Auteursrecht  

IEF 11110

Thuiskopie-AMvB's onrechtmatig jegens NORMA

Hof 's-Gravenhage 27 maart 2012, LJN BV9880 (Stichting Norma c.s. tegen Staat der Nederlanden)

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm en Douwe Linders, SOLV.

In navolging van IEF 8934. Heffing op hardware. Auteursrecht. De ongewijzigde vaststelling van de voorwerpen van de Thuiskopie-AMvB´s zonder toevoeging van nieuwe voorwerpen zoals mp3-spelers en harddiskrecorders, is onrechtmatig jegens NORMA.

Uitvoerend kunstenaars hebben recht op een billijke vergoeding voor die apparaten waarmee voor een meer dan verwaarloosbaar gedeelte thuiskopieën worden gemaakt. Zolang de Staat de regelgeving niet aanpast, dient hij de schade die de kunstenaars daardoor lijden te vergoeden.

Het Hof verklaart voor recht dat het uitvaardigen van AMvB's zonder dat daarin digitale audiospelers en digitale videorecorders die zijn uitgerust met een harde schijf die bestemd zijn voor en in substantiële mate gebruikt worden voor het kopiëren van auteursrechtelijk en/of nabuurrechtelijk beschermd materiaal, zijn aangewezen als vergoedingsplichtig onder art. 16c Aw jo art. 10 sub e WNR, onrechtmatig is jegens Norma c.s.

Het Hof veroordeelt de Staat tot betaling van de schade die Norma c.s. door dat onrechtmatig handelen hebben geleden en nog zullen lijden, welke schade is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

3.11 Het hof acht ten slotte van belang dat de (onafhankelijke) voorzitter van Sont reeds bij brief van 24 oktober 2005 "qua denkrichting" tot het voornemen kwam dat digitale adiospelers en digitale videospelers met geïntegreerde harde schijf voor een vergoeding in aanmerking kwamen.

3.12 Op basis van deze gegevens is het hof van oordeel dat de Staat reeds in amvb I digitale audiospelers en digitale videorecorders had behoren aan te wijzen als voorwerpen waarover een heffing verschuldigd werd en deze aanwijzing in de amvb's II tot en met V had moeten handhaven. Uit de hiervoor aangehaalde cijfers blijkt immers dat in ieder geval vanaf begin 2007 digitale audiospelers en digitale videorecorders een niet verwaarloosbaar aandeel op de Nederlandse markt innamen en dat zij voor een substantieel deel voor het maken van thuiskopieën werden gebruikt. Het is zonder meer aannemelijk dat de rechthebbenden van dit kopiëren op deze voorwerpen schade ondervinden die zij niet zouden hebben ondervonden indien Nederland geen uitzondering voor het thuiskopiëren had gemaakt. Daar komt bij dat op basis van de hiervoor genoemde bevindingen van Bureau Veldkamp blijkt dat het kopiëren op cd-recordables en dvd-recordables, waarop wel een heffing rust, afneemt terwijl het kopiëren op digitale audiospelers en digitale videorecorders toeneemt, zodat aannemelijk is dat in ieder geval deels het kopiëren op eerstgenoemde media wordt vervangen door het kopiëren op laatstgenoemde.

3.15 Het voorgaande leidt tot de volgende conclusie. De Staat heeft onrechtmatig - want in strijd met hogere regelgeving (de Auteursrechtrichtlijn en de in overeenstemming daarmee uit te leggen Auteurswet en WNR) - gehandeld jegens Norma c.s. door in de amvb's I tot en met V digitale audiospelers en digitale videorecorders niet als voorwerpen waarover een heffing verschuldigd is aan te wijzen. De gevorderde verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar. Ook de vordering om de Staat te veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat is toewijsbaar, aangezien de mogelijkheid dat Norma c.s. schade hebben geleden aannemelijk is. Daarbij begrijpt het hof de stellingen van Norma c.s. aldus dat zij van mening zijn dat de Kroon niet alleen digitale audiospelers en digitale videorecorders had moeten aanwijzen, maar tevens de hoogte van de daarover verschuldigde heffing had moeten bepalen. Dat standpunt acht het hof gegrond, aangezien de enkele aanwijzing van voorwerpen nog niet kan leiden tot een billijke compensatie. Partijen zullen in de schadestaatprocedure kunnen debatteren over de hoogte van de heffingen die de Kroon had moeten vaststellen. Uit de overwegingen van het hof volgt dat de heffing in ieder geval niet nul had mogen zijn.

