Auteursrecht  

IEF 9294

De evidente bereidheid

Vzr.Rechtbank Arnhem, 12 november 2010, LJN: BO7612, Mejawa Holding B.V. tegen Haspel Productontwikkeling B.V.

Opheffingskortgeding  na ex parte m.b.t. auteursrecht op deurdrangers en conservatoir bewijsbeslag. “Ter beantwoording staat de vraag of de reactie van Mejawa Holding op de sommatie van Haspel van 17 september 2010 het ex parte bevel rechtvaardigde. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord.”

4.6.  Uit de hiervoor onder 2.8 vermelde e-mailberichten van 21, 23 en 24 september 2010 en de bijbehorende bijlagen volgt de evidente bereidheid van Mejawa Holding om de productie en verhandeling van de in China geproduceerde deurdrangers geheel te staken, de voorraad te (laten) vernietigen, inzicht te verschaffen in de door haar behaalde winst, deze winst af te dragen en om (een deel van de) advocaatkosten te vergoeden. Daarmee is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gegeven dat Haspel wilde voldoen aan de door haar gestelde sommatie. Zulks vindt ook steun in de onder 2.17 geciteerde e-mail van Mejawa Holding van 1 oktober 2010. Dat daarmee niet ten volle was voldaan aan de stricte letter van alle onderdelen van de sommatie, neemt niet weg dat onder die omstandigheden in ieder geval niet kan worden volgehouden dat Haspel op 28 september 2010 nog een spoedeisend belang had bij een ex parte bevel, terwijl evenmin kan worden gezegd dat er gegeven de reactie van Mejawa Holding nog onherstelbare schade dreigde door (verdere) inbreuk op het eventuele auteursrecht van Haspel op de deurdrangers. Het is aan Haspel om dit aannemelijk te maken en daarin is zij bepaald niet geslaagd.

4.7.  Het voorgaande leidt reeds tot de conclusie dat de voorzieningenrechter voldoende grond aanwezig acht de beschikking van deze rechtbank van 29 september 2010 houdende het ex parte bevel te herzien. Dat impliceert dat de vordering onder 3.1 primair onder a) toewijsbaar is, met uitzondering van de gevorderde herroeping. Daarvoor bestaat geen grondslag. De aard van de beschikking ex artikel 1019e lid 1 Rv. verzet zich tegen een herroeping daarvan, omdat lid 3 van dat artikel immers al voorziet in de mogelijkheid tot het vorderen van herziening van die beschikking. De ex parte beschikking van deze rechtbank van 29 september 2010 zal worden herzien zoals hierna is weergegeven in het dictum.

(…) 4.13.  Reeds uit hetgeen onder 4.6 ten aanzien van de vordering tot herziening van de ex parte beschikking is overwogen, volgt dat óók de beslagen als geheel onnodig gelegd moeten worden opgeheven.

Lees het vonnis hier.

IEF 9289

Minder ingrijpende mogelijkheden

Gerechtshof Amsterdam, 14 december 2010, LJN BP7309 zaaknr. 200.051.728/01 KH, Ziggo B.V. tegen 123 Video B.V. (met dank aan John Allen & Rogier Stevens, NautaDutilh).

Auteursrecht. Vrijwaring. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep (Vzr. Rechtbank Amsterdam, 29 oktober 2009, IEF 8312). Een ‘uploader’ plaatst een aantal erotische video’s op user genereated video website 123video.nl. De auteursrechthebbende m.b.t. de video’s, Kim Holland Productions, dagvaardt Ziggo, betrekt de uploader in vrijwaring in de procedure en vordert i.c. afgifte van de NAW-gegevens van provider Ziggo. Het hof oordeelt dat 123 Video met het oog op de belangen van Ziggo onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden bestonden om de NAW-gegevens te achterhalen.

