Auteursrecht  

IEF 9330

Het tonen op televisie

Evert van Gelderen, De Gier |Stam & Advocaten: Noot bij HvJ EU, 22 december 2010, zaak C-393/09, IEF 9306, Bezpečnostní softwarová asociace (BSA) tegen Ministerstvo kultury (prejudiciële vragen Nejvyšší správní soud, Tsjechië).

Op 22 december jl. heeft het HvJ EU een interessant arrest gewezen over auteursrecht op software. Het HvJ EU gaf antwoord op 2 prejudiciële vragen die betrekking hebben op de grafische gebruikersinterface van een computerprogramma (hierna: “GUI”).

(…) Interessanter vind ik de overwegingen van het HvJEU met betrekking tot de tweede vraag, namelijk of het tonen van een GUI in een televisie-uitzending een mededeling vormt aan het publiek in de zin van artikel 3 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn (“een auteursrechtelijk relevante openbaarmaking”). Het HvJEU gebruikt in dit kader een nieuw (extra) criterium bij de beoordeling of er sprake is van een openbaarmaking.

(…) Moeite heb ik met de conclusie dat het tonen van een GUI tijdens een televisieuitzending – kennelijk anders dan bij andere werken – géén mededeling aan het publiek vormt. Het HvJ EU werpt namelijk een extra en – voor mij althans – nieuwe drempel op voor dit specifieke soort werken. Namelijk door vast te stellen dat het publiek geen gebruik kan maken van de functie van de GUI en om die reden te concluderen dat er geen sprake is van een mededeling aan het publiek. Dit werk wordt volgens het HvJ EU niet beschikbaar gesteld aan het publiek. Ik zie niet in waarom een mededeling aan het publiek tevens zou moeten betekenen dat het werk ter beschikking wordt gesteld aan het publiek in de letterlijke (fysieke) betekenis van het woord. Als op televisie een design stoel of tafel wordt getoond, dan kan het televisiekijkende publiek ook geen gebruik maken van de (gebruiksfunctie van de) stoel of tafel.”

Lees de volledige noot hier.

IEF 9328

Een eenvoudige herhaling

Thoeris: Family Survival PlannerVzr Rechtbank Amsterdam, 23 december 2010, KG ZA 10-2217 SR/BB, Thoeris B.V. tegen Hema B.V.

Auteursrecht. Geschriftenbescherming. Familiekalenders. Gedaagde Hema maakt geen inbreuk op het auteursrecht van eiser m.b.t. gedaagdes gehele Familie Survival Planner (een maandkalender voor afspraken en activiteiten van het gezin), maar wel op lijstje telefoonnummers op de achterkant van de kalender dat zij bijna letterlijk heeft overgenomen. Hema hoeft de kalenders echter niet te vernietigen, nu zij “de mogelijkheid heeft het lijstje daaruit te verwijderen.” Geen slaafse nabootsing: "verdedigbaar [is] dat Hema zich op zijn minst heeft laten inspireren (...) maar dat neemt niet weg dat Hema op tal van andere punten is afgeweken van de Family Survival Planner. "

Auteursrecht kalender: 1.1. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of de familiekalender van Hema als een inbreuk op het auteursrecht op de Family Survival Planner kan worden aangemerkt. Ook hier geldt dat naar de totaalindrukken van beide kalenders moet worden gekeken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft, in tegenstelling tot hetgeen Thoeris heeft betoogd, de familiekalender een andere totaalindruk dan de Family Survival Planner. Wanneer de afzonderlijke elementen met elkaar worden vergeleken, zijn tal van verschillen te benoemen die bijdragen aan de verschillende totaalindrukken. Het meest in het oog springende voorbeeld daarvan is het verschil in uitstraling van de beide kalenders. Daar waar in de Family Survival Planner, zowel aan de buiten- als aan de binnenzijde, met veel kleuren, tekeningen en fotoplaatjes is gewerkt waardoor deze kalender een bonte kleurrijke uitstraling heeft, is de familiekalender van Hema strakker en soberder. De familiekalender van Hema heeft veel minder kleuren en tekeningen en daarin zijn geen fotoplaatjes opgenomen. Daarnaast is in de familiekalender van Hema meer gebruik gemaakt van zogenoemde krabbeltekeningetjes dan in de Family Survival Planner waarin strakkere tekeningen staan. Weliswaar heeft Thoeris gesteld dat zij in haar kalenders ook altijd veel gebruik maakt van krabbeltekeningetjes maar in de Family Survival Planner van 2011 zijn deze krabbeltekeningetjes nog maar sporadisch aanwezig.