Lees het arrest hier (LJN BV9880, grosse zaaknr. 200.074.515/01).

Op andere blogs:
Bits of Freedom (Thuiskopieheffing uit de koelkast na uitspraak rechter)
Dirk Visser, IEF 11115 (Heffing of hardware is gevolg keuze van de politiek)
ICTRecht (Ontdooit de thuiskopieheffing)
ICT~Office (Rechter zet deur wagenwijd open voor heffingen op hardware)
SOLV (Acteurs en musici winnen zaak over downloadvergoeding)

IEF 11106

Het aangehaalde 'hydra' effect bestaat niet

Een bijdrage van Tim Kuik, Stichting BREIN in de eerdere discussie.

Ik waardeer Bernt's gedrevenheid maar we moeten de realiteit inderdaad onder ogen blijven zien. Het aangehaalde 'hydra' effect (dat er voor elke gesloten site tien terugkomen) bestaat niet. BREIN haalde vorig jaar meer dan 600 sites neer en er zijn er nu geen 6000 voor in plaats gekomen. Integendeel, geen enkele site kan meer zo groot groeien als The Pirate Bay en als elk land zo zou handhaven als Nederland dan hoefde BREIN niet eens aan access providers te vragen om te blokkeren. Het file sharen neemt wel af, zeker nu er naast handhaving ook steeds meer legale platforms komen. De legitimatie van handhaving neemt enkel af indien er tezamen met handhaving geen legaal alternatief geboden zou worden en het is inmiddels gelukkig achterhaald om te stellen dat dit nog onvoldoende het geval is. Bovendien handhaaft BREIN niet tegen gebruikers, maar tegen sites.

Het 'downloadverbod' (dwz het opheffen van de uitzondering voor privé downloaden van evident illegaal aanbod) rechtvaardigt niet het afschaffen van de thuiskopieheffing die bovendien helemaal niet over downloaden gaat (want enkel op blanco cd's en dvd's geheven wordt). Ik gun het IViR een lang leven en veel subsidie maar de genoemde toekenning van een subsidie voor onderzoek naar een alternatief vergoedingssysteem is helaas mede gebaseerd op de onjuiste aanname dat het auteursrecht niet zou zijn te handhaven op het internet. Gelukkig lees ik dat het nog drie jaar duurt voordat het onderzoek is afgerond. Dus tegen die tijd moet de markt het ongelijk van Bernt's premisses maar bewezen hebben. Dat lijkt me een schone taak.

Eerder:
Interview met professor Bernt Hugenholtz in Het Amsterdams Balie Bulletin [IE-Forum kort nieuws 21 maart 2012]
Op verzoek geschreven reactie door Tim Kuik (RE: Beroemdsheidseconomie niet voor de meerderheid, IEF 11100)
Reactie door professor Bernt Hugenholtz, (Illegaal uitwisselen van bestanden zal niet verdwijnen, IEF 11104).

IEF 11104

Illegaal uitwisselen van bestanden zal niet verdwijnen

Een reactie van Bernt Hugenholtz, IViR op de reactie van Tim Kuik, Stichting BREIN [IEF 11100].

