Ter zitting bevestigen Total Backup c.s. dat zij diverse merken zullen doorhalen, klaarblijkelijk omdat zij inzien dat de depots te kwader trouw waren. De rechter is snel klaar met de inhoudelijke beoordeling. Het verbod op domeinnamen die gelijkenis tonen met de merken wordt toegewezen. Total Backup c.s. hebben nog getracht de domeinnamen over te dragen aan een derde, maar daar maakt de rechter korte metten mee. “4.6 (…) Die overdracht moet vooralsnog jegens OGC onrechtmatig worden geoordeeld (…) ook al omdat OGC aannemelijk heeft kunnen maken dat die overdracht aan een strovrouw of een fictieve persoon heeft plaatsgevonden (…).”
Voor wat betreft de gevorderde proceskostenvergoeding verschaft de Bossche voorzieningenrechter een aardig inzicht in wat een ‘recht-toe-recht-aan’ zaak zou mogen kosten. Omdat het oordeel van de voorzieningenrechter zo lezenswaardig is, volgen enkele overwegingen:
“4.8. OGC heeft recht op een volledige proceskostenvergoeding. De daarvoor gevorderde
€ 41.640,67 zijn extreem buitensporig, zelfs als rekening wordt gehouden met een bewuste en uitgekiende actie van Total Backup B.V. c.s. en pogingen hunnerzijds om de zaak te frustreren..
4.8.1. In de kern gaat het om een spijkerharde, eenvoudig te beoordelen merkinbreuk of, zoals de advocaten van OGC in de eerste volzin van hun pleitnota formuleren: “Dit is een recht-toe-recht-aan inbreukzaak”. Alle kennis daaromtrent mag, zoal niet verregaand bij OGC zelf, dan toch in ieder geval bij haar raadslieden in ruime mate paraat aanwezig verondersteld worden.
Zonder verdere toelichting, welke ontbreekt, vermag de rechter daarom niet in te zien waarom in een dergelijke zaak:
a. in de eerste helft van januari 2006 negentien uur besteed moest worden aan memoranda en schriftelijke adviezen;
b. in de dagen vóór de zitting tot en met donderdag 19 juli 2007 op zes werkdagen meer dan dertig uur besteed moest worden aan het opstellen van een pleitnota;
c. de werkzaamheden na donderdag 19 juli 2007 tot en met de zittingsdatum op maandag 23 juli 2006 (één werkdag: vrijdag 20 juli 2007) op € 6.000 werden begroot;
d. twee advocaten de zaak dienden te bepleiten (zelfs in Engeland is de verplichting voor een seniore advocaat (QC) om een junior-barrister in de arm te nemen, afgeschaft);
e. de vertaalkosten van de weinige correspondentie met wederpartij € 2.500 zouden moeten bedragen.
Het opvoeren van uitgaven aan “La Trattoria del’Italia”, dewelke, hoe gering ook, toch bezwaarlijk als proceskosten kunnen worden aangemerkt, maakt de opstelling van eisers advocaten niet vertrouwenwekkender."
De voorzieningenrechter oordeelt voorts dat een werkelijke volledige kostenveroordeling een feitenonderzoek vergt waarvoor een kort geding zich niet leent. De rechter geeft in dit verband een voorzet om de Raden van Toezicht te betrekken bij de begroting van de volledige proceskostenvergoeding op grond van 1019h Rv; deze zijn bij uitstek toegerust zijn om geschillen over de hoogte van advocatenwerkzaamheden te beoordelen.
De voorzieningenrechter stelt zelf een begroting vast in de vorm van een op grond van algemene ervaringsregelen begroot voorschot. “Dat laat eiseres, OGC, de ruimte om in de reeds aanhangig gemaakte bodemzaak ten gronde en na behoorlijk onderzoek de hoogte van de in dit kort-geding door Total Backup B.V. c.s. verschuldigd geworden volledige proceskostenvergoeding van artikel 1019h Rv. definitief te laten vaststellen.”
Lees het vonnis hier.