Het hof stelt vast dat het in casu gaat om de vraag of Ziggo een buitencontractuele meldingsplicht m.b.t. NAW-gegevens heeft. Voor het kunnen aannemen van zo'n plicht is beslissend of Ziggo in de concrete omstandigheden van het geval onrechtmatig jegens 123Video handelt door de NAW-gegevens niet te verstrekken. Daarbij komt het aan op een nauwgezette afweging van alle betrokken belangen. Het hof weegt vervolgens de belangen van beide partijen af.

Enerzijds het belang van 123Video: het in vrijwaring kunnen oproepen van de gebruiker van het e-mailadres, anderzijds dat van Ziggo: de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van haar abonnee, het gevaar van reputatieschade voor Ziggo zelf en het risico aansprakelijk te worden gesteld door abonnees.
 
Omdat 123 Video niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden bestonden om de NAW-gegevens te achterhalen (ze had volgens het hof op grond van de met de gebruiker gevoerde e-mailcorrespondentie en de bij de inschrijving verkregen gegevens een deurwaarder kunnen inschakelen die in staat zou zijn geweest het juiste adres van de gebruiker te achterhalen) moeten de belangen van Ziggo bij het niet verstrekken van de NAW-gegevens prevaleren. Het door Ziggo verstrekken van de NAW-gegevens is niet noodzakelijk voor de behartiging van 123 Video's belang en Ziggo handelt derhalve niet in strijd met de in het maatschappelijk verkeer van haar te vergen zorgvuldigheid door te weigeren de NAW-gegevens aan 123 Video te verstrekken.
 
Lees het arrest hier, DomJur 2011-766, hier.

IEF 9288

In het huidige stadium

Rechtbank ’s-Gravenhage, vonnis in incident van 8 december 2010, HA ZA 10-3184, Stichting BREIN tegen Ziggo B.V. 7 XS4ALL Internet B.V. (met dank aan Kim Mulder, Howrey).

Auteursrecht. Vonnis in incident. ZIGGO vordert aanhouding i.v.m. de gesteld overeenstemmende Belgische zaken (o.a. IEF 8974) subsidiair het stellen van prejudiciële vragen door de rechtbank Den Haag in de bodemprocedure over de gevorderde blokkering door Ziggo c.s. van toegang tot The Pirate Bay (zie voor KG: IEF 8988). Vorderingen afgewezen. In citaten:

2.4. Ondanks het feit dat de beheerders van The Pirate Bay zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk zijn veroordeeld hun onrechtmatige gedragingen te staken, is de website nog altijd bereikbaar voor Nederlandse gebruikers (…) teneinde verdere schade te voorkomen, vordert Brein primair dat Ziggo de toegang tot The Pirate Bay voor haar abonnees blokkeert en geblokkeerd houdt.

4.1. Ten aanzien van de primaire grondslag van de vordering van Ziggo, stelt de rechtbank vast dat Ziggo de relevantie van het antwoord op de prejudiciële vragen in de Belgische zaken voor de onderhavige kwestie slechts summier heeft onderbouwd. In ieder geval heeft Ziggo verzuimd aan te geven waarom de procedure al in het huidige stadium, waarin nog niet is uitgeconcludeerd, aangehouden zou dienen te worden. Voor zover de rechtbank zou menen dat zij zich geen oordeel over de kwestie kan vormen zonder het oordeel van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de Belgische zaken af te wachten of - de subsidiaire grondslag - zelf prejudiciële vragen te stellen zou dit - zoals Brein terecht stelt - eerst aan de orde komen nadat de zaak is uitgeconcludeerd. In dit stadium is dat prematuur. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding, nog afgezien van het feit dat Ziggo niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waar de door haar gewenste prejudiciële vragen betrekking op zouden moeten hebben.

Lees het vonnis hier.

IEF 9284

In het kader van zijn dienstbetrekking

Staatscourant Jaargang 2010, nr. 19909. Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 december 2010 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Dagbladjournalisten.