Al jaren roep ik tijdens conferenties en symposia dat de rechtshandhaving van het auteursrecht online, ook al levert dat incidenteel successen op, structureel weinig oplost. (Meestal zit Tim Kuik dan naast mij in een panel; dus echt verrast over wat ik onlangs tegen het Amsterdams Balie Bulletin gezegd heb, kan hij niet zijn.)

De omvang van het file sharen is in 2012 niet kleiner dan eind vorige eeuw toen Brein en andere piraterijbestrijders aan hun campagnes begonnen. Voor iedere kop die Brein de digitale draak heeft afgeslagen, zijn er – in Nederland of elders ter wereld – tien bijgekomen. Erger: de sociale legitimatie van het auteursrecht lijkt door al deze handhavingsacties eerder ondermijnd dan versterkt te zijn.

Dat is allemaal heel onrechtvaardig; dat ben ik met Tim graag eens. En ik ben de laatste om voor Mininova, Megaupload en de andere piratennesten die door een rechterlijk verbod ten onder gaan ook maar een traan te laten. Maar we moeten de realiteit wel onder ogen zien. Het grootschalig illegaal uitwisselen van bestanden zal niet verdwijnen. En de digitale consument wil kunnen blijven down- en uploaden.

Ondertussen zijn de inkomsten die (muziek)auteurs en artiesten aan het Internet ontlenen, alle rechtshandhaving ten spijt, nog altijd minimaal. Ook dit ben ik met Tim eens: niet iedere auteur kan leven van beroemdheid. Des te tragischer dat die inkomsten nog zullen teruglopen als het door Brein gewenste downloadverbod er komt, waardoor de Thuiskopieheffing feitelijk wordt afgeschaft.

Vandaar dat ik (ook al jaren) pleit voor een andere benadering: legaliseren van file sharen in combinatie met een eerlijke vergoeding voor muziekauteurs en artiesten. Dat zou op allerlei manieren kunnen: door een wettelijke licentie, door subsidiemaatregelen of – heel simpel – door een vrijwillige collectieve licentie. Aan het IViR is onlangs door NWO een ‘TOP-subsidie’ toegekend om de verschillende modaliteiten van een alternatief vergoedingssysteem vanuit juridisch, economisch en sociologisch te onderzoeken en door te rekenen. Over drie jaar weten we meer.

IEF 11103

Wetswijziging Toezicht CBO's: Eerste Kamer

Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten, kamerstukken I, 31 766, nr. A.  en via overheid.nl

Nu de wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten de Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft bereikt met een aantal amendementen, zoals deze in de Tweede Kamer zijn besproken, treft u hier de definitieve versie aan zoals deze door de Eerste Kamer in behandeling is genomen.

IEF 11100

RE: Beroemdsheidseconomie niet voor de meerderheid

Een reactie van Tim Kuik, Stichting BREIN op interview met Bernt Hugenholtz in Amsterdams Balie Bulletin [eerder in kort nieuws 21 maart]

Hugenholtz maakt zijn opmerking dat handhaving van auteursrecht op muziek zinloos is in de context dat beroemde muzikanten hun reputatie tegenwoordig verzilveren in concerten en merchandising. Die "beroemdsheidseconomie" gaat natuurlijk niet op voor de overgrote meerderheid van auteurs en artiesten die moeten sappelen om rond te komen. Maar ook los daarvan is er voor geen enkele auteur of artiest reden om niet mee te delen in de opbrengsten uit verspreiding van hun werk via internet. Illegale sites als The Pirate Bay verdienen daar dik geld mee en steken het in eigen zak.

Er is niets mis mee dat soort sites af te sluiten tenzij zij stoppen toegang te verlenen tot illegaal aangeboden bestanden, zoals bijvoorbeeld Mininova wel gedaan heeft (op basis van een vonnis in een BREIN-zaak [IEF 8127]).

