Auteursrecht  

IEF 3698

Zonder stemming

Handelingen nr. 46, pag. 2737-2737, 2e Kamer. Behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet adviesstelsel Justitie in verband met de permanente instelling van de commissie auteursrecht (30868)

“Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet adviesstelsel Justitie in verband met de permanente instelling van de commissie auteursrecht (30868). Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.”

Lees de handelingen hier.

IEF 3697

De auteursrechten op muziek

Kamervragen, vraagnr. 2060709910, 2e Kamer. Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de ministers van Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de auteursrechten op muziek.

O.a: “Wat is uw mening over het bericht dat de Europese organisaties voor auteursrechten op muziek de Europese Commissie hebben aangeboden om de huidige territoriale beperkingen op te heffen?”

Lees alle vragen hier.

IEF 3696

Auteursrechttribunaal

Kamerstuk 30800 XIII, nr. 44, 2e Kamer. Brief van de minister van Justitie betreft reactie op de motie Aptroot met betrekking tot collectieve beheersorganisaties Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2007

Op 24 oktober 2006 heeft de Tweede Kamer een motie met betrekking tot collectieve beheersorganisaties aangenomen, waarin de regering wordt verzocht voor 1 maart 2007 met voorstellen te komen waarmee transparantie en goed beheer worden afgedwongen en in toereikend toezicht is voorzien. Hiermee bericht ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken, dat het kabinet op drie wijzen uitvoering aan de motie zal geven. 

1. Verbreding en aanscherping van het toezicht op collectieve beheersorganisaties
Inmiddels is een concept-wetsvoorstel ter consultatie aan een twintigtal organisaties voorgelegd, waarmee het huidige toezicht op de kwaliteit van collectieve beheersorganisaties zowel wordt versterkt als verbreed

2. Mededingingstoezicht. Volgens de NMa is daarom een meer specifieke vorm van toezicht op de tarieven van collectieve beheersorganisaties wenselijk, bijvoorbeeld door goedkeuring vooraf door een toezichthouder of via geschillenbeslechting of eventueel op nog een ander wijze.

3. Auteursrechttribunaal. In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum van het Ministerie van Justitie wordt daarom door prof. mr. D.J.G. Visser (Universiteit Leiden) in samenwerking met prof. mr. P.B. Hugenholtz (Universiteit van Amsterdam) onderzoek verricht naar de juridische mogelijkheden, de praktische haalbaarheid en de maatschappelijke wenselijkheid van een soort auteursrechttribunaal in Nederland.

Lees de gehele brief hier.

IEF 3695

Europa

Nu.nl bericht dat “het downloaden van auteursrechtelijk materiaal blijft toegestaan in de Europese Unie. VVD-Europarlementariër Toine Manders diende in december een voorstel in om consumenten die inbreuk maken op iemand auteursrecht te vervolgen voor heling, maar dat plan heeft het bij een stemming dinsdag niet gehaald.”

Lees hier meer.

Tweakers bericht aansluitend: "Hulp bij inbreuk intellectueel eigendom is misdrijf. Een juridisch comité van het Europese Parlement heeft zijn steun uitgesproken voor een verzwaring van wetgeving op het gebied van intellectueel eigendom. Het gevolg kan zijn dat 'doorvoerders' zoals isp's verantwoordelijk worden voor het gedrag van gebruikers."

Lees hier meer.

IEF 3689

Stijl, verknoedeling en een exit strategie (2)

djgv-ts.gifDirk Visser: Verwatering, ’verknoedeling’ en verandering van wezenlijke waarde: reactie op het artikel van prof.mr. H. Cohen Jehoram. (Eveneens verschenen in BIE 2007/1, 12-1).

BIE polemiek nu ook integraal op IEForum.nl. Kritisch reactie van Dirk Visser op het hieronder (zie; IEF 3688 (21 maart 2007)) en in de BIE gepubliceerde artikel van Herman Cohen Jehoram naar aanleiding van het Elwood arrest. Enkel citaten: 

“De ’verwatering van werken’ wordt gekwalificeerd als een ’uniek monstrum’. Daarmee wordt ’verwatering van werken’ toegevoegd aan de rij van andere door Cohen Jehoram gepercipieerde ’unieke monstra’ waarmee Nederland weer eens ’de risee dreigt te worden van Europa en de rest van de wereld’, zoals: de geschriftenbescherming, de formulering van art. 13a Aw, het niet opnemen van de driestappentoets in de Auteurswet en, meest recent, de erkenning van de geur als werk.”

