Auteursrecht  

IEF 3523

Sloophout interieurstukken

tafel piet hein eek.jpgRechtbank Alkmaar, 20 februari 2007, zaak 92890/KG  ZA  07-19. Piet Hein Eek BV c.s. tegen Esfera VOF c.s.

Het geschil heeft betrekking op gestelde auteursrechten op interieurstukken van sloophout en of tafel sloophout kleur, dressoir sloophout, stamtafel sloophout, toonbank sloophout, spiegel 3-luik van gedaagden daarop inbreuk zouden maken. Vordering tot vergoeding volledige proceskosten afgewezen vanwege geringe impact inbreuken.

De voorzieningrechter neemt als uitgangspunt dat het idee van of met sloophout meubelen te vervaardigen niet auteursrechtelijk beschermd is. Hij bevestigt dan ook dat het bezigen van hetzelfde materiaal door gedaagden, het bewerken daarvan volgens eenzelfde, een bepaald artistiek effect opleverende methode en het volgen van een stijl naar vaste rechtspraak op zichzelf geen inbreuk op auteursrechten van eisers opleveren.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter komen de interieurstukken van eiseres gemaakt van sloophout voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking.

“Ondanks de min of meer noodzakelijke vorm van de betrokken voorwerpen en de vrijheid van een ieder om sloophout als materiaal daarvoor te gebruiken, heeft eiser sub 2 onmiskenbaar op het resultaat van deze voorwerpen zijn persoonlijk stempel gedrukt. Dit heeft hij gedaan door een bijzondere wijze van schikking van het gebruikte sloophout met de daarop voorkomende dan wel aangebrachte kleurtinten, het kiezen van zekere productieprocessen en bepaalde hulpstoffen. Het is niet goed denkbaar dat een ander onafhankelijk van eiser sub 2 bij het maken van een dergelijk werk tot precies hetzelfde resultaat zou komen.”

De voorzieningrechter wijst de vorderingen ten aanzien van de afvaltafel en de afvalkast toe. De overige vorderingen ten aanzien van de stamtafel, de toonbank en de spiegel wijst  hij af.

De tafels zijn volgens de voorzieningenrechter niet identiek maar geven eenzelfde totaalindruk. “De auteursrechtelijk beschermde trekken in het exemplaar van eiser sub 2 - met name de afmetingen en kleurstelling van de plankjes, de mozaïekvorm waarin deze zijn aangebracht - zijn herkenbaar overgenomen in de tafel van gedaagden. Door deze trekken bestaat een grote gelijkenis die wordt versterkt door de onderlinge gelijkenis van niet auteursrechtelijk beschermde elementen, zoals de rechthoekigheid van de tafel, het gebruik van sloophout en de vormgeving van de T-poten.”

De voorzieningenrechter komt ook tot dit oordeel ten aanzien van de dressoirkast. De afwijkende kleurstelling van beide exemplaren levert inderdaad enig verschil in stemming op, maar dit aspect doet te weinig af aan het oordeel dat ook hier sprake is van een ongeoorloofde bewerking of nabootsing van het (eerdere) meubel van eiser sub 2.

Volgens de voorzieningenrechter is de totaalindruk bij beide tafels geheel anders, ook nog vanwege de onderling afwijkende kleurstelling. “Het belangrijkste is echter dat de auteursrechtelijk beschermde elementen - met name de wijze waarop de plankjes van sloophout zijn verwerkt - aanmerkelijk verschilt.”

De toonbank van gedaagde maakt volgens de voorzieningenrechter geen inbreuk. “De omstandigheid dat de toonbank van gedaagden enige gelijkenis met die van eiser sub 2 vertoont berust, gelet op de gebruikseisen en het volgen van het idee sloophout aan te wenden, dan ook veeleer op toeval dan op een ongeoorloofde bewerking of nabootsing.”

Ook de spiegel van gedaagde maakt volgens de voorzieningenrechter geen inbreuk. Gedaagden hebben aangetoond dat het vervaardigen van spiegels in drieluik, met gebruikmaking van afvalhout, niet ongewoon is. Het enkele feit dat gedaagden ook een drieluik-spiegel hebben gemaakt,  betekent volgens de voorzieningenrechter nog niet dat  zij auteursrechtelijk beschermde trekken van het werk van eiser sub 2 hebben overgenomen.

Nu eiseressen onweersproken hebben gelaten dat gedaagden slechts één "tafel sloophout kleur" hebben gemaakt, wijst de voorzieningenrechter grotendeels de nevenvorderingen af.

Voor toewijzing van de volledige proceskosten (6) ingevolge artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn 2004/48/EG bestaat in dit kort geding onvoldoende grond, gelet op de vrij geringe "impact" van de door gedaagden gepleegde inbreuken. Lees het vonnis hier.

IEF 3497

Daarop voortbordurende maar wel daarvan afwijkende (2)

bizniz.bmpRechtbank Middelburg 24 januari 2007, HA ZA 06-410, LJN: AZ8608, Eiser tegen Art Bizniz

Auteursrecht op wandreliëfs. Schadeberekening.

Naar aanleiding van dit vonnis is een vennoot van Art Bizniz een kort geding-procedure gestart teneinde te bewerkstelligen dat de executie zou worden geschorst. In reconventie heeft eiser overlegging van een verklaring van een registeraccountant gevorderd.
In het onderhavige geschil vordert eiser wederom onder meer een door een registeraccountant gecertificeerde verklaring. Het primaire verweer dat eiser niet-ontvankelijk is wordt verworpen. Het feit dat eiser niet in hoger beroep is gegaan tegen het kort geding-vonnis brengt niet met zich mee dat hij zijn rechten om een bodemprocedure aan te spannen heeft verspeeld.

Kern van het geschil is de vraag of Art Bizniz inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van eiser. De rechtbank oordeelt dat eiser, maker van wandreliëfs waarvoor hij afbeeldingen heeft gebruikt die hij uit klei heeft geboetseerd, auteursrechthebbende is op de werken. Nu Art Bizniz heeft erkend de vormen te hebben gebruikt om dezelfde wandreliëfs zonder toestemming op de markt te brengen, gemaakt door een andere gipsengieterij staat daarmee de inbreuk op het auteursrecht van eiser vast.

 

Art Bizniz stelt vervolgens te goeder trouw te hebben gehandeld, nu zij niet is gewezen op het bestaan van eventuele rechten, geen enkele registratie aanwezig is en zij genoodzaakt was met een andere beeldengieterij in zee te gaan teneinde te kunnen voldoen aan haar leveringsverplichting. De rechter volgt Art Bizniz hierin niet.

Het in opdracht van Art Bizniz opgestelde rapport is aldus het oordeel van de rechtbank te beschouwen als een gecertificeerde verklaring van een registeraccountant. De vordering van eiser tot het laten verrichten van een accountantsverklaring is dan ook niet toewijsbaar en dit rapport zal als uitgangspunt van de verdere schadeberekening worden gehanteerd. De door Art Bizniz genoten winst over de 12 verkochte nabootsingen ad EUR 44,-- is inmiddels aan eiser uitgekeerd. De misgelopen provisie stelt de rechtbank vast op 15% en de vordering tot schadevergoeding wordt daarmee toegewezen.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 3492

Podcasttarieven

nvpi.bmpTweakers bericht dat De NVPI bekend heeft gemaakt hoeveel podcasters moeten betalen, als ze auteursrechtelijk beschermde muziek in hun producties willen verwerken. Met de Buma/Stemra-bijdrage erbij is een particulier ruim 1000 euro per jaar per podcast kwijt.

“De NVPI wil een bedrag van 50 euro per maand per podcast zien, terwijl de Buma/Stemra 35 euro voor dezelfde dienst wil ontvangen. Voor populaire podcasts valt het tarief hoger uit: per tienduizend downloads moet op 25 euro extra gerekend worden, zo vertelde directeur Paul Zolleveld in het Tros-programma Radio Online. Een zender die zijn programma's online wil aanbieden is meer kwijt: voor commercieel gebruik van gepodcaste muziek heeft de NVPI een tarief van 135 euro per maand in gedachten.”

Lees hier meer.

IEF 3479

Informatief citaatrecht (2)

In de Belgische zaak Copiepresse tegen Google (eerder bericht en vonnis hier) is de uitspraak van de Brusselse rechtbank van Eerste Aanleg dat Google Nieuws inbreuk maakt(e)op het auteursrecht van de Franstalige Belgische pers in beroep bevestigd. Wel is de geëiste dwangsom van 1,5 miljoen Euro per dag teruggebracht naar 25.000 Euro.

Lees de (Franstalige) uitspraak hier.

IEF 3478

Kunst is pas kunst als het coherent is

hb.gifHans Bousie (Bousie Advocaten): Kunst is pas kunst als het coherent is. Kort commentaar bij Gerechtshof Amsterdam, 8 februari 2007, LJN: AZ8071. Erven Endstra tegen Uitgeverij Nieuw Amsterdam B.V., Bart Middelburg & Paul Vugts (eerder bericht en arrest hier). 

Over het algemeen heb ik een hoge pet op van het oordeelsvermogen van Nederlandse rechters. Dat geldt dan zeker waar het gaat om vonnissen op het gebied van auteursrecht. Maar deze keer maak ik graag een uitzondering.

Tot mijn verbazing komt ook het Amsterdamse Gerechtshof, net als eerder de President van de Amsterdamse rechtbank tot de conclusie dat er geen auteursrecht rust op de “achterbankinterviews” van Endstra, omdat er geen bewuste creatieve keuze zou zijn gemaakt. De zaak was aangespannen door de erven Endstra die graag het boek van Middelburg & Vugts uit de handel willen hebben waarin deze interviews staan afgedrukt. Het hof formuleert als criterium voor het ontstaan van een werk dat er een vooropgezet doel moet zijn geweest van de maker, als volgt: “Om van een werk in auteursrechtelijke zin te kunnen spreken moet…dat werk door zijn maker als coherente creatie zijn geconcipieerd...… Hoewel Endstra ook wel zal hebben nagedacht over wat hij wel en niet tegenover de rechercheurs wilde loslaten en daarbij selectief te werk zal zijn gegaan, komt bepaald niet tot uiting dat hij er bewust voor heeft gekozen zijn verhaal in deze vormgeving te gieten.”

Mijns inziens miskent het Hof daarmee de essentie van ons auteursrecht. Het auteursrecht vormt de navelstreng tussen maker en werk. Zonder maker geen werk, zonder werk geen maker. Maar de eis stellen dat er sprake moet zijn van een bewuste keuze van een maker om het werk in een bepaalde vorm te gieten, en daarboven ook nog eens dat het een coherente creatie moet zijn doet afbreuk aan het creatief proces dat de basis vormt van de noodzaak tot bescherming. Men zal het zich niet gerealiseerd hebben in de rust van de studeerkamer, maar stelt u zich maar eens de casus voor van de debiele, imbeciele of psychotische kunstenaar. In inrichtingen en gezinsvervangende tehuizen worden door hen vaak de mooiste werken gemaakt. Niemand zal met de hand op het hart durven beweren dat zij een vooropgesteld doel hebben om hun werken in een bepaalde vorm te gieten, laat staan dat er sprake is van een coherente creatie.

Resultante van deze uitspraak van het Hof is dat men voortaan ook de bescherming kan onthouden aan deze meest kwetsbare groep kunstenaars. Dat is één. En te veronderstellen dat kunst coherent moet zijn is een te beperkte, elitaire manier van kijken naar kunst. Het kan mij persoonlijk geen donder schelen of kunst coherent is, als ik het maar mooi vind en als de kunstenaar maar beschermd wordt. Dat is twee. Ik hoop van harte dat de erven Endstra met dit arrest naar de Hoge Raad gaan.

Hans Bousie

IEF 3474

Handhaving

1stekamer.bmpKamerstuk 30392 C,  Eerste Kamer. Implementatie van richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Wijziging van een aantal wetten inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (30.392)  

De Eerste Kamercommissie voor Justitie heeft op 9 februari 2007 de memorie van antwoord ontvangen en bespreekt op 13 februari 2007 de nadere procedure.

Uit de memorie van antwoord:  “Een eenvoudiger – en wellicht doelmatiger – oplossing voor het door de NOvA gesignaleerde probleem zou kunnen zijn dat partijen desgewenst onderling afspreken dat ze zich in de desbetreffende zaak binden aan de regels van artikel 237 e.v. Rv en aan het huidige liquidatietarief en geen beroep zullen doen op artikel 1019h Rv. Regels van proceskostenveroordeling zijn niet van openbare orde en partijen kunnen er bij overeenkomst van afwijken. Doorgaans zal aan een dagvaarding, een sommatie tot staking van de inbreuk voorafgaan en vervolgens zal er tussen de advocaten van partijen vaak onderhandeld worden om buiten rechte tot overeenstemming te komen. Voor het geval dat dit niet tot resultaat leidt en de rechter alsnog wordt ingeschakeld, kunnen partijen een afspraak maken over de proceskostenveroordeling. 

De Raad voor de Rechtspraak stelt momenteel een werkgroep samen die zich zal buigen over het advies van de NOvA over het liquidatietarief. Deze werkgroep zal bezien of binnen de marges van de EU-richtlijn een aanwijzing opgesteld kan worden waarbij zowel partijen als de rechter enig houvast wordt geboden bij het bepalen van de kosten waarin de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld wordt.” 

Lees de gehele memorie van antwoord hier. Overzicht kamerstukken hier.

IEF 3444

Noten van Visser

Dirk Visser, noot bij: Arrondissementsrechtbank Amsterdam 15 november 2006, LJN AZ5837 (mr. G.H. Marcus) Banks / Q-Music. Fragmenten van file berichten zijn geen werken van letterkunde of kunst. Voorlezer van dergelijke fragmenten is geen uitvoerend kunstenaar. (Art. 1 en 10 Aw, art. 1 sub a WNR).

“Vanaf dat moment zullen dus ook personen die ‘uitingen van folklore’ uitvoeren als uitvoerende kunstenaar beschermd zijn. Nu zullen uitingen van folklore vermoedelijk vaak ook blijk geven van een eigen persoonlijk karakter en persoonlijk stempel van de (onbekende) maker, maar ook als dat niet zo is zijn de uitvoerenden ervan binnenkort dus toch beschermd.

Files als zodanig zijn in zekere zin inmiddels wellicht te zien als typisch Hollandse ‘folklore’, het voorlezen van fragmenten van file-informatie zal niet gekwalificeerd kunnen worden als het reciteren van ‘uitingen van folklore’.”

Lees de gehele noot hier (gepubliceerd in AMI 2007/1, nr. 2).

Noot bij: Voorzieningenrecter Rechtbank Den Haag 9 oktober 2006, LJN AY9705 (mr. P.F.J. de Heij) Videma / The Royal bar. Openbaar maken van televisie-uitzendingen in een café. (Art. 12 Aw).

“Een wettelijke beperking ten gunste van ‘Café-televisie’ is waarschijnlijk ook niet mogelijk. Ten eerste zou dat vermoedelijk in strijd zijn met de limitatieve opsomming van toegestane beperkingen in art. 5 van de Auteursrecht-richtlijn. Daarnaast zou het vermoedelijk in strijd komen met de ‘drie-stappen-toets’. Door het Dispute Settlement Body van de WTO is immers besloten dat een vrijstelling van auteursrechtelijke aanspraken ten aanzien van radio’s en televisietoestellen in winkels en horeca in de Amerikaanse auteurswet in strijd kwam met die drie-stappen-toets.”

Lees de gehele noot hier (gepubliceerd in AMI 2007/1, nr. 5).

Noot bij: Rb. Rotterdam (sector kanton) 21 november 2006, LJN AZ3514, NFM/Uitgeverij 010. Citeren van foto’s van gebouwen in een proefschrift over een architect. (Art. 15a Aw).

“Dit vonnis lijkt mij volledig juist. Het afbeelden van foto’s van gebouwen van een architect in een proefschrift over die architect, waarin (dicht in de buurt van de bladzijden met de foto’s) de betreffende gebouwen zeer uitvoerig worden beschreven, lijkt mij een schoolvoorbeeld van toelaatbaar citeren. “

Lees de gehele noot hier (gepubliceerd in AMI 2007/1, nr. 6).

IEF 3442

Incasseren

Hoge Raad, 2 februari 2007, C05/302HR, LJN: AZ4564. Juresta Nederland B.V. tegen Verweerder c.s.

Auteursrechtgeschil eindigt in zaak over beroepsaansprakelijkheid advocaat (informatieplicht). IE-rechtelijk verder niet van belang.

