DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 4590

Met voeten getreden

elvisbadmat.gifRechtbank van koophandel Dendermonde, 26 maart 2007, AR/02/0818 D. N.V. Sogilo tegen EM TV & Wavery B.V. & V.S.A. Elvis Presley Enterprises Inc. (Met dank aan Howrey).

Kort Belgisch vonnis over de nalatenschap van Elvis Presley, wiens 30e sterfdag op 16 augustus j.l nog aanleiding was voor wereldwijde herdenkingen. De achtergronden van de zaak worden in de laatste nieuwsbrief van Howrey uitvoeriger besproken door Patricia Cappuyns, Elvis’ Belgische advocate .

Kort samengevat betreft het geschil stukgelopen licentie-onderhandelingen tussen eiser en de Erven Presley. Na onderhandelingen en toezeggingen voor het tonen van producten met de beeltenis van Elvis op beurzen, besluiten de Erven om toch geen licentie te verlenen, onder meer omdat eiser de beeltenis van Elvis op badmatten wilde laten afdrukken (afbeelding), wat indruist tegen de vaste regel van de Erven dat het gelaat of de persoon van Elvis letterlijk niet met voeten getreden mag worden.  Eiser eist i.c. toch een licentie, maar ziet zich terechtgewezen door de rechtbank.

“Waar de houding van de rechthebbenden over de erfenis van Elvis  Presley soms onbegrijpelijk voorkomt, is het echter duidelijk dat van  meet af aan en zonder hierop terug te komen zij zich het formeel  akkoord voorbehielden om over elk detail en gebruik van de  beeltenissen van Elvis Presley te oordelen.  Het is niet aan ons een waarde oordeel te vellen over de criteria die door  verweerster in tussenkomst wordt gehanteerd. 

Het komt de rechtbank voor dat de heer Kluf als captain of industry en  met kennis van de Amerikaanse handelskaraktertrekken wist of had  moeten weten dat zonder formeel akkoord over ieder detail hij zich op  glas ijs bewoog van zodra hij reeds opdrachten gaf aan derden  vooraleer over de formele goedkeuring te beschikken.”

Lees het vonnis hier. Lees de Howrey Nieuwsbrief (met o.a. artikelen van Willem Hoyng en Fabienne Brison) hier.

IEF 4589

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’S-Gravenhage, 30 augustus 2007, KG ZA 07-871 Present Sieraden B.V. tegen Korse.

“Met het voorgaande is duidelijk dat er een serieuze niet te verwaarlozen  kans bestond (en bestaat) dat het octrooi ongeldig zal blijken, hetgeen Korse had  moeten weten. Dit geldt te sterker nu het slechts een registratieoctrooi betrof. (…) In zijn voornoemde brieven heeft Korse zich tevens op hem toekomende  auteursrechten beroepen. (…) Present Sieraden stelt  terecht dat haar SwitchClickRing en de Beadring van  Korse qua totaalindruk daarvoor te zeer verschillen, in aanmerking genomen dat het  uiterlijk in belangrijke mate wordt bepaald door technisch bepaalde en aldus niet  auteursrechtelijk te beschermen trekken.”  

Lees het vonnis hier.

BBIE, Beslissing in oppositie, 10 augustus 2007, Nº 2000103. Dantherm A/S the Kanex CTM DANTHERM tegen KAN-THERM).

“Aangezien consumenten echter niet overgaan tot een analyse van ieder detail van een merk, maar een merk eerder als een geheel beschouwen, is het Bureau van oordeel dat het in aanmerking komend publiek niet noodzakelijk de link zal leggen tussen DAN en Denemarken.”

Lees de beslissing hier

Rechtbank Amsterdam, 17 augustus 2007, Ex parte bevel in Nike International tegen Zeeman Textiel Textielsupers B.V. (Met dank aan Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan).