“In een ideale IE-wereld zou Cohen Jehoram gelijk hebben dat verwatering van werken anathema is. (…) Zo werkt het in de echte wereld dus niet. Quaedvlieg heeft in zijn artikel de realiteit en het probleem blootgelegd dat het goed mogelijk is dat name trendsettende ontwerpen ruim voor 2031 en zeker voor 2131 kunnen zijn ’verwaterd’ tot een onbeschermde stijl.”

“Asser en Verkade merken als A-G resp.als annotator bij Decaux/Mediamax op dat het niet alleen voor studenten, maar ook voor rechtzoekenden, advocaten en rechters misschien handig zou zijn als zij in dezelfde casus ongeacht het toepasselijke juridische regime zoveel als mogelijk voorzien zouden worden van dezelfde beoordelingscriteria. Grosheide  haakt daarbij aan in zijn artikel over zwakke werken, waarin ook een verhelderende schets wordt gegeven van de echte wereld.”

“Daar lijkt mij niet veel bezwaar tegen kunnen bestaan, integendeel. CohenJehoram maakt wel bezwaar: dat is verknoedeling! ’Verknoedeling’ is evenwel niet meer dan een kwalificatie (met een kennelijk door Cohen Jehoram bedoelde negatieve bijklank). In Leiden leerde ik evenwel dat kwalificaties geen argumenten zijn, en de juistheid van die les wordt voor mij door de stellingname van Cohen Jehoram weer eens bewezen.”

'"Als er in Nederland al een ’uniek monstrum’ is dat daadwerkelijke harmonisatie en het Europese vrije verkeer van goederen in de weg staat dan is het de slaafse nabootsingsbescherming en de manier waarop deze momenteel in Nederland weer zeer liberaal wordt toegepast. Een eventuele beperking van de beschermingsomvang van ons ’schroeven en moeren’-auteursrecht door tijdsverloop valt daarbij in het niet."

"Tot slot iets over wat het Benetton-G-Star-arrest wél belangrijk maakt. (…) Het betekent dat ’de aantrekkingskracht van de desbetreffende vorm door de bekendheid daarvan als onderscheidingsteken’ (volgens de HR) dus iets anders is dan het onderscheidend vermogen zelf. Nu is bekendheid een belangrijke factor (bij het verwerven) van onderscheidend vermogen. Maar kennelijk moet de bekendheid nu uit het onderscheidend vermogen geïsoleerd worden."

Lees de gehele reactie hier.

IEF 3688

Stijl, verknoedeling en een exit strategie

hcjt3.gifHerman Cohen Jehoram (emeritus hoogleraar recht van de intellectuele eigendom aan de Universiteit van Amsterdam): De Hoge Raad erkent verwatering van auteursrecht door merkenrechtelijke verwording van een werk tot onbeschermde stijl. Een uniek monstrum en een nieuw obstakel voor het Europese vrij verkeer van goederen.(Uitgebreide versie van een artikel, verschenen in BIE 2007/1, 12-16).

Kritisch artikel over het ‘onbezonnen’ Elwood-arrest van de Hoge Raad, de Auteursrechtelijk onbeschermde stijl en het trendsetterprobleem, de verknoedeling van auteurs- en merkenrecht en de positie van Nederland in Europa en een voorstel voor een ‘exit strategy’ voor de Hoge Raad. Enkele citaten:

 “De Hoge Raad heeft met zijn Elwood-arrest een totaal nieuwe vorm van tenietgaan van auteursrecht geïntroduceerd, merkenrechtelijke ‘verwatering’ door ‘verwording van een werk tot onbeschermde stijl’. Dit is in strijd met de Auteurswet en alle auteursrechtelijke verdragen, die alleen tenietgaan van auteursrecht erkennen door afloop van de beschermingstermijn. Dit monstrum is dan ook een internationaal unieke vondst.”

“De in het arrest geknede betreurenswaardige knoedel van auteurs- en merkenrecht is een slechts voorlopig eindpunt van bepaalde ontwikkelingen in de literatuur uit de laatste jaren met betrekking tot twee onderwerpen, de auteursrechtelijk onbeschermde stijl en de ‘verknoedeling’ van i.e.-rechten. Hieraan zijn vooral de namen verbonden van de schrijvers Grosheide en Quaedvlieg."

“Met een ‘integratie’ van rechtsgebieden komt men zo inderdaad altijd wel tot het ‘beoogde resultaat’. Dit verraadt een uiterst instrumentele opvatting van het recht.(…) Deze benadering is wellicht verleidelijk voor een volijverige advocaat die bereid is de belangen van zijn cliënt met ieder argument te verdedigen, maar niet voor een rechter, wetenschapper of wetgever. Deze dient ertegen te waken de glibberige weg af te glijden naar het historische en infame principe ‘Recht ist was dem Volke nützt.’”

