteursrechten van Havaianas. Wél zorgen deze voor verwarringsgevaar met het bekende slipper-merk.

Vanaf 2009 kan men op Aruba terecht voor slippers van het merk Havaianas. In 2012 kwam ook concurrent Arubianas op de markt met slippers en strandkleding. Hierop is door Havaianas een rechtszaak aangespannen bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Het bekende slippermerk eist ondermeer dat Arubianas stopt met het inbreuk maken op de auteursrechten en merkenrechten van Havaianas. Het gerecht heeft Havaianas nu (deels) in het gelijk gesteld. Lees hier het vonnis.

Geen auteursrecht Havaianas heeft aangevoerd dat haar auteursrecht toekomt. De (combinatie van) elementen van slippers zijn immers zo origineel dat hierop auteursrecht zou rusten. De slippers van Arubianas zouden hierop inbreuk maken. Het gerecht oordeelde echter dat daarmee nog niet zonder meer vast staat dar Havaianas – en geen andere fabrikant – auteursrecht toekomt op die (combinatie van) elementen. De slippers van Arubianas kunnen op hun beurt dan ook niet zonder meer inbreuk maken op het vermeende auteursrecht van Havaianas.

Merkinbreuk Het gerecht is het wel met Havaianas eens dat het (beeld)merk van Arubianas visueel, auditief en begripsmatig een sterke gelijkenis vertoont met dat van Havaianas. Met name het gebruikte lettertype heeft een vergelijkbare uitstraling. Beide merken verwijzen ook naar een welbekende tropische vakantiebestemming. De totaalindruk van de merken komt dus in zoverre overeen dat hierdoor verwarring zou kunnen ontstaan bij het publiek.

Uitspraak Arubianas moet nu iedere inbreuk op het woord- en beeldmerk Havaianas staken. Doet zij dit niet, dan kost dit haar 5.000 Arubaanse florin per dag (iets meer dan 2.000 euro).

4.2. Uit de door gedaagde overlegde productie alsmede ter zitting getoonde slippers is gebleken dat niet alle modellen ARUBIANAS-slippers dezelfde combinatie van door eiseres bedoelde kenmerken vertonen. Een of meer van de kenmerken (bijvoorbeeld de vlag op de straps en de gelaagdheid van de zool) ontbreken op sommige modellen ARUBIANAS-slippers of bevinden zich op een andere plaats op de slipper (de plaatsing van de merknaam op het voetbed). Dat de aanwezigheid van één van deze kenmerken of elke combinatie daarvan al voldoende is om te concluderen dat inbreuk op het door eiseres gestelde auteursrecht wordt gemaakt, heeft eiseres vooralsnog niet aannemelijk gemaakt. (...) Naar het oordeel van het gerecht kan reeds hierom vooralsnog niet van alle modellen ARUBIANAS-slippers gezegd worden dat daarmee inbreuk wordt gemaakt op een aan eiseres toekomend auteursrecht.

4.4. Met name houdt het gerecht het voor mogelijk dat bij het publiek de onjuiste opvatting postvat dat de onder het merk ARUBIANAS op de markt gebrachte producten lokale varianten zijn van de door eiseres geproduceerde HAVAIANAS-slippers.

Op andere blogs:
Fashion United

IEF 13601

Moet elke inbreuk op auteursrechten bestraft worden, of niet?

Joost Becker, Moet elke inbreuk op auteursrechten bestraft worden, of niet?, PhotoQ.nl 28 februari 2014.
(...) De rechtbank [IEF 13384] spreekt samenvattend over een “de minimis” geval en over een “bagatel”. Geen inbreuk dus. Voor zover ik heb kunnen nagaan is artikel 18a Aw, tot de kwestie tussen Masterfile en ABC Kado, slechts één keer eerder in de Nederlandse rechtspraak [AU5454] toegepast. Toen ging het om de overname van een graffitti-tag in de Amsterdam Arena, te zien in een computerspel (een videogame voetbalspel). Verdedigd werd dat het ging om een klein onderdeel in het hele spel van ondergeschikte aard. Het is dan onredelijk, zo is de redenering, dat de rechter een sanctie oplegt door het hele spel te verbieden; de graffiti-tag is immers moeilijk scheidbaar van het spel. Overigens werd in dat geval genoegdoening geboden aan de maker die hem meer naamsbekendheid had kunnen opleveren, maar dat werd door de maker niet geaccepteerd. De Rechtbank Arnhem wees de auteursrechtelijke claims uiteindelijk af.

