Auteursrecht  

IEF 13470

Schadecomponenten auteursrechtinbreuk op foto van drie garnalen

Ktr. Rechtbank Noord-Holland 22 januari 2014, CV EXPL 13/1552, (Goudzwaard tegen De Jong Reclame en Partners B.V.)
Uitspraak ingezonden door Kitty van Boven, I-ee.
Auteursrecht foto. Inbreuk. Schadecomponenten. Goudzwaard is professioneel fotograaf die zijn foto´s uitsluitend door middel van zijn eenmanszaak Obscura Fotografie exploiteert. De Jong is houdster van de website www.reclame-dejong.nl. Op deze website is een foto geplaatst van drie garnalen. Goudzwaard heeft gevorderd een verklaring voor recht dat de wederpartij inbreuk heeft gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van Goudzwaard, veroordeling tot schadevergoeding voor de inbreuk op voormelde rechten van Goudzwaard, de wederpartij te veroordelen de herkomst van de foto bekend te maken en veroordeling in de proceskosten. De verklaring voor recht is toewijsbaar. Voor wat betreft de schadevergoeding wordt de vraag als volgt beoordeeld.

4.5 Dat Goudzwaard voor de bepaling van de schadevergoeding inzake deze verbintenis uit de wet aansluiting heeft gezocht bij de door hem bij overeenkomsten gehanteerde algemene voorwaarden valt te billijken. Als De Jong dat had willen voorkomen dan had hij  een overeenkomst met Goudzwaard moeten sluiten. De Jong heeft de keus gemaakt om zonder toestemming van Goudzwaard zijn foto te gebruiken en hij dient daarvoor de gevolgen te dragen. Hierbij is van belang, dat Goudzwaard de foto exclusief in licentie heeft gegeven aan restaurant Delphi´s, zodat redelijk is dat aansluiting wordt gezocht bij gederfde licentievergoeding [..]. Ook is voor de hoogte van de vergoeding van belang, dat de foto in ieder geval meer dan 2,5 week op de website van De Jong heeft gestaan. De kantonrechter is met Goudzwaard van oordeel, dat het redelijk is om van de volgende schadecomponenten uit te gaan:
- gederfde licentie inkomsten (zoals voormeld),
- inbreuk op het exclusieve recht om zelf te bepalen waar en hoe de foto wordt gebruikt,
- de moeite die Goudzwaard heeft moeten doen om de inbreuk te constateren,
- schade wegens ontbreken toestemming,
- schade vanwege ontbreken naamsvermelding,
- schade vanwege verminking van de foto,
- schade bestaan uit de kosten die Goudzwaard heeft moeten om zijn auteursrechten te handhaven en zijn schade vergoed te krijgen (Goudzwaard vordert ex art. 1019 Rv de volledige proceskosten).

4.7 De Jong dient als de in het ongelijk te stellen partij de proceskosten te dragen.

4.9 De vordering "bekendmaking van de herkomst van de foto" zal worden afgewezen, omdat door Goudzwaard onvoldoende is gesteld, dat naast De Jong andere personen (derden) misbruik hebben gemaakt van de foto, althans dat De Jong daar weet van zou hebben.

Lees de uitspraak:
CV EXPL 13/1552 (afschrift)
ECLI:NL:RBNHO:2014:370 (link)

IEF 13469

OM niet-ontvankelijk in vervolging uploader 5000 e-books

Hof Den Haag 27 januari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:84 (Geen vervolging 5.000 e-books)
Strafrecht. Het Gerechtshof verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van een 23-jarige man uit Goudswaard. Deze had via de website van thepiratebay bijna 5.000 e-books ter beschikking gesteld om door anderen te worden gedownload.

Het openbaar ministerie is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het naar het oordeel van het hof heeft gehandeld in strijd met de door het College van Procureurs-Generaal (de landelijke leiding van het openbaar ministerie) vastgestelde Aanwijzing intellectuele eigendomsfraude. Die Aanwijzing regelt het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie bij de bestrijding van inbreuken op door intellectuele eigendomsrechten beschermde werken. Uitgangspunt vormt daarbij civielrechtelijke handhaving door de rechthebbenden. Daarvan kan worden afgeweken als het algemeen belang dat vereist.

