Merkenrecht  

IEF 7057

Hochgradigen Ähnlichkeit (beeld)

GvEA, 10 september 2008, zaak  T-243/06, Promat GmbH tegen OHIM / Puertas Proma (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Merkenrecht. Oppositieprocedure op grond van eerdere gemeenschapswoordmerken PROMA tegen aanvraag gemeenschapsbeeldmerk PROMAT (beide ingeschreven voor, kort gezegd, bouwmaterialen). Oppositie gedeeltelijk toegewezen.

„54. (…) Die Beschwerdekammer durfte unter Heranziehung des Grundsatzes der Wechselwirkung zwischen den Zeichen und den Waren bei der Beurteilung der Verwechslungsgefahr annehmen, dass angesichts der hochgradigen Ähnlichkeit sowohl der betreffenden Waren (mit Ausnahme der „transportable[n] Bauten aus Metall; Baustellensicherungen und Zäune; Maschinen- und Garderobenschränke; Trennscheiben) als auch der betreffenden Zeichen, insbesondere was die fast vollständige Übereinstimmung der Wortbestandteile „promat“ und „proma“ angehe, die Unterschiede zwischen den Zeichen nicht ausreichten, um bei den maßgeblichen Verkehrskreisen eine Verwechslungsgefahr auszuschließen.

45. (…) Der Begriff „proma“ sei daher das dominierende Element der älteren Gemeinschaftsmarke. Folglich bestehe ein gewisser Grad an visueller Ähnlichkeit zwischen den beiden Marken, denn der Wortbestandteil der älteren Gemeinschaftsmarke PROMA werde in der angemeldeten Marke PROMAT vollständig wiedergegeben.

46. Im vorliegenden Fall weisen die Bildbestandteile der beiden Marken keine individuelle und originelle Gestaltung auf, die bei der visuellen Wahrnehmung eine wichtige Rolle spielen würde und sie unterscheiden könnte. Daher sind sie als vernachlässigbare Bestandteile anzusehen.

(…) 50. Der Buchstabe „t“, der in der älteren Gemeinschaftsmarke fehlt, kann nämlich – unabhängig davon, ob er vom Verbraucher ausgesprochen wird oder nicht – nicht als ein besonders markanter Konsonant angesehen werden, der den klanglichen Eindruck der Anmeldemarke wesentlich beeinflussen könnte.

52 In begrifflicher Hinsicht ist die Beschwerdekammer zutreffend davon ausgegangen, dass der Umstand, dass die Wortbestandteile der Marken beide erfundene Wörter seien, keinen Einfluss auf den umfassenden Markenvergleich habe.

53. Daher ist im Ergebnis von einer hochgradigen Ähnlichkeit der beiden Zeichen nach Bild und Klang auszugehen.“

Lees het arrest hier.

IEF 7056

Geel puntje

Klik voor vergrotingGvEA, 10 september 2008, zaak  T-201/06, Louis M. Gerson Co., Inc tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Merkenrecht. Weigering op absolute gronden van  3D gemeenschapsmerk  “Paint filter partly coloured yellow”. Beroep afgewezen: geen onderscheidend vermogen. Decoratief en niet orgineel. Freihaltebedürfnis kleurgebruik.

“23. In the present case, as regards the shape of the mark applied for, it must be stated that it is very similar to competing goods on the market. Even if each manufacturer produces different filters, the three-dimensional shape in respect of which registration was applied for is a simple shape which is amongst those which come naturally to the mind of the consumer in relation to paint filters. As the Board of Appeal rightly found at paragraph 17 of the contested decision, the shape at issue does not have any element that can be said to depart perceptibly from one of the most common shapes of such a product.

24. Next, as regards the use of the colour yellow near the tip of the filter, it must be observed that that is not sufficient to warrant the conclusion that the mark applied for enables the average consumer to distinguish the product concerned from those of other undertakings without conducting an analytical examination and without paying particular attention. Thus, the applicant’s argument that the colour would be noticed by users who would therefore identify the trade origin of the product (see paragraph 11 above) cannot be accepted. On the contrary, as the Board of Appeal states at paragraph 17 of the contested decision, the use of the colour yellow will be perceived as indicating the tip or as a decorative element, but not as a distinctive element. The use of the colour might possibly serve to distinguish between the quality or the size of different models of the same product, but is not distinctive as regards its trade origin.

