Merkenrecht  

IEF 6414

Einzelbuchstaben

lE.gifGvEA, 9 juli 2008, T-302/06, Paul Hartmann AG tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken. Beroep tegen weigering inschrijven woordmerk E. Gerecht stelt dat OHIM te algemeen geoordeeld heeft door te stellen dat enkele letters, Einzelbuchstaben, geen onderscheidend vermogen hebben.

„37. Die Beschwerdekammer vertrat sodann die Auffassung, dass einzelnen Buchstaben ohne hinreichende grafische Ausgestaltung die Unterscheidungskraft abgesprochen werden müsse.

38. Insoweit ist jedoch daran zu erinnern, dass nach dem Wortlaut von Art. 4 der Verordnung Nr. 40/94 Buchstaben zu den Zeichen gehören, die eine Marke sein können.

39. (…)  nicht die Annahme zu rechtfertigen, diese Marken hätten a priori keine Unterscheidungskraft oder könnten diese nur durch Benutzung erwerben. Die Unterscheidungskraft einer Marke, die von Art. 7 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 gefordert wird, ist in konkreter Weise zum einen im Hinblick auf die Waren oder Dienstleistungen, für die sie angemeldet worden ist, und zum anderen im Hinblick auf die Anschauung der relevanten Verkehrskreise zu beurteilen.

40      Folglich ist festzustellen, dass der Beschwerdekammer dadurch, dass sie allgemein und abstrakt auf die fehlende Unterscheidungskraft von aus einem Einzelbuchstaben bestehenden Marken abstellte, bei der Anwendung von Art. 7 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 ein Rechtsfehler unterlaufen ist.“

Lees het arrest hier.

IEF 6413

Denken aan de gelijknamige componist

mozartk.gifGvEA, 9 juli 2008, T-304/06, Paul Reber GmbH & Co. KG tegen OHIM / Chocoladefabriken Lindt & Sprüngli AG

Nietigheidsprocedure gemeenschapswoordmerk Mozart. Mozart is beschrijvend voor chocolade, met dank aan de Mozartkugel.

“99. Uit het voorgaande volgt dat minstens voor „banketbakkers- en suikerbakkerswaren, producten van chocolade en suikergoed” in de vorm van een bol van chocolade, te weten voor een deel van de waren behorend tot de categorieën die in de aanvraag tot inschrijving van het litigieuze merk zijn vermeld, dit merk in een deel van de Gemeenschap, met name in de Duitstalige landen (Duitsland en Oostenrijk), kan worden gebruikt om te beschrijven.

Wanneer de gemiddelde consument in deze twee landen wordt geconfronteerd met een bol in een omhulsel van chocolade die wordt aangeduid door de term „Mozart”, zal hij immers in deze term een verwijzing naar het kenmerkende recept van Mozartkugeln zien in plaats van informatie met betrekking tot de commerciële herkomst van de betrokken waar. Het weglaten van de term „Kugel” doet niet af aan deze conclusie, aangezien deze term geen verwijzing naar het recept van de betrokken waar is, maar naar de vorm ervan, hetgeen duidelijk blijkt uit de uiterlijke vorm van de waar.

102. In de tweede plaats neemt het door verzoekster aangevoerde feit dat het betrokken publiek in de term „Mozart” in de eerste plaats een verwijzing naar de beroemde componist Wolfgang Amadeus Mozart ziet, niet weg dat deze term een beschrijvende aanduiding kan zijn voor de betrokken waren.

103. In dit verband dient te worden opgemerkt dat een dergelijk beschrijvend karakter niet moet worden beoordeeld in abstracto, maar met betrekking tot de waren die de betrokken term als gemeenschapsmerk zal aanduiden. Het is juist dat zelfs in een dergelijke context het betrokken publiek bij het zien van de term „Mozart” waarschijnlijk zal denken aan de gelijknamige componist. Aangezien de betrokken waren niets te maken hebben met muziek, kan deze verwijzing naar een beroemde componist evenwel naast het – volstrekt irrelevant – oproepen van deze componist, andere informatie overbrengen die verband houdt met de betrokken waren. Verzoekster heeft zelf impliciet erkend dat dit het geval was, aangezien zij de inschrijving van het teken Mozart als gemeenschapsmerk heeft aangevraagd, te weten als aanduiding van informatie inzake de commerciële herkomst van deze waren.”