Omdat er bij de man geen sprake was van winstoogmerk, beroepsmatig handelen, betrokkenheid van een criminele organisatie of relevante recidive, is volgens het hof het algemeen belang niet aan de orde. Van civielrechtelijke acties tegen de verdachte is niet gebleken. Het standpunt van de advocaat-generaal dat van dergelijke acties bij voorbaat niet veel effect zou kunnen worden verwacht, acht het hof onvoldoende onderbouwd. Volgens het hof heeft het openbaar ministerie derhalve niet in redelijkheid tot zijn vervolgingsbeslissing kunnen komen. Door niettemin tot strafrechtelijke handhaving over te gaan zijn de beginselen van een behoorlijke procesorde geschonden.

Op andere blogs:
Dirkzwager
IusMentis
Stichting BREIN

IEF 13467

Hof: Blokkade The Pirate Bay opgeheven, niet evenredig en effectief

Hof Den Haag 28 januari 2014, zaaknr. 200.105/418/01 (Ziggo en XS4All tegen Stichting BREIN)
Uitspraak ingezonden door John Allen en Emma de Groot, NautaDutilh. Christiaan Alberdingk Thijm en Caroline de Vries, Bureau Brandeis.
Auteursrecht. Naburige rechten. Tussenpersonen ex 26d Aw en 15e Wnr. Zie eerder IEF 10763 waarin Ziggo en XS4All werden bevolen The Pirate Bay te blokkeren. Het Hof oordeelt anders.

Met BREIN neemt het hof aan dat een significant deel van de abonnees mediabestanden heeft gedownload, stukjes geupload ten behoeve van peers en een zeer groot deel is zonder toestemming geplaatst. De loutere beschikbaarstelling van fysieke faciliteiten om een mededeling mogelijk te maken is nog geen mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3 Auteursrechtrichtlijn, zo benadrukt ook considerans 27. Er is een auteursrechtinbreuk gepleegd door een relevant deel van de abonnees van Ziggo c.s. en door de beheerders van The Pirate Bay, doch alleen met betrekking tot het 'art work'.

Ziggo c.s. doet een geslaagd beroep op het evenredigheidsbeginsel en op non-effectiviteit (r.o. 5.1). Vanwege de diverse rapport die zijn ingebracht in het geding, kan er niet vanuit worden gegaan dat de bevolen blokkade effectief is geweest ten aanzien van abonnees van Ziggo c.s. (5.22). Uit de stellingen van BREIN valt op te maken dat zij een stap-voor-stap-benadering voor ogen staan:a. access-providers om ook alternatieven van TPB te blokkeren; b. het neerhalen van proxy's; c. het optreden tegen de beheerders van alternatieve torrentsites.

Niet goed is in te zien waarom BREIN in haar procedures tegen providers niet tevens meteen een bevel heeft gevorderd tot blokkade van het slechts 'handjevol' concurrerende BitTorrentsites die met TPB de 'grootste uitwassen' vormen. Aldus zijn de gevorderde maatregelen strijdig met het evenredigheidsvereiste/effectiviteitsvereiste.

Ook de subsidiaire grondslag op basis van het zich schuldig maken aan het welbewust en structureel faciliteren en bevorderen van grootschalige inbreuken door abonnees strandt (6.1 e.v.).

BREIN dient de proceskosten in eerste aanleg (€137.673,63 voor Ziggo en €52.217,50 voor XS4ALL) en in hoger beroep (€120.000 voor Ziggo en €16.030 voor XS4ALL) te vergoeden.

Leestips: 4.5, 4.6 en in de bovengenoemde tekst genoemde rechtsoverwegingen.

Lees de uitspraak:
afschrift (pdf)
Rechtspraak.nl (link)

Op andere blogs:
Bits of Freedom BLOKKADE TPB OPGEHEVEN
Dirkzwager Blokkade The Pirate Bay opgeheven: onevenredig en non-effectief
Hoogenraad & Haak Een last van de schouders van de internetproviders
Iusmentis Gerechtshof verbiedt blokkade The Pirate Bay: niet effectief
NautaDutilh ISPs defeat BREIN (entertainment industry vehicle): Court of Appeal overturns website blocking order/ISP's winnen van BREIN: Hof Den Haag vernietigt website blokkades
NJD
Hof Den Haag: geen verplichting (providers Ziggo, XS4ALL) tot blokkade van The Pirate Bay
Webwereld Ironie: BREIN was te soft met TBP-blokkade
Wieringa Vrij spel voor piraten: de baai is weer open

IEF 13466

Door betalen van de door Buma meegezonden factuur is er nog geen licentieovereenkomst

Ktr. Rechtbank Rotterdam 12 december 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10758 (Buma & Sena)
Buma en Sena hebben een gezamenlijk servicecentrum ingericht en in dat kader sturen zij hun relaties een gecombineerde factuur betreffende de verschuldigde vergoedingen voor muziekgebruik. De kernvraag is of tussen Buma en [opposant] een licentieovereenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter oordeelt dat geen overeenkomst tot stand gekomen is.