(…) 26. Moreover, even were it the case, as the applicant asserts, that the consumer was a specialist and could be expected to know that only the applicant produced coloured paint filters, the distinctive character of the mark resulting from the application of a colour on the goods could not be accepted. That argument entails registration of the mark being based not on the use of the colour yellow in particular, but on the mere application of a colour on goods. In such circumstances, registration would unduly restrict the availability of colours for competitors, who might wish to use them on their own goods.”

Lees het arrest hier.

IEF 7055

Eindigt op visc

GvEA, 10 september 2008, zaak  T-106/07, Alcon Inc tegen OHIM / *Acri.Tec AG (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Merkenrecht. Oppositieprocedure op grond van eerdere internationale woordmerken PROVISC en DUOVISC tegen aanvraag gemeenschapswoordmerk BioVisc (beide ingeschreven voor, kort gezegd, oogheelkundige produkten ). Oppositie afgewezen, geen verwarringsgevaar.

“38. Furthermore, the applicant does not put forward any specific argument as regards its claim that the dominant element of the marks at issue is ‘visc’.

39. Accordingly, the Court holds that the differences between the signs at issue resulting from the difference in their prefixes is sufficient to rule out a visual similarity and to distinguish them phonetically.

(…) 42. It is clear from the foregoing that the signs at issue have different conceptual meanings which the relevant public can perceive and understand. Consequently, it must be held that there is a conceptual difference between the signs at issue.

43. In the light of the foregoing, in the overall assessment of the marks at issue, the Board of Appeal rightly held, in the contested decision, that the visual, phonetic and conceptual difference of the signs at issue were sufficient, in spite of the identity of the goods concerned, to preclude the similarities between the signs at issue from giving rise to a likelihood of confusion on the part of the specialist Community consumer as to the commercial origin of the goods concerned.”

Lees het arrest hier.

IEF 7054

Mannen (perfect)

Schwarzkopf Men PerfectRechtbank ’s-Gravenhage, 10 september 2008, HA ZA 07-2143, Henkel KGaA c.s. tegen Dramers S.A.

Merkenrecht. Nietigverklaring beschrijvend merk gedaagde. Beeldelementen van merk eiser verhinderen reconventionele nietigverklaring merk eiser.  Aanhouding i.v.m. toepassing IE-indicatietarieven.

Gedaagde Dramers is sinds 2002 houdster van het internationale woordmerk MAN’S PERFECT, ingeschreven voor klasse 3, cosmetica. Eiser Henkel is houdster van de internationale woordbeeldmerken  SCWARZKOPF MEN PERFECT en MEN PERFECT, beiden uit 2006 en eveneens ingeschreven voor klasse 3, cosmetica. Henkel vordert nietigverklaring van het merk van Dramers en ziet die vordering toegewezen:

“4.2. De rechtbank is met Henkel van oordeel dat het merk van Dramers nietig moet worden verklaard omdat het merk MAN’S PERFECT uitsluitend bestaat uit benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van de hoedanigheid of bestemming van de waren als bedoeld in artikel 2.28 lid 1 sub c BVIE. Henkel heeft in dit verband terecht aangevoerd dat het element “MAN’S” kan dienen om de doelgroep (bestemming) van de waren aan te duiden en dat het element “PERFECT” kan duiden op de kwaliteit (hoedanigheid) van de waren. Henkel heeft er tevens terecht op gewezen dat de elementen “MAN’S” en “PERFECT” in het merk niet op ongebruikelijke wijze zijn samengevoegd. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat ook het merk als geheel beschouwd beschrijvend is. Een en ander is ook niet gemotiveerd door Dramers weersproken.”