Een ander verschil is dat de lege ruimtes op de verschillende pagina’s in de familiekalender van Hema op een geheel andere wijze zijn ingevuld en vormgegeven dan in de Family Survival Planner. Zo is bij de Family Survival Planner gebruikt gemaakt van uitgebreide themateksten, tips en recepten terwijl in de familiekalender deze teksten niet voorkomen. Daarnaast is de enige overeenkomende titel van de lege ruimtes ‘niet vergeten’ en heeft Hema voor de overige lege ruimtes andere titels gebruikt (‘to do kids’, ‘to do mama/papa’ in de familiekalender en ‘notes’, ‘doen’, ‘voornemens’, ‘bellen’ en ‘kopen’ in de Family Survival Planner).
Wel kan aan Thoeris worden toegegeven dat het erop lijkt dat Hema op enkele punten duidelijk aansluiting heeft gezocht bij de Family Survival Planner, waar het ook anders had gekund, althans zich door de Family Survival Planner heeft laten inspireren. Gedacht wordt daarbij met name aan het formaat, de ophangring, de ingebonden stickervellen met kleurige stickertjes en het lijstje met belangrijke telefoonnummers op de laatste pagina van de kalender. Voor de stickertjes geldt overigens wel weer dat de teksten en symbolen die erop staan niet hetzelfde zijn. Genoemde gelijkenissen worden voorshands echter te gering geacht om van een auteursrechtinbreuk op de gehele Family Survival Planner van Thoeris te kunnen spreken. In het auteursrecht geldt immers dat men zich mag laten inspireren door anderen. Vooralsnog kan ook niet worden gezegd dat het zoeken van aansluiting of het zich laten inspireren in deze zaak zo ver is gegaan dat van een auteursrechtinbreuk sprake is. Om dat te kunnen beoordelen is een nader onderzoek naar de feiten nodig waarvoor het kort geding zich niet leent.

Geschriftenbescherming: 1.2. Voor wat betreft het lijstje met belangrijke telefoonnummers dat zich achterin de kalender bevindt (verder ook het lijstje) geldt het volgende. Het lijstje kan beschouwd worden als een geschrift als bedoeld in artikel 10 lid 1 onder 1 Auteurswet. Derhalve rust op het lijstje auteursrecht. Hema heeft het lijstje in haar familiekalender qua volgorde en benamingen bijna letterlijk overgenomen. Alleen heeft zij in plaats van ‘landelijk alarm 112’ ‘alarmnummer’ gezet en in plaats van ‘landelijke politie (geen spoed) 0900 8844’ ‘politie’ opgenomen. Verder is het lijstje identiek, waarbij met name opvalt dat ook Hema heeft vermeld ‘oma en opa’ terwijl het gebruikelijker is om ‘opa en oma’ te zeggen. Voldoende aannemelijk is derhalve dat Hema dit lijstje ontleend heeft aan het lijstje van Thoeris. Het gaat immers bijna geheel om een eenvoudige herhaling. De wijziging voor wat betreft landelijk alarm en landelijke politie is zo gering dat niet gezegd kan worden dat het lijstje van Hema in haar familiekalender een oorspronkelijk werk is. Het voorgaande betekent dat Hema inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Thoeris op het lijstje.
 
(…)

Slaafse nabootsing: 1.3. Weliswaar is verdedigbaar dat Hema zich op zijn minst heeft laten inspireren door de Family Survival Planner van Thoeris (en -zoals hiervoor reeds weergegeven- op sommige punten duidelijk aansluiting heeft gezocht bij de Family Survival Planner) maar dat neemt niet weg dat Hema op tal van andere punten -waarvoor verwezen kan worden naar hetgeen onder 4.2 is overwogen- is afgeweken van de Family Survival Planner, zodat bij een gemiddelde oplettende consument voorshands geen sprake is van verwarring. Daar komt bij dat de Family Survival Planner en de familiekalender niet in dezelfde winkel of via dezelfde website te koop zijn en de kalenders een aanzienlijk prijsverschil kennen. Nu voorshands geen sprake is van verwarring, kan de familiekalender niet als een slaafse nabootsing van de Family Survival Planner worden aangemerkt.

Lees het vonnis hier.

IEF 9327

Onvoldoende afwijking

Rechtbank Breda, 5 januari 2011, HA ZA 10-594, Michael Miller Fabrics c.s. tegen Nooteboom textiel B.V. (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE).