“Er bestaat een aanzienlijk risico dat gerekwestreerden  de Producten nog altijd actief op de
markt aanbieden. SS1 heeft bovendien bevestigd dat zij voornemens is de producten uit tc
voeren, welke export ex artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE inbreukmakend is. Indien de Producten
zouden worden uitgevoerd en worden geleverd aan een derde partij, bestaat bovendien het
risico dat de Producten wederom in de Benelux op de markt zullen worden gebracht.(…)  Wanneer de Producten zouden worden uitgevoerd zal Nike ze uit liet oog verliezen zodat &t voor verzoekster tot onherstelbare schade zal leiden.”

Lees het bevel hier.

Rechtbank Breda, 29 augustus 2007, KG ZA 07-472. Inside Brands B.V. c.s. tegen Brodkorb. (Met dank aan Olaf van Haperen, Lawton)

“3.8 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft gedaagde in het verzoekschrift een volkomen onvolledig beeld gegeven van de juridische situatie door geen melding te maken van de rechtsverhouding die tussen partijen heeft bestaan en middels de vaststellingsovereenkomst op dit moment nog bestaat. Gedaagden moet hebben geweten dat hij aldus feiten en omstandigheden achterwege liet die voor de beoordeling van het verzoekschrift door de rechtbank, waarbij de wederpartij niet wordt gehoord, van zeer wezenlijke betekenis waren. Flagrant in strijd met de werkelijkheid vermeldt het verzoekschrift bovendien dat gedaagde geen toestemming heeft gegeven voor de vervaardiging van deze kledingstukken met zijn merk. Onweersproken en door bewijsmiddelen gestaafd staat vast dat gedaagde zeer nauw betrokken is geweest bij de productie van deze kledingstukken en bij de keuze van de producenten.

Bij deze opzettelijke en valselijke voorlichting van de rechtbank in het verzoekschrift past de onmiddellijke opheffing van het beslag, zelfs zonder verder debat.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4586

Een vleermuis met gespreide vleugels

bacmb.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 23 augustus 2007, rolnr. 051913, Bacardi & Company Ltd. tegen Food Brokers B.V. & Bat beverage GmbH c.s. (Met dank aan ( met dank aan Leonie Kroon,  DLA Piper). 

Hoger beroep in de enigszins spraakmakende vleermuis-zaak. In eerste instantie oordeelde de Haagse voorzieningenrechter dat het vleermuis-beeldmerk van Bacardi geen bekend merk zou zijn, o.a omdat een vleermuis een bekend dier is en "een afbeelding ervan niet reeds voert tot een grote onderscheidingskracht". Er zou bovendien geen sprake zijn van visuele overeenstemming en verwarring was niet de duchten.

In het onderhavige arrest komt het Hof Den Haag tot een andere conclusie: directe of indirecte verwarring is wel aannemelijk. Het hof motiveert uitgebreid (GMV, EEX, Roche/Primus) waarom  het (in deze zaak) alleen bevoegd is met betrekking tot de Benelux.

Internationale bevoegdheid.

Met een vrij uitvoerige uitleg van de relevante  artikelen  van de GMV en de EEX-verordening (inclusief Roche/Primus) komt het Hof Den Haag eerst tot de conclusie dat in deze zaak op grond van artikel 99 GMV (en artikel 93 lid 5 juncto artikel 94, lid 2 GMV) is de Haagse rechtbank en in hoger beroep het Haagse hof slechts bevoegd is voor handelingen of dreigende handelingen in de Benelux. Tegelijkertijd geeft het hof wel duidelijk aan dat dat in andere zaken heel goed anders kan zijn.

Op grond van artikel 94, lid 1 GMV is het hof tenslotte bevoegd terzake van inbreuk of dreigende inbreuk op het grondgebied van alle lidstaten en een door een op grond van artikel 93 lid 1 GMV bevoegde rechter uitgesproken verbod geldt in beginsel voor de gehele gemeenschap, (tenzij er omstandigheden zijn om dit verbod tot een bepaald gebied te beperken). In deze zaak is er echter geen sprake van dreigend inbreukmakend handelen buiten Nederland.