“4.6. Het betoog van Dramers dat indien de rechtbank haar merk in conventie nietig verklaart, ook de merken van Henkel in aanmerking komen voor nietigverklaring, gaat niet op. In de merken van Henkel en het merk van Dramers komen weliswaar vergelijkbare beschrijvende woordelementen voor, te weten de woorden MEN en PERFECT. De merken van Henkel combineren die woordelementen echter met diverse grafische elementen, zoals de weergave van de woorden in bepaalde lettertypes en lettergroottes, een specifieke rangschikking van de woorden, en het gebruik van een donkere rechthoekige achtergrond. Die grafische elementen zijn niet beschrijvend. De merken van Henkel bestaan – anders dan het woordmerk van Dramers – dus niet uitsluitend uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van de waren. Artikel 2.28 lid 1 sub c BVIE biedt daarom geen grond voor vernietiging van deze merken.”

Tot een beslissing komt het echter nog niet, aangezien partijen zich nog niet hebben kunnen uitlaten over de toepassing van de indicatietarieven

“4.9. Dramers zal als de in het ongelijk gestelde partij in de redelijke en evenredige proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv worden veroordeeld. Henkel heeft die kosten begroot op € 45.312,50, maar dat bedrag wordt door Dramers betwist en is hoger dan de door de rechtbanken gehanteerde indicatietarieven voor IE-zaken (gepubliceerd via onder meer www.rechtspraak.nl, Landelijke Regelingen, Sector Civiel). Aangezien partijen zich nog niet hebben kunnen uitlaten over de toepassing van die tarieven, zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen voor een akte waarin partijen zich hierover kunnen uitlaten. Voor de goede orde zullen alle beslissingen worden aangehouden tot na deze aktes.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7053

Lichtjes gestileerd

SEAT SP 2189822GvEA, 9 september 2008, zaak T-363/06, Honda Motor Europe Ltd tegen OHIM/Seat SA

Oppositieprocedure. Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk MAGIC SEAT, oppositie op basis van  een (zeer bekend) ouder Spaans nationaal beeldmerk SEAT. Beide merken betreffen klasse 12, voertuigen, onderdelen en accessoires.

Oppositie toegewezen door OHIM en Gerecht. Overeenstemming en verwarringsgevaar aangenomen.  Begripsmatige overeenstemming door associatie met bekend merk. Naast bekendheid van het automerk Seat speelt ook de Spaanse kennis van het Engels opnieuw een rol: Niet kan worden uitgesloten dat het aangevraagde merk door minstens een deel van het relevante publiek als „ma-gic se-at” zal worden uitgesproken. Een samenvatting in citaten:

Het logo is onlosmakelijk verbonden met het woordbestanddeel „seat”, dat wegens zijn bekendheid groot onderscheidend vermogen in Spanje heeft:

“31. In casu moet worden vastgesteld dat het „S”-logo van het oudere merk lichtjes gestileerd is, maar niet origineel of bijzonder uitgewerkt voorkomt. Het vormt immers de eerste letter van het woordbestanddeel „seat”, dat weliswaar onder het „S”-logo staat en in kleinere letters dan dit logo is weergegeven, maar toch in grote hoofdletters is geschreven, breder is dan bedoeld logo en perfect leesbaar is. In weerwil van de door verzoekster genoemde elementen, zoals de weergave van het „S”-logo op het schutblad van het jaarverslag van de vennootschap Seat of aan de voorzijde van de door deze vennootschap verkochte auto’s, heeft dit logo bovendien, zoals het BHIM terecht onderstreept, geen intrinsieke semantische betekenis die het oudere merk onderscheidend vermogen zou verlenen, maar heeft het vooral tot doel, de nadruk te leggen op de eerste letter van het woord „seat”.

32. Derhalve heeft de kamer van beroep in punt 25 van de bestreden beslissing op goede gronden geoordeeld dat, ook al kan het „S”-logo ontegenzeglijk worden geïdentificeerd als zodanig, dit logo toch ook onlosmakelijk is verbonden met het woordbestanddeel „seat”, dat wegens zijn bekendheid groot onderscheidend vermogen in Spanje heeft. Derhalve is de kans groot dat het oudere merk – in zijn geheel beschouwd – op basis van het woordbestanddeel „seat” zal worden geïdentificeerd, terwijl het logo als een decoratief element of als de eerste letter van „seat” zal worden gezien. Bijgevolg dient de conclusie van de kamer van beroep dat het woordbestanddeel „seat” in het oudere merk domineert, te worden bevestigd."