5.3. Onder overlegging van het bewijs van licentie (productie 4 bij conclusie van antwoord in oppositie) stelt Buma dat zij [opposant] een aanbod heeft gedaan tot het sluiten van een overeenkomst en dat in dit aanbod is bepaald op welke wijze de aanvaarding dient te geschieden, te weten door betaling van de factuur. Ingevolge artikel 3:37 lid 1 BW kan de aanvaarding van een aanbod in beginsel in iedere vorm geschieden, tenzij het aanbod een bepaalde vorm voorschrijft. De kantonrechter constateert dat Buma in haar aanbod aan [opposant] heeft verklaard dat betaling binnen 30 dagen na datum van de bij het bewijs van licentie meegestuurde factuur leidt tot aanvaarding van haar aanbod en dat door die betaling de overeenkomst met ingang van 1 januari 2009 in werking treedt. Nog daargelaten de vraag of [opposant] het bewijs van licentie, en derhalve het aanbod, heeft ontvangen, hetgeen door [opposant] wordt betwist, strandt de vordering van Buma in verband met het volgende. (...) Buma mocht er dan ook niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Nu er verder geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit kan worden afgeleid dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, is de (oorspronkelijke) vordering van Buma bij gebreke van een grondslag niet toewijsbaar.

5.7 Vast staat dat [opposant] op 13 december 2010 een bedrag van € 600,00 ten behoeve van Buma aan GGN Maas-Delta heeft voldaan ter zake van de vergoeding voor de periode januari 2010 tot en met december 2010. Aangezien in conventie is geoordeeld dat tussen Buma en [opposant] geen overeenkomst tot stand is gekomen en voorts tussen partijen vast staat dat [opposant] in 2010 geen muziekwerken openbaar heeft gemaakt, heeft [opposant] zonder rechtsgrond en derhalve onverschuldigd aan Buma betaald. De gevorderde hoofdsom van € 600,00 wordt derhalve toegewezen. De wettelijke rente wordt als onweersproken en op de wet gegrond eveneens toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden toegewezen vanaf 13 december 2010 tot aan de dag van algehele voldoening.

Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Buma veroordeeld in de kosten van deze procedure.

IEF 13464

Wederom op grote schaal gekopieerde studieboeken verkopen

Ex parte beschikking Vzr. Noord-Nederland 17 januari 2014, (BREIN tegen X)
Uitspraak ingezonden door Bastiaan van Ramshorst, Stichting BREIN. Zie eerder IEF 10683. Uit het verzoekschrift: Gerekwestreerde drijft een copyshop en biedt op grote schaal integrale kopieën aan van courante studieboeken niet ver van zowel de Hanzehogeschool als de Universiteit Groningen. Door NUV en de Branchevereniging van de educatieve uitgeverijen is BREIN getipt dat er wederom op grote schaal kopieën van studieboeken worden verkocht. Op een USB-stick en op de harde schijf van de computer(s) die op de balie staan, is het ongeautoriseerde aanbod opgeslagen.

Gerekwestreerde stelt aldus aan klanten kopieën van studieboeken ter beschikking op basis van een zelf aangelegde ongeautoriseerde collectie digitale bestanden welke in hun geheel uitgeprint en ingebonden aan klanten worden geleverd, tegen een sterk gereduceerd tarief ten opzicht van de originele verkoopprijs." (cursiveringen uit het verzoekschrift)

De privé-kopie exceptie is niet van toepassing, aldus het verzoekschrift, omdat het duidelijk gaat om verveelvoudigingshandelingen met een commercieel oogmerk en derhalve niet voor eigen oefening, studie of gebruik. Het gaat ook niet om een klein gedeelte, toegelaten door 16b Aw.