“10 Ook op grond van artikel 93, lid 1 GMV [internationale bevoegdheid/woonplaats – IEF] is de rechter niet bevoegd in de zaak tegen Bat Beverage, daar Bat Beverage niet gevestigd is in Nederland [maar in Duitsland – IEF]. Voorzover de bevoegdheid is gebaseerd op artikel 99 (lid 2) GMV [voorlopige en beschermende maatregelen – IEF]  valt daaruit naar het voorlopige oordeel van het hof, mede in aanmerking nemende het bepaalde in artikel 94, lid 2 GMV [bevoegdheid bij handelingen op grondgebied lidstaat – IEF], af te leiden dat de Haagse rechter (ook) in kort geding in de zaak tegen Bat Beverage slechts bevoegd is voor (dreigende) handelingen op het grondgebied van de Lidstaat waar de rechtbank is gelegen, nu de Haagse rechter in die zaak niet een krachtens artikel 93, leden 1 tot en met 4 bevoegde rechter is [internationale bevoegdheid/woonplaats – IEF].

Ook op grond van artikel 6 EEX [meerdere verweerders met een nauwe band – IEF] en de uitleg in Roche/Primus kan geen bevoegdheid worden aangenomen. Dat wil zeggen, in deze zaak. De bevoegdheid op grond van 6 EEX staat open, maar nu er i.c. weliswaar een zelfde situatie rechtens is (Gemeenschapsmerkrecht) maar geen sprake is van eenzelfde feitelijke situatie [geen concernstructuur en zelfde handelswijze of beleidsplan], zijn de Haagse rechtbank en het Haagse hof alleen bevoegd voor de Benelux.

Inbreuk in de Benelux

Met betrekking tot de inbreuk in de Benelux is het hof duidelijk. De tekens stemmen visueel en begripsmatig overeen en de waren zijn soortgelijk, waardoor directe en indirecte verwarring aannemelijk is.

Inleidend corrigeert het hof eerst de voorzieningenrechter; “16. (…) Met grief 2 bestrijdt Bacardi het oordeel van de voorzieningenrechter dat een verstrekkende voorziening in kort geding als in casu gevorderd slechts kan worden gegeven als met grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten valt dat de bodemrechter tot een inbreukverbod zal komen. Terecht stelt Bacardi dat de voorzieningenrechter een te zwaar criterium heeft gehanteerd, daar de voorzieningenrechter zich heeft te richten naar de waarschijnlijke uitkomst van de bodemprocedure.”

Vervolgens stelt het hof vast dat het vleermuis-merk een groot onderscheidend vermogen en bekendheid heeft. Het wordt immers al sinds 1862 gebruikt, het gebruik heeft wereldwijd een zeer grote omvang, het wordt ook gebruikt zonder de toevoeging van de naam Bacardi, Bacardi is marktleider en de uitgaven voor reclame zijn zeer hoog.

Het hof is voorshands verder van oordeel dat: “20 (…) de woorden "mad (power of red) bat" en de afbeelding van de vleermuis in zijn ovale kader de onderscheidende en dominerende bestanddelen van het teken vormen. De woorden ‘energy drink’ zijn beschrijvend en bovendien door de grootte en dikte van de letters duidelijk ondergeschikt aan de andere bestanddelen.  Dat laatst geldt ook voor zilver/rood gestreepte achtergrond, temeer nu deze niet doorloopt in het ovaal waarin zich de vleermuis bevindt. Nu de woorden mad (power of red) bat ("gekke (kracht of rode) vleermuis") bovendien refereren aan de daarbij afgebeelde vleermuis, wordt de, door de afbeelding van een vleermuis met gespreide vleugels in merk en teken bestaande, begripsmatige gelijkenis versterkt. Voorts is door de afbeelding van de vleermuis sprake van visuele overeenstemming die wordt versterkt door het ronde/ovale kader waarin de vleermuis zich bevindt. Het hof acht hierdoor voorshands een zodanige gelijkenis in visueel en begripsmatig opzicht aanwezig dat de totaalindruk die door merk en teken worden opgeroepen in vergaande mate overeenstemt.