Artikel 8.5 Auteursrecht 1

a. Onverminderd het in artikel 4.1 lid 2 sub i bepaalde geldt dat indien van een door een journalist in het kader van zijn dienstbetrekking gemaakt werk een ander gebruik wordt gemaakt dan ten behoeve van het blad of bladen waarvoor de journalist krachtens zijn arbeidsovereenkomst is aangesteld, daarvoor toestemming is vereist van zowel uitgever als journalist.

b. Onder werken ten behoeve van het blad of bladen waarvoor de journalist krachtens zijn arbeidsovereenkomst is aangesteld, wordt ook verstaan werken waarvan gebruik gemaakt wordt binnen enigerlei vorm van vast redactioneel samenwerkingsverband.

c. Het onder a bedoelde en hierna in de leden 2 en 3 verder uitgewerkte vereiste blijft ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst van kracht.
2. Indien een journalist een ander gebruik wil maken van zijn in dienstverband tot stand gekomen werk dan voor het blad of de bladen waarvoor hij is aangesteld, mag de uitgever zijn toestemming tot verder gebruik slechts onthouden, als de normen van artikel 8.4 voor medewerking aan andere publiciteitsorganen niet in acht worden genomen.

3.
a. Indien een uitgever een ander gebruik van het werk van een journalist wil maken dan voor het blad of bladen waarvoor deze is aangesteld, mag de journalist zijn toestemming tot verder gebruik slechts onthouden:

1e. hetzij om redenen van principiële aard, verband houdende met het journalistieke karakter, de aard of richting van het andere publiciteitsorgaan;

2e. hetzij als hem geen redelijke vergoeding wordt aangeboden.

b. Indien de uitgever aan de journalist een redelijke vergoeding aanbiedt, en in redelijkheid niet kan weten of vermoeden dat de journalist het in het vorige lid sub 1 genoemde bezwaar zal aanvoeren, behoeft hij in spoedeisende gevallen geen toestemming vooraf van de journalist.

c. Voor de bepaling van wat een redelijke vergoeding is wordt gelet op hetgeen bij de betrokken onderneming gebruikelijk is, voor zover dit niet te ver in ongunstige zin afwijkt van hetgeen bij andere ondernemingen gebruikelijk is.”

Lees de gehele CAO hier.

IEF 9283

Het repertoire van Buma

Rechtbank Almelo, 1 december 2010, LJN: BO6521, Buma tegen Gedaagde

Auteursrecht. Buma-verstekzaak. ‘Gedaagde exploiteert een café, brengt daar muziek ten gehore zonder daarvoor te betalen.’
 
3. Buma stelt dat gedaagde, ondanks diverse uitdrukkelijke aanmaningen, zich niet heeft voorzien van auteursrechtelijk vereiste toestemming om de tot het repertoire van Buma behorende composities openbaar te maken, terwijl moet worden aangenomen dat bij het ten gehore brengen van muziek in het door gedaagde geëxploiteerde cafe in Almelo regelmatig van het Buma–repertoire gebruik wordt gemaakt. Op 18 augustus 2010 is de onderneming van [gedaagde] bezocht door een medewerker van Buma. Tijdens dit bezoek is door deze medewerker een inbreuk op de door Buma beheerde werken geconstateerd (“Need You Now” en “Love is like a Heatwave”).

4. Nu [gedaagde] niet ter zitting is verschenen moeten deze feiten en omstandigheden als vaststaand worden aangenomen. Deze omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat het gevorderde kan worden toegewezen, met dien verstande dat aan het totaal van de te verbeuren dwangsommen een maximum wordt verbonden.

Lees het vonnis hier.

IEF 9282

Niet als eerste product in die soort op de mark gebracht

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 9 december 2010, KG ZA 10-2030 P/PV, X. tegen Uitgeverij Jaap c.s. (met dank aan Aron Das Gupta, VMW Taxand).