Auteursrecht. Dessins.  Gedaagde maakt middels uit China (“haar toeleverancier uit het verre oosten”) geïmporteerde kledingstoffen inbreuk op het auteursrecht van eisers m.b.t. kleding- en textieldessins. De dessins zijn aan te merken al auteursrechtelijk beschermde werken (“de gebruikte gangbare vormen zijn slechts als uitgangspunt genomen”) en de overeenstemmende ontwerpen van gedaagde wijken daarvan onvoldoende af om te kunnen oordelen dat van ontlening geen sprake is.  De inbreuk is gedaagde bovendien toe te rekenen: “van een grote onderneming (…) met activiteiten in een groot aantal Europese landen en met een lange historie in de stoffenbranche, mag worden aangenomen dat het haar als professional bekend is dat in de stoffenbranche ontlening voorkomt. Zij had het risico dat ontlening aan de orde was moeten uitsluiten, althans ten minste te verkleinen door zich te vergewissen van de oorsprong van de door haar ingekochte designs.”

3.10. De rechtbank is met Michael Miller Fabrics LLC c.s. van oordeel dat aan de vereiste voorwaarden is voldaan. Voor alle designs geldt dat geen sprake is van louter banale of triviale vormgeving. De wijze waarop Michael Miller Fabrics LLC c.s. met de gangbare vormen als uitgangspunt tot hun designs zijn gekomen vergt creatieve keuzes op het gebied van vormgeving, detaillering en kleurstelling. De designs dragen door die creatieve keuzes ten aanzien van vormgeving, detaillering en kleurstelling in onderling verband en samenhang bezien het persoonlijk stempel van de maker en zijn op deze wijze aan te merken als werk in de zin van de Auteurswet. Het is de rechtbank voorts niet aannemelijk geworden dat sprake is van ontlening. Als de door Nooteboom Textiel BV in het geding gebrachte voorbeelden van designs van derden al eerder in het openbaar zouden zijn gebracht geldt dat die designs met de designs slechts gemeenschappelijk hebben de gangbare vormen die Michael Miller Fabrics LLC c.s. als uitgangspunt heeft genomen.

3.12.3 (…) Doordat zoveel van het auteursrechtelijk beschermde werk is overgenomen nemen de door Nooteboom Textiel BV geschetste afwijkingen het beeld van een overeenstemmende totaalindruk niet weg. Er is derhalve onvoldoende afwijking in het design van Nooteboom Textiel BV om te kunnen oordelen dat van ontlening geen sprake is. (…).

3.12.4. Samenvattend geldt dat ten aanzien van alle designs van Michael Miller Fabrics LLC c.s. sprake is van ontlening behoudens ten aanzien van het design Flowery Stripes. De subsidiaire grondslag, te weten dat sprake is van slaafse nabootsing, is wat betreft dat design eveneens verworpen.

3.14 (…) De rechtbank is met Michael Miller Fabrics LLC C.S. van oordeel dat van een grote onderneming als Nooteboom Textiel BV, met activiteiten in een groot aantal Europese landen en met een lange historie in de stoffenbranche, mag worden aangenomen dat het haar als professional bekend is dat in de stoffenbranche ontlening voorkomt. Zij had het risico dat ontlening aan de orde was moeten uitsluiten, althans ten minste te verkleinen door zich te vergewissen van de oorsprong van de door haar ingekochte designs. De vraag hoe diepgaand Nooteboom Textiel BV zich in die oorsprong had moeten verdiepen kan onbesproken blijven. Nooteboom Textiel BV heeft immers in het geheel geen vragen gesteld aan haar toeleverancier uit het verre oosten. Waar zij dat wel had moeten doen luidt het oordeel dat het feit dat inbreuk is gemaakt naar de in het verkeer geldende opvattingen aan haar behoort te worden toegerekend.

Lees het vonnis hier meer afbeeldingen hier.

IEF 10775

Zone 80

Hof van Beroep Luik 10 januari 2011, Rolnr. 2006/RG/201 (ASBL Zone 80)

België. Auteursrecht radiopiraten. Een amateur radiostation (vzw) 'ZONE 80' zendt muziek uit zonder toestemming van de auteurs (lees: geen auteursrechten betalen). Hierdoor ontstaat er namaak (in de ruime zin van het woord), waardoor de auteurs op basis van art. 1382 BW de integrale vergoeding van hun schade (berekend aan de hand van de gebruikelijke tarieven van SABAM) kunnen bekomen. Daarenboven wordt een schadevergoeding van een extra 20% boven deze tarieven toegewezen, op basis van de de géografische reikwijdte van de zending en tercompensatie van de schending van het moreel recht van de auteurs.

