In globo en in concreto
HvJ EG, 20 september 2007, zaak C 193/06 P, OHIM tegen Quick Restaurants SA (alleen Franse versie beschikbaar).
Wel gesignaleerd, nog niet besproken. Merkenrecht. Oppositiezaak. Aanvraag voor ‘Quicky, een Gemeenschapswoord/beeldmerk. Oppositie op basis van oudere (inter)nationale woord- en beeldmerken ‘Quick’ en Quickies. Het Hof wijst Gerecht terecht met betrekking tot de vergelijking van de tekens, althans de formulering van haar eindoordeel over de vergelijking van de tekens.
De zaak betreft het vergelijk tussen het aangevraagde woord/beeldmerk Quicky van Nestle, Quicky het Nestlé-konijn, en de oudere woordmerken QUICKIES et QUICK van Quick Restaurants. Het Gerecht oordeelde eerder dat de merken visueel en auditief overeenstemden en dat verwarringsgevaar niet kon worden uitgesloten. Het Gerecht merkte daarbij nog op dat aan het onderscheidend vermogen van het konijn nog werd behoorlijk afgedaan doordat het gebruik van dergelijke afbeeldingen dieren (l’utilisation d’un animal jovial et animé) zeer gebruikelijk is in de voedingsmiddelenindustrie.
In de onderhavige zaak stelt het Hof echter dat door het Gerecht onvoldoende is gekeken naar de totaalindrukken van de tekens bij de beoordeling van de visuele overeenstemming. Onder verwijzing naar het arrest in de Shaker-zaak (Limonchelo) benadrukt het Hof dat bij het onderzoek of sprake is van gevaar voor verwarring, niet slechts één bestanddeel van een samengesteld merk in de beschouwing worden betrokken en worden vergeleken met een ander merk. Bij een dergelijke vergelijking moeten de betrokken merken juist elk in hun geheel worden onderzocht, wat niet uitsluit dat de totaalindruk die een samengesteld merk bij het relevante publiek nalaat, in bepaalde omstandigheden door een of meerdere bestanddelen ervan kan worden gedomineerd.
Het gaat er om of binnen de totaalindruk een element dominant is, woord of beeld, en andere elementen ondergeschikt (verwaarloosbaar), terwijl het Gerecht i.c. het zo fromuleerde dat het woordelement niet verwaarloosbaar zou zijn en het beeldelement niet dominant. Dat iets niet verwaarloosbaar is, is iets anders dan dominant en dominantie is de doorslaggevende factor.
De zaak wordt verwezen naar het Gerecht, die dus ofwel haar mening ofwel haar formulering kan aanpassen.