Slaafse nabootsing. Gedaagde, voormalig eindredactrice van het opgeheven tijdschrift ‘Oncology News International’ (ONI 1) begint voor zichzelf onder de naam ‘Oncologie Up-to-date’ en haar voormalige directeur, die na haar uitgave het oude Oncology News International bij een andere uitgever is gaan uitgeven (ONI 2), stelt dat er sprake is van verwarringwekkende slaafse nabootsing. De voorzieningenrechter oordeelt anders en stelt dat het door gedaagden uitgegeven magazine geen (onrechtmatige) slaafse nabootsing van het door eiser uitgegeven magazine. Rechten en tijdsverloop staan aan een andersluidend oordeel in de weg. De door eiser bij dagvaarding gestelde, maar ter zitting ingetrokken inbreuk op merkenrecht wordt wel meegenomen in de 1019h proceskostenveroordeling.

4.2. Voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing geldt evenwel als primaire vereiste dat men kan aantonen dat men als eerste het desbetreffende product op de markt heeft gebracht en dat anderen dat product navolgen. Niet in geschil is echter dat bet magazine ONI 2 een vervolg is op het magazine ONI zoals dat in eerste instantie is uitgegeven door CMP en dat CMP auteursrechthebbende is op ONI. CMP is geen partij in deze procedure, noch heeft X aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij mede namens CMP in deze procedure optreedt dan wel zelfstandig een recht op ONI kan doen gelden. Dat X bij CMP met de uitgave van ONI was belast maakt dat niet anders. Dat betekent niet dat hij daarmee een persoonlijk recht ten aanzien van het magazine ONI heeft verworven, Uit de overgelegde stukken blijkt niet meer dan dat X werknemer in dienst van CMP is geweest, zodat de rechten ten aanzien van ONI voorshands nog steeds bij zijn voormalige werkgever CMP berusten.

4.3. Uit het voorgaande volgt dat X voorshands alleen, en dan ook nog indirect via DelOrme Group dan wel Van Zuiden die ook geen partij zijn in deze procedure, mogelijk rechten kan doen gelden op ONI 2. Voorafgaande aan de uitgifte van ONI 2 in juni 2010 waren echter reeds ONI en Oncologie Up-to-date uitgegeven, zodat ONI 2 daarmee niet als eerste product in die soort op de mark is gebracht. Daarmee is reeds aan een primaire voorwaarde om een beroep op slaafse nabootsing te kunnen laten slagen niet voldaan. Gelet hierop is op dit moment niet aannemelijk dat de vorderingen van X  in een bodemprocedure zullen worden toegewezen. De vorderingen van -X zijn daarmee in dit kort geding niet toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 9265

Geen specifieke ambush-wetten

Handelingen Tweede Kamer, aanhangselnummer 612.  Antwoorden minister Schipper (VWS) op vragen van het Lid Leijten (SP) over de gespreksverslagen en afspraken tussen de beoogde speelsteden en het ministerie over het WK-Bid.

Antwoord 12:  Vooropgesteld wordt dat Nederland geen specifieke ambush-wetten kent. Nederlandse wetgeving bevat wel bepalingen waarmee commerciële rechten civielrechtelijk worden beschermd. Zoals gemeld in het verslag van het schriftelijk overleg (Kamerstukken II 32 371, nr. 8) kan dat in beginsel op drie manieren, namelijk via wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendomsrecht (waaronder auteursrecht en merkenrecht), via wetgeving inzake oneerlijke mededinging (zoals oneerlijke handelspraktijken en misleidende reclame) en via de onrechtmatige daad. Inbreuken op het auteursrecht en het merkenrecht kunnen daarnaast ook strafrechtelijk worden gesanctioneerd. Uitgangspunt hierbij is dat strafrechtelijke handhaving een ultimum remedium is dat alleen wordt toegepast bij die inbreuken waardoor het algemeen belang wordt getroffen.