Het enige argument dat de radiozender opwerpt is dat de betaling van deze auteursrechten zeer hoge kosten met zich meebrengen voor de organisators van een amateur radio. Dit is in deze kwestie weinig relevant.

Verder handelt het arrest over de verdeling van de aansprakelijkheid tussen de VZW en de zaakvoerder. Op te merken is dat de zaakvoerder al aan het uitzenden was alvorens de statuten van de VZW gepubliceerd werden. Voor de schade die voortvloeit uit deze periode is hij alleen aansprakelijk, voor de schade nadien is de VZW in principe aansprakelijk.
Maar zelfs na het ontstaan van de VZW kan de zaakvoerder aansprakelijk zijn t.a.v. derden indien hij een quasi-delictuele fout begaat (in de zin van art. 1382 BW).

De rechter in eerste aanleg beslist dus terecht tot een veroordeling in solidum van de schadevergoeding en kosten.

 

Ni P. B., ni l'ASBL n'a demandé et obtenu l'autorisation des auteurs dont les œuvres ont été diffusées sur les fréquences utilisées par cette radio amateur alors qu'aux termes de l'article 1er de la loi du 30 juin 1994 l'auteur d'une œuvre littéraire ou artistique a seul le droit de la reproduire et d'en autoriser la reproduction comme aussi de la communiquer au public par un procédé quelconque."

"Les atteintes portées au monopole de l'auteur constituent la contrefaçon. Faute aquilienne, la contrefaçon est classiquement sanctionnées devant les juridictions civiles par l'action quasi-délictuelle en dommages et intérêts"

"La contrefaçon est patente et les appelants entendent s'en affranchir uniquement en arguant de l'importance des frais à couvrir par les organisateurs d'une telle radio, tous bénévoles, ce qui n'est pas une excuse."

"Les appelants sont tenus de réparer le dommage qu'ils ont causé. L'article 1382 du Code civil oblige l'auteur d'une faute à réparer intégralement le dommage causé par celle-ci, le juge appliquant correctement cette disposition en procédant à une évaluation concrète du dommage qui en résulte pour la SABAM ( voir Cass 2.4.2008, Pas 2008, I, 807 ). Les tarifs des sociétés de gestion constituent un outil de référence fiable puisqu'ils reflètent les usages ayant cours dans la profession ( Bruxelles 27.4.2007, JLMB 2007, p. 1774 ). L'indemnité complémentaire de 20 % réclamée en sus du tarif proposé par l'intimée sur base de l'aire géographique de la diffusion peut se justifier. Elle sanctionne l'atteinte portée au droit moral de l'auteur ainsi que les démarches nécessaires à voir établir les fautes reprochées au contrefacteur."

"Pour la période antérieure à la création de l'ASBL, seul P. B. est fautif et tenu des dommages et intérêts."

"Dès lors que l'ASBL était constituée, elle est responsable des fautes imputables aux organes par lesquels s'exerce sa volonté. Il s'agit d'une responsabilité délictuelle fondée sur l'article 1382 du Code civil."

"Vis-à-vis des tiers, la responsabilité personnelle de l'administrateur peut également être engagée lorsque la faute commise est de nature quasi-délictuelle (...). A bon droit, le premier juge a donc appliqué la sanction solidairement aux appelants pour la période antérieure à la régularisation avenue en 2005 par la signature d'une convention avec l'intimée."
IEF 9320

Als één worden aangemerkt

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 december 2010, LJN: BO9287, Oracle Nederland B.V. tegen De Staat Der Nederlanden

Auteursrecht. Softwarelicenties. Kort geding. Aanbesteding inhuur ICT-personeel en levering softwarelicenties e.d. ten behoeve van meerdere ministeries. Anders dan eiseres kennelijk meent betreft de aanbesteding niet een "nieuw" ICT-systeem. De Staat moet als één worden aangemerkt. Dus geen onderscheid tussen de diverse ministeries, ook al opereren zij in de (aanbestedings)praktijk veelal als zelfstandige onderdelen van de Staat. Uitvraag van personeel met expertise ten aanzien van een bepaald merk is gerechtvaardigd in de zin van artikel 23 lid 11 Bao. 

Lees het vonnis hier.

IEF 9313

Traditionele aquaria en design aquaria

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 21 december 2010, KG ZA 10-1387, Reef-One Ltd. tegen Aquadistri B.V.

Auteursrecht. Modellenrecht. Aquaria. Kort geding als onderdeel van breder, internationaal, geschil. Reef-One is houdster van twee Gemeenschapsmodellen m.b.t. aquaria en verhandelt wereldwijd de zogenoemde biOrb-Life aquaria. Gedaagde Aquadistri heeft op de Dibevo-vakbeurs gesteld inbreukmakende aquaria tentoongesteld die afkomstig zijn van de Chinese firma Himat en worden aangeboden onder de naam visiOn.

Inbreuk auteursrecht aangenomen, inbreuk op modelrecht afwezen: “de modelbeschermwaardige trekken – die zij in dit kort geding heeft geadstrueerd met een verwijzing naar de door haar naar voren gebrachte auteursrechtelijk beschermde trekken – blijken onvoldoende uit deze Gemeenschapsmodelregistraties”

Auteursrecht:  4.2. (…) het auteursrecht op de biOrb-Life aquaria is gebaseerd op creatieve keuzes met betrekking tot de combinatie voor ieder van de biOrb-Life aquaria van de opake kunststof zij- en bovenkant (het meest kenmerkende element van de ontwerpen), de afgeronde hoeken, de hoogte/breedteverhouding, het kleurgebruik en de vormgeving van het deksel en de voet van het aquarium, zoals Reef-One voorshands geoordeeld terecht naar voren brengt. Naar voorlopig oordeel heeft, mede gelet op de in het geding gebrachte niet steekhoudend bestreden afbeeldingen van aquaria waarmee is beoogd een indruk te geven van het vormgevingsserfgoed, in ieder geval bedoelde combinatie van kenmerken een oorspronkelijk karakter die het persoonlijk stempel van de maker draagt en zijn de biOrb-Life aquaria te beschouwen als auteursrechtelijk beschermde werken. Het verweer van Aquadistri aan de hand van haar ter zitting getoonde beweerdelijke eigen ontwerpen voor aquaria met afgeronde hoeken in dit verband faalt, omdat deze voorshands geoordeeld in de verste verte niet in de buurt komen van het ontwerp van Reef-One, zodat hieraan geen betekenis wordt toegekend.

4.3. Aquadistri heeft voorts bestreden dat de totaalindruk van de visiOn aquaria te weinig afwijkt van de biOrb-Life aquaria, zoals Reef-One aanvoert. Voor de visiOn aquaria die onderwerp zijn van dit kort geding geldt evenwel dat zij zodanig met de biOrb-Life aquaria overeenkomen dat voorshands sprake is van ontlening. Voor de visiOn aquaria zijn naar voorlopig oordeel met name de in 4.2. genoemde auteursrechtelijk beschermde kenmerken (opake kunststof zij- en bovenkant, afgeronde hoeken, hoogte/breedte-verhouding, kleurgebruik, vormgeving van deksel en voet) van de rechthoekige biOrb-Life aquaria in belangrijke mate overgenomen, althans is onvoldoende afstand bewaard van deze auteursrechtelijk bechermde trekken van de biOrb-Life aquaria. De nog in enige mate van de totaalindruk van de ontwerpen van Reef-One afwijkende licht uitbollende opake zijvlakken zijn doorvoor naar voorlopig oordeel onvoldoende – mede gegeven de niet inhoudelijk steekhoudend bestreden stelling van Reef-One dat haar ontwerp gelet op het aquariavormgevingserfgoed uniek en bijzonder is.

4.5. De vraag of Aquadistri de visiOn aquaria reeds te koop heeft aangeboden (of zulks dreigt te gaan doen) is voor toewijzing van een auteursrechtinbreukverbod niet bepalend, zoals Aquadistri lijkt te menen. Onder de voorbehouden handelingen valt immers ook het zonder toestemming op een vakbeurs tentoonstellen of in een (product)catalogus opnemen van een met een werk overeenstemmend product. (…)

Modelrecht en onrechtmatig handelen: 4.7. Naar voorlopig oordeel heeft Aquadistri terecht aangevoerd dat onvoldoende uit de tekeningen van de Gemeenschapsmodellen blijkt dat sprake is van inbreuk daarop door de visiOn modellen. Anders gezegd: De door Reef-One ingeroepen modelbeschermwaardige trekken – die zij in dit kort geding heeft geadstrueerd met een verwijzing naar de door haar naar voren gebrachte auteursrechtelijk beschermde trekken – blijken onvoldoende uit deze Gemeenschapsmodelregistraties. Met name worden in de geregistreerde tekeningen geen openingen aan de bovenzijde getoond en is geen sprake van naadloze kunststof zijkanten. Dat alleen al volstaat voor afwijzing van het gevorderde Gemeenschapsmodelinbreukverbod in dit kort geding.