“Zal de Hoge Raad bezwijken voor deze verdere verlokking van het fenomenologische sirenenlied? (…) Eén wankel, doch net voldoende gezicht reddend, middel hiertoe zou kunnen zijn een nieuwe redenering van de Hoge Raad dat hij het in het Elwood-arrest niet zo slecht bedoeld heeft als het er staat. Dat hij slechts hypothetischerwijs is ingegaan op de suggestie van Benetton dat merkenrechtelijke verwording bij analogie kan worden toegepast op het auteursrecht, en dat de Raad slechts bedoeld heeft uit te drukken dat ook binnen deze analogie Benetton geen been heeft om op te staan. Met een dergelijke ‘exit strategy’ zou de Hoge Raad ons allen, met uitzondering dan van de twee hier zo veelvuldig aangehaalde schrijvers, en hun volgelingen Verkade en Visser, alsnog gelukkig kunnen maken.”

Lees het volledige artikel hier. Reactie Dirk Visser: IEF 3689 (21 maart 2007).

IEF 3683

Geen nulheffingen

Kamerstuk 30800 VI, nr. 76, 2e Kamer. Brief Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin,
met nadere toelichting op besluit tot aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c Auteurswet, in verband met geheugenkaarten en flash memory.

" Den Haag, 14 maart 2007, Op verzoek van het lid Vendrik (Groen Links) geef ik u hierbij een nadere toelichting op het Besluit van 17 februari 2007 (IEF 3585 (6 maart 2007)). In het bijzonder zal daarbij aandacht worden besteed aan de mediaberichtgeving over mogelijke heffingen op losse geheugenkaarten en flash memory.

() Daartoe worden in de thans voorgehangen AMvB die voorwerpen als binnen het stelsel vallend aangewezen, die de SONT als zodanig per 1 november 2006 had aangemerkt. Met andere woorden: een herstel van de oude situatie. Om die reden zijn in de bijlage bij de thans voorgehangen AMvB ook geheugenkaarten en flash memory opgenomen als voor een heffing in aanmerking komende voorwerpen. () Daarbij past echter wel de kanttekening dat er sindsdien geen enkele materiële heffing op beide dragers is vastgesteld. () Van een reële heffing op geheugenkaarten en flash memory is derhalve nog nooit sprake geweest.

De goede werking van het thuiskopiestelsel is gebaat bij duidelijkheid en rechtszekerheid. Naar andermaal blijkt, dragen nulheffingen daaraan niet bij. () meen ik dat beide dragers zonder bezwaar uit de bijlage van de AMvB geschrapt kunnen worden. Datzelfde geldt voor de ()  genoemde dvd-ram.

Lees de gehele brief hier.

IEF 3659

Minder is meer

fotostrip.JPGRechtbank Amsterdam, 14 maart 2007, HA ZA 06-2540, Out of the Blue KG tegen Invotis B.V., Berck en Leusink. (met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann).

Interessante uitspraak over het onrechtmatig versturen van een sommatiebrief. Verklaring voor recht procedure inzake auteursrechten en slaafse nabootsing. De rechtbank is van oordeel dat de door Berck en Leusink ontworpen fotostrip geen werk is in de zin van de Auteurswet en dat er geen sprake is van gevaar voor herkomstverwarring.

"Out of the Blue stelt dat de door Berck en Leusink ontworpen fotostrip niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt en dat evenmin sprake is van slaafse nabootsing door Out of the Blue. Door te lichtvaardig Expo, een grote afnemer van Out of the Blue, te sommeren hebben Invotis c.s. onrechtmatig jegens Out of the Blue gehandeld."

Invotis c.s stellen zich op het standpunt dat de fotostrip een baanbrekend ontwerp is en voor bescherming in aanmerking komt, en, indien dit in rechte niet gestand houdt, er om deze reden geen sprake kan zijn van onrechtmatig handelen. Out of the Blue stelt dat de fotostrip kan worden gekwalificeerd als een gebruiksvoorwerp, waarbij de vorm en uitvoering volledig zijn gebaseerd op eisen van functionaliteit en bruikbaarheid.

De rechtbank oordeelt dat de fotostrip onvoldoende oorspronkelijk is om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen. Hoewel de rechtbank meegaat in het betoog van Invotis c.s. dat ten aanzien van functionele elementen ruimte kan bestaan voor auteursrechtelijke bescherming, oordeelt zij dat in casu hiervan geen sprake is. Het eerste idee om een product te maken waarin foto’s onder elkaar worden gehangen in transparante mapjes is onvoldoende. De uitwerking telt en niet het idee.