Het dragen van kleding van een concurrerend merk als zodanig leidt niet tot een auteursrecht- of merkinbreuk. Indien het ontwerp van de kleding is gekopieerdkan wel sprake zijn van een auteursrechtinbreuk. Ook mag niet ten onrechte het FIFA-embleem op de kleding worden aangebracht.

Ik herhaal hierbij de opvatting van mijn ambtsvoorganger dat mocht na toewijzing van het WK aan Nederland en België in de daarop volgende jaren aanvullende wetgeving alsnog nodig blijken, daartoe uiteraard de gebruikelijke parlementaire weg gevolgd zal worden.

Lees de antwoorden hier.

IEF 9264

Het downloaden van materiaal

Kamervragen nr. 2010Z18483. Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over twee recente gerechtelijke uitspraken over de thuiskopieheffing en downloaden. (Ingezonden 3 december 2010).

1. Wat is uw reactie op twee recente gerechterlijke uitspraken, namelijk over de thuiskopieheffing en over het strafbaar stellen van het verwijzen naar downloadbare bestanden?

2. Hoe interpreteert u de gerechtelijke uitspraak over de thuiskopieheffing? Bent u het eens met de uitspraak dat de thuiskopieheffing bedoeld is als vergoeding voor het downloaden van materiaal? Zo ja, hoe groot acht u de kans dat de kopieerheffing wordt uitgebreid door deze uitspraak?

3. Hoe interpreteert u de gerechtelijke uitspraak over het strafbaar stellen van het verwijzen naar downloadbare bestanden? Hoe oordeelt u over het feit dat de rechter het verwijzen naar downloadbare bestanden strafbaar heeft gesteld? Is hier naar uw mening een mogelijke tegenstelling met een eerdere gerechtelijke uitspraak in de zaak Minninova, zoals in het artikel gesuggereerd wordt? Wat is uw oordeel over deze tegenstelling?

4. Welke maatregelen kunt u nemen om de ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige en klantvriendelijke legale downloadmogelijkheden te stimuleren?

Lees de Kamervragen hier.

IEF 9261

Twee grote gebaren

Herman Cohen Jehoram, emeritus hoogleraar Recht van de Intellectuele Eigendom, UvA: Voorontwerp auteurscontractenrecht. Twee grote gebaren. Eerder verschenen in IER 2010/5, pp. 433-435.

“De geschiedenis van dit voorontwerp reikt in feite terug tot 1972, toen een eerste voorontwerp terzake werd gepubliceerd: titel 7.8 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek ‘Uitgave van werken’. Voor deze geschiedenis moge ik verwijzen naar mijn artikel in dit tijdschrift ‘Komend auteurscontractenrecht’ uit 2008.  Mijn slotzin aldaar luidde: ‘Een mogelijke regeling van het auteurscontractenrecht is nu van vele kanten belicht en de tijd lijkt rijp om tot wetgeving over te gaan.’ De eerste stap tot deze wetgeving is nu gezet met de publicatie van een voorontwerp, dat op 1 juni 2010 in openbare consultatie is gebracht.

(…) Het voorontwerp voorziet in twee belangrijke ingrepen in het vermogensrecht: de bepalingen omtrent de onoverdraagbaarheid van het auteursrecht tijdens het leven van de maker en de iedere vijf jaar opzegbaarheid van een exclusieve licentie. Dit kan leiden tot aanzienlijke schade bij exploitant én maker. De desbetreffende bepalingen dienen geschrapt te worden.

Artikel 25 b lid 4 geeft de exploitant de noodzakelijke eigen rechten tot uitoefening van zijn bevoegdheden. Het verdient de voorkeur om de voorgestelde wettekst te vervangen door de veel elegantere formulering van dezelfde regel in het voorontwerp van Boek 7 Nieuw Burgerlijk Wetboek uit 1972.

Volgens een artikel 25 c heeft de maker recht op een billijke vergoeding. Beter lijkt terzake de bepaling uit het meergenoemde voorontwerp uit 1972 dat in hoofdzaak dezelfde regel kent, maar dan nuanceert met ‘tenzij iets anders is overeengekomen of het gebruik iets anders meebrengt’.

Het voorontwerp vervolgt met de bepaling dat een vergoeding geacht wordt billijk te zijn indien de hoogte daarvan is vastgesteld door de Minister van Onderwijs na een gezamenlijk verzoek van verenigingen van makers en exploitanten, dat een gezamenlijk gedragen advies inzake de billijke vergoedingen bevat. De overheid wordt hier ingeschakeld om de kartelautoriteiten te doen geloven dat het niet de marktpartijen zelf zijn die de tariefafspraak gemaakt hebben. Naar mijn mening zijn deze autoriteiten mans genoeg om door deze schijnconstructie heen te kijken. Dan is het beter om open kaart te spelen, zoals dat ook sinds jaar en dag in Duitsland gebeurt, waar de hier bedoelde tariefafspraken zijn onttrokken aan de bepalingen van het mededingingsrecht. Dit heeft nooit moeilijkheden met de Europese autoriteiten opgeleverd.”

Lees het volledige artikel hier.

IEF 9256

Decoratieve gebakjes & taarten

Siertaaarten - Promotion DesignRechtbank Dordrecht, 25 november 2010, KG ZA 10-253, Promotion Design tegen Appletree (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE). 

Auteursrecht. Siertaarten en siergebak. De eerdere vaststellingsovereenkomst laat geen ruimte om dwaling aan te nemen omtrent de auteursrechtelijke beschermingsomvang van de siertaarten van eiseres (afbeelding).

4.3. Aan de vraag of sprake is van een inbreuk op het auteursrecht van Promotion Design of van slaafse nabootsing komt de voorzieningenrechter niet meer toe. Aan de wilsovereenstemming doet niet af dat bij Appletree na het sluiten van de overeenkomst is gaan betwisten dat het siergebak van Promotion Design bescherming geniet op grond van het auteursrecht dan wel op grond van het verbod op slaafse nabootsing. Dat doet niet af aan de rechtsgeldigheid van de reeds gesloten de vaststellingsovereenkomst. Zelfs indien aangenomen zou mogen worden dat de bescherming die Promotion Design inroept onterecht is en in strijd is met dwingende wetsbepalingen, dan nog kan dat Appletree niet baten. Een vaststelling ter beëindiging van onzekerheid of geschil op vermogensrechtelijk gebied is immers geldig ook als zij in strijd mocht blijken te zijn met dwingend recht. Dit zou anders zijn als de vaststelling tevens naar inhoud of strekking in strijd komt met de goede zeden of de openbare orde, maar daaromtrent is door Appletree niets gesteld (art.7:902 BW). Partijen kunnen een te respecteren belang hebben om, in geval van onzekerheid of geschil, in der minne - buiten de rechter om - een oplossing te bereiken, ook als hun problemen met dwingend recht verweven blijken te zijn. Gegeven het feit dat ook over de toepassing van dwingend recht in veel gevallen in redelijkheid verschil van mening mogelijk is, kan dit verkeersbelang niet worden gehonoreerd indien de overheidsrechter die de in een vaststelling neergelegde toepassing of niet-toepassing van een regel van dwingend recht onjuist vindt, dit steeds zou moeten corrigeren (TM, p. 114011; MvA, Kamerstukken I 1992/93, 17 779, nr. 95b, p. 3). Tegen deze achtergrond verdient de stelling van Appletree dat zij heeft gedwaald omtrent de auteursrechtelijke beschermingsomvang en de regels van slaafse nabootsing geen honorering in rechte. Het is bovendien vaste rechtspraak dat een dergelijke "rechtsdwaling" slechts onder bijkomende omstandigheden kan worden gehonoreerd en die zijn niet gesteld of gebleken.

Lees het vonnis hier.