Gerekwestreerde komt geen beroep toe op de zogenaamde privé-kopie exceptie van artikel 16b Aw. Die exceptie is namelijk alleen van toepassing op het voor eigen oefening, studie of gebruik en zonder commercieel oogmerk verveelvoudigen van een klein gedeelte van een boek en niet op het verveelvoudigen van hele boeken die nog in de handel zijn. (cursiveringen uit het verzoekschrift)

IEF 13453

HvJ EU: De omzeiling van het beschermingssysteem van een spelcomputer kan in bepaalde omstandigheden rechtmatig zijn

HvJ EU 23 januari 2014, zaak C-355/12 (Nintendo e.a.) - dossier
Uit het Persbericht: De omzeiling van het beschermingssysteem van een spelcomputer kan in bepaalde omstandigheden rechtmatig zijn. De producent van de spelcomputer is slechts beschermd tegen omzeiling wanneer de beschermingsvoorzieningen tot doel hebben het gebruik van illegale videogames tegen te gaan.

Verzoek om een prejudiciële beslissing van Tribunale ordinario di Milano.  Technische voorziening omvat niet alleen herkenningscode op drager, maar ook op apparaten of spelcomputers. Uitlegging van artikel 6 van InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG juncto punt 48 van de considerans van deze richtlijn – Begrip „technische voorzieningen” – Beschermingsinrichting waardoor elke vorm van interoperabiliteit wordt uitgesloten tussen, enerzijds, het apparaat en de aanvullende beschermde producten en, anderzijds, vergelijkbare aanvullende apparaten en producten die niet afkomstig zijn van de fabrikant of door de fabrikant geautoriseerde ondernemingen – Rol van de bestemming die door de fabrikant aan deze technische voorzieningen is toegekend. Het Hof verklaart voor recht:

[InfoSoc-Richtlijn 2001/29/EG] moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „doeltreffende technische voorziening” in de zin van artikel 6, lid 3, van deze richtlijn technische voorzieningen kan omvatten waarbij met name niet alleen de drager met het beschermde werk, zoals de videogame, van een herkenningscode wordt voorzien om het tegen door de houder van het auteursrecht niet toegestane handelingen te beschermen, maar ook draagbare apparaten of spelcomputers waarmee toegang tot deze games wordt verkregen en ze kunnen worden gebruikt.
Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of andere voorzieningen of niet op spelcomputers geïnstalleerde inrichtingen mogelijk leiden tot een geringere mate van verstoring of beperking van de activiteiten van derden, en tegelijk de rechten van de houder op een vergelijkbare manier beschermen. Daartoe is het relevant om met name rekening te houden met de kosten van de verschillende soorten technische voorzieningen, de technische en praktische aspecten bij de toepassing ervan en de vergelijking van de doeltreffendheid van deze verschillende soorten technische voorzieningen wat de bescherming van de rechten van de houder betreft, met dien verstande dat die doeltreffendheid niet absoluut hoeft te zijn. Het staat tevens aan de verwijzende rechter om het doel te beoordelen van de inrichtingen, producten of onderdelen waarmee die technische voorzieningen kunnen worden omzeild. Dienaangaande zal het bewijs van het gebruik dat derden daarvan daadwerkelijk maken, in het licht van de omstandigheden van het geval, bijzonder relevant zijn. De nationale rechter kan met name onderzoeken hoe vaak deze inrichtingen, producten of onderdelen feitelijk worden gebruikt in strijd met het auteursrecht en hoe vaak zij worden gebruikt voor doeleinden die geen inbreuk maken op dit recht.

Op andere blogs:
Gamerecht (Hof van Justitie: ‘’omzeiling van de beveiliging van spelcomputers niet altijd onrechtmatig’')

IEF 13449

Ronde variant van afvaltafel is stijlinbreuk

Vzr. Rechtbank Gelderland 17 januari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:1544 (Piet Hein Eek B.V. c.s. tegen Gedaagde)
Uitspraak ingezonden door Marcel de Zwaan en Irina Mnatsakanov, Bremer & De Zwaan.
Auteursrecht. Stijlinbreuk. Piet Hein Eek B.V. c.s. ontwerpen, vervaardigen en verhandelen onder meer meubels die zij onder het merk Piet Hein Eek op de markt brengen. Gedaagde is tot '98/'99 als timmerman in dienst geweest bij Eek. Nu ontwerpt, vervaardigt en verhandelt gedaagde meubels welke te zien zijn op zijn websites. Op deze sites waren ontwerpen te zien die deels uit originele en deels uit nagemaakte ontwerpen van Piet Hein Eek bestaan.