De rechtbank oordeelt bovendien dat de fotostrip onvoldoende onderscheidend vermogen heeft om van gevaar voor verwarring te kunnen spreken en verwerpt het beroep van Invotis c.s. op slaafse nabootsing.

Door de handelsrelatie van Out of the Blue te sommeren, oordeelt de rechtbank dat Invotis c.s. niet de zorgvuldigheid in acht hebben genomen die van hen mocht worden geëist. Het beroep van Invotis c.s. op het octrooi-arrest Bakels/Storck verwerpt de rechtbank. Voor aanspreken op auteursrecht gelden strengere eisen: auteursrecht ontstaat in tegentelling tot een octrooirecht immers van rechtswege. Er is geen onderzoek dat een claim eventueel zou kunnen rechtvaardigen. Nu de fotostrip een gebruiksvoorwerp betreft dat zijn vormgeving voor een belangrijk deel ontleent aan haar functie, wist Invotis c.s. of hadden zij moeten beseffen dat er een aanzienlijk risico bestond dat in rechte zou worden vastgesteld dat het geen werk is.

De rechtbank houdt iedere beslissing aan en laat Out of the Blue toe de schade te bewijzen die zij heeft geleden vanwege het versturen van de sommatiebrief aan haar handelsrelatie door Invotis c.s.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 3654

Eerst even voor jezelf lezen

 - Rechtbank Utrecht, 16 maart 2007, gevoegde zaken KG ZA 07-125 en KG ZA 07-124. Goossens tegen Technip Benelux B.V. B.V. /  Johnson tegen Technip  Benelux B.V. (met dank aan Olaf Trojan en Edward de Lange, Simmons & Simmons)

Opheffingskortgeding auteursrechtelijk beslag op computers en andere gegevensdragers. In november 2006 heeft Technip beslag gelegd op de computers en gegevensdragers van eisers. Eisers vorderen opheffing beslag nu dit onrechtmatig zou zijn. De Voorzieningenrechter loop het hele "beslagspoorboekje" af en komt tot afwijzing van de eis om opheffing" en veroordeelt eisers conform Handhavingsrichtlijn.

Lees het vonnis hier.

- Gerechtshof ’s-Gravenhage, 15 maart 2007, 05/867. Cordis Europa B.V. tegen Schneider (Europe) GmbH (met dank aan Simon Dack, De Brauw Blackstone Westbroek). 

Bodemprocedure in de catheterzaak tussen twee dochterondernemingen van Johnson & Johnson en Boston Scientific.

De zaak gaat uiteindelijk over de betekenis van het woord "a" ("a polyethlyene"). Het hof volgt het argument van Cordis dat een vakman het woord "a" zou begrijpen als een verwijzing naar de vele verschillende homopolymeren van PE-materialen, met allerlei verschillende dichtheden, en niet naar alle mogelijke co-polymeren van PE. De catheters van Cordis vallen niet letterlijk binnen de conclusies van het octrooi van Schneider en vallen  ook niet onder de equivalentietheorie binnen de beschermingsomvang van het octrooi. Het vonnis in eerste aanleg wordt vernietigd. Het octrooi is geldig, maar Cordis pleegt geen inbreuk.

Schneider had het vonnis in eerste aanleg al betekend en wordt nu veroordeeld de als gevolg van de tenuitvoerlegging van het vonnis geleden schade te vergoeden.

Lees het arrest hier.

- Rechtbank Amsterdam, 14 maart 2007, HA ZA 06-2540, Out of the Blue KG tegen Invotis B.V., Berck en Leusink. (met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann)

Belangrijke uitspraak over het onrechtmatig versturen van een sommatiebrief. Het betreft een  verklaring voor recht procedure inzake auteursrechten en slaafse nabootsing. De rechtbank is van oordeel dat de door Berck en Leusink ontworpen fotostrip geen werk is in de zin van de Auteurswet en dat er geen sprake is van gevaar voor herkomstverwarring. De rechtbank laat Out of Blue toe de schade te bewijzen die zij heeft geleden vanwege het versturen van de sommatiebrief.

Lees het vonnis hier

- HvJ EG, 15 maart 2007, zaak C-171/06, OHIM tegen T.I.M.E. ART Uluslararasi Saat Ticaretive dis Ticaret AS (verzoekster in eerste aanleg Devinlec Développement Innovation Leclerc SA (Nederlandse versie nog niet beschikbaar)

Procesrechtelijk aspecten in een merkenzaak. Aanvrager van gemeenschapsmerk komt in hoger beroep tevergeefs op tegen de beslissing tot verwerping van de oppositie door het OHIM. Het Hof oordeelt dat het GvEA de juiste criteria heeft toegepast voor de vergelijking van de merkaanvrage QUANTUM en het ouder nationaal merk Quantième en de vaststelling van het verwarringsgevaar.