4.8. Reef-One heeft niet gesteld welk belang zij naast een auteursrechtinbreukverbod heeft bij een afzonderlijk verbod op grond van het gestelde onrechtmatig handelen – een vordering die zij ter zitting (uit de dagvaarding blijkt dat niet) als subsidiair heeft geken schetst. De daarop gebaseerde vorderingen zullen mitsdien al op deze grond worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9308

Het uitwisselen van auteursrechtelijk beschermde werken

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 22 december 2010, LJN: BO8239 (Strafzaak BREIN/e-donkey indexeringsites)
 
Auteursrecht. Strafrecht. ‘Het gerechtshof verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van een zevental verdachten in een strafzaak rond twee websites. Bezoekers van de betreffende websites gebruikten deze voor het uitwisselen van auteursrechtelijk beschermde werken. Aanleiding voor de strafvervolging door het openbaar ministerie vormde een dossier dat de FIOD-ECD in november 2004 van de stichting Brein had ontvangen. Door de verdediging was in hoger beroep aangevoerd dat het openbaar ministerie niet tot strafrechtelijke handhaving had mogen overgaan, maar civielrechtelijk had moeten optreden.

Bij de beoordeling daarvan heeft het hof acht geslagen op een zogenaamde Aanwijzing van het College van Procureurs-Generaal uit 2002. Daarin worden criteria genoemd voor strafrechtelijke handhaving door het openbaar ministerie in zaken waarin de verdenking bestaat van auteursrechtinbreuk. Volgens het hof blijkt uit het dossier niet dat er op het moment waarop de officier van justitie besloot tot de toepassing van dwangmiddelen jegens de verdachten sprake was van een redelijk vermoeden van schuld overeenkomstig de criteria als opgenomen in die Aanwijzing. Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat niet is gebleken dat na ontvangst van de dossiers van stichting Brein door of op last van het openbaar ministerie nader onderzoek heeft plaatsgevonden voordat het openbaar ministerie besloot tot strafrechtelijke handhaving over te gaan.

Al met al is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie in redelijkheid niet tot zijn vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen en door dat toch te doen de beginselen van een behoorlijke procesorde heeft geschonden. '

Lees het arrest hier (m.d.a. MvA).

IEF 9307

Overname van deze enkele trek

Hauck New AlphaRechtbank ’s-Gravenhage, 22 december 2010, HA ZA 08-1897, Firma Hauck GmbH & Co KG tegen Stokke A.S. c.s. (met dank aan Tobias Cohen Jehoram & Simone Kooij, De Brauw Blackstone Westbroek).

Auteursrecht. Tripp Trapp kinderstoel van Stokke tegen de New Alpha van Hauck (afbeelding). Eindvonnis (tussenvonnis: Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 maart 2010, IEF 873). Inbreuk aangenomen op grond van de door het Hof Den Haag vastgestelde criteria (zie IEF 9132). Geen inbreuk op de morele rechten (verminking) van de ontwerper van de Tripp Trapp. Eerst even voor jezelf lezen.

Auteursrecht: 3.6. In het licht van de hiervoor genoemde uitgangspunten vormt de New Alpha een verveelvoudiging in ongewijzigde vorm van het Tripp Trapp-ontwerp. Evenals de in het arrest van het hof aan de orde zijnde Bambino, ten aanzien waarvan ook Hauck van mening is dat deze stoel "(vrijwel) identiek is" aan de New Alpha (positum 42 dagvaarding), vertoont de New Alpha in ieder geval één van de auteursrechtelijk beschermde trekken van de Tripp Trapp, te weten de schuine staanders waarin rugleuning, zitting en voetenplank zijn verwerkt, zodanig dat van opzij gezien deze elementen wegvallen tegen de achterwaarts hellende staanders. De ruime beschermingsomvang die het hof aan het Tripp Trapp-ontwerp toekent, brengt met zich dat, ook al verschillen de totaalindrukken in die zin dat de L-vorm van staander en ligger in de New Alpha niet aanwezig is, overname van deze enkele trek al tot auteursrechtinbreuk leidt omdat de totaalindrukken die de Tripp Trapp en de New Alpha maken te weinig verschillen voor het oordeel dat de New Alpha als een nieuw en oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt. Hieruit volgt tevens dat een vermoeden van ontlening kan worden aangenomen, waarbij geldt dat Hauck niets ter ontzenuwing daarvan heeft gesteld. Integendeel, ter comparitie heeft Hauck verklaard dat zij niet ontkent het ontwerp van Stokke te hebben nagevolgd. De rechtbank is aldus van oordeel dat de New Alpha inbreuk maakt op het auteursrecht van de Tripp Trapp.

Persoonlijkheidrechten: 3.12. Uitgangspunt bij de beoordeling van een beroep op artikel 25 lid 1 sub c en d Aw is of er sprake is van een zodanige verminking dat deze nadeel kan toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid (sub d), dan wel of de maker zich in redelijkheid kan ventten tegen de wijziging van zijn werk (sub c). De nadruk ligt hier dus op de auteur en niet op diens werk. Voorts is er op voorhand minder aanleiding tot inbreuk als hier aan de orde te constateren, indien het - zoals hier - gaat om reproducties/massaproducties en niet om authentieke kunstvoorwerpen waarvan slechts één of enkele exemplaren bestaan. In het onderhavige geval is niet, althans onvoldoende, aannemelijk geworden dat de naam van Opsvik bij het publiek bekend is en geassocieerd wordt met de Tripp Trapp-stoel. Bovendien kan niet gezegd worden dat de vormgeving van de New Alpha een verminking van het ontwerp van de Tripp Trapp oplevert. Het gaat om aangebrachte wijzigingen die op zichzelf geen andere dimensie aan het ontwerp van Opsvik geven en evenmin aan de kwaliteiten van Opsvik als industrieel ontwerper afbreuk doen. In dit licht valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, bovendien niet in te zien dat er sprake is van een wijziging van Opsviks werk waartegen hij zich in redelijkheid kan verzetten. De persoonlijkheidsrechten van Opsvik zijn derhalve niet geschonden.

Lees het vonnis hier.

IEF 9306

Geen uitdrukkingswijze van een computerprogramma

HVJ EU, 22 december 2010, zaak C-393/09, Bezpečnostní softwarová asociace (de BSA)  tegen Ministerstvo kultury (prejudiciële vragen Nejvyšší správní soud, Tsjechië)

Auteursrecht. Antwoord op prejudiciële vragen met betrekking op de grafische gebruikersinterface ('die doorgaans met de term „look and feel” wordt aangeduid,' dat wat je ziet, kort gezegd) van een computerprogramma. ‘Deze interface beoogt een interactieve band tussen het programma en de gebruiker ervan te creëren. Hij maakt een intuïtiever, vlotter gebruik van het programma mogelijk, bijvoorbeeld door op het scherm bepaalde iconen of symbolen te tonen.’

De grafische gebruikersinterface vormt volgens het Hof geen uitdrukkingswijze van een computerprogramma vormt in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250 en valt niet onder de auteursrechtelijke bescherming die deze richtlijn aan computerprogramma’s toekent. Niettemin kan een dergelijke interface als werk wel onder de auteursrechtelijke bescherming vallen van richtlijn 2001/29, indien hij een eigen intellectuele schepping van zijn auteur vormt. Het tonen van een grafische gebruikersinterface tijdens een televisie-uitzending vormt geen mededeling van een auteursrechtelijk beschermd werk aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29.

40. De grafische gebruikersinterface is met name een interactieve interface, die communicatie mogelijk maakt tussen het computerprogramma en de gebruiker ervan.

41. In die omstandigheden kan het computerprogramma niet worden gereproduceerd op basis van de grafische gebruikersinterface, maar vormt deze interface louter een element van het programma dat de gebruikers de mogelijkheid biedt om dit programma optimaal te gebruiken.

42. Hieruit volgt dat deze interface geen uitdrukkingswijze van een computerprogramma vormt in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250, zodat hij niet onder de bijzondere auteursrechtelijke bescherming valt die deze richtlijn aan computerprogramma’s verleent.

(…)

45. Het Hof heeft geoordeeld dat het auteursrecht in de zin van richtlijn 2001/29 slechts geldt met betrekking tot een werk dat oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan (zie in die zin met betrekking tot artikel 2, sub a, van richtlijn 2001/29, arrest Infopaq International, reeds aangehaald, punten 33‑37).

46. Bijgevolg kan de grafische gebruikersinterface als werk auteursrechtelijke bescherming genieten, indien hij een eigen intellectuele schepping van zijn auteur is.

47. Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of dit in de voor hem dienende zaak het geval is.

48. Bij zijn beoordeling dient de nationale rechter met name rekening te houden met de schikking en de specifieke configuratie van alle onderdelen van de grafische gebruikersinterface, teneinde vast te stellen welke daarvan het oorspronkelijkheidscriterium vervullen. In dit verband voldoen onderdelen van de grafische gebruikersinterface die louter worden gekenmerkt door hun technische functie, niet aan dit criterium.

49. Zoals de advocaat-generaal in de punten 75 en 76 van zijn conclusie aangeeft, is aan het oorspronkelijkheidscriterium immers niet voldaan wanneer de uitdrukking van deze onderdelen door hun technische functie wordt bepaald, aangezien de verschillende manieren om een idee uit te voeren dan zodanig beperkt zijn dat het idee samenvalt met de uitdrukking ervan.

50. In een dergelijk geval kan de auteur door middel van de onderdelen van de grafische gebruikersinterface onmogelijk uitdrukking geven aan zijn creatieve geest en tot een resultaat komen dat een eigen intellectuele schepping vormt.

(…)

57. Wanneer een grafische gebruikersinterface echter tijdens een televisie-uitzending wordt getoond, nemen de televisiekijkers op zuiver passieve wijze kennis van deze interface, zonder dat zij hierin kunnen ingrijpen. Zij kunnen dus geen gebruik maken van de functie van voornoemde interface, die erin bestaat interactie tussen het computerprogramma en de gebruiker ervan mogelijk te maken. Aangezien de grafische gebruikersinterface, wanneer hij tijdens een televisie-uitzending wordt getoond, niet beschikbaar wordt gesteld aan het publiek, waardoor de leden van dat publiek toegang zouden verkrijgen tot het wezenlijke bestanddeel van deze interface, namelijk de interactie met de gebruiker, vindt er geen mededeling van de grafische gebruikersinterface aan het publiek plaats in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29.


Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

1) De grafische gebruikersinterface vormt geen uitdrukkingswijze van een computerprogramma in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s, en valt niet onder de auteursrechtelijke bescherming die deze richtlijn aan computerprogramma’s toekent. Niettemin kan een dergelijke interface als werk wel onder de auteursrechtelijke bescherming vallen van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, indien hij een eigen intellectuele schepping van zijn auteur vormt.

2) Het tonen van een grafische gebruikersinterface tijdens een televisie-uitzending vormt geen mededeling van een auteursrechtelijk beschermd werk aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29.

Lees het arrest hier.

IEF 9301

Inbreuk door Europese Commissie

Gerecht EU, 16 december 2010, zaak T-19/07, Systran and Systran Luxembourg  tegen Europese Commissie (Met dank aan Benjamin Docquir, Simont Braun en ITenRecht.nl).

Auteursrecht. Uitspraak nog slechts beschikbaar in de Franse taalversie. Europese Commissie veroordeeld tot betaling van € 12.001.000 schade aan Systran wegens inbreuk auteursrecht op vertaalsoftware.

Systran of voorgangers ervan hadden opeenvolgende contracten met de Commissie gesloten, al sinds 1975. De Commissie was blijkbaar de mening toegedaan dat zij bepaalde IE rechten op de software had verkregen, en initieerde een openbare aanbesteding voor het verbeteren van de software. De verzoekende partijen (Systran) beroepen zich op de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Commissie, omwille van schending van hun auteursrecht en know-how, en er is dus een interessante discussie rond de bevoegdheid/rechtsmacht van het Gerecht in contractuele/niet-contractuele aangelegenheden (par. 57-128).

Het Gerecht analyseert vervolgens de mate van gelijkenis of overname uit de Systran programma’s naar de software die door de Commissie wordt gebruikt (par. 137-157), en concludeert dat er inbreuk op het auteursrecht wordt gepleegd. De “historische” contracten tussen de partijen houden geen uitdrukkelijke overdracht van de auteursrechten, hoewel de Commissie in feite een deel van de ontwikkeling van de software heeft betaald.

De schadevordering van Systran wordt gedeeltelijk toegewezen op basis van voornamelijk een forfaitaire raming van (i) royalties die de Commissie had moeten betalen (7 miljoen euro), (ii) de bijkomende schade, i.e. de negatieve impact van het optreden van de Commissie op de omzet en de groei van Systran tussen 2004 en 2010.

Lees het arrest hier.