Het is heel goed mogelijk om de illegale concurrentie de pas af te snijden door zulke sites aan te pakken. Als er in elk land zo gehandhaafd zou worden als in Nederland dan zou The Pirate Bay niet meer kunnen bestaan en zouden nieuwe illegale sites nooit meer de gelegenheid krijgen om zo groot te groeien als Mininova ooit was en The Pirate Bay nu is. Vorig jaar sloot BREIN meer dan 600 sites maar een aantal daarvan kan nu nog naar malafide hosting providers in het buitenland vluchten [anti-piracy 20 maart 2012]. Implementatie van ACTA door die landen zal daar een eind aan moeten maken. Tot het zover is vraagt BREIN als uiterste redmiddel om blokkering door access providers.

Overigens is het saillant dat Hugenholtz op het gebied van privacy op internet wel verboden en regulering wil. Het is niet goed te begrijpen waarom dat wel handhaafbaar zou zijn als het auteursrecht dat niet zou zijn. Ter vermijding van misverstanden: BREIN staat pal achter de wens van Hugenholtz tot regulering mede omdat de praktijk laat zien dat ook illegale sites over privacy gevoelige informatie beschikken en daar niet altijd goede bedoelingen mee hebben.

Tim Kuik
Directeur Stichting BREIN.

IEF 11099

BIE Symposium Innovatie 2.012

In de praktijk is het beschermen van innovatieve ideeën en producten niet altijd even makkelijk: minder maatschappelijk draagvlak, meer inbreuk en steeds complexere regels van Europese wetgevers en rechters. Dit symposium gaat over de rol van intellectuele eigendomsrechten (i.e.-rechten) bij het beschermen van innovatie. Ervaren praktijkjuristen bespreken de nieuwste ontwikkelingen in Europa en geven praktische invalshoeken hoe vormgeving, uitvindingen en merken zich al dan niet laten beschermen.

Inschrijven: link.

Waar De Industrieele Groote Club - Dam 27 1012 JS Amsterdam
Wanneer 17 april 2012, 14:00 - 18:00
Prijs: Toegang € 100,-; BIE abonnees € 50,- , leden rechterlijke macht en wetenschappelijk personeel (fulltime) gratis
Inclusief: borrel
Dit symposium wordt georganiseerd door de redactie en de uitgever van Berichten Industriële Eigendom (BIE) als dank voor de jarenlange inzet van prof. mr. J.J. Brinkhof en prof. mr. J.H. Spoor voor dit blad.
Extra: 3 PO-punten zijn aangevraagd

Programma
14:00 opening (prof. mr. C.J.J.C. van Nispen).
14:15 IE 2.012 - prior art bij productvormgeving en uitvindingen: de fear factor
(mr. A. Tsoutsanis).
14:45 Merkenrecht 2.012 - een holistische benadering of het Hof van Justitie met een rol plakband?
(prof. mr. T. Cohen Jehoram).
15:15 pauze
15:30 Octrooirecht 2.012 - strategisch innoveren en procederen
(mr. M. van Gardingen).
16:00 De toekomstige Europese octrooijurisdictie en de impact op de praktijk
(prof. mr. W. Hoyng).
16:30 pauze
16:45 IE 2.022: vooruitblik IE & Innovatie in de toekomst
Paneldiscussie o.l.v. jhr. mr. J.L.R.A. Huydecoper met prof. mr. J.J. Brinkhof, prof. dr. D. Jacobs, mr. R. Kalden, prof. mr. J.H. Spoor en prof. mr. D.W.F. Verkade.
17:45 afsluiting (prof. mr. C.J.J.C. van Nispen).
18:00 Borrel

IEF 11098

Om te lezen: Europees licentiëren van muziek

Via VOI©EMAIL (nieuwsbrief)

IFPI, ICMP en GESAC hebben gezamenlijk een drietal papers opgesteld over Europees licentiëren van muziek, de online muziekmarkt in Europa en de impact van piraterij daarop. De documenten zijn onder de aanbracht gebracht van het Europese Parlement, de Europese Commissie en de permanente vertegenwoordigingen.

Document 1 – The Truth about Music Licensing in Europe
Myth 1 there is a lack of legitimate online music offererings
Myth 2 improving legal offerings would solve online piracy
Myth 3 there is a lack of pan-European or multi-territory licences
Myth 4 copyright territoriality is an impediment to multi-territorial licenses
Myth 5 consumers cannot access services offered outside their country of residence
Myth 6 the problem is that the right holders are clinging to antiquated business models or licensing practices
Document 2 - The online Music Market in Europe – New Business Models and Consumer choice
Document 3 - Impact of Piracy on Cultural Diversity of European Music

Lees hier meer

 

IEF 11095

Verbodsvordering: zaken met een onbepaalde waarde

Rechtbank Alkmaar 21 maart 2012, HA ZA 11-667 (Lauer beheer tegen Uitgeverij De M)

Uitspraak ingezonden door Fulco Blokhuis, Boekx advocaten. Tussenvonnis. Bevoegdheidsincident. Over het gebruik van foto's op weblocaties en printpublicaties (boeken). Incident: Uitgeverij De M. stelt dat niet de sector civiel, maar de sector kanton bevoegd is omdat het belang van de vordering nimmer €25.000 zal overstijgen. Echter zaken (verbodsvordering) met een onbepaalde waarde, zoals genoemd in 93 aanhef en onder b Rv, kunnen voor de rechtbank sector civiel gebracht worden. De beslissing omtrent de verklaring voor recht, verbod en afleggen van rekening en verantwoording, schadevergoeding wordt uitgesteld. Lauer weet niet wat de omvang van de schade is, omdat niet bekend is om hoeveel drukken het exact gaat.

2.3. (…) Lauer heeft in de dagvaarding gesteld dat zij niet weet wat de omvang van de inbruk is. Zo is niet bekend om hoeveel drukken het exact gaat. Daarom is er rekening en verantwoordin gevorderd, gekoppeld aan schadevergoeding op te maken bij staat. Een verbodsvordering is van onbepaalde waarde. Dergelijke vorderingen worden in beginsel behandeld en beslist door de sector civiel van de rechtbank. Zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde worden alleen door de kantonrechter behandeld indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigd dan € 25.000,00. Dergelijke aanwijzingen ontbreken. Aangezien Lauer geen inzage heeft in de omvang van de inbreuk en Uitgeverij De M. betwist dat er auteursrechtinbreuk is gepleegd is het belang veel groter dan genoemd bedrag. Het gaat immers niet alleen om de huidige inbreuken, maar ook om toekomstige inbreuken. Niet de kantonrechter maar de rechtbank, sector civiel is dus bevoegd om de zaak te behandelen en te beslissen.

IEF 11092

Vervoerder in de Thuiskopieheffing-carousel

Rechtbank 's-Gravenhage 14 maart 2012, HA ZA 09-2118 (Stichting de Thuiskopie tegen Dexxon c.s., van Rijswijk c.s.)

Ploffers. Katvangers. "Op papier geëxporteerd". Vervoerder in de Thuiskopieheffing-carousel. Groepsaansprakelijkheid voor een criminele organisatie blijkt niet uit het strafdossier. Vergelijk IEF 8241.

Ingevolge artikel 16ga Auteurswet is de verkoper van informatiedragers gehouden om op aanvraag van Thuiskopie inzage te geven in die bescheiden waarvan kennisneming noodzakelijk is om vast te kunnen stellen of betaling van de thuiskopievergoeding door de fabrikant of importeur heeft plaatsgevonden. Thuiskopie heeft haar vordering ad €25 miljoen verminderd tot €10 miljoen en vordert geen proceskosten meer ex 1019h Rv.