Lees het arrest hier.

- Rechtbank 's-Gravenhage, 15 maart 2007, HA ZA 07-238, Kabushiki Kaisha Sony Computer Entertainment etc. tegen PSXSHOP SHOP B.V.

Merkenzaak over parallelimport. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopige oordeel dat PsxShop geen toestemming had tot import van buiten de EER van het PS3 materiaal met Sonymerken en wijst het gevorderde verbod toe.

Lees het vonnis hier.

IEF 3644

Kruiwagens

TK-100.gifGerechtshof ’s-Hertogenbosch, 13 maart 2007, rolnummer KG C0600323/HE: Altrad S.A./Van Cranenbroek Schijndel c.s. (met dank aan Ernst-Jan Louwers, Louwers IP/Technology Advocaten
voor het inzenden van het vonnis).

Arrest over beschermbaarheid van kruiwagens. Auteursrecht. Interessante overwegingen met betrekking tot merkgebruik en (herkomst)verwarring bij vermeende slaafse nabootsing.

Altrad heeft uit een faillissement van Fort Kruiwagens de onbezwaarde intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot drie modellen kruiwagens overgenomen. Van Cranenbroek brengt in China geproduceerde kruiwagens in haar winkels op de markt die nagenoeg identiek zijn aan de drie modellen kruiwagens. Altrad heeft ex artikel 28 auteursrechtelijk beslag doen leggen onder Van Cranenbroek op een aantal kruiwagens.

Altrad vordert in conventie een verbod met nevenvorderingen. Van Cranenbroek vordert in reconventie opheffing van het beslag, een verbod op verdere beslagen en een voorschot op schadevergoeding. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Altrad afgewezen en de vorderingen van Van Cranenbroek, met uitzondering van het voorschot, grotendeels toegewezen.

De grieven zijn ten eerste gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de kruiwagens onvoldoende het subjectieve persoonlijke karkater in zich tot uitdrukking brengen. Het hof overweegt dat ‘het primaat van de vormgeving van de verschillende (…) aangeduide onderdelen van de kruiwagens bij het technisch effect ervan [ligt] en niet bij de persoonlijke invulling van de maker (waarvan overigens niet duidelijk is geworden wie, en op welk moment, als zodanig kan worden aangemerkt)’, waarna het hof de verschillende onderdelen afloopt (r.o. 4.6).

Ten tweede richten de grieven zich op het oordeel van de voorzieningenrechter dat er zich geen slaafse nabootsing voordoet. Het hof oordeelt eerst dat de kruiwagens van Van Cranenbroek vrijwel identiek zijn aan de drie Fort-kruiwagens. Vervolgens oordeelt het hof als volgt:

‘Afgezien van het merk is zo op het oog het enige verschil gelegen in de minder verzorgde afwerking bij de kruiwagens van Van Cranenbroek. Bij de Fort-kruiwagens die bij het pleidooi zijn getoond, is op de zijkant in grote letters het merk FORT in profiel (of in reliëf) aangebracht. De kruiwagens van Van Cranenbroek zijn merkloos. Door Altrad is desgevraagd meegedeeld dat de kruiwagens op zich ook zonder merk geleverd kunnen worden maar dat zij in Nederland en België steeds het merk FORT dragen. Door dit merkgebruik is naar voorlopig oordeel van het hof niet te verwachten dat er bij het in aanmerking komende publiek verwarring is te duchten. De kruiwagens van Van Cranenbroek zijn duidelijk merkloze producten waarbij verder geen enkele verbinding met Fort of Altrad wordt gemaakt, terwijl de kruiwagens van Altrad zich manifesteren als originele Fort-kruiwagens. Kortom: de nabootsing is zonneklaar maar het is geen nabootsing waartegen Altrad zich op de hier behandelde grondslag kan verzetten.’

Het hof oordeelt dat ook de andere grieven worden verworpen. Met betrekking tot de beslagen oordeelt het hof dat daarvoor geen grond is, zodat de desbetreffende vorderingen van Van Cranenbroek voor toewijzing als in het vonnis in eerste aanleg in aanmerking komen. De proceskosten in eerste aanleg dienen gezien het resultaat van die procedure voor rekening van Altrad te komen.

Lees het arrest hier.