Piet Hein Eek B.V. c.s. vorderen dat gedaagde elk onrechtmatig handelen en elke inbreuk op het auteurs- en merkrecht te staken en gestaakt te houden. De voorzieningenrechter acht de zes nagenoeg aan de Eek ontwerpen identieke producten inbreukmakend, evenals een ronde tafel die als zodanig niet in het oeuvre van Eek voorkomt (maar wel dezelfde stijl heeft). Zij oordeelt gedaagde de inbreuk door verveelvoudiging en/of openbaarmaking, alsmede door afbeelding van de ontwerpen op de verschillende sites te staken en gestaakt te houden.

4.4. Wat betreft de ronde variant van de "afvaltafel plaatmateriaal" geldt het volgende. De ronde vorm is, zoals gedaagde terecht heeft opgeworpen, niet in de ontwerpen van Eek terug te vinden. Duidelijk is echter wel dat het blad van de tafel van gedaagde en de bewerking daarvan geënt zijn op de stijl van Eek. De door Eek ontworpen tafel met een op tegels lijkend blad, gelakt in hoogglans, heeft een eigen, oorspronkelijk karakter en draagt het persoonlijk stempel van de maker. Deze eigenschappen van de tafel komen dus voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. Ook als een tafel met deze typische kenmerken in een andere vorm wordt gemaakt, dan nog behoudt deze het eigen oorspronkelijke karakter en het  persoonlijke stempel van de maker. Met de vervaardiging en verhandeling van de ronde variant van deze tafel maakt gedaagde dus eveneens inbreuk op het auteursrecht van Piet Hein Eek B.V. en Eek.

Op andere blogs:
Dirkzwager De auteursrechtelijke bescherming van meubels in de praktijk.

Lees hier de uitspraak:
KG ZA 13-663 (pdf)
ECLI:NL:RBGEL:2014:1544 (link)
ECLI:NL:RBGEL:2014:1544 (pdf)

IEF 13448

Kamerverslag afschaffing geschriftenbescherming en Elektronische Programmagids

Verslag wijziging van de Auteurswet in verband met de afschaffing van de geschriftenbescherming, Kamerstukken II, 2013-2014, 33 800, nr. 5.
Verslag van dezelfde datum als uitspraak HR (Ryan Air/PR Aviation). Redenen voor afschaffing van de geschriftenbescherming. Programmagegevens en (toelichting) artikel 2.139 Mediawet 2008. Voor opname van de gegevens in de Elektronische Programmagids zijn omroepdistributeurs aan de NPO minimaal de wettelijk vastgestelde vergoeding (0,6 cent per digitale abonnee per maand) verschuldigd. Programmagegevens worden momenteel nog beschermd op basis van de geschriftenbescherming in artikel 10 van de Auteurswet. Van nader onderzoek door de Commissie Auteursrechten is afgezien, omdat uit de internetconsulatie brede steun voor het voorstel is gebleken.

De leden van de VVD-fractie hebben enkele opmerkingen over de gevolgen van het afschaffen van de geschriftenbescherming voor programmagegevens die nodig zijn voor opname in de Elektronische Programmagids (EPG). Deze programmagegevens geven, getuige de toelichting bij artikel 2.139 Mediawet 2008, een overzicht van en aanvullende informatie over alle programma’s die door zenders worden uitgezonden, alsmede de series linking data (data om harddiskrecorders te kunnen programmeren) en actuele informatie over wijzigingen in de programmering. Uit artikel 2.139 Mediawet 2008 volgt thans dat de Nederlands Publieke Omroep (NPO) voornoemde programmagegevens tegen een licentievergoeding vroegtijdig aanlevert aan kabelexploitanten. Is de regering van mening dat het afschaffen van de geschriftenbescherming tot gevolg heeft dat programmagegevens niet langer op basis van de Auteurswet bescherming genieten? Zo ja, is de regering dan ook van mening dat de programmagegevens om niet ter beschikking moeten worden gesteld aan derden? Voorts vragen de aan het woord zijnde leden op basis van welke grondslag er in voornoemde situatie voor de NPO een verplichting bestaat de programmagegevens actief aan te leveren. Kan de regering een nadere toelichting geven op de gevolgen van het wetsvoorstel voor het aanleveren van programmagegevens door de NPO aan diverse omroepdistributeurs? Kan de regering de tekst en de strekking van de Mediawet bij haar antwoorden en toelichting betrekken?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de geschriftenbescherming nu vaak wordt gebruikt om te voorkomen dat anderen profiteren van investeringen die aan het geschrift ten grondslag liggen. Deze leden willen nogmaals benadrukken dat het auteursecht bedoeld is om bescherming te bieden aan oorspronkelijke, creatieve prestaties van makers en zij ondersteunen daarom het voorstel. Komt de regering nog met verdere maatregelen om dit uitgangspunt te onderstrepen en uit te bouwen?

De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat geschriftenbescherming in veel gevallen wordt gebruikt ter bescherming van investeringen in plaats van ter bescherming van een creatieve prestatie. Kan de regering een schatting geven van het aantal gevallen waarin de geschriftenbescherming wordt ingezet ter bescherming van een investering? Kan de regering daarnaast een duidelijk voorbeeld geven van hoe dit in de praktijk wordt toegepast?

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het feit dat op 1 januari 2013 een nieuw regime in de Mediawet 2008 in werking is getreden voor de programmagegevens. Een van de gevolgen daarvan is dat de NPO programmagegevens vroegtijdig en tegen een redelijke vergoeding aan derden levert. Onder de wettelijke regeling vallen ook gegevens die specifiek voor de EPG relevant zijn, namelijk actuele wijzigingen en series linking data. Voor opname van de gegevens in de EPG zijn omroepdistributeurs aan de NPO minimaal de wettelijk vastgestelde vergoeding (0,6 cent per digitale abonnee per maand) verschuldigd. Programmagegevens worden momenteel nog beschermd op basis van de geschriftenbescherming in artikel 10 van de Auteurswet. Volgens de leden van de CDAfractie worden, als de geschriftenbescherming zoals voorgesteld komt te vervallen, de programmagegevens niet langer beschermd op basis van de Auteurswet. Programmagegevens hebben immers geen oorspronkelijk karakter en kunnen voortaan door vrije nieuwsgaring worden verworven. Indien de bescherming van niet-oorspronkelijke geschriften komt te vervallen, blijft de leveringsplicht voor omroepen om de juiste gegevens tijdig beschikbaar te stellen wel nodig. Deze leden vragen of dit logischerwijs niet tot gevolg zou moeten hebben dat de tariefstelling van artikel 2.139 Mediawet 2008 zou moeten dalen tot nul. In verband hiermee wijzen zij erop dat blijkens de toelichting bij de wetswijziging van januari 2013 de wettelijke vergoeding van 0,6 cent per digitale abonnee per maand per voorziening voor de programmagegevens ten behoeve van de EPG is ontleend aan het rapport uit 2011 van het Commissariaat voor de Media (CvdM) ‘Is er nog iets op TV?’. In dat rapport stelt het CvdM dat sprake is van een publicatielicentieovereenkomst en dat uit de kostenbenadering een licentietarief van ten minste 0,6 cent per maand per set-top-box afgeleid kan worden. Het wettelijke tarief is dus het tarief voor de licentie die moet worden gesloten vanwege de geschriftenbescherming die de gegevens genieten. Van een licentie zou volgens de aan het woord zijnde leden na inwerkingtreding van voorliggend wetsvoorstel geen sprake meer kunnen zijn, waarmee de grondslag voor het in artikel 2.139 Mediawet 2008 vastgestelde wettelijk tarief van 0,6 cent zou verdwijnen. Zij vragen of dit niet zou moeten leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving. Graag vernemen zij de reactie van de regering op het voorgaande.

De leden van de D66-fractie lezen dat één van de redenen voor afschaffing van de geschriftenbescherming is dat deze vooral in wordt gezet als investeringsbescherming en niet als bescherming van creatieve prestaties. Deze leden betogen dat dit een reguliere invulling is van het auteursrecht. Immers, exploitatierechten worden overgedragen aan grotere organisaties die het auteursrecht vervolgens gebruiken als investeringsbescherming, terwijl zij geen enkele creatieve prestatie hebben geleverd. Welke consequenties trekt de regering uit deze vergelijking? Voorts willen de leden van de D66-fractie graag weten wat de exacte gevolgen van onderhavig wetsvoorstel zijn voor de verkoop van programmagegevens.

4. Advies en consultatie
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Commissie Auteursrecht heeft gesteld dat onderzoek naar de belangen die door afschaffing van de geschriftenbescherming worden geraakt aan te raden zou zijn. Van nader onderzoek is afgezien, omdat uit de internetconsulatie brede steun voor het voorstel is gebleken. Kan de regering nader toelichten welke reacties negatief of niet ondersteunend waren?

De leden van de SP-fractie vragen of er bij de internetconsultatie reacties zijn binnengekomen van bedrijven of organisaties die gebruik maken van de geschriftenbescherming om hun investeringen te beschermen. Zo ja, hoe kijken deze organisaties en bedrijven aan tegen de voorgenomen wetswijziging?

Deze leden merken voorts op dat de NPO in haar reactie op de internetconsultatie de vraag heeft gesteld of het wetsvoorstel wel de beoogde doelen bereikt en niet een probleem oplost dat er feitelijk niet is. Wat is de reactie van de regering op deze vraag? Graag ontvangen voornoemde leden een reactie op het bezwaar van de Afdeling advisering van de Raad van State betreft het inzetten van een internetconsultatie als methode om onderzoek te doen naar de economische betekenis van geschriftenbescherming. Zij is van mening dat op basis van de consultatie en een zeer beperkt aantal reacties hierop, geen duidelijke conclusies getrokken kunnen worden. Deelt de regering deze mening? Zo ja, is zij bereid om de economische betekenis op een andere wijze te onderzoeken?

IEF 13447

Programma wetenschappelijk deel VvA: werk en bewerking

Voor leden: gratis toegang.
Waar: Bethaniënklooster, Barndesteeg 6B te Amsterdam.
Wanneer: 7 februari 14.00 - 17.00.

Tijdens het wetenschappelijke gedeelte zullen 'werk' en 'bewerking' centraal staan. Het werkbegrip reguleert de toegang tot auteursrechtelijke bescherming, het bewerkingsbegrip de ruimte voor het hergebruik van beschermd materiaal voor de creatie van nieuwe werken. Beide begrippen hangen met elkaar samen. Bij het werkbegrip gaat het om de de vraag of een creatie auteursrechtelijk beschermenswaardige trekken bevat. Bij bewerkingen rijst de vraag of dergelijke trekken zijn overgenomen. Het programma combineert dan ook beide vraagstukken en biedt een overzicht van recente ontwikkelingen: de Europese harmonisering en de toepasselijke criteria komen aan de orde.

Zou het criterium van creatieve keuze scherpere contouren kunnen krijgen door het gebruik van inzichten uit andere geesteswetenschappelijke disciplines? Is het zinvol om in verband met bewerkingen naast het criterium van auteursrechtelijk beschermde trekken ook de totaalindruk te onderzoeken? Verder zal aandacht worden besteed aan de positie van het auteursrecht binnen het systeem van intellectuele eigendomsrechten. Heeft het auteursrecht een eigen domein dat door het werkbegrip en de uitsluiting van functionele vormgevingselementen duidelijk genoeg is afgebakend? Welke inzichten biedt de Stokke-rechtspraak van het afgelopen jaar in dat opzicht?

Programma
14:00 welkom dr. Jacqueline Seignette'

14:05 Deel I: Werk
- Hof van Justitie aan het werk, inleiding prof. dr. Mireille van Eechoud (IViR)
- Creatieve keuzes, dr. Stef van Gompel (IViR)
- werk in uitvoering, discussant prof. mr. Willem Grosheide (Utrecht/Amsterdam)
- Discussie o.l.v. prof. dr. Martin Senftleben (VU Amsterdam)

15:15 pauze

15:45 Deel II: Bewerking
- Totaalindruk en auteursrechtelijk beschermde trekken. Over de zin en onzin van de Nederlandse inbreukcriteria, prof. mr. Jaap Spoor (VU Amsterdam)
- Stijl, ideen en functie als dark matter van de totaalindruk, discussant prof. mr. Antoon Quaedvlieg (Nijmegen)
- Bewerkingsrecht Europees geharmoniseerd?, discussant prof. dr. Martin Senftleben (VU Amsterdam)
- Discussie o.l.v. prof. dr. Mireille van Eechoud (IViR)

17:00 borrel

IEF 13445

Beeldmateriaal op een nieuwe door derde gebouwde website

Rechtbank Gelderland 5 november 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:6337 (Vermeulen tegen curator Record Group)
Onrechtmatig gebruik beeldmateriaal. Auteursrecht. Faillissement. Kern van het geschil tussen partijen is of de vordering van de curator op Vermeulen uit hoofde van het vonnis van 17 november 2011 door verrekening met de gestelde tegenvordering van Vermeulen op Record Group dan wel de curator (de boedel) op grond van auteursrechtinbreuk door Record Group te niet is gegaan. Daartoe dient allereerst beoordeeld te worden of Vermeulen een tegenvordering heeft vanwege het feit dat Record Group zonder toestemming van Vermeulen en dus onrechtmatig gebruik zou hebben gemaakt van het beeldmateriaal van Vermeulen op haar website.

Dat de door gedaagde sinds 1 maart 2011 gebruikte website een geheel nieuwe door een derde gebouwde website is, heeft [eiser] gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de curator onvoldoende aannemelijk gemaakt.  De voorzieningenrechter is hierdoor voorshands van oordeel dat het gebruik van de foto’s overeenkomstig het doel is waarvoor [eiser] de foto’s aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld. De vorderingen worden afgewezen.

4.3. (...) Voorshands dient er dan ook van uit te worden gegaan dat [gedaagde] niet nog een jaarlijkse licentievergoeding aan [eiser] verschuldigd was voor het gebruik van de foto’s naast de reeds betaalde kosten voor het vervaardigen van de website.[eiser]
4.4. [eiser] bevestigt dat ook. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij geen aanspraak op een jaarlijkse gebruiksvergoeding had als alles goed was gegaan met het bouwen van de website en [gedaagde] was doorgegaan met het gebruik van de foto’s binnen de door hem voor [gedaagde] gebouwde website. [eiser] zou ook geen aanspraak maken op een jaarlijkse gebruiksvergoeding als de foto’s waren gebruikt op de door hem gebouwde onvolledige website, indien die door een ander was afgemaakt. In die gevallen had [gedaagde] volgens [eiser] kunnen volstaan met de eenmalige vergoeding voor de foto’s in het bedrag van de totale opdracht, omdat de foto’s dan zouden worden gebruikt voor het doel waarvoor de foto’s aan [gedaagde] ter beschikking zijn gesteld, te weten voor gebruik op de door [eiser] voor [gedaagde] gebouwde website. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] vanaf 1 maart 2011 zijn beeldmateriaal echter gebruikt op een geheel nieuwe door een derde ([bedrijf]) gebouwde website en voor dat gebruiksdoel had [gedaagde] geen toestemming, nu [eiser] het beeldmateriaal daarvoor niet aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld. Met dit onrechtmatig gebruik maakt [gedaagde] inbreuk op zijn auteursrechten op het beeldmateriaal en is zij hiervoor een schadevergoeding c.q. gebruiksvergoeding verschuldigd, aldus [eiser].

4.5. Dat de door [gedaagde] sinds 1 maart 2011 gebruikte website een geheel nieuwe door een derde gebouwde website is, heeft [eiser] gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de curator onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat er sprake zou zijn van een compleet nieuw gebouwde website waarop het beeldmateriaal te zien is, ligt ook niet voor de hand gelet op het relatief lage bedrag van € 5.158,17 dat [gedaagde] aan [bedrijf] heeft betaald voor het afmaken van de website in verhouding tot het door [eiser] aan [gedaagde] in rekening gebrachte totaalbedrag van ongeveer € 30.000,00, zoals door de curator is gesteld en door [eiser] niet is betwist, voor het bouwen van de website. Daaruit kan eerder worden afgeleid dat door [bedrijf] niet meer is gedaan dan het afbouwen c.q. herstellen van de door [eiser], ondanks sommatie en ingebrekestelling, niet volledig afgemaakte website. Dat deze website uiteindelijk een geheel andere opmaak en uitstraling heeft gekregen doet daar niet aan af.

4.6. De voorzieningenrechter is hierdoor voorshands van oordeel dat het gebruik van de foto’s overeenkomstig het doel is waarvoor [eiser] de foto’s aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld.