HvJ EU: Voor vaststelling 'nadeel bij mededinging' bij stroomafwaartse markt door collectieve beheersvennootsschap is geen bewijs van daadwerkelijke en kwantificeerbare verslechtering vereist
HvJ EU 19 april 2018, IEF 17641; IEFbe 2554; C-525/16; ECLI:EU:C:2018:270 (MEO tegen Autoridade da Concorrência) Begrip ,nadeel bij de mededinging’. Discriminerende prijzen op de stroomafwaartse markt. Vennootschap voor het beheer van de naburige rechten van het auteursrecht. PT Comunicações SA, rechtsvoorganger van MEO, heeft bij de mededingingsautoriteit een klacht ingediend tegen GDA wegens eventueel misbruik van machtspositie. GDA zou buitensporig hoge prijzen hanteren voor het gebruik van de naburige rechten van de auteursrechten en dat GDA tevens ongelijke voorwaarden toepaste op MEO in vergelijking met een andere leverancier van betaaldiensten voor het uitzenden van televisiesignalen en de inhoud ervan. HvJ EU:
Het begrip „nadeel bij de mededinging” in de zin van artikel 102, tweede alinea, onder c), VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het, in het geval waarin een onderneming met een machtspositie discriminerende prijzen toepast op haar handelspartners op de stroomafwaartse markt, ziet op de situatie waarin deze gedraging een verstoring van de mededinging tussen deze handelspartners tot gevolg kan hebben. Voor de vaststelling van een dergelijk „nadeel bij de mededinging” is geen bewijs van een daadwerkelijke en kwantificeerbare verslechtering van de mededingingspositie vereist, maar die vaststelling moet worden gebaseerd op een analyse van alle relevante omstandigheden van het concrete geval die de slotsom rechtvaardigt dat die gedraging invloed heeft op de kosten, winsten, of enig ander relevant belang van een of meer van voornoemde partners, zodat deze gedraging die mededingingspositie kan aantasten.