De merken stemmen, , visueel, fonetisch en begripsmatig overeen. De grote bekendheid van het oudere merk speelt daarbij een belangrijke rol, net als de veronderstelde geringe kennis van het Engels in Spanje:

"(…)  37. Met betrekking tot het aangevraagde merk moet worden vastgesteld dat het gevaar bestaat dat de in het woordmerk MAGIC SEAT opgenomen term „seat” door het relevante publiek, daaronder begrepen de consument die Engels verstaat, niet als de Engelse vertaling van het woord „stoel” zal worden opgevat, daar dit woord onmiddellijk een associatie met de welbekende Spaanse automobielconstructeur Seat zal oproepen. Anders dan verzoekster beweert, zal het dus waarschijnlijk als een Spaans woord worden uitgesproken, in twee lettergrepen, en niet in één enkele lettergreep zoals in het Engels.

(…) 39. Zoals hierboven reeds is opgemerkt, zal het relevante publiek de term „magic” louter als een adjectief van het woord „seat” zien, gelet op de gelijkenis van deze term met de Spaanse term „mágico”, die zonder meer lovend is. In dit verband zij erop gewezen dat volgens vaste rechtspraak het publiek een beschrijvend bestanddeel van een samengesteld merk over het algemeen niet zal beschouwen als het onderscheidende en dominerende bestanddeel van de door dit merk opgeroepen totaalindruk (…).

40. Hieruit volgt dat niet kan worden uitgesloten dat het aangevraagde merk door minstens een deel van het relevante publiek als „ma-gic se-at” zal worden uitgesproken. In die omstandigheden wettigt het enkele feit dat het woordbestanddeel van het oudere merk voorkomt in het dominerende bestanddeel van het aangevraagde merk, de conclusie dat er sprake is van een grote fonetische overeenstemming (…).

(…) 46. Deze analyse [ over de begripsmatige overeenstemming- IEF] dient eveneens te worden bevestigd, voor zover niet kan worden uitgesloten dat het relevante publiek bij het zien van het merk MAGIC SEAT, dat de door verzoekster verkochte autostoelen aanduidt, dit merk met het oudere merk SEAT en dus met de Spaanse automobielconstructeur zal associëren, gelet op de bekendheid van het oudere merk en de louter lovende strekking van het adjectief „magic”.

(…) 51. Uit het voorgaande volgt dat de conflicterende tekens globaal genomen overeenstemmen, waarbij deze overeenstemming met name voortvloeit uit de weergave van het dominerende bestanddeel „seat” van het oudere merk in het aangevraagde merk."

Verwarringsgevaar wordt aangenomen, een vergissing is zo gemaakt: 

"(…) 61 (…) In dit verband moet worden ingestemd met de beoordeling van de kamer van beroep in punt 35 van de bestreden beslissing, namelijk dat het bestaan van gevaar van verwarring tussen de twee betrokken merken geenszins wordt beïnvloed door het feit dat het publiek voornamelijk uit specialisten bestaat. Zoals de kamer van beroep heeft opgemerkt, is de handel in delen en reserveonderdelen van auto’s immers niet beperkt tot erkende dealers van auto’s van één enkel merk, zodat niet kan worden uitgesloten dat een autodealer of een Spaanse monteur die bij verschillende constructeurs delen en reserveonderdelen betrekken, zullen aannemen dat de onder het aangevraagde merk verhandelde waren afkomstig zijn van Seat of van een constructeur die economisch is verbonden met Seat.

62 (…) Ook al zal het relevante publiek zich door zijn hoog aandachtsniveau over de autostoelen informeren en kan het aldus voorkomen dat bij vergissing voor het betrokken automodel ongeschikte autostoelen worden aangekocht, dit kan immers niet beletten dat dit publiek aanneemt dat de stoelen waarop het merk MAGIC SEAT is aangebracht, deel uitmaken van een nieuw assortiment van waren dat door de welbekende Spaanse automobielconstructeur Seat is ontwikkeld."

Lees het arrest hier.

IEF 7052

Er zijn nieuwe regels van de Directeur-Generaal.

Edmond-Simon DG-BBIE1- Vanaf 1 januari 2009 past het BBIE de bezwaartermijn die wordt gegeven bij een op absolute gronden geweigerd depot aan. Dit geldt voor depots ingediend vanaf 1 januari 2009. De termijn voor het indienen van argumenten wordt drie maanden. Na afloop van deze drie maanden verlengt het Bureau de gegeven termijn altijd ambtshalve met één maand. Daarnaast is er tijdens een lopende bezwaartermijn altijd de mogelijkheid om schriftelijk te te verzoeken de termijn te verlengen tot zes maanden na de datum van de oorspronkelijke weigeringsbeslissing.

2- Betreft: Intrekking van opposities na beslissing

1. Opposanten kunnen de door hen ingestelde opposities geheel intrekken tot het moment waarop de beslissing van het Bureau, ingevolge artikel 2.16, lid 4 BVIE, definitief wordt.

2. Intrekken van een oppositie nadat het Bureau een beslissing heeft genomen heeft enkel tot gevolg dat het Bureau zijn beslissing niet ten uitvoer zal leggen. Dit heeft niet tot gevolg dat de grond aan de uitgesproken verwijzing in de kosten (artikel 2.16, lid 5 BVIE) komt te ontvallen.

3. Bij intrekking van een oppositie nadat het Bureau een beslissing heeft genomen, volgt geen restitutie van voor de oppositie betaalde rechten.

Lees hier iets meer.

IEF 7044

Juristen die van binnen en buiten mooi zijn

Christien Noorzij - Beau MondeIn de Beau Monde van deze week: Interview met “Powervrouw Christine Noordzij”. Over het leven en de ambities van waarschijnlijk de meest glamoureuze merkengemachtigde van Nederland (visagie van Leco van Zadelhoff). Interview is helaas niet elektronisch beschikbaar, maar wellicht dat de eerste, de middelste en de laatste alinea de lezer tot aanschaf van de Beau Monde kunnen overtuigen:

“Christine Noordzij, blond & hooggehakt, zwaait samen met compagnon Joop Elzas de scepter over het gerenommeerde merkenbureau Elzas Noordzjj. Onder haar clientèle bevinden zich grote bedrijven, maar ook bekende namen als Gerard Joling, John de mol en Mart Visser. Christine: “Ik neem alleen mensen aan die zowel van binnen als van buiten goodlooking zijn.”

(…) Het scheelt dat ik op de middelbare school en later op de universiteit, waar ik rechten studeerde, al affiniteit had met het merkenrecht. En dat het in mijn aard zit te organiseren en te regelen: ik doe graag tien dingen tegelijk. Daarnaast ben ik energiek en erg nieuwsgierig naar andere mensen. Wat beweegt ze, wat is hun passie? Inhoudelijke kennis van een zeer hoog niveau, passie en beschikken over een goed sociaal inlevingsvermogen is iets wat ze ook zoekt bij haar medewerkers. Christine: "Juristen die van binnen en buiten mooi zijn. Onze juristen worden veel uitgenodigd op partijen en recepties, dus moet iemand makkelijk kunnen converseren, er representatief uitzien en zich aan de dresscodes willen houden, zoals ‘gala’ of ‘cocktail’. Door de verschillende recepties, party’s, liefdadigheidsdiners en modeshows die Christine bezoekt, zien haar werkweken er nooit hetzelfde uit, al heeft ze wel bepaalde gewoontes.”

(…) “Gevraagd of geld gelukkig maakt, schudt Christine haar hoofd. “Succes in de liefde maakt gelukkig.”Een vastomlijnd plan van hoe haar zakelijke toekomst eruitziet, heeft ze niet. “We hebben niet de ambitie heel groot te worden, we willen de beste blijven in het vak en een overzichtelijk bedrijf houden met heldere en korte lijnen voor onze cliënten. Al zal het aantal medewerkers wel groeien, want het gaat goed met ons kantoor.”Zo goed dat zij en haar compagnon al twee keer benaderd zijn of ze hun bedrijf willen verkopen. Christine: “Dan zijn we natuurlijk zeer gevleid, maar we vinden ons werk nog zo leuk dat we ons bedrijf voorlopig niet weg doen. En als het moment daar is, in de verre toekomst, ga ik gewoon iets anders doen. Ik ben niet iemand die jong gaat rentenieren. Wat voor bedrijf precies? Geen idee. Hoe de wind waait, waait mijn rokje.”

IEF 7042

Het Bergmerk

 

Olympia Beeldmerk Kleur
Olympia Beeldmerk ZW
Rechtbank Groningen, 3 september 2008, HA ZA 07-490, Fraas tegen Storteboom Kornhorn B.V. (met dank aan Hans van der Perk, JPR Advocaten).  

(Klik op afbeeldingen voor vergoting)
Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht. Bodemprocedure (na eerder kort geding en verklaring ex  art. 260 / 1019i RV). Niet alleen het IOC maakt bezwaar tegen het gebruik van de aanduiding als Olympia en afbeeldingen van ringen:  Eiser Fraas is houder van Benelux-woordmerk OLYMPIA LUXUS HÄNCHEN, voor kipproducten, en maakt i.c. succesvol bezwaar tegen gebruik door gedaagde van OLYMPIA,  OLYMPIA LUXUS HÄNCHEN en het ‘Bergmerk’ in de Benelux. Ook gebruik als exportmerk wordt verboden. Werkelijke proceskosten onvoldoende gespecificeerd: liquidatietarief.

"5.10.3. De rechtbank is verder van oordeel dat het aannemelijk is dat de totaalindruk die het Luxus enPremium-merk en het "Bergmerk" op de gemiddelde consument maakt zodanig is, dat die consument een verband kan leggen tussen eerstgenoemde door Fraas gebruikte merken en het laatstgenoemde door Storteboom gebruikte teken.

5.10.4. Voor de rechtbank is doorslaggevend het feit dat in zowel de merken van Fraas als in hettekenvan Storteboom niet alleen op een dominante en maar ook op een qua vorm gelijke wijze gebruik wordt gemaakt van bet woord "olympia" door dat in hoofdletters prominent te plaatsen op de verpakking van door hen op de markt gebrachte producten, zijnde zoals hiervoor is overwogen soortgelijke waren. Opvallend is voorts dat op de sticker die op de doos waarin de kipproducten van Storteboom zijn verpakt enkel het woord “OLYMPIA” staat, derhalve zonder beeldmerkteken.

5.10.5. Door het gebruiken van genoemd woord op de omschreven wijze en op grond van het feit dat het naar het oordeel van de rechtbank aanduiden van een kipproduct met het teken "OLYMPIA" toch niet als vanzelfsprekend kan worden aangemerkt, roept de totaalindruk van het merk en het teken bij de gemiddelde consument -zeker bij een niet ongebruikelijke vluchtige waarneming van producten- niet alleen een zodanige visuele maar ook, bij het uitspreken van het woord "olympia", een zodanige auditieve gelijkenis op dat die consument een verband kan leggen tussen de merken van Fraas en het door Storteboom gebruikte "Bergmerk".

5.10.6. Naar het oordeel van de rechtbank zal de gemiddelde consument wanneer hij tot aankoop van een "olympia-kip(produkt)" wil overgaan daarbij niet vermelden of het een product moet zijn met op de verpakking (ook) een samenstel van ringen of een met een afbeelding van een berg. De gemiddelde consument zal door de prominente vermelding van "OLYMPIA" op de verpakking van de onderhavige producten genoemde onderdelen (de ringen en de berg) eerder als "details"/"franjes" zien dan als een specifiek bestanddeel dat bepalend is voor de herkomst (identificatie) van het product.

5.10.7. Dat het woord "Olympia" door een derde in Griekenland als "trademark" is ingeschreven maakt, wat betreft de Griekse markt, het voorgaande niet anders nu het Storteboom is die door Fraas wordt aangesproken op het gebruik van het "Bergmerk" en vaststaat dat Storteboom dat teken ook op haar verpakkingen gebruikt.

Lees het vonnis hier.

IEF 7036

Liever geen louter "nationale" appèlmiddelen

Hof-van-Cassatie - Brussel"Merk (Benelux) Toch Hoe Sterk…" Vertaling van de openingsrede ("A Vos Marques (Benelux)…"), door de heer Jean-François Leclercq, procureur-generaal, uitgesproken op de plechtige openingszitting van het Belgische Hof van Cassatie op 1 september 2008.

Openingsrede van 40 pagina’s, met veel voetnoten en soms mooie zinnen als “Bij de vergelijking tussen het Benelux-merk en het Gemeenschapsmerk ontdekte Dominique Kaesmacher acht verschillen”en “De vitaliteit van de Benelux inzake intellectuele eigendom gaat er niet op achteruit.” Leclerq gaat in op de voordelen van het Benelux-systeem en, veel interessanter,  de nadelen van de nationale beroepsprocedures:

 “Die beperkte concentratie betreffende inschrijvingsgeschillen bij één enkel hof van beroep per Staat heeft echter niet de verwachte resultaten opgeleverd op het vlak van de uniformisering, aangezien tussen rechtspraak van de nationale gerechten verschillen ontstaan zijn die moeilijk aanvaardbaar zijn binnen een uniforme regeling. Bovendien kunnen die verschillen tussen de landen nog meer tot uiting komen tijdens de cassatieprocedure die nog steeds onder het nationale recht valt.

Teneinde eenheid te brengen inzake de inschrijvingsgeschillen zou een zuivere Benelux-regeling kunnen worden ingesteld:

1) inschrijving door het BBIE;
2) een kamer van het Benelux-Gerechtshof wordt bevoegd voor het hoger beroep;
3) een andere kamer van het Benelux-Gerechtshof krijgt cassatiebevoegdheid.

Anders gezegd, het huidige hoger beroep voor de drie nationale appelgerechten zou worden vervangen door een hoger beroep voor een kamer van het Benelux-Gerechtshof en het cassatieberoep, dat thans door het nationale recht wordt geregeld, zou worden vervangen door een cassatieberoep tegen de appelbeslissing van de voornoemde kamer van het Benelux-Gerechtshof, dat zou worden ingesteld voor een andere kamer van hetzelfde Benelux-Gerechtshof.

Het is wenselijk de appel- en cassatiebevoegdheid te groeperen binnen het ene en hetzelfde Benelux-Gerechtshof om te beletten dat louter "nationale" appelmiddelen, en vooral cassatiemiddelen, die dus geen verband houden met het Benelux-recht, het geschil ingewikkelder maken. We zijn dus tegen een gemengde regeling waarin de drie thans bevoegde nationale appelgerechten zouden blijven uitspraak doen over de beroepen en waarin het Benelux-Gerechtshof slechts als een soort supranationale cassatierechter zou optreden.”

Lees de gehele rede hier.

IEF 7034

Het recht op de slagzin

Spoedprocedure Slagzinnenregister per 1 september 2008. “Stel dat u voor een pitch of een campagne in ontwikkeling vooraf de zekerheid wilt dat de gekozen slagzin beschermd zal zijn tegen navolging. Om u in zulke situaties van dienst te zijn, biedt GVR/De Kennisconnectie een Spoedprocedure aan.
 
Door te kiezen voor een spoedprocedure voor uw slagzin, hoeft u niet op de uitslag van de beoordeling te wachten tot een vergadering van de Slagzinnencommissie, die eens in de twee maanden bijeen komt. Met een spoedprocedure heeft u al binnen 4 werkdagen resultaat. Om deze dienst aan te vragen vult u het Spoedprocedureformulier in en stuurt dit – indien mogelijk met voorbeelden van gepland gebruik – naar het kantoor van GVR/De Kennisconnectie. De Slagzinnencommissie toetst vervolgens, net als bij een “normale” indiening, uw slagzin aan de voorwaarden van het Reglement. Het is voor een spoedprocedure van extra groot belang dat de rationale van de slagzin wordt bijgevoegd. De voorbeelden van gebruik en de rationale helpen de commissie namelijk in hun interpretatie van uw gebruik van de slagzin.’ De goedkeuring van uw slagzin door middel van een spoedprocedure heeft dezelfde status als een “normale” goedkeuring tijdens een commissievergadering."

Lees hier meer.