Lees het arrest hier.

IEF 6412

Coffeeshops

tcofs.gifGvEA, 9 juli 2008, T-323/05, The Coffee Store GmbH tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken. Terechte en vrij evidente weigering woordmerk THE COFFEE STORE (koffie en koffiediensten).

„39. Die Klägerin weist zu Recht darauf hin, dass dieses Wort [store]  im Sprachgebrauch in den USA und in dem im Vereinigten Königreich eine unterschiedliche Bedeutung hat. In den USA steht das Wort für ein Geschäft des Einzelhandels mit Waren und Dienstleistungen, während es im Vereinigten Königreich einen Vorrat, ein Lager oder ein – allerdings größeres – Einzelhandelsgeschäft bezeichnet.

40. Aus diesem Unterschied kann jedoch nicht gefolgert werden, dass das europäische englischsprachige Publikum nicht die amerikanische Bedeutung des Wortes verstünde. Das Wort „store“ gehört nämlich zur Alltagssprache. Insoweit ist der Umstand zu berücksichtigen, dass das europäische Publikum, speziell das europäische englischsprachige Publikum, mit dem in den USA gesprochenen Englisch besonders wegen dessen Medienpräsenz sehr häufig, wenn nicht täglich in Berührung kommt. Daraus lässt sich vernünftigerweise der Schluss ziehen, dass der europäische englischsprachige Verbraucher auch die Bedeutung des Wortes „store“ im in den USA gesprochenen Englisch kennt.

(…) 46. Zweitens ist auch das Vorbringen unerheblich, die Ausdrücke „coffee store“ oder „the coffee store“ würden nicht von anderen Wirtschaftsteilnehmern in der Gemeinschaft zur Bezeichnung der fraglichen Waren und Dienstleistungen benutzt. Nach der Rechtsprechung setzt die Zurückweisung einer Anmeldung gemäß Art. 7 Abs. 1 Buchst. c der Verordnung Nr. 40/94 durch das HABM nicht voraus, dass die Zeichen und Angaben, aus denen die Marke besteht, zum Zeitpunkt der Anmeldung tatsächlich für die in dieser aufgeführten Waren oder Dienstleistungen oder für ihre Merkmale beschreibend verwendet werden. Es genügt, wie sich schon aus dem Wortlaut der Bestimmung ergibt, dass die Zeichen oder Angaben zu diesem Zweck verwendet werden können. Ein Wortzeichen ist daher nach dieser Bestimmung von der Eintragung auszuschließen, wenn es zumindest in einer seiner möglichen Bedeutungen ein Merkmal der in Frage stehenden Waren oder Dienstleistungen bezeichnet (Urteile HABM/Wrigley, oben in Randnr. 29 angeführt, Randnr. 32, und WEISSE SEITEN, oben in Randnr. 27 angeführt, Randnr. 92).“

Lees het arrest hier.

IEF 6411

Substantie voor succes

byk.gifGvEA, 9 juli 2008, T-58/07, BYK-Chemie GmbH tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken. Slogans. Terechte weigering woordmerk ‘Substance for Success’.

„24. Nach Auffassung des Gerichts würde ein englischsprachiges, im Bereich der Chemie spezialisiertes Publikum das angemeldete Zeichen im Hinblick auf die betreffenden Waren und Dienstleistungen vor allem als Werbeformel und nicht als Hinweis auf die betriebliche Herkunft der fraglichen Waren und Dienstleistungen wahrnehmen. Denn die angemeldete Marke enthält keine Bestandteile, die über ihre Werbeaussage hinaus die maßgebenden Verkehrskreise in die Lage versetzen, sie sich leicht und unmittelbar als unterscheidungskräftige Marke für die bezeichneten Waren oder Dienstleistungen einzuprägen.