Incassobedrijf Advex gebruikte voor het afsluiten van incasso-overeenkomsten een tekst die een kopie was van de tekst die concurrent (en eiser in deze zaak) Juresta voor die overeenkomsten gebruikte. De Rechtbank te Amsterdam heeft bij vonnis van 7 januari 1998 op vordering van Juresta Advex veroordeeld om aan Juresta een schadevergoeding te betalen en  heeft Advex, op straffe van een dwangsom, verboden om de incasso-overeenkomsten van Juresta (geheel of na gedeeltelijke bewerking) te verveelvoudigen of openbaar te maken.

Bij arrest van het Hof Amsterdam van 20 mei 1999 is het vonnis vernietigd, met toekenning van een schadevergoeding van f 12.500 wegens het gebruik van de gekopieerde tekst (over de periode tot januari 1996), met afwijzing van hetgeen Juresta overigens had gevorderd. Naar het oordeel van dat Hof diende het door Juresta gevorderde verbod op het gebruik van de nieuwe versie van de incasso-overeenkomst te worden afgewezen omdat die overeenkomst en de door Juresta gebruikte overeenkomsten als geheel beschouwd te weinig overeenstemming vertonen om nog een inbreuk op het auteursrecht van Juresta aan te kunnen nemen.

Advex heeft vervolgens Juresta in rechte aangesproken tot vergoeding van de schade die zij leed als gevolg van de executie van genoemd vonnis van de rechtbank uit 1998.

Eén van de verweerder in het onderhavige geschil heeft toentertijd juridische bijstand verleend aan Juresta. Juresta vordert nu van verweerder c.s. vergoeding van schade die zij lijdt doordat zij op haar beurt veroordeeld wordt tot vergoeding van de schade die Advex lijdt ten gevolge van de executie van het hiervoor genoemde vonnis van de rechtbank te Amsterdam. Zij heeft gesteld dat verweerder c.s. jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld door haar niet wijzen op het risico dat schuilt in het executeren van een niet-onherroepelijk vonnis, waarvan hoger beroep wordt ingesteld.

De vordering wordt afgewezen. Causaal verband tussen fout en schade ontbreekt.

Lees het arrest hier.

IEF 3441

Referendum quide

Court The Hague, KG ZA 05-479, 27 April 2005, The Stichting Instituut voor Publiek en Politiek versus the Stichting Vrijplaats Koppenhinksteeg.

Referendum guide: Protection of a website as if it were a format.
"Claimant furthermore argues that the advice instruments developed by claimant, under the names “stemwijzer” (vote guide) and “referendumwijzer” (referendum guide), enjoy copyright protection, similar to the copyright protection awarded to developed book plots and TV-formats. It is correct that whereas a worthy idea, style or method cannot enjoy copyright protection, the concrete and detailed development of a concept thereof with its own unique structure and composition of elements can in fact enjoy copyright protection. According to the interlocutory judgement the so-called vote guide and referendum guide can be considered to be copyright protected works in that sense." Read the judgement here.

IEF 3437

Litigieuze spijkerbroek (3)

Hoge Raad , 8 september 2006, C05/071HR, LJN: AV3384. Benetton Group Spa. tegen G-Star International B.V.

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Geschil  tussen Nederlandse (G-Star) en Italiaanse textielhandelsonderneming (Benetton) over de auteursrechtelijke en merkenrechtelijke bescherming van een met kenmerken van werk- en motorsportkleding alsmede met kniestukken vormgegeven spijkerbroek van G-Star (Elwood), verkoop Benetton-broek op Nederlandse markt via franchisenemers; internationale rechtsmacht Nederlandse rechter (art. 37 BMW); belang bij inbreukverbod; rechtsgeldigheid vormmerken, onderscheidend vermogen, beoordelingsmoment; teken bestaande uit vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft, uitsluitingsgrond art. 1 lid 2 BMW/art. 3 lid 1 onder e Merkenrichtlijn, maatstaf; invloed van de wervingskracht die samenhangt met bekendheid van vorm als merk, prejudiciële vragen aan het HvJEG; samenloop tussen merk- en auteursrechtelijke bescherming, belangvereiste; verwatering auteursrecht; schadevergoeding, buitengerechtelijke incassokosten, kosten gemoeid met verweer tegen vordering (art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b en c, BW).”

Lees het arrest hier.