De waren (alcholische dranken tegenover energy drinks) kunnen worden aangemerkt als soortgelijk, nu Bat Beverage zich met haar producten evenals Bacardi voornamelijk richt op hetzelfde publiek en in dezelfde gelegenheden wordt aangeboden. 

Nu verwarring op deze gronden al aannemelijk is, behoeven de marktonderzoeken en de stelling dat het vleermuis-merk een algemeen bekend merk is geen bespreking meer.

Het hof vernietigt het eerdere vonnis in kort geding en beveelt geïntimeerden ieder gebruik van het merk of overeenstemmende tekens in de Benelux te staken en gestaakt te houden

Lees het arrest hier. Vonnis Vzr. Rechtbank Den Haag hier.  

IEF 4567

Eerst even voor jezelf lezen

mbat.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 23 augustus 2007, rolnummer 05/913. Bacardi & Company Ltd. Tegen Food Brokers B.V. c.s. ( met dank aan Leonie Kroon,  DLA Piper). 

De door Bacardi gevorderde inbreukverboden worden toegewezen voor de Benelux. Het Hof is o.a. van oordeel dat het vleermuislogo van Bacardi een groot onderscheidend vermogen heeft en dat door de aanzienlijke mate van overeenstemming tussen het vleermuislogo en het teken MAD BAT en de soortgelijkheid van de waren er directe en indirecte verwarring kan ontstaan.

Lees het vonnis hier.

IEF 4559

Voetbalschoenen

voetd.gifRechtbank Amsterdam, 23 augustus 2007, LJN: BB2278. Nike European Operations Netherlands B.V. tegen Gedaagde.

Vonnis over de rafelranden van het IE- recht. Voetballer gebruikt logo en schoenen Adidas. Vordering van Nike tot nakoming sponsorovereenkomst wordt toegewezen. Merkloos rondlopen mag ook niet.

Sponsor Nike heeft foto’s in het geding gebracht waaruit blijkt dat gedaagde tijdens een training op 13 juli 2007 en tijdens een wedstrijd op 15 juli 2007 Adidas schoenen draagt.  Op de website van gedaagde (www.diego10.com.br) [merkwaardige anonimisering – IEF]  is het naam en het logo van Adidas geplaatst.

“Veroordeelt gedaagde om vanaf twee werkdagen na betekening van dit vonnis uitsluitend Nike gemerkt schoeisel en/of kleding (met uitzondering van het officiële tenue – voor zover dat niet Nike gemerkt is – van de betaald voetbalorganisaties en het nationale voetbalteam waarvoor gedaagde speelt) te dragen tijdens al zijn openbare sportieve activiteiten, waaronder in het bijzonder voetbalwedstrijden, trainingen en clinics, en tijdens al zijn publieke optredens als beroepsvoetballer, waaronder in het bijzonder promotieoptredens, fotosessies, interviews, persconferenties en televisieoptredens”

(…) Verbiedt gedaagde om vanaf twee werkdagen na betekening van dit vonnis schoeisel en/of kleding te dragen waarvan het merk is verwijderd of onzichtbaar gemaakt (met uitzondering van het officiële tenue van de betaald voetbalorganisaties en het nationale voetbalteam waarvoor gedaagde speelt) tijdens al zijn openbare sportieve activiteiten, waaronder in het bijzonder voetbalwedstrijden, trainingen en clinics, en tijdens al zijn publieke optredens als beroepsvoetballer, waaronder in het bijzonder promotieoptredens, fotosessies, interviews, persconferenties en televisieoptredens.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4544

Geen luxueuze uitstraling

Gstar.jpgGerechtshof ’s-Gravenhage,  19 juli 2007, Rolnr. 05/742, G-Star International Ltd tegen Metro Cash & Carry Nederland B.V. "Makro". (Met dank aan  Martin Hemmer, AKD Prinsen Van Wijmen)

Merkenrecht. Vonnis en arrest in een geschil terzake bewijs uitputting (met name vonnis Rechtbank) en een verdere toepassing van Dior/Evora en BMW/Deenik. Geen merkinbreuk, omdat de wijze van verkoop noch de wijze van adverteren door Makro voor G-Star gegronde redenen opleveren om zich tegen verdere verhandeling van G-Star producten te verzetten.