25. Bei der angemeldeten Marke handelt es sich nämlich um einen einfachen Ausdruck, der aus grammatikalisch korrekt verbundenen englischen Wörtern zusammengesetzt ist und offenkundig auf ein vorteilhaftes Verhältnis zwischen der Verwendung der bezeichneten Waren und Dienstleistungen und dem zu erzielenden Ergebnis hinweist.

(…) 28. Soweit sich die Klägerin zweitens auf die Mehrdeutigkeit des fraglichen Ausdrucks beruft, geht aus der angefochtenen Entscheidung hervor, dass die Beschwerdekammer mehrere Bedeutungen der angemeldeten Marke geprüft hat. So hat sie in den Randnrn. 16 bis 18 der angefochtenen Entscheidung zu Recht festgestellt, dass die angemeldete Marke beim Verbraucher eine Werbebotschaft vermittelt, wonach die Waren und Dienstleistungen der Klägerin unabhängig davon, ob dem Wort „substance“ eine physische oder eine philosophische Bedeutung beigemessen wird, zum Erfolg ihrer Kunden beitragen. In diesem Rahmen kann sich der Begriff „Erfolg“ nicht nur auf einen technischen, sondern auch auf einen wirtschaftlichen Erfolg beziehen. Was die bezeichneten Waren und Dienstleistungen betrifft, ist die Würdigung der Beschwerdekammer, der zufolge die Waren der Klasse 1 erfolgreich verwendet werden können und die Dienstleistungen der Klassen 40 bis 42 auf die erfolgreiche Herstellung und Verwendung solcher Waren gerichtet sind, nicht zu beanstanden.“

Lees het arrest hier.

IEF 6407

Zhi Shi Chan Quan

Danny Friedmann.jpgDanny Friedmann: How to prevent and act upon intellectual property rights infringements in China.

Kort artikel van Nederlandse jurist, IE consultant en redacteur weblog, over de praktische kanten van handhaving van IE-rechten in China. Het artikel is geschreven voor een Australisch IE-kantoor. 

“In China the administrative enforcement route is the most commonly used. The Administration for Industry and Commerce (AIC) enforces trade marks, the State Intellectual property Organisation (SIPO) enforces patents, utility models and design rights and the National Copyright Administration of China (NCAC) enforces copyrights. Apart from the enforcement of patents, SIPO is responsible for the patent work throughout the country. At the national level SIPO is also responsible for the examination of foreign and domestic patents (Patent Re-examination Board). The Trademark Office (TMO) is responsible for the registration of trade marks and the Trademark Review and Adjudication Board (TRAB), which deals with trade mark disputes, are both under the control of AIC.

The advantage of the administrative enforcement route is that it is an easy and a cost efficient way. The disadvantage is that no damages are awarded and that the punishment is often limited to the confiscation of the infringing goods and/or a fine for the infringers. And often the infringers use another company as vehicle to continue their infringements.

Customs is one of the underestimated routes of enforcement. The Chinese customs authorities are willing and able to cooperate with intellectual property right holders. So instruct them on how to recognise genuine from infringing goods and how to track down infringing cargo.

A lesser known way for trade mark and design rights holders is to base their case on infringements of the Product Quality Law at the Administration of Quality Supervision Inspection and Quarantine.”

Lees het artikel hier. Weblog IP Dragon hier.   

zhi (1) shi (2) chan (3) quan (2)=intellectuele eigendomsrechten (1de toon: zelfde toon, 2de toon: stijgend, 3de toon: vallend en stijgend, 4de toon: vallend)

IEF 6405

Kleur Editie

GvEA, 8 juli 2008, T-160/07, Lancôme parfums et beauté & Cie SNC tegen OHIM / CMS Hasche Sigle (Nederlandse versie nog niet beschikbaar).

Nietigheidsactie. Gemeenschapswoordmerk COLOR EDITION (klasse 3, make-up). Beroep tegen nietigheid afgwezen, aangezien het het woordmerk niet voldoet aan de Postkantoor-criteria.