Dexxon BV is een onderneming, die zich bezighoudt met de handel in- en de distributie van o.a. blanco informatiedragers. Zij heeft in 1999 een A-contract met Thuiskopie gesloten. Dexxon heeft in juli 2000 tevens een Vrijstellingsverklaring van Thuiskopie ontvangen. Voor de Vrijstellingsverklaring komen in aanmerking A-contractanten die meer dan 250.000 blanco dragers per jaar exporteren. Ingevolge artikel 16c lid 4 Auteurswet vervalt de vergoedingsplicht als de betalingsplichtige een drager uitvoert. Van Rijswijk BV vervoert voor Dexxon BV blanco informatiedragers.

Dexxon heeft in de periode 2005-2007 “op papier” op grote schaal blanco informatiedragers geëxporteerd naar lege Belgische vennootschappen met als doel ontduiking van afdracht aan Thuiskopie van thuiskopievergoeding. Deze ploffers worden door "katvangers" tot faillissement gebracht. Omdat er "op papier" werd geëxporteerd, maar in feite naar in Nederland gevestigde handelaren werd vervoerd, is de vervoerder eveneens aangesproken.

De rechtbank begrijpt dat Thuiskopie bedoelt dat de criminele organisatie zoals die uit het strafdossier naar voren komt kan worden aangemerkt als een ‘groep’ zoals bedoeld in artikel 6:166 BW betreffende groepsaansprakelijkheid. Dat Van Rijswijk enige kernnis had van de werkelijke bedoelingen van de Vaste Groep Handelaren of van de hoedanigheid van de Belgische ‘plofvennootschappen’ blijkt niet uit het strafdossier.

Relevant is slechts of Van Rijswijk wist of behoorde te weten dat zij deel uitmaakte van een groep die tezamen een ‘thuiskopieheffing-carrousel’ heeft opgezet. Dit is betwist en het door Thuiskopie overgelegde materiaal is onvoldoende om de betwisting te ontzenuwen.

4.5. De rechtbank begrijpt dat Thuiskopie bedoelt dat de criminele organisatie zoals die uit het strafdossier naar voren komt kan worden aangemerkt als een ‘groep’ zoals bedoeld in artikel 6:166 BW betreffende groepsaansprakelijkheid.

4.6. Zelfs als er vanuit zou worden gegaan dat uit het strafdossier een juist beeld van de criminele organisatie als geheel en de activiteiten daarvan, naar voren komt, dan staat daarmee naar oordeel van de rechtbank nog niet vast dat Van Rijswijk een zelfde zicht op de organisatie en de activiteiten had. 4.8. De gedragingen van Van Rijswijk in strijd met een wettelijke norm was volgens Thuiskopie een onderdeel van de gedragingen van de groep als geheel. Thuiskopie werkt echter niet uit in hoeverre Van Rijswijk daar zicht op had. Voor groepsaansprakelijkheid is immers nodig dat blijkt van bewustzijn bij de individuele deelnemers dat anderen naast hen met het zelfde bewustzijn van gemeenschappelijk optreden betrokken zijn bij gedragingen waarvan de kans op het aldus toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden. Dit betekent dat er sprake dient te zijn van bewust gezamenlijk optreden en dat het optreden van de groep het gevaar schiep voor schade zoals die in concreto is toegebracht en de aangesprokene dat wist of behoorde te begrijpen.

4.11. Van Rijswijk heeft betwist dat zij wetenschap had van die overeenkomst tussen Dexxon en Van Rijswijk. De rechtbank begrijpt dat zij aldus ook betwist wetenschap te hebben van het bestaan van een “thuiskopieheffing-carousel”, alsmede van het bestaan van een groep die een ‘carrousel’ met dat oogmerk zou hebben opgezet.

4.12. Het door Thuiskopie overgelegde materiaal is onvoldoende om de betwisting zijdens van Van Rijswijk te ontzenuwen. Dit materiaal bestaat hoofdzakelijk uit het overgelegde strafdossier. Uit het dossier blijkt niet dat Van Rijswijk of werknemers van Van Rijswijk in het kader van het fiscaal-strafrechtelijk onderzoek zijn verhoord met betrekking tot ontduiking van thuiskopieheffing. Ook is Van Rijswijk niet gevraagd of zij bekend waren met het A-contract en de Vrijstellingsverlening tussen Dexxon en Thuiskopie of de strekking daarvan. Dat Van Rijswijk enige kernnis had van de werkelijke bedoelingen van de Vaste Groep Handelaren, en van E en F (gedaagden 5 en 6), of van de hoedanigheid van de Belgische ‘plofvennootschappen’ blijkt niet uit het strafdossier.

IEF 11091

De ene mededeling aan het publiek is de andere niet

B.J.V. Lukaszewicz, ‘De ene mededeling aan het publiek is de andere niet’, IEF 11091.

Een bijdrage van Bart Lukaszewicz, Houthoff Buruma.

Dat het doorgeven van een signaal via tv of radio in een hotel wordt bestempeld als een mededeling aan het publiek, wisten we al [(Rafael Hoteles, IEF 3022 en Organismos Sillogikis Diacheirisis, IEF 8924).. Dat het aan hotelgasten beschikbaar stellen van afspeelapparatuur in combinatie met fysieke of digitale geluidsdragers ook moet worden aangemerkt als een mededeling aan het publiek is echter nieuw (Phonographic Performance Ireland, IEF 11046). En opmerkelijk.

Zoals Visser schrijft, wordt het ter beschikking stellen van fysieke dragers in Nederland van oudsher beschouwd als een materiële openbaarmaking die vanuit systematisch oogpunt niet kan worden aanmerkt als een "mededeling aan het publiek", omdat dit begrip is voorbehouden aan de immateriële openbaarmaking door middel van bijvoorbeeld uitzending of ten gehore brengen ter plaatse (D.J.G. Visser, Het is lente in de ogen van de Turijnse tandartsassistente, IEF 11056). Nu het oordeel van het Hof dit systeem lijkt te doorkruisen, rijzen er allerlei vragen waarop de antwoorden niet eenvoudig zijn te geven.

Betekent dit bijvoorbeeld dat het - in de formulering van het Hof - ter beschikking stellen van de elementen die noodzakelijk zijn om kennis te nemen van een werk niet alleen in nabuurrechtelijke zin een mededeling aan het publiek vormt, maar ook in auteursrechtelijke zin? Is het ter beschikking stellen van een spelcomputer en bijbehorende spelcassettes in een hotel een mededeling aan het publiek of het ter beschikking stellen van boeken in een hotelkamer (ervan uitgaande dat het auteursrechtelijk beschermde werken betreft)? Ja, zou je denken na de uitspraak van het Hof in de zaak Premier League (Premier League, IEF 10278):

187 Voorts moet erop worden gewezen dat (…) de richtlijn auteursrecht is gebaseerd op beginselen en voorschriften die reeds zijn vastgelegd in de op het gebied van de intellectuele eigendom geldende richtlijnen, zoals richtlijn 92/100 die door de richtlijn naburige rechten is gecodificeerd (…).

188 In die omstandigheden moeten, gelet op de eisen inzake eenheid en samenhang van de rechtsorde van de Unie, de in al die richtlijnen gebruikte begrippen dezelfde betekenis hebben, tenzij de Uniewetgever in een specifieke wetgevende context een andere wil kenbaar heeft gemaakt.

Dankzij tandarts Del Corso weten we echter dat de Uniewetgever volgens het Hof met het begrip "mededeling aan het publiek" in de richtlijn naburige rechten een andere bedoeling heeft gehad dan met het gelijkluidende begrip in de richtlijn auteursrecht (Società Consortile Fonografici, IEF 11045):

74 Uit de vergelijking van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 en artikel 8, lid 2, van richtlijn 92/100 vloeit voort dat het begrip "mededeling aan het publiek" in de zin van deze bepalingen in een verschillende context wordt gebruikt en weliswaar gelijksoortige, maar gedeeltelijk uiteenlopende doelstellingen beoogt.

Houders van naburige rechten beschikken volgens het Hof in de eerste plaats over een ver-goedingsrecht van economische aard, terwijl makers van auteursrechtelijk beschermde werken hoofdzakelijk beschikken over een verbodsrecht ter voorkoming van mededeling aan het publiek van hun werk. Deze tegenstelling rechtvaardigt in de ogen van het Hof een "geïndividualiseerde beoordeling" van de mededeling aan het publiek in het naburige recht ten opzichte van de mededeling aan het publiek in het auteursrecht.

Op deze gedifferentieerde benadering valt het nodige af te dingen. Het naburige recht en het auteursrecht zijn weliswaar geen identieke grootheden, maar beide beogen rechthebbenden te beschermen tegen ongeoorloofd gebruik van hun prestaties en hen in staat te stellen de economische vruchten van hun inspanningen te plukken. Ook het auteursrecht heeft een niet te onderschatten economische functie, terwijl het naburige recht op zijn beurt rechthebbenden ook toerust met een verbodsrecht ter voorkoming van ongewenst gebruik van hun prestaties (vgl. art. 3 lid 1, 8 lid 1 en 9 lid 1 richtlijn 2006/115/EG). Ik zie daarom geen reden twee categorieën van mededelingen aan het publiek te hanteren, waar in geval van de nabuurrechtelijke variant, meer dan bij louter auteursrechtelijk relevante handelingen, bijzondere waarde wordt gehecht aan de economische belangen van de rechthebbende.

Deze economische belangen leken gek genoeg niet voorop te staan in de zaak die heeft geleid tot de overwinning van tandarts Del Corso. Ergens op de lijn Ierland-Italië hebben deze belangen wat van hun glans verloren. De tandarts mag zijn patiënten namelijk naar de radio laten luisteren zonder daarvoor een vergoeding te moeten betalen. De patiënten vormen een beperkt publiek en de tandarts behaalt geen commercieel voordeel met het ten gehore brengen van de muziek, dus: geen mededeling aan het publiek in de ogen van het Hof. Dit lijkt het einde te betekenen van de inkomsten die houders van naburige rechten ontvangen voor mededeling aan het publiek van hun werk in omgevingen waar (i) het publiek een beperkte (stabiele) omvang heeft en (ii) de gebruiker geen commercieel voordeel behaalt met de mededeling aan het publiek. Exit de incasso van alle vergoedingen - ongetwijfeld een aanzienlijk bedrag - voor het ten gehore brengen van muziek op de werkvloer, zo lijkt bij deze stand van zaken alleszins verdedigbaar. Wie durft het gevecht met de betreffende beheersorganisaties aan?

Bart Lukaszewicz,
advocaat bij Houthoff Buruma, Amsterdam

Lees ook:
Overzicht auteursrechtpraktijk (IEF 10559)
IE-Forum 11090 (prof. Visser, Een tandarts zonder winstoogmerk)
IEF 11045 (Wachtkamergelde (arres))
IEF 11056 (Het is lente in de ogen van de Turijnse tandartsassistente)
IPKat (From Curia to Caries: music to the public in the dentist's chair, incl. tandartsmuzieksuggesties)
KluwerCopyrightBlog (Music broadcasting at the dentist’s and in hotel rooms: any right to an equitable remuneration for the phonogram producers? The CJEU clarifies the notion of “communication to the public”Music broadcasting at the dentist’s and in hotel rooms: any right to an equitable remuneration for the phonogram producers? The CJEU clarifies the notion of “communication to the public”)
Wieringa Advocaten (HvJEU: beschikbaar stellen van CD + afspeelapparatuur = openbaarmaking (en tandartsbezoekers zijn geen publiek) - I) + deel II)