Makro heeft in haar folder G-Star jeans aangeboden met gebruikmaking van het woord/beeldmerk “G-Star Original Raw Denim”. G-Star verzet zich tegen de wijze waarop Makro de jeans aanbiedt en verkoopt. Zij stelt dat het imago en de reputatie van het G-Star merk ernstig is geschaad. De rechtbank oordeelt aan de hand van de Dior/Evora en BMW/Deenik arresten dat Makro geen inbreuk maakt op de merkrechten van G-Star. G-Star gaat in hoger beroep.

De grieven van G-Star houden onder meer in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Makro’s wijze van aanbieden van de G-Star jeans toelaatbaar is en dat G-Star geen gegronde reden zou hebben om zich tegen Makro’s wijze van adverteren te verzetten, nu deze wijze niet tot ernstige imago-en reputatieschade voor het merk G-Star zou leiden.

Uit het Dior/Evora arrest volgt onder andere dat de wederverkoper niet deloyaal mag handelen tegenover de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder, daar waar het gaat om luxueuze en prestigieuze producten. De rechtbank heeft in het midden gelaten of de G-Star producten luxueus en prestigieus zijn. Het hof gaat daar wel op in en oordeelt dat de G-Star jeans door hun aard en hun stoere uiterlijk, van huis uit, geen luxueuze uitstraling hebben.

Het hof neemt vervolgens de in de bedrijfssector van Makro gebruikelijke wijze van te koop aanbieden en adverteren als uitgangspunt bij de beoordeling van de gestelde afbreuk aan de reputatie van de waren en merken van G-Star. “8. (…) Daarbij wordt er van uitgegaan dat Makro een groothandel is, die een gevarieerd assortiment aan waren (non-food en food) aanbiedt en zich mede richt op de verkoop van merkartikelen. Dat de wijze van aanbieden door Makro niet overeen komt met de door G-Star c.s. zelf of zijn erkende wederverkopers (de G-Star winkels) gebruikte wijze van aanbieden is in dit verband minder van belang.”

G-Star stelt zich op het standpunt dat Makro gebruik mag maken van het G-Star woordmerk, voor zover dit nodig is voor de verdere verhandeling. Makro zou de grenzen van de reclamevrijheid hebben overschreden door de indruk te wekken dat er een commerciële band bestaat tussen Makro en G-Star. Het hof geeft aan dat in het arrest Dior/Evora geen onderscheid wordt gemaakt tussen woordmerken en beeldmerken. Volgens het hof is in de jurisprudentie onvoldoende steun te vinden voor de opvatting dat de loyaliteit van de wederverkoper ertoe leidt dat – behoudens wellicht bijzondere omstandigheden die niet zijn gesteld – hij, ingeval van uitputting van het merk, voor het adverteren voor waren waarop het merk is aangebracht slechts gebruik mag maken van een woordmerk. Het enkele merkgebruik door Makro is onvoldoende om de indruk te wekken dat er een commerciële band bestaat tussen partijen.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank; er is geen sprake van ernstige aantasting van de reputatie van G-Star door de wijze van aanbieden van Makro en evenmin van een gegronde reden in de zin van artikel 7 lid 2 MRl, artikel 13 lid 2 GMVo, of artikel 23 lid 3 BVIE.

Lees het arrest hier. Eerder vonnis Rechtbank Den Haag hier.

 

IEF 4531

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof ’s-Gravenhage,  19 juli 2007, Rolnr. 05/742, G-Star International Ltd tegen Metro Cash & Carry Nederland B.V. "Makro". (Met dank aan  Martin Hemmer, AKD Prinsen Van Wijmen)

Merkenrecht . Vonnis en arrest in een geschil  terzake bewijs uitputting (met name vonnis Rechtbank) en een verdere toepassing van Dior/Evora.

Lees het arrest hier. Eerder vonnis Rechtbank Den Haag hier

IEF 4529

Geen tekst meer

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 7 augustus 2007, LJN:BB1707. Eiseres tegen gedaagde.

Kort geding merkinbreuk. Belang van de zaak te gering om alle gebruikelijke ingrijpende voorzieningen toe te wijzen.

Eiseres drijft sinds 2000 onder de naam TekstID een tekst- en communicatiebureau in Den Bosch en heeft in 2006 het Benelux-merk TEKSTID gedeponeerd. Gedaagde drijft sinds 2004 onder de naam Text-ID een tekst-, promotie-, en vertaalbureau in Den Bosch. Centraal staat de vraag of het gebruik van de aanduidingen TEXTID en/of TEXT-ID door gedaagde in al haar verschijningsvormen jegens eiseres onrechtmatig is. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend. De inbreuk wordt vastgesteld op grond van art. 2.20 lid 1 sub b BVIE. Gedaagde kan volgens de rechter geen beroep doen op de beperking van het merkrecht op grond van art. 2.23 lid 2 BVIE (ouder recht van plaatselijke betekenis). De voorzieningenrechter merkt op dat met de inbreuk op de merkrechten van eiseres de gevraagde gebruikelijke voorzieningen weliswaar in beginsel voor toewijzing gereed zijn, maar dat deze in het onderhavige geval buiten proportie zijn.

“4.7.  In dit geval speelt echter mee dat de beide betrokken bedrijven te kenschetsen zijn als eenmanszaken in de “freelance-sfeer”, zonder personeel, waarbij telkens slechts één persoon op bestelling individueel vertaal- en ander tekstwerk levert. Beide bedrijfjes hebben een relatief bescheiden omzet. Er zijn geen belangrijke investeringen in naamsbekendheid, voorraden of ontwikkeling. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de zaak met de in dit geding ingestelde vorderingen buiten haar proporties geraakt. De gevraagde voorzieningen zullen daarom alleen worden opgelegd voor zover die de maatstaven van redelijkheid, waarnaar de wettelijke regelingen uitdrukkelijk verwijzen, niet te buiten gaan.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4527

Geneutraliseerd

vz.gifBBIE, beslissing inzake oppositie, 31 juli 2007, Nº 2000438. Stichting Vivium Zorggroep tegen Stichting partners in de Zorg.

Oppositie tegen de aanvraag van het woord/beeldmerk ViVa! Zorggroep. Oppositie wordt afgewezen: geen gevaar voor verwarring.

“55. De diensten zijn grotendeels identiek, dan wel soortgelijk. Verder is er geen visuele overeenstemming en slechts sprake van een fonetische overeenstemming, die bovendien geneutraliseerd wordt door de semantische betekenis van VIVA. Daarenboven zal het in aanmerking komend publiek van een meer dan gemiddeld aandachtsniveau zijn. Het Bureau is dan ook van mening dat er in casu geen sprake is van verwarringsgevaar.”

Lees de beslissing hier.

IEF 4526

De vastgestelde identiteit

b&c.gifBBIE, beslissing inzake oppositie, 20 juli 2007, Nº 2000278. B&Q PLC tegen Bubbles & Co BVBA.

Oppositie op grond van woordmerken B&Q tegen de aanvraag van het woord/beeldmerk B&Co. Oppositie wordt toegewezen: gevaar voor verwarring.

“52. Het gemiddelde, dan wel iets meer dan het gemiddelde aandachtsniveau van het in aanmerking komend publiek neemt niet weg dat gezien de hoge mate van overeenstemming tussen de tekens op visueel en fonetisch vlak en de vastgestelde identiteit respectievelijk tussen de waren en diensten er volgens het Bureau sprake is van een gevaar voor verwarring.”

Lees de beslissing hier.