“49. En outre, il y a lieu de relever que l’association des termes « color » et « edition » ne présente pas une structure inhabituelle, mais courante au vu des règles lexicales de la langue anglaise. La marque demandée ne crée donc pas, auprès du public ciblé, une impression suffisamment éloignée de celle produite par la simple juxtaposition des éléments verbaux qui la composent de nature à en modifier le sens ou la portée. Partant, il y a lieu de considérer, à l’instar de la chambre de recours, qu’aucun effort intellectuel ne sera requis pour comprendre ce message et que la simple juxtaposition des mots en cause ne modifie pas le caractère descriptif des éléments individuels du signe.

50.  Il s’ensuit que, considérée dans son ensemble, la marque verbale COLOR EDITION présente un rapport suffisamment direct et concret avec les produits visés par elle. C’est donc à juste titre que la chambre de recours a conclu à son caractère descriptif au sens de l’article 7, paragraphe 1, sous c), du règlement n° 40/94. Il convient donc de rejeter le deuxième moyen comme étant non fondé.”

Lees het arrest hier.

IEF 6402

Faits divers

Levend begraven. “De eigenaren van het bedrijf Fun Bury in Drenthe zijn boos op Giel Beelen. De presentator laat zich in zijn programma Factor Giel levend begraven, maar: 'dat idee heeft hij van ons gejat! Mensen kunnen zich al sinds 2006 bij ons levend laten begraven. We hebben er zelfs een patent op!”

Lees hier meer (Telegraaf).

Europeans! “You have until MONDAY to contact your MEP and save the EU from a three-strikes copyright rule! Back-room dealings in the European Parliament have resulted in a "three strikes" rule being included in a new telecoms bill -- the rule would force ISPs to kick people who've been thrice accused of copyright infringement off the Internet.”

Lees hier meer (Boingboing).

Protestzangers. “Over 220 Artists and Creators Appeal to EC President. Benny Anderson, Charles Aznavour, Pedro Almodovar, James Blunt, Miguel Bose, Patrick Doyle, Bryan Ferry, Robin Gibb, David Gilmour , Julio Iglesias, Maurice Jarre, Mark Knopfler, Michel Legrand, Paco de Lucia, Sir Paul McCartney, Enio Morricone, Nicoal Piovani, Sade, Alejandro Sanz, Caetano Veloso, Gabriel Yared are among the numerous artists and creators who recently appealed to the European Commission President José Manuel Barroso to express their deep concerns about a possible unfavourable decision on pan-European licensing of music.

Lees hier meer (ECSA).

Op de Schop. “De markt voor octrooi- en merkenbureaus gaat de komende vier à vijf jaar stevig op de schop. De internationalisering, de komst van private equity bedrijven en het samenvoegen van octrooi- en merkenrechtbureaus zullen zorgen voor schaalvergroting. (…)
Volgens Kist is het gedaan met de relatieve rust op de markt van merkenbureaus. Eén van de oorzaken is de internationalisering, of beter: Europeanisering, van het merkenrecht. "Een Amerikaan die zijn merk hier gaat registreren, wil meteen zaken doen voor heel Europa, en niet alleen Nederland of de Benelux. Wij werken alleen nog met Europese regels."Een tweede ontwikkeling is komst van private equity-bedrijven.”

Lees hier meer (Advocatie).

BBIE-bol. “Ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van het Atomium en de Benelux pronkt één bol van het Atomium met de kleuren van de Benelux tijdens het weekend. (…) In één van de bollen van het Atomium informeren een kiosk van het algemeen secretariaat en drie stands (Benelux-bureau voor de Intellectuele Eigendom, Eurocontrole Route en grensoverschrijdend natuurpark De-Zoom-Kalmthouts-Heide) de bezoekers over de activiteiten van de Benelux.”

Lees hier meer (Knack).

Pekingploeg. “Wie betaalt, bepaalt, luidt het gezegde. NOC*NSF, dat vanmiddag in Almere officieel de verantwoordelijkheid voor de olympische ploeg voor Peking op zich neemt, denkt er ook zo over en laat olympische sporters de 'Overeenkomst Olympische Spelen Beijing 2008' tekenen. Dat is een 23 pagina's tellend document, te downloaden op sport.nl (…) