Auteursrecht  

IEF 11773

BGH stelt vragen over toelaatbaarheid van elektronische leesplaatsen in bibliotheken

BGH 20 september 2012, I ZR 69/11 (Eugen Ulmer tegen TU Darmstadt; Elektronischen Leseplätze)
LibraryPrejudiciële vragen zaak C-117/13, Uit't persbericht: In navolging van LG Frankfurt am Main stelt het BGH vragen over toelaatbaarheid van elektronische leesplaatsen in bibliotheken. De bepaling § 52b Urheberrechtgesetz zet artikel 5, § 3 letter n van de Richtlijn 2001/29/EG om en moet dus daarom richtlijnconform worden uitgelegd.

Volgens artikel 5, § 3 letter n, van de Richtlijn 2001/29/EG, kunnen de lidstaten bepaalde rechten van de rechthebbenden beperken, ten behoeve van hjet gebruik van werken waarvoor geen regelgeving voor verkoop en licenties geldig is en die in de collecties van het publiek toegankelijke bibliotheken zijn, die geen direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, door het verstrekken van toegang tot hun speciaal uitgeruste terminals in de gebouwen van de bibliotheek.

Volgens het BGH rijst de vraag of er sprake is van "regels voor de verkoop en licenties" in de zin van artikel 5, § 3 letter n van de richtlijn 2001/29/EG, wanneer de houder de bibliotheken een voor het gebruik van werken op terminals een licentieovereenkomst met redelijke voorwaarden aanbiedt.

Vervolgens rijst de vraag van het BGH of artikel 5, § 3 letter n, van Richtlijn 2001/29/EG de lidstaten het recht geeft om bibliotheken het recht toe te kennen gedrukte werken te digitaliseren, indien dit noodzakelijk is om de werken via terminal beschikbaar te maken.

Ten slotte heeft het BGH het HvJ EU de vraag voorgelegd of het de bibliotheekgebruikers in de zin van artikel 5, § 3 letter n, van Richtlijn 2001/29/EG mogelijk gemaakt mag worden om op de terminals toegankelijk gemaakte werken geheel of gedeeltelijk op papier te printen of op een USB-stick op te slaan en deze kopieën buiten de ruimten van de instelling mee te nemen.

IEF 11772

Niet of zeer moeilijk toegankelijk is ook verveelvoudiging

Rechtbank Breda 19 september 2012, LJN BX7928 (LOVIN' ENTERPRISES INC.DBA DREAMGIRL INTERNATIONAL tegen [gedaagde] HODN BENSTOUT)

Uitspraak mede ingezonden door Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur B.V..

In de serie [IEF 9842], [IEF 10147] en [IEF 11043].

Rechtspraak.nl: Artikelen 10 Aw, 13 Aw, 27a Aw, 1019i Rv. Wil een foto auteursrechtelijk beschermd zijn dan moet zij als “werk” in de zin van de auteurswet zijn aan te merken. Zij moet dan een voortbrengsel zijn dat de zintuiglijk waarneembare belichaming vormt van een geestelijke schepping die een eigen oorspronkelijk karaker bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Niet het technische kunnen van de fotograaf is beslissend maar de creativiteit die zich in het resultaat van het hanteren van de techniek uit. Een foto kan het eigen persoonlijk karakter ontlenen aan onder meer de keuzes met betrekking tot het te fotograferen object, de keuze van de toegepaste technieken, de belichting daaronder begrepen en de wijze waarop die technieken worden toegepast.

Door de vele keuzemogelijkheden op het gebied van techniek, positionering en aankleding van onderwerp en achtergrond is al snel sprake van een “werk” in de zin van artikel 10 Aw. Het vastleggen van foto’s in een computergeheugen, waaronder te verstaan een server, is een vorm van verveelvoudigen in de zin van artikel 13 Aw is. Daarmee blijven die foto’s beschikbaar voor de inbreukmaker. Voor het aannemen van verveelvoudigen in de zin van artikel 13 Aw is niet vereist dat de vastgelegde foto’s met het blote oog waarneembaar zijn. De omstandigheid dat de foto’s op de server voor het publiek niet of zeer moeilijk toegankelijk waren brengt dan ook niet mee dat van verveelvoudigen geen sprake is.

Uit het aan artikel 50 van de TRIPs overeenkomst jo artikel 1019i Rv ten grondslag liggende systeem, waarbij beslissingen van de voorzieningenrechter in zaken als hier aan de orde voorlopig zijn en alleen van kracht kunnen blijven door een vordering in een bodemzaak in te stellen, volgt dat het belang van Dreamgirl c.s. bij het instellen van de onderhavige vordering gegeven is. Het zou in strijd met dat systeem zijn indien Dreamgirl c.s. niet-ontvankelijk zouden worden verklaard vanwege gebrek aan belang op de enkele grond dat louter door het instellen van een vordering in een hoofdzaak het van kracht blijven van de beslissing in kort geding zou zijn gewaarborgd. De bedoeling van voormeld stelsel is immers de voorlopige beslissing te laten volgen door een beslissing ten gronde in een hoofdzaak.

De hoogte van het op grond van artikel 27a Aw toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding dient in een procedure - en derhalve niet buiten rechte waartoe de vordering strekte - te worden begroot (mede) op grond van de door de accountant te controleren en te waarmerken opgave van de als gevolg van de inbreuk door gedaagde behaalde netto winst en de door partijen over de hoogte van die netto winst in te nemen standpunten.

3.4.4. [gedaagde] heeft gesteld dat alle foto’s die op de markt vindbaar zijn, zowel die van Dreamgirl als die van andere aanbieders, dames tonen in lingerie die in vrijwel dezelfde poses en met sterk op elkaar lijkende achtergronden wordt aangeprezen en dat de foto’s van Dreamgirl daarom geen eigen oorspronkelijk karakter kennen en geen persoonlijk stempel van de maker dragen. Het door [gedaagde] gestelde miskent dat de foto’s van Dreamgirl juist door de onder 3.4.1. en 3.4.3. weergegeven subjectieve keuzes het persoonlijk stempel van de maker hebben meegekregen. Het enkele feit dat er foto’s van lingeriemodellen zijn die veel op die van Dreamgirl lijken geldt als een onvoldoende gemotiveerde betwisting van die keuzes en het gevolg daarvan. Het geldt eveneens als een onvoldoende gemotiveerde betwisting op het punt van de oorspronkelijkheidseis. Als de foto’s van Dreamgirl al veel op foto’s van andere aanbieders lijken dan betekent dat nog niet dat Dreamgirl bij het maken van haar foto’s heeft ontleend aan foto’s van die andere aanbieders. Door de vele keuzemogelijkheden op het gebied van techniek, positionering en aankleding van onderwerp en achtergrond is al snel sprake van een “werk” in de zin van artikel 10 Aw. De in 3.4.3. weergegeven aspecten zorgen voor het onderscheid met foto’s van dode voorwerpen zoals bijvoorbeeld een bankstel in welke gevallen sprake kan zijn - dat is niet per definitie zo - van onvoldoende creativiteit die zich in het resultaat van het hanteren van de techniek heeft geuit. Het verweer van [gedaagde] wordt dan ook verworpen.

3.5.3. Wat betreft de door Dreamgirl c.s. vermelde processen-verbaal geldt dat [gedaagde] in de procedure die heeft geleid tot het vonnis in kort geding van 1 september 2011 in de dagvaarding en ter zitting heeft erkend dat op zijn server 10 foto’s aanwezig waren die ook op de website van Dreamgirl en/of [eiser 2] waren geplaatst. De stelling van Dreamgirl c.s. in die procedure, dat [gedaagde] heeft erkend dat hij een groter aantal foto’s op de server had staan die ook op de website van Dreamgirl en/of [eiser 2] waren geplaatst, vindt geen steun in de stukken van [gedaagde]. Door het aanwezig hebben van 10 foto’s heeft [gedaagde] inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Dreamgirl bestaande uit het zonder toestemming verveelvoudigen van die foto’s. Het vastleggen van foto’s in een computergeheugen, waaronder te verstaan een server, is een vorm van verveelvoudigen in de zin van artikel 13 Aw is. Daarmee blijven die foto’s beschikbaar voor de inbreukmaker. Voor het aannemen van verveelvoudigen in de zin van artikel 13 Aw is niet vereist dat de vastgelegde foto’s met het blote oog waarneembaar zijn. De omstandigheid dat de foto’s op de server voor het publiek niet of zeer moeilijk toegankelijk waren brengt dan ook niet mee dat van verveelvoudigen geen sprake is.

3.6.3. Het verweer van [gedaagde], dat Dreamgirl c.s. geen belang bij deze vordering hebben omdat de voorzieningenrechter bij vonnis van 27 juni 2011 reeds een dergelijk gebod heeft opgelegd, wordt verworpen. Artikel 1019i, lid 1 Rv luidt als volgt:In zaken betreffende vorderingen tot het gelasten van voorlopige maatregelen als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, als bijlage 1C gevoegd bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 1995, 130, TRIPs), bepaalt de voorzieningenrechter bij het treffen van een voorlopige voorziening een redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak. De voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer een eis in de hoofdzaak niet binnen die termijn is ingesteld en de gedaagde een daartoe strekkende verklaring bij de griffie indient. Is de verklaring ingediend na het verstrijken van de gestelde termijn, dan verliest de voorlopige voorziening haar kracht met de indiening van de verklaring.
De bij vonnis van 17 juni 2011 in kort geding gegeven beslissingen zijn aan te merken als voorlopige maatregelen in de zin van artikel 50 van de TRIPs overeenkomst. Het gebod van de voorzieningenrechter aan [gedaagde] om inbreukmakend handelen te staken zou derhalve - na een daartoe strekkende verklaring van [gedaagde] - vervallen behoren te worden verklaard indien Dreamgirl c.s. geen vordering strekkende tot staking van inbreukmakend handelen in een hoofdzaak zouden hebben ingesteld. Dreamgirl c.s. waren dan ook gelet op artikel 1019i Rv gehouden deze vordering in deze zaak in te stellen teneinde te voorkomen dat de in kort geding gegeven beslissing haar kracht zou verliezen. Uit het aan artikel 50 van de TRIPs overeenkomst jo artikel 1019i Rv ten grondslag liggende systeem, waarbij beslissingen van de voorzieningenrechter in zaken als hier aan de orde voorlopig zijn en alleen van kracht kunnen blijven door een vordering in een bodemzaak in te stellen, volgt dat het belang van Dreamgirl c.s. bij het instellen van de onderhavige vordering gegeven is. Het zou in strijd met dat systeem zijn indien Dreamgirl c.s. niet-ontvankelijk zouden worden verklaard vanwege gebrek aan belang op de enkele grond dat louter door het instellen van een vordering in een hoofdzaak het van kracht blijven van de beslissing in kort geding zou zijn gewaarborgd. De bedoeling van voormeld stelsel is immers de voorlopige beslissing te laten volgen door een beslissing ten gronde in een hoofdzaak.

 3.10.1. Winstafdracht ex artikel 27a Aw betreft een vorm van schadevergoeding. Dat artikel, waaraan mede dezelfde gedachte ten grondslag ligt als aan artikel 6:104 BW, biedt de auteursrechthebbende de mogelijkheid in geval van inbreuk schadevergoeding te krijgen, begroot op het bedrag van de door de inbreukmaker als gevolg van de inbreuk gemaakte winst, teneinde de rechthebbende tegemoet te komen indien zijn schade moeilijk aantoonbaar is, maar de aanwezigheid van enige (vorm van) schade aannemelijk is. Gelet op de vordering van Dreamgirl c.s. lijken zij te veronderstellen dat de begroting van het bedrag aan af te dragen winst buiten rechte kan plaatshebben. Die veronderstelling is onjuist. De hoogte van het op grond van artikel 27a Aw toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding dient in een procedure te worden begroot (mede) op grond van de door de accountant te controleren en te waarmerken opgave van de als gevolg van de inbreuk door [gedaagde] behaalde netto winst en de door partijen over de hoogte van die netto winst in te nemen standpunten.

3.10.2. Voor verwijzing naar de schadestaat procedure is voldoende dat Dreamgirl c.s. feiten stellen die de rechtbank tot het oordeel kunnen leiden dat de mogelijkheid dat zij schade hebben geleden aannemelijk is. Uit de feitelijke aard van het handelen van [gedaagde], te weten het zonder recht gebruiken van foto’s waarop het auteursrecht van Dreamgirl rust met als doel lingerie van een ander merk dan Dreamgirl aan klanten te verkopen, volgt dat de mogelijkheid dat Dreamgirl c.s. als gevolg daarvan schade hebben geleden aannemelijk is. In een schadestaat procedure dient vervolgens aannemelijk te worden gemaakt dat daadwerkelijk (enige) schade is geleden en dienen schadeposten zoveel als mogelijk te worden onderbouwd. In een schadestaat procedure kan voorts worden beoordeeld of Dreamgirl c.s. winst hebben gederfd en zo ja tot welk bedrag teneinde te bezien of winstafdracht ex artikel 27a Aw dan wel schadevergoeding aan de orde is en of er grond is voor toewijzing van andere schade dan winstderving. Om deze redenen ziet de rechtbank aanleiding de vordering onder 2.1., sub 6 toe te wijzen. De vordering onder 2.1., sub 7 wordt afgewezen. In de schadestaatprocedure zal worden beoordeeld of en tot welk bedrag een vordering van Dreamgirl c.s. tot winstafdracht toewijsbaar is.

IEF 11766

Internetconsultatie Richtlijn collectieve beheersorganisaties

Internetconsultatie Richtlijn collectieve beheersorganisaties

Einddatum consultatie 19 oktober 2012.
Concept regeling: hier
Ontwerp toelichting (impact assessment): hier

Doel van de consultatie
Doel van de consultatie is de standpunten van Nederlandse belanghebbenden over bepaalde onderwerpen in deze richtlijn te inventariseren. De inventarisatie zal gebruikt worden om het Nederlandse standpunt voor de onderhandelingen in Brussel nader te bepalen. Wij zijn vooral geinteresseerd in de verwachte effecten van de richtlijn voor de praktijk.

Verwachte effecten van de regeling
Collectieve beheersorganisaties (cbo) zullen moeten voldoen aan eisen op het gebied van transparantie en governance. Cbo’s zullen bovendien met elkaar moeten gaan concurreren doordat rechthebbenden de mogelijkheid krijgen (voor een gedeelte van hun rechten) van cbo te wisselen en doordat het voorstel een regeling bevat voor de uitgifte van multiterritoriale licenties door cbo’s.

De Europese Commissie geeft in haar Impact Assessment dat zij verwacht dat het voorstel de volgende effecten heeft voor de betrokken doelgroepen:

(Transparantie en governance)
- Rechthebbenden kunnen beter toezicht houden op de financiën en de besluitvorming van cbo's.
- Rechthebbenden kunnen het functioneren van cbo's vergelijken.
- Rechthebbenden krijgen inspraak in de besluitvorming van de cbo (verdeling van gelden e.d.)
- Cbo's zullen op langere termijn efficiënter moeten gaan opereren en de concurrentie zal toenemen.
- Gebruikers profiteren doordat cbo's efficiënter gaan functioneren en daardoor betere service gaan bieden.
- Gebruikers profiteren ook doordat een geschillenbeslechtingsregeling wordt ingesteld.

(Multiterritoriaal licentiëren)
-Opkomst van enkele cbo's die multiterritoriaal kunnen licentiëren.
-Rechthebbenden hebben een sterke incentive om voor een paspoortcbo te kiezen en daarbij voor de meest efficiënte cbo.
-Meer keuze voor gebruikers en makkelijker om licenties voor geheel Europa te verkrijgen.
- De markt voor cbo's consolideert zonder dat sprake is van monopolievorming.
- Geen wederkerigheidsovereenkomsten hoeven te worden gesloten.
- Geen tweedeling ontstaat tussen commercieel aantrekkelijk en niet-commercieel aantrekkelijk repertoire.

Op welke onderdelen van de regeling wordt een reactie gevraagd
In het bijzonder zien wij graag een aantal vragen beantwoord. De vragen zullen verschijnen als op de link "Geef uw reactie op deze consultatie" wordt geklikt. Deze vragen gaan over de transparantie en governance van cbo's (Titel II) en de mogelijkheid tot verkrijging van een multilaterale licentie (Titel III). In uw antwoord verzoeken wij u een onderscheid te maken tussen off- en online in de beschrijving van de effecten van de richtlijn. Ten slotte willen wij graag weten of u vindt dat het voorstel zich tot muziekrechten moet beperken of dat het ook op naburige rechten van toepassing moet zijn en hoe u verwacht dat de markt zich ontwikkelt wanneer dit voorstel in deze vorm wordt aangenomen.

IEF 11755

Door de foutieve informatie in de tekeningen

Rechtbank 's-Gravenhage 12 september 2012, zaaknr. 359451 / HA ZA 10-609 (Bos Nieuwerkerk B.V. tegen Sontech Lawaaibestrijding)

Auteursrecht. Werk/bouwtekeningen. Eiser vordert betaling van facturen en stelt een auteursrechtinbreuk voor het tonen van werktekeningen. Het betrof levering en montage van 6 dempers. Bij de plaatsing van de dempers door Bos Nieuwerkerk is gebleken dat er een fout in de tekeningen zat, waardoor deze aangepast moesten worden. Door de foutieve informatie in de tekeningen waren de door derden (Enalco) geproduceerde dempers ook niet goed. Enalco was ingezet omdat Bos niet in staat was deze in de door Sontech gewenste termijn te leveren.

Door de werktekeningen van de dempers aan Enalco te tonen of in gebruik te geven, maakt - aldus Bos - inbreuk op het auteursrecht. Veronderstellenderwijs echter ervan uitgaande dat op de tekeningen auteursrechten rusten en deze aan Bos Nieuwerkerk toekomen, kan nog immer niet tot inbreuk worden geconcludeerd. Bos Nieuwerkerk baseert haar betoog erop dat dezelfde fout is overgenomen als in de tekeningen stond, zodat die tekeningen moeten zijn gebruikt of getoond aan Enalco.

De betaling van facturen wordt toegewezen, de auteursrechtelijke vordering wordt afgewezen.

Auteursrecht

4.9. Bos Nieuwerkerk stelt voorts dat Sontech inbreuk op haar auteursrechten ter zake de werktekeningen van de dempers heeft gemaakt door deze aan Enalco te tonen of in gebruik te geven om de door Enalco te leveren dempers te maken. Veronderstellenderwijs echter ervan uitgaande dat op de tekeningen auteursrechten rusten en deze aan Bos Nieuwerkerk toekomen, kan nog immer niet tot inbreuk worden geconcludeerd. Bos Nieuwerkerk baseert haar betoog erop dat dezelfde fout is overgenomen als in de tekeningen stond, zodat die tekeningen moeten zijn gebruikt of getoond aan Enalco. Ook zou Sontech dit in feite in emails al hebben toegegeven. Dit betoog moet stranden omdat geenszins is uit te sluiten op basis van hetgeen in de procedure is ingebracht dat Sontech, dat wil zeggen de heer Smulders, slechts de (foutieve) maatvoeringen aan Enalco heeft doorgegeven, zoals hij ter comparitie heeft verklaard. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat slechts het doorgeven van één of meer maatvoeringen op een tekening al tot een overeenstemmende totaalindruk zou leiden tussen de tekeningen van Bos Nieuwerkerk enerzijds en de tekeningen respectievelijk dempers gemaakt door Enalco anderzijds, zoals vereist om van auteursrechtinbreuk te kunnen spreken. De rechtbank laat nog daar dat evenmin door Bos Nieuwerkerk voldoende duidelijk is gemaakt, tegenover de ontkennende stellingen van Sontech, dat het hierbij zou gaan om niet-technisch bepaalde maatvoeringen in die tekeningen. Zodoende is niet vast komen te staan dat van inbreuk op enig auteursrecht sprake is en moeten de vorderingen ter zake worden afgewezen.

IEF 11752

Co-decisieprocedure resulteert in "ja" voor Orphan Works

In navolging van IEF 11409 [Raad en Parlement eens over openbaarmaking verweesde werken]

Uit't persbericht: Photos, films or poems protected by copyright but whose right holders cannot be found could be made available to the public across the EU, under new legislation approved by Parliament on Thursday. The directive will allow anyone to access so-called orphan works, taking forward the project of making Europe's cultural heritage available online.

The text, approved by 531 votes to 11, with 65 abstentions, and informally agreed by Parliament and Council, aims to make it safer and easier for public institutions such as museums and libraries to search for and use orphan works.

Today, digitising an orphan work can be difficult if not impossible since, in the absence of the right holder, there is no way to obtain permission to do so. The new rules would protect institutions that use orphan works from future copyright infringement claims.


"Diligent" searches to protect copyright
Under the new rules, a work would be deemed to be "orphan" if a "diligent" search made in good faith failed to identify or locate the copyright holder. The legislation lays down criteria for carrying out such searches.

Works granted orphan status would be then be made public, for non-profit purposes only, through digitisation. A work deemed to be "orphan" in any one Member State would then qualify as "orphan" throughout the EU. This would apply to any audiovisual or printed material, including a photograph or an illustration embedded in a book, published or broadcast in any EU country.

Compensation if copyright holder shows up
MEPs agreed that the right holder should be entitled to put an end to the orphan status of a work at any time and claim appropriate compensation for the use made of it.

They nonetheless inserted a provision to protect public institutions from the risk of having to pay large sums to authors who show up later. Compensation would have to be calculated case by case, taking account of the actual damage done to the author's interests and the fact that the use was non-commercial. This should ensure that compensation payments remain small.

At the insistence of MEPs, the text includes an article to allow public institutions to generate some revenue from the use of an orphan work (e.g. goods sold in a museum shop). All of this revenue would have to be used to pay for the search and the digitisation process.

Procedure: Co-decision (Ordinary Legislative Procedure), 1st reading agreement

Op andere blogs:
Sirius Legal (Nieuwe Europese richtlijn in wording biedt eindelijk oplossing voor verweesde werken (orphan works))

IEF 11746

Bananen(ge)schil

US District Court Southern District of New York 7 september 2012, 12 Civ. 00201 (AJN) (The Velvet Underground tegen The Andy Warhol Foundation)

Een samenvatting en analyse van Margriet Koedooder, De Vos & Partners Advocaten N.V..

In steekwoorden: Auteursrecht. (niet-ingeschreven) merkenrecht. Licenties voor hergebruik. Gratis artwork. Stichting als erfgenaam. Onthoudingsverklaring met ruime omschrijving. Doorwerking van rechtspraak in de praktijk. Negatieve verklaring voor recht. Naar Nederlands recht.

Op 9 september is door de Amerikaanse District Court of New York uitspraak gedaan in een door de Velvet Underground (hierna ook: ‘de band’) tegen de Andy Warhol Foundation (hierna: AWF) aangespannen procedure. De procedure handelt over een wereldwijd bekende illustratie die Andy Warhol van een banaan heeft gemaakt. Dat was in 1967, toen de Velvet Underground haar baanbrekende eerste album uitbracht, getiteld The Velvet Underground & Nico, ook wel ‘ The Banana Album’ genoemd. Alhoewel de band destijds nooit enig commercieel succes heeft gekend, geldt de Velvet Underground wel als één van de belangrijkste muzikale invloeden voor alternatieve rockbands. Warhol verklaarde in 1966 dat hij een sponsor was van de band en ontwierp vervolgens gratis het artwork voor het album, te weten een grote gele banaan met daarbij een gestileerde handtekening van Andy Warhol. In het vonnis wordt overigens, ondanks deze handtekening, uitdrukkelijk opgemerkt dat op het album een ‘ copyright notice’ met de naam van Andy Warhol ontbreekt.

De band viel uit elkaar in 1972, maar hield in 1993 nog eenmalig een allerlaatste ‘ European Reunion Tour’. Ook Paradiso in Amsterdam werd op 8 juni 1993 bezocht in het kader van de tour, en schrijver dezes mocht daarbij aanwezig zijn. Het was de allereerste keer ooit dat bezoekers van Paradiso maar liefst honderd gulden moesten neertellen voor een optreden, dat immers uniek was. Ook een zwart t-shirt met daarop de beruchte banaan is sindsdien in mijn bezit. Alhoewel er dus wel degelijk merchandisingsartikelen met de banaan zijn verkocht na 1972 en er reclame is gemaakt met de bananenprint, bleek de allerlaatste licentie van de band te dateren uit 2001: een advertentie voor het merk Absolut Vodka.

In 2009 had de Andy Warhol Foundation (hierna: AWF) een brief gezonden aan de band, waarin werd aangegeven dat zij meende dat de band inbreuk maakte op het auteursrecht van de stichting op de bananenprint. De Velvet Underground betwistte daarop de aanspraak van AWF op een auteursrecht en beriep zich op haar beurt op een eigen merk, waarvan echter de geldigheid door de stichting werd betwist. In het vonnis wordt een paar keer opgemerkt dat volgens de band sprake is van een bananenontwerp met ‘secundary meaning as VU’s mark’. De band heeft dus geen ingeschreven merkrecht. Ik begrijp dat het hierbij gaat om:

‘A doctrine of trademark law that provides that protection is afforded to the user of an otherwise unprotectable mark when the mark, through advertising or other exposure, has come to signify that an item is produced or sponsored by that user.’

Medio 2011 krijgt de band er via een blogartikel in The New York Times lucht van dat AWF van plan is toestemming te geven voor het afdrukken van het bananenlogo en drie andere Andy Warhol prints op iPhone en iPad hoesjes. De band klimt vervolgens in januari 2012 in de pen en verzoekt AWF, dat nog steeds een auteursrecht claimt op de tekening, het gebruik ervan te staken. Aanvankelijk stelt de band zich daarbij op het standpunt dat AWF niet over een auteursrecht kán beschikken aangezien het ontwerp zich bevindt in het publieke domein. Andy Warhol heeft de banaan in 1966 namelijk aangetroffen in een advertentie, welke zich in 1966 al in het publieke domein bevond. Het ontwerp is in 1967 bovendien zonder ‘ copyright notice’ verschenen, aldus de band. In 1966 claimt dan ook niemand een auteursrecht op het ontwerp en ook daardoor bevindt het ontwerp zich in het publieke domein. Het ‘publieke domein’ argument is overigens in latere versies van de rechtsvordering van Velvet Underground geschrapt en blijkt niet meer uit het vonnis, maar het argument is er wel de oorzaak van dat AWF op de gedachte komt dat de band dan mogelijk geen rechtens te respecteren belang meer heeft bij de door haar verlangde verklaring voor recht. De band blijft zich intussen beroepen op het feit dat zij het bananenlogo gedurende tenminste 25 jaar voortdurend en onafgebroken heeft gebruikt als merk. Het ontwerp betreft zelfs een icoon, dat door het publiek wordt opgevat als toebehorende aan Velvet Underground.

De band heeft uitgerekend dat AWF jaarlijks tenminste 2,5 miljoen dollar verdient aan het verstrekken van licenties met Andy Warhol prints en dient naast een verzoek om een (negatief gestelde) verklaring voor recht, te weten dat AWF geen auteursrecht heeft op het ontwerp, tevens een financiële claim in bij de rechter. De rechter wijst de vorderingen van de band echter allemaal af.

AWF voert verweer. De band is al veertig jaar geleden uit elkaar gevallen dus heeft geen enkel recht van spreken meer volgens AWF. En juist door het beroep van de band op het publieke domein, althans door zich niet te beroepen op een eigen auteursrecht, heeft de band geen enkel rechtens te respecteren belang meer bij de verlangde verklaring voor recht. Daar komt bij dat AWF inmiddels een onthoudingsverklaring heeft getekend met daarin een ruime omschrijving:

‘ to refrain from making any claim(s) or demand(s), or from commencing, causing, or permitting to be prosecuted any action in law or equity’

De onthoudingsverklaring begunstigt zowel de band als een aantal daaraan gelieerde entiteiten. Kortom: in de optiek van de stichting ontbreekt er een juridisch relevant geschil aangezien AWF heeft verklaard nimmer te zullen procederen tegen partijen waarmee de band in heden, verleden of toekomst zaken doet met betrekking tot het bananenlogo.

De Amerikaanse rechter gaat daar in mee en stelt vast dat de zeer ruim gestelde onthoudingsverklaring met zich meebrengt dat van een juridisch relevant geschil met betrekking tot het auteursrecht op het bananen ontwerp geen enkele sprake (meer) is of kan zijn. Dat volgt uit de toepassing van de Amerikaanse Declatory Judgment Act (hierna: DJA). Er is geen concrete, daadwerkelijke (dreigende) schade meer aan te wijzen, terwijl abstracte discussies over het recht buiten het bereik van de DJA vallen. Deze wet is daar simpelweg niet voor bedoeld. De DJA staat niet toe dat een verklaring voor recht wordt verstrekt op basis van hypothetische feiten en standpunten. Het bananendispuut blijkt dus uiteindelijk een lege schil.

Of een onthoudingsverklaring inderdaad een juridische procedure kan blokkeren, hangt volgens de Amerikaanse rechter onder meer af van drie factoren:

  • De reikwijdte van de verklaring: in dit geval breed;
  • Heeft de onthoudingsverklaring wel of niet betrekking op zowel huidige als toekomstige gedragingen en producten: in deze zaak is dat zo;
  • Bewijs ten aanzien van eventuele toekomstige inbreukmakende activiteiten: die zijn kennelijk niet aangetoond.

Vervolgens oordeelt de rechter over de vraag of er dan wellicht nog een actueel geschil aanwezig is tussen partijen. De band meent van wel, immers, de auteursrecht/merkenrecht controverse hangt nog boven partijen en de band claimt ook geld. Velvet Underground vreest met name dat haar toekomstige licentienemers t.z.t. alsnog met juridische acties van AWF geconfronteerd kunnen worden. De vraag is dan ook vooral of dergelijke mogelijke toekomstige gedragingen van AWF in de onthoudingsverklaring zijn gedekt. Dat is in feite een vraag van interpretatie van de tekst van de onthoudingsverklaring. Alhoewel de rechter géén declaratoir vonnis wil uitspreken, stelt de rechter in het vonnis wél vast dat de beperkte interpretatie van de band onjuist is. Ook eventuele toekomstige acties van AWF tegen licentienemers van de band vallen onder de onthoudingsverklaring, aldus de rechter. Grappig, hoe het oordeel van de Amerikaanse rechter dat een declaratoir vonnis niet kan worden gegeven, dan toch nog impliciet leidt tot het definitief vaststellen van een rechtsverhouding tussen partijen, te weten middels de uitleg van het contract.

Alhoewel de Velvet Underground haar rechtszaak formeel heeft verloren, heeft zij de strijd materieel wél gewonnen, immers AWF kan op geen enkele wijze meer optreden tegen licentienemers van de band. AWF heeft aan haar vermeende auteursrecht dus niets meer en licenties blijven voorbehouden aan de Velvet Underground.

Nederland
Hoe zit dat in Nederland? In het Nederlandse rechtstelsel is in artikel 3:302 BW bepaald dat de rechter ‘op vordering van een bij een rechtsverhouding onmiddellijk betrokken persoon’ omtrent die rechtsverhouding een verklaring van recht uitspreekt. In artikel 3:303 BW is vervolgens geregeld dat zonder voldoende belang, niemand een rechtsvordering toekomt. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de categorie ‘onmiddellijk betrokken personen’ uit artikel 3:302 BW niet persé samenvallen met de in artikel 3:303 BW bedoelde personen die voldoende belang bij de rechtsvordering moeten hebben. Iemand die belang heeft bij een rechtsvordering is niet steeds een ‘onmiddellijk daarbij betrokken persoon’ en omgekeerd kan een onmiddellijk betrokken persoon niettemin geen belang hebben bij het instellen van een vordering. In welk geval deze persoon ook geen vordering toekomt (zie T&C bij artikel 3:302 en 3:303 BW).

De gevraagde verklaring voor recht kan zowel positief als negatief luiden: bepaald gedrag is juist wel of juist niet onrechtmatig. Een gevorderde verklaring voor recht strekt er toe tot het op jegens de bij die rechtsverhouding betrokkenen op bindende wijze vaststellen van het bestaan of preciseren van de inhoud van een rechtsverhouding. Vertalen we de Bananen-casus naar Nederlands recht, dan is de kans groot dat moet worden geoordeeld dat een declaratoir vonnis in beginsel mogelijk is vanwege het feit dat zowel de Velvet Underground, die een beroep doet op haar merkrecht als de AWF met haar beroep op het auteursrecht, aan te merken zijn als ‘onmiddellijk betrokken personen’. De gevorderde verklaring voor recht zou er dan toe kunnen strekken dat door de rechter voor partijen bindend wordt vastgesteld dat Velvet Underground bijv. over een (sterker) merkrecht op de Banenprint kan beschikken.

Of de Nederlandse rechter tevens zal oordelen dat de band - ondanks de onthoudingsverklaring - (nog steeds) voldoende belang heeft bij haar vordering valt echter niet goed te voorspellen. In dat geval zal de Haviltex-formule op de onthoudingsverklaring worden losgelaten, dan wel de letterlijke tekst meer tot uitgangspunt worden genomen, bijv. als de tekst van de onthoudingsverklaring in overleg tussen partijen, die zich daarbij lieten vertegenwoordigen door een advocaat, is opgesteld. Indien AWF dan tijdens de procedure niet bereid zou blijken haar voorgenomen licentie voor gebruik van het bananenlogo op iPad en iPhone hoesjes te staken, lijkt de kans dat AWF alsnog veroordeeld zou worden tot het staken en gestaakt houden van dergelijk toekomstig gedrag mij zeker niet ondenkbaar. Een verklaring om af te zien van een beroep op een bepaalde claim (auteursrecht op het logo) en zich te zullen onthouden van juridische acties tegenover de band en haar relaties, is m.i. iets anders dan een, liefst op straffe van een dwangsom, verklaring van de gedaagde partij dat bepaald voorgenomen, inbreuk makend gedrag alsnog achterwege zal blijven.

Margriet Koedooder

IEF 11745

Een proportioneel citaat

Kantonrechter Arnhem 10 september 2012, CV EXPL 12-3955 (D.W. tegen Stichting Omroep Gelderland)

Uitspraak mede ingezonden door Sjors Pranger, Hekkelman Advocaten N.V..

D.W. is fotograaf en journalist en heeft een zevental foto's van kinderen die aan het Foetaal Alcohol Syndroom lijden geëxposeerd in het Gelre Ziekenhuis. Omroep Gelderland heeft in een nieuwsuitzending aandacht besteed aan FAS en heeft hiervoor opnames gemaakt in het Gelre Ziekenhuis. De foto's worden gedurende 29 seconden getoond in een nieuwsitem van 3 minuten en 40 seconden, dat is 13% van de tijd. Gedurende 14 seconden een overzichtsbeeld van vijf foto's, gedurende 15 seconden zijn twee foto's minder goed zichtbaar gebracht (mét keurige bronvermelding).

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Omroep Gelderland de foto's niet langer gebruikt dan nodig was voor het onderwerp en was het citaat proportioneel. Dat door het tonen van de foto's in de uitzending van Omroep Gelderland afbreuk is gedaan aan de exploitatiebelangen van D.W. is daarmee niet vast komen te staan. De fotograaf wordt veroordeeld in de proceskosten ad €350.

4.5.  De volgende vraag is of het citaat proportioneel is. De totale duur van het nieuwsitem is 3 minuten en 40 seconden. Daarvan worden gedurende 29 seconden, derhalve 13% van de tijd, de foto's getoond. Niet alle foto's worden gedurende die 29 seconden getoond. Gedurende  14 seconden wordt een overzichtsbeeld van vijf foto's getoond en wordt ingezoomd op vier van die vijf foto's. Gedurende 15 seconden zijn, tijdens het gesprek met de arts, twee foto's op de achtergrond minder goed zichtbaar in beeld gebracht. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Omroep Gelderland de foto's niet langer gebruikt dan nodig was voor bet onderwerp en was het citaat proportioneel.

4.6.  Met zijn stelling dat toewijzing van bet beroep van Omroep Gelderland op artikel 15a Aw ertoe zou Ieiden dat een ieder op grote schaal gebruik zou kunnen maken van auteursrechtelijk beschermd werk, gaat De Witte voorbij aan het hiervoor gehanteerde toetsingskader van functionaliteit en proportionaliteit. D.W. stelt voorts dat de marktwaarde van de foto's daalt door de uitzending, want hoe bekender de foto, hoe kleiner de nieuwswaarde en hoe kleiner de kans dat D.W. foto kwijt kan.  Het is de kantonrechter niet duidelijk hoe hij  deze stelling moet begrijpen in het Iicht van de stelling van D.W. dat de foto's ook elders bij een tentoonstelling hebben gehangen en in een huis-aan-huisblad aandacht is gevraagd voor FAS met verwijzing naar de foto's van die bovendien openbaar in de hal van het Gelre Ziekenhuis hangen en derhalve voor iedereen te zien zijn. Dat door het tonen van de foto's in de uitzending van Omroep Gelderland afbreuk is gedaan aan de exploitatiebelangen van D.W. is daarmee niet vast komen te staan.

IEF 11743

Hyperlinken naaktfoto's Playboy onder omstandigheden niet toegestaan

Rechtbank Amsterdam 12 september 2012, LJN BX7043 (Sanoma Media, Playboy en Britt Dekker tegen GeenStijl Media) - persbericht

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm en Vita Zwaan, SOLV.

Auteursrecht. Hyperlinken naar naaktfoto's Playboy niet toegestaan. Interventie, nieuw publiek, winstoogmerk. Beroep op artikel 10 EVRM verworpen. Portretrecht.

Op 27 oktober 2011 stond op Geenstijl.nl een bericht over het uitlekken van de foto's onder de kop "uitgelekt! Naaktfoto's Britt Dekker", de lezer wordt door middel van een hyperlink doorgeleid naar een zip-bestand op een Australische website Filefactory.com. Op 7 en 17 november werden nogmaals hyperlinks naar de fotoreportage toegevoegd. De foto's werden in het decembernummer 2011 gepubliceerd.

Voor openbaarmaking is van belang of er sprake is van een interventie, een (nieuw) publiek en winstoogmerk.

4.11 (...) Zonder die interventie zou het publiek geen toegang tot de fotoreportage hebben gehad. Zowel uit de kop (Fucking uitgelekt) als uit de tekst van het bericht op Geenstijl.nl op 27 oktober 2011 (En dan nu het linkje met pics waar u op zat te wachten. Wie het eerste fapt, die het eerst komt. HIERRR.) is af te leiden dat GeenStijl een dergelijke interventie ook beoogde.

Zelfs al zou vast komen te staan dat de tip afkomstig is van een IP-adres dat toebehoort aan Sanoma dan kan dit verweer niet baten. Dit is voor Geenstijl immers geen vrijbrief om tot openbaarmaking over te gaan. Er is sprake van een nieuw publiek, aangezien deze fotoreportage op een paar foto's na nog niet was gepubliceerd of op andere wijze was ontsloten. Door het plaatsen van de hyperlink kon een vrij grote en onbepaalde kring van personen kennis nemen van de fotoreportage. Door het plaatsen van de hyperlink heeft GeenStijl onmiskenbaar bedoeld om bezoekers naar de website te trekken en vast groep bezoekers te houden. Het plaatsen van de hyperlink door GeenStijl dient dan ook een winstoogmerk

Dat Dekker zelf met een twitterbericht de aandacht op de inmiddels op een Mexicaanse website te vinden fotoreportage heeft gevestigd, doet niets af aan de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Het wordt GeenStijl verboden inbreuk te maken op de auteursrechten van Sanoma door zonder toestemming fotomateriaal te plaatsen en de fotoreportage via hyperlinks te openbaren.

Interventie
4.21. In geval van inbreuk op auteursrecht is alleen in zeer uitzonderlijke gevallen voor een geslaagd beroep op artikel 10 lid 2 EVRM. De wetgever heeft binnen de Auteurswet immers al een afweging gemaakt tussen vrije toegang tot informatie enerzijds en bescherming van informatie anderzijds. Om tegemoet te komen aan het informatierecht heeft de wetgever in de Auteurswet allerlei uitzonderingen op het auteursrecht opgenomen, bijvoorbeeld het citaatrecht, de parodie-exceptie en de onderwijsexceptie. Alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan aanleiding worden gevonden voor het verleggen van de reeds in de Auteurswet verdisconteerde grenzen met een beroep op buiten het auteursrecht zelf gelegen correcties, zoals de informatievrijheid. GeenStijl heeft onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat in dit geval van zeer uitzonderlijke omstandigheden sprake is.

Portretrecht
4.29 Het stond GeenStijl in beginsel vrij om via GeenStijl.nl het bericht te publiceren dat de fotoreportage van Dekker reeds vóór publicatie in Playboy was uitgelekt. GeenStijl heeft onvoldoende gesteld om duidelijk te maken dat het daarbij noodzakelijk was om via de hyperlink, de gehele fotoreportage toegankelijk te maken. GeenStijl heeft aangevoerd dat haar berichtgeving over het uitlekken van de fotoreportage voor bezoekers van GeenStijl.nl verifieerbaar moet zijn en dat daarin de rechtvaardiging voor openbaarmaking van de gehele fotoreportage is te vinden. (...) Het betoog van GeenStijl, hierop neerkomend dat zij door middel van de hyperlink de juistheid van het bericht heeft willen aantonen, is bovendien niet op één lijn te stellen met de tekst van het bericht waarin de hyperlink was opgenomen. (...) Uit die tekst blijkt niet dat GeenStijl met de hyperlink bewijs wilde leveren voor de juistheid van het bericht, maar veeleer dat zij door het toegankelijk maken van de gehele fotoreportage via de hyperlink de bezoekers van Geenstijl.nl entertainment heeft willen bieden.

Tegen deze achtergrond bezien dient de weging van de wederzijdse belangen daarom in het voordeel van Dekker uit te vallen. Daaruit volgt dat de openbaarmaking door GeenStijl een schending van het portretrecht van Dekker oplevert.

4.30. Dat Dekker zelf met een twitterbericht de aandacht op de inmiddels op een Mexicaanse website te vinden fotoreportage heeft gevestigd, doet aan het voorgaande niets af. Voor zover GeenStijl daarmee betoogt dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van Dekker, zal dat bij de beoordeling van de schade aan de orde kunnen komen.

Lees het afschrift hier zaaknr. 507119 / HA ZA 11-2896, LJN BX7043

Op andere blogs:
1709blog (Linking to infringing material is an infringement of copyright in the Netherlands)
BREIN (Linken naar ongeautoriseerd bestand kan openbaarmaking zijn)
Charlotte's Law (Auteursrecht, portretrecht en openbaarmaking door hyperlink)
DeGierStam&weblogs (Playboy tegen GeenStijl)
DirkzwagerIEIT (Rechter verbiedt hyperlink naar Playboy foto's op grond van auteursrecht)
Future of Copyright (Dutch Court: hyperlinks on website can constitute copyright infringement)
IntellectueelEigendomsrecht.nl (Stijl of Geen Stijl; geen inbreuk door hyperlinken)
IusMentis (GeenStijl schendt auteursrecht door te linken naar Britt-Playboyfoto’s)
Jurel (GeenStijl vs. Sanoma: gelekt bloot in de goot (en het internet er achteraan))
Kennedy Van der Laan (Rechtbank: “link Geenstijl naar Playboyfoto’s Britt Dekker is auteursrechtinbreuk”)
Nederlands Octrooibureau (Playboy/Geenstijl: linken naar cloud is openbaarmaking)
NJD (GeenStijl mocht Playboy naaktfoto’s Britt Dekker niet publiceren)
MediaReport (Rechtbank: “link Geenstijl naar Playboyfoto’s Britt Dekker is auteursrechtinbreuk”)
PCWorld (Linking to infringing material can violate copyright, says Dutch court)
SOLV (Sanoma wint Playboy-zaak van GeenStijl)
Vlaamse Nieuwsmedia (Nederlandse rechtspraak: hyperlink in specifieke omstandigheden auteursrechtelijke inbreuk)

IEF 11742

Juridische status van virtuele objecten in online games

F.J. van Eeckhoutte, Juridische status van virtuele objecten in online games, ITenRecht IT 865.

Eerder gepubliceerd als IT 865, een bijdrage van Filip Van Eeckhoutte, Van Eeckhoutte advocaten.

Met een auteursrechtelijke bespreking als volgt:

2.4 Virtuele objecten zijn auteursrechtelijk beschermde werken
Virtuele objecten kunnen als auteursrechtelijk beschermde werken worden beschouwd. Voorwaarde is dan wel dat die objecten een eigen oorspronkelijk karakter hebben dat het persoonlijk stempel van de maker draagt.

De beoordeling of een virtueel object auteursrechtelijke bescherming geniet, hangt af van de mate waarin de speler creatieve inbreng heeft gehad en (dus) van de mate waarin de vormgeving of de creatie door de spelmaker is gedicteerd. Ik ga ervan uit dat op Minecraft, als MMORPG op zich, auteursrecht van de spelmaker rust. Het spel Minecraft mag dus niet worden verveelvoudigd zonder de toestemming van de rechthebbende Mojang.

Dat laat evenwel onverlet dat spelers binnen het Minecraft-spel diverse werken bouwen waarop op zichzelf ook auteursrecht rust. Zo is het ook gesteld met de Minecraft server die bij mij thuis draait. Het spel draait bij mij thuis onder licentie van Mojang, maar in de worlds van die Minecraft-server maken veel tieners, al dan niet samen, de prachtigste landschappen, gebouwen en andere creaties waarvan ik met een gerust hart durf te beweren dat het auteursrechtelijk beschermde werken zijn.

Dat laat onverlet dat het bij veel van die prachtige creaties niet meer duidelijk is welke speler of groep spelers zich als maker(s) daarvan mogen beschouwen. Indien een speler zijn creaties verlaat, zonder die te claimen, vallen die in beginsel toe aan de spelbeheerder of – bij gebreke daarvan - aan de server-eigenaar. Een dergelijk cascade-effect lijkt me niet onmogelijk, aangezien we in de worlds niet van een res nullius (een zaak die aan niemand toebehoort) kunnen praten. Er is geen publiek, openbaar domein, zoals de openbare weg of stoep. Het Minecraft-spel en de webserver waarop die worlds draaien behoort iemand toe.

Volgens artikel 4 Auteurswet (Aw) wordt, behoudens tegenbewijs, voor maker gehouden diegene die op of in het werk als zodanig is aangeduid. Ontbreekt een dergelijke aanduiding van de speler, maar niet die van de spelbeheerder, dan wordt deze laatste als maker beschouwd. Dit heeft tot voordeel dat de spelbeheerder ingevolge artikel 1 Aw het auteursrecht commercieel kan exploiteren en de openbaarmaking en verveelvoudiging van dat werk aan banden kan leggen. Maar er is een keerzijde.

Het cascade-effect kan ertoe leiden dat een spelbeheerder respectievelijk server-eigenaar geacht worden maker van een werk in de world te zijn, terwijl zij zich daar niet van bewust zijn. Het zijn van maker is niet zonder risico. Immers, een maker kan door derden worden aangesproken in geval zijn virtuele object inbreuk maakt op de intellectuele rechten van die derden. Het volgende scenario is illustratief: een Minecraft-speler bouwt een architectonische Apple store na, inclusief logo’s en verlaat het spel met onbekende bestemming. Vervolgens tikken de advocaten van Apple de spelbeheerder op de schouder. Op grond van het cascade-effect zullen zij de spelbeheerder als inbreukmaker (op auteurs- en merkrechten van Apple) aanspreken, met als gevolg dat hij uit hoofde van artikel 1019h Wetboek van Rechtsvordering (WvRv) de (buitengerechtelijke) advocaatkosten mag ophoesten! Dat kan in de duizenden euro’s lopen.

Echter, zonder cascade-effect, blijft de hoedanigheid van de spelbeheerder - en sowieso ook die van de server-eigenaar – onveranderd; hij wordt niet geacht de maker te zijn. Als spelbeheerder kan hij slechts aansprakelijk worden gesteld nadat hij – zonder geldige reden - geen uitvoering geeft aan de oproep van Apple’s advocaten om een notice and take down-procedure jegens de inbreukmakende speler uit te rollen. De notice and take down-procedure mondt bijna nooit uit in een financieel debacle, want onder deze procedure is het voor de spelbeheerder of server-eigenaar gerechtvaardigd om de intellectuele eigendomsinbreuk van de (onbekende) speler eigenhandig op te heffen, bijvoorbeeld door de desbetreffende virtuele Apple Store uit de desbetreffende Minecraft-world te wissen (deleten).

Op zich hoeven (eventuele) auteursrechten van spelers op hun virtuele objecten een vlot spelverloop in MMORPG niet in de weg te staan. Het enige extra voordeel dat auteursrechten bieden ten opzichte van het vermogensrecht sui generis, is dat het virtuele object niet zonder toestemming van de speler/maker mag worden verveelvoudigd en openbaar gemaakt. Hij kan dus bijvoorbeeld verbieden dat een filmpje van zijn werk wordt gemaakt en op YouTube wordt gezet en in geval van vernietiging van het spel verlangen dat met zijn gerechtvaardigde belangen wordt rekening gehouden. Voor dat laatste kan deze speler zijn aan zijn auteursrecht gekoppelde persoonlijkheidsrechten , de in acht te nemen maatschappelijke zorgvuldigheid of misbruik van recht als hefboom gebruiken.

Mogelijkerwijs kan de spelbeheerder of server-eigenaar er (commercieel) belang bij hebben om auteursrechten op de werken in zijn worlds zelf uit te oefenen (bijvoorbeeld voor marketingactiviteiten). Voor overdracht van auteursrechten is een daartoe bestemde papieren akte vereist (artikel 2 Aw). Het verkrijgen van een dergelijke (liefst notariële) akte is echter voor MMORPG’s een groot obstakel. Het is veel praktischer om van de spelers een exclusieve, in tijd en ruimte onbeperkte auteursrechtlicentie te vragen, hetgeen vrij eenvoudig via de spelvoorwaarden kan worden geregeld.

Aan auteursrechten zijn persoonlijkheidsrechten gekoppeld (artikel 25 Aw). Persoonlijkheidsrechten beschermen vooral de ideële belangen van de maker. Die houden onder andere in dat de maker bezwaar kan maken als anderen zijn werk misvormen, verminken of anderszins aantasten, mits dat ook nadeel kan toebrengen aan zijn eer of naam.

Persoonlijkheidsrechten zijn niet overdraagbaar. Zelfs al is een auteurslicentie afgegeven, kan de maker klagen dat zijn werk is aangetast. Maar de vraag is of dat het spel bederft, aangezien een speler zich slechts met succes ingevolge art 25 Aw tegen aantasting van zijn werk kan verzetten als daarbij nadeel is toegebracht aan zijn eer of naam. De spelbeheerder kan dit m.i. geringe aansprakelijkheidsrisico verder indammen door in de spelvoorwaarden te bepalen dat persoonlijkheidsrechten binnen een bepaalde termijn na ontdekking van de aantasting moeten worden uitgeoefend, bij gebreke waarvan die rechten zullen zijn verwerkt.

IEF 11740

Toegang tot en bewaring van wetenschappelijke informatie: belangrijkste maatregelen

Mededeling van de Commissie aan het EP, de Raad, EESC en het Comité van de Regio's, Naar een betere toegang tot wetenschappelijke informatie: Vergroting van de voordelen van overheidsinvesteringen in onderzoek, COM(2012) 401 final.

Modern onderzoek bouwt voort op een uitgebreide wetenschappelijke dialoog en doorbraken door het verbeteren van vroegere onderzoekwerkzaamheden. Een volledigere en bredere toegang tot wetenschappelijke publicaties en gegevens zal daarom helpen om:
– de innovatie te versnellen (sneller op de markt = snellere groei);
– de samenwerking te bevorderen en dubbel werk te vermijden (grotere efficiency);
– voort te bouwen op vorige onderzoekresultaten (betere kwaliteit van de resultaten);
– burgers en de samenleving bij het onderzoek te betrekken (grotere transparantie van het wetenschappelijke proces);

(...) De Commissie moedigt de auteurs aan hun auteursrecht te behouden en licenties aan uitgevers te verlenen overeenkomstig de in de lidstaten geldende voorschriften.

(...) In deze mededeling geeft de Commissie maatregelen aan om ervoor te zorgen dat de resultaten van door de overheid gefinancierd onderzoek in Europa volledig toegankelijk zijn voor onderzoekers, bedrijven en burgers. Sommige van deze maatregelen moeten door de lidstaten worden geïmplementeerd, terwijl andere door de Commissie zullen worden
uitgevoerd.

 

 

Toegang tot en bewaring van wetenschappelijke informatie: belangrijkste maatregelen

Beleidsmaatregelen
– Aanbeveling aan de lidstaten betreffende de toegang tot en de bewaring van wetenschappelijke informatie, 2012.
– Samenwerking met de door de lidstaten aangewezen nationale referentiepunten voor de opstelling van gemeenschappelijke beginselen en normen, vanaf 2013.
– Samenwerking met de nationale referentiepunten voor de structurering en de monitoring van de vooruitgang op het gebied van toegang en verspreiding, vanaf 2013.

Open toegang tot de resultaten van door de EU gefinancierd onderzoek
– Vaststelling van open toegang tot wetenschappelijke publicaties als algemeen beginsel in het programma Horizon 2020 en opstelling van de voorwaarden voor de optimale toepassing daarvan, vanaf 2014.
– Behoud van de mogelijkheid tot terugbetaling van de vergoedingen voor open access publishing als onderdeel van het programma Horizon 2020, vanaf 2014.
– Verstrekking van een kader en aanmoediging van open toegang tot onderzoekgegevens in Horizon 2020, rekening houdend met de beperkingen die nodig kunnen zijn om het intellectuele eigendom of rechtmatige handelsbelangen te
beschermen, vanaf 2014.

Financiering van infrastructuur en projecten
– Voortzetting van de financiering van relevante projecten in Horizon 2020, vanaf 2014.
– Verstrekking van 45 miljoen euro voor infrastructuur ter ondersteuning van de open toegang tot onderzoekartikelen en -gegevens en voor onderzoek naar digitale bewaring, 2012-2013.

Coördinatie buiten de EU
– Bevordering van een open-toegangbeleid en de interoperabiliteit van de gegevensinfrastructuur met internationale partners.

Streefdoelen:
– Uiterlijk 2014 is in alle lidstaten op alle relevante niveaus een beleid voor open toegang tot wetenschappelijke artikelen en gegevens vastgesteld.
– Uiterlijk 2016 is het aandeel van de door de overheid gefinancierde wetenschappelijke artikelen waartoe in de hele EU open toegang bestaat, verhoogd van 20 % tot 60 %.
– Voor 100 % van de uit Horizon 2020 voortvloeiende wetenschappelijke publicaties bestaat open toegang.