Lees verder

IEF 13599

Simulcastuitzending geen nieuwe vorm van kabeldoorgifte

Hof van beroep Antwerpen 4 februari 2013, gevoegde zaken 2011/AR/1523; 2011/AR/2545; 2011/AR/2546; 2011/AR/2578; 2011/AR/2582 (SABAM tegen Telenet)

Auteursrecht. Tussenarrest. Tussen TELENET en partijen is discussie ontstaan omtrent de kabeldoorgifte van een aantal omroepprogramma's in het kader van "Telenet Digitale Televisie". Voorliggende vraag is of "simulcasting" van omroepprogramma's al dan niet slechts één auteursrechtelijk relevante handeling uitmaakt, waarvoor een bijkomende vergoeding is verschuldigd. TELENET meent dat van haar geen bijkomende betaling gevraagd kan worden ingevolge het afsluiten van overeenkomsten met de meeste omroepen. Het hof bevestigt het bestreden vonnis dat simulcastuitzendingen geen nieuwe vorm van kabeldoorgifte uitmaakt.

 

5. Beslissing
(...)
- bevestigt het bestreden vonnis waar dit tussen partijen zei voor recht dat de digitale kabeldoorgifte bij simulcastuitzendingen, met name uitzendingen waarbij een simultane, ongewijzigde en integrale gelijktijdige uitzending plaatsvindt van een analoog en digitaal signaal, geen nieuwe vorm van kabeldoorgifte uitmaakt;

- wijst het overige van de oorspronkelijke vordering en tussenvordering van TELENET af;

- alvorens recht te doen heropent de debatten op de zitting van 20 JANUARI 2014 om 9:30 uur.

IEF 13597

Reflecties - Kunstbeleid in Nederland: waarom eigenlijk?

Erwin Angad-Gaur, Reflecties: Kunstbeleid in Nederland: waarom eigenlijk? Sena Performers Magazine, p. 22-23.
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, voorzitter van Sena Performers en secretaris van Ntb. 'All art is quite useless', schreef Oscar Wilde. Wij hebben die boodschap nooit begrepen. Eigenlijk heeft de Nederlandse politiek nooit echt geweten wat ze met de kunsten aanmoest. Wanneer zal men het autonome belang van een levende kunstensector eindelijk gaan inzien?

(...)

Een natie en een maatschappij is meer dan een economische gemeenschap alleen, zo leert de Europese Unie: een entiteit zonder eigen cultuur of herkenbare symbolen, die vooral daarom niet blijkt te leven. Een levende cultuur is de navelstreng van een levende samenleving: dat is de werkelijke legitimatie voor een serieus cultuurbeleid. Aan ons de taak als, cultuursector dat telkenmale – en misschien soms tot vervelens toe – uit te blijven dragen. ‘The cynic knows the price of everything and the value of nothing’, om Wilde nog maar eens te citeren. Hij had het over Nederland kunnen hebben.

Erwin Angad-Gaur

IEF 13596

Vraag aan HvJ EU: Kan van het volgrecht contractueel worden afgeweken?

Prejudiciële vraag gesteld aan HvJ EU 22 januari 2014, zaak C-41/14 (Christie’s France) - dossier
Prejudicieel verzoek van Cour de cassation, Frankrijk. Volgrecht. Verzoekster heeft een veilinghandel. Het Syndicat national des antiquaires (SNA, verweerder) heeft een vordering tegen verzoekster ingesteld omdat zij in strijd met het Franse Wetboek Intellectuele Eigendom zou handelen door in haar algemene verkoopvoorwaarden een beding in te voegen dat de betaling van het volgrecht bij de koper legt. SNA stelt dat dit een daad van oneerlijke mededinging is en vraagt vernietiging. De Hof van Beroep verklaart het beding nietig, maar verzoekster gaat in cassatie omdat in de Franse regeling ter omzetting van Richtlijn 2001/84 niet verder is gepreciseerd of beperkt wie het volgrecht dient te voldoen.

De wetshistorie sluit contractueel regelen niet uit. Het Appelhof ziet (op 12 december 2012) echter geen ruimte in de Franse regeling noch in de Richtlijn om het volgrecht contractueel te regelen. Daarmee negeert zij volgens verzoekster een advies uit 2008 van de Europese Commissie waarin die stelt dat partijen vrij zijn om het volgrecht contractueel te regelen, maar dat dit de door de Franse wet opgelegde verplichtingen onverlet laat.

De verwijzende Franse cassatierechter legt de volgende vraag aan het HvJ EU voor:

“Moet de in artikel 1, lid 4, van richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk neergelegde regel dat het volgrecht ten laste van de verkoper komt, aldus worden uitgelegd dat de verkoper uiteindelijk de kosten van dat recht draagt, zonder dat daarvan contractueel kan worden afgeweken?”

 

IEF 13593

Auteursrechtinbreuk door gebruik foto's op website

Ktr. Rechtbank Gelderland 27 november 2013, CV 13-45 (Foto Brouwer-Brummen tegen De Bronckhorst Hoeve)
Uitspraak ingezonden door Kitty van Boven, I-ee.. Auteursrecht - Foto - licentie - omvang overeenkomst. Partijen hebben een licentie gesloten voor het gebruik van foto's ten behoeve van de brochure van gedaagde. De rechtbank oordeelt dat partijen eenmalig gebruik in de brochure zijn overeengekomen en dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet is gesproken over de huisstijl of de website. Het staat niet vast dat Brouwer ervan op de hoogte moest of kon zijn dat een nieuwe onderneming een huisstijl ontwikkelt en het niet stopt bij een brochure.

Brouwer vordert succesvol schade bestaande uit gederfde licentie-inkomsten (€230 per foto) en inbreuk op haar persoonlijkheidsrechten (+€230 per foto) wegens gebruik op de website.

2.8 Door de foto's openbaar te maken op de website en te gebruiken in de huisstijl, is er sprake van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de Bronckhorst Hoeve zodat zij gehouden is de schade die Brouwer daardoor heeft geleden te vergoeden.

2.9 Brouwer heeft in de eerste plaats aangevoerd dat de schade bestaat uit gederfde licentie-inkomsten. Daarnaast heeft Brouwer gesteld dat zijn schade bestaat uit de inbreuk die is gemaakt op zijn exclusieve recht te bepalen hoe en waar de foto's openbaar worden gemaakt en uit het niet vermelden van zijn naam bij de foto's. Hierdoor loopt Brouwer inkomsten mis. (...)
IEF 13592

Ook KPN heft blokkade The Pirate Bay op na schikking met BREIN

Uit het persbericht: KPN heeft de blokkade van de weg naar de site The Pirate Bay voor haar klanten opgeheven. Het wegnemen van de belemmering volgt op een schikking die is getroffen tussen de stichting BREIN en KPN. Eerder bepaalde het Hof in de zaak BREIN-XS4ALL/Ziggo dat het blokkeringsverbod diende te worden opgeheven [IEF 13467]. Daarop heeft BREIN met alle andere partijen met wie zij in een soortgelijke rechtszaak was verwikkeld contact gezocht teneinde tot een schikking te komen [IEF 11287]. Inmiddels is hierover ook met KPN overeenstemming bereikt. Tijdens een actualiteitenlunch op 4 maart vertelt Arnoud Engelfriet meer over dit onderwerp: meer info en aanmelden.

IEF 13589

Sportauto-onderdelen zijn in hoge mate technisch bepaald

Vzr. Rechtbank Den Haag 26 februari 2014, IEF 13589 (Burton Car tegen De Graaf automaterialen)
Burton heeft een gelijknamige sportauto ontworpen. De Graaf verkocht sinds 2000 onderdelen van de Burton, en biedt onder vermelding van Hersteller Parts Industries en dezelfde artikelnummers eigen onderdelen aan. De registratie van de Burton Car als Beneluxmodel wordt niet bewezen met slechts een ontvangstbevestiging van het depotformulier uit 2001. De beschermingsduur voor een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel uit artikel 11 lid 1 GModVo, voor zover dit heeft bestaan, is inmiddels verstreken. De vormgeving van de onderdelen zijn in hoge mate technisch bepaald en zijn niet auteursrechtlijk beschermd. Er is geen sprake van verwarringsgevaar bij het vermelden van dezelfde artikelnummers bij de Herstellerproducten.

4.7. Anders dan Burton kennelijk meent, is het naar voorlopig oordeel niet zo dat wanneer wordt aangenomen dat de vormgeving van de Burton Car auteursrechtelijke bescherming toekomt, dit per se ook het geval zou zijn voor de zichtbare onderdelen ervan, laat staan voor de niet zichtbare onderdelen. Voor zover Burton zich op grond van het auteursrecht wil verzetten tegen de verhandeling van onderdelen voor de Burton Car, zal zij aannemelijk hebben te maken dat die onderdelen zelfstandig als een eigen intellectuele schepping kunnen worden aangemerkt. Ten aanzien van de warmte afvoerslang rubber en halve maanklemmen speciaal 49 en 47 mm geldt dat sprake is van een zodanige gelijkenis met de equivalente originele Citroën typen, dat voorshands wordt aangenomen dat sprake is van ontlening door BC aan deze originelen en dus al daarom geen zelfstandige schepping. Dit geldt ook voor de stelmoffenset rvs van Burton die een zelfde mate van gelijkenis vertoont met een al langer bestaand auto-onderdeel geproduceerd door Lomax. Daar komt bij dat de vormgeving van deze onderdelen, net als overigens de vormgeving van de prototypen daarvan, in hoge mate door de technische functie is gedicteerd. Voor zover de onderdelen van Burton al van de prototypen afwijken, volgt uit de stellingen van Burton dat dit voornamelijk is ingegeven door technische overwegingen. De halve maanklemmen van Burton verschillen slechts van de prototypen uit de Citroën in die zin dat zij ovaal zijn in plaats van cirkelvormig, hetgeen het bevestigen ervan om de uitlaat volgens de toelichting van Burton vereenvoudigt. Volgens Burton was ook haar keuze om de warmteafvoerslang een cirkelvormig uiteinde te geven erop gericht de montage door de consument te vergemakkelijken, nu het frezen van zo een rond gat in de carrosserie (zonder de auto te beschadigen) voor de particulier eenvoudiger is dan het frezen van een gat met een andere vorm. Het ontwerp van de warmteafvoerslang is verder gekozen zodat deze goed past op de Burton Car en levenslang meegaat. Voorts heeft Burton naar haar eigen verklaring ervoor gekozen de stelmoffenset van rvs te maken zonder scherpe, uitstekende delen zodat daarin geen vocht/water kan blijven staan en zo roestvorming wordt voorkomen. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat aan de warmte afvoerslang rubber, de halve maanklem speciaal 49 mm, de halve maanklem speciaal 47 mm en de stelmoffenset rvs van Burton geen auteursrechtelijke bescherming toekomt.

4.8. Voor de onderdelen sierlijst voor het achterlicht en chroomrand knipperlicht geldt eveneens dat de vormgeving in hoge mate technisch bepaald is. De vorm van de sierlijst voor het achterlicht en de chroomrand knipperlicht is immers gekozen teneinde deze om het licht te doen passen alsook, zo heeft Burton zelf toegelicht, teneinde te bewerkstelligen dat zij eenvoudig te bevestigen zijn en de verlichting maximaal wordt doorgelaten. Overigens geldt hier naar voorlopig oordeel dat sprake is van te triviale of banale aspecten om aan enige creatieve keuze van de maker te kunnen worden toegeschreven. Derhalve zijn ook deze onderdelen niet auteursrechtelijk beschermd.

Misleidende reclame
4.10. Burton stelt zich ten slotte op het standpunt dat De Graaf misleidende reclame maakt in die zin dat De Graaf door haar zelf vervaardigde onderdelen aanbiedt als zijnde originele onderdelen van Burton, doordat zij het artikelnummer van Burton vermeldt, van één product (stelmoffenset) de daarvoor door Burton gebruikte naam heeft overgenomen, de onderdelen qua vormgeving overeenstemmen met die van Burton en De Graaf voorheen de originele producten van Burton in eigen verpakking doorverkocht. Ook deze grondslag beklijft niet nu Burton voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van verwarringsgevaar voor consumenten ten aanzien van de herkomst van de door De Graaf op haar website aangeboden producten nu De Graaf steeds “Parts Industries” vermeldt als “hersteller” (Duits voor fabrikant), zoals is terug te zien op de overgelegde printscreens van de website van De Graaf. Het enkele feit dat daarbij ook het corresponderende artikelnummer van Burton wordt genoemd (evenals bijvoorbeeld het artikelnummer van het originele Citroën onderdeel) maakt het vorenstaande niet anders.
Lees de uitspraak hier:
KG ZA 13-1479
ECLI:NL:RBDHA:2014:3644
IEF 13585

College publiceert jaarrapport 2012, beleidskader voor toezicht en activiteitenprogramma 2014

Uit het persbericht: Het College van Toezicht collectieve beheerorganisaties Auteurs- en naburige rechten (CvTA) publiceert vandaag een aantal rapportages. Het eerste is het Jaarrapport 2012. Het tweede betreft het beleidskader voor het toezicht van het CvTA; Beleidskader Toezicht Collectief Beheer. Naar aanleiding van deze stukken heeft het CvTA een Activiteitenprogramma 2014 vastgesteld. Daarmee worden acties aangekondigd op grond van het Jaarrapport 2012 en het Beleidskader Toezicht Collectief Beheer, dat is gebaseerd op de nieuwe wetgeving voor het toezicht die in werking trad op 1 juli 2013.

Jaarrapport 2012
In het verslagjaar 2012 zijn belangrijke verbeteringen opgetreden in de opzet van bestuur en organisatie van de vijf collectieve beheersorganisaties (CBO’s) onder toezicht. Buma realiseerde, samen met Stemra, een nieuwe governancestructuur. SENA voerde eveneens een nieuw bestel in. Alle vijf onder toezicht staande CBO’s beschikten over een onafhankelijke voorzitter. Ook het merendeel van de 12 door de nieuwe wetgeving onder toezicht staande organisaties voldoet aan deze eis. Er werden verbeteringen aangebracht in de transparantie, inspraakmogelijkheden voor rechthebbenden, alsmede in de interne en externe verantwoording. Zo kwam er meer inzicht voor betalingsplichtigen en rechthebbenden door publicatie van jaarverslagen die voldeden aan de wettelijke eisen van het Burgerlijk Wetboek. Ook publicatie van regelingen voor de bepaling van tarieven, kortingen en licentievoorwaarden was positief. Nog niet overal bestaan geschillenregelingen.

De totale incasso van de vijf CBO’s onder toezicht in 2012 is gestegen met 5% ten opzichte van 2011, ondanks de tegenvallende inkomsten bij Stichting de Thuiskopie en Stichting Leenrecht. De verdeling van gelden ten behoeve van rechthebbenden daalde met 2% in 2012. Het CvTA zal kritisch blijven volgen of de incassogelden binnen de wettelijke termijn van 3 jaar aan rechthebbenden worden uitgekeerd. Dit is ook noodzakelijk in relatie tot de wettelijke verplichting om tot beheersing van de uitvoeringskosten te komen. De kostenpercentages voldoen bij een flink aantal van de onder toezicht staande CBO’s aan de wettelijke regels.

Beleidskader Toezicht Collectief Beheer en Activiteitenprogramma 2014
Het Beleidskader Toezicht Collectief Beheer dient ertoe om de CBO’s duidelijk te maken hoe het CvTA het toezicht zal uitoefenen. Het CvTA heeft het gepresenteerd aan de CBO’s en de branchevereniging VOI©E. Aangezien het CvTA inzet op de laagst mogelijke toezichtslasten is met de brancheorganisatie VOI©E afgesproken dat het CvTA bereid is het door VOI©E geïntroduceerde keurmerk te gebruiken voor het toezicht. Daarbij zal het CvTA het keurmerk ieder jaar valideren en staat het keurmerk verdere informatieverstrekking aan het CvTA niet in de weg.

Het toezicht zal open, actief en onafhankelijk worden uitgeoefend. Het CvTA zal proportioneel optreden waar het mogelijke sanctionering betreft die in de nieuwe wettelijke regeling is opgenomen. Het instrumentarium van het CvTA zal verder worden uitgewerkt en met de CBO’s worden gedeeld. Bevindingen en oordelen van het CvTA worden gepubliceerd op de website van het CvTA, evenals eventuele opgelegde sancties.

In 2014 zal het CvTA ‘de staat’ van de 17 onder toezicht staande CBO’s over de volle breedte van de toezichtregelgeving in beeld brengen. Mede aan de hand hiervan zullen afspraken worden gemaakt over verbetering van de naleving waar dat nodig blijkt, waarbij termijnen worden afgesproken. Ten slotte zal het CvTA wanneer daartoe aanleiding bestaat bij CBO’s actief toezicht uitoefenen naar aanleiding van (dreigende) incidenten of belangrijke ad hoc ontwikkelingen.

IEF 13584

HvJ EU: Kuuroord doet mededeling aan patiënten

HvJ EU 27 februari 2014, zaak C-351/12 (Ochranný svaz autorský pro práva k dílům hudebním (OSA) tegen Léčebné lázně Mariánské Lázně) - dossier - persbericht
Marienbad, Trinkhalle Prejudiciële vragen gesteld door Krajský soud v Plzni, Tsjechische republiek. Collectief beheer. Beperking van auteursrecht voor zorginstellingen in strijd met InfoSoc-Richtlijn en Dienstenrichtlijn. Mededeling via radio/televisie aan patiënten in de kamers van een kuurinrichting. Richtlijn verzet zit tegen een nationale regeling die auteurs uitsluit om mededeling van hun werken in een kuuroord toe te staan of te verbieden. Nationale wetgeving die de aanvrager een monopolie verleent auteursrechten op het nationale grondgebied collectief te beheren, is niet in strijd met het vrij verkeer van diensten. Het Hof verklaart voor recht:

1) Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat die het recht van auteurs uitsluit om de mededeling, door een kuurinrichting die handelt als commerciële onderneming, van hun werken middels het bewust verspreiden van een signaal via radio of-televisieontvangers in de kamers van de patiënten van die inrichting, toe te staan of te verbieden. Artikel 5, leden 2, sub e, 3, sub b, en 5, van deze richtlijn kan niet afdoen aan deze uitlegging.

2) Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat een beheersorganisatie zich niet in een geding tussen particulieren op deze bepaling kan beroepen voor het buiten toepassing laten van een daarmee strijdige regeling van een lidstaat. De rechter aan wie een dergelijk geschil is voorgelegd, moet deze regeling evenwel zoveel mogelijk uitleggen in het licht van de bewoordingen en doelstelling van diezelfde bepaling, om tot een oplossing te komen die in overeenstemming is met het daarmee beoogde doel.

3) Artikel 16 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt en de artikelen 56 VWEU en 102 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan de toepassing van een regeling van een lidstaat als aan de orde in het hoofdgeding, die het collectieve beheer van auteursrechten met betrekking tot bepaalde beschermde werken op het grondgebied van deze lidstaat voorbehoudt aan één collectieve beheersorganisatie en daardoor een gebruiker van beschermde werken, zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kuurinrichting, verhindert gebruik te maken van diensten van een beheersorganisatie die is gevestigd in een andere lidstaat.

Artikel 102 VWEU dient evenwel in die zin te worden uitgelegd dat het feit dat eerstgenoemde organisatie voor collectief beheer van auteursrechten voor de door haar geleverde diensten tarieven oplegt die – bij een vergelijking van de tariefniveaus op homogene grondslag – aanzienlijk hoger zijn dan die welke worden gehanteerd in de andere lidstaten, dan wel prijzen hanteert die te hoog zijn en niet in een redelijke verhouding staan tot de economische waarde van de geleverde prestatie, een aanwijzing voor een misbruik van een machtspositie vormt.

Gestelde vragen [IEF 11786]:

1. Moet richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, aldus worden uitgelegd dat een beperking die makers een vergoeding ontzegt voor de mededeling van hun werk via radio- of televisie-uitzending door middel van radio- of televisieontvangstapparatuur aan patiënten in de kamers van een kuurinrichting die geldt als onderneming, in strijd is met de artikelen 3 en 5 (artikel 5, leden 2, sub e, 3, sub b, en 5) ervan?
2. Zijn deze bepalingen van de richtlijn inzake bovenbedoeld gebruik van een werk zo nauwkeurig en onvoorwaardelijk dat collectieve beheersorganisaties voor auteursrechten zich er voor de nationale rechter in een geschil tussen particulieren op kunnen beroepen, indien een lidstaat de richtlijn niet correct in nationaal recht heeft omgezet?
3. Moeten de artikelen 56 en volgende en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (of, in voorkomend geval, artikel 16 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt) aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de toepassing van bepalingen van nationaal recht die het collectieve beheer van auteursrecht op het grondgebied van de staat voorbehouden aan één enkele collectieve beheersorganisatie voor auteursrechten (monopolist), zodat afnemers van de dienst niet de vrije keuze hebben voor een collectieve beheersorganisatie van een andere lidstaat van de Europese Unie?

Op andere blogs:
SOLV Exploitant van kuurinrichting verricht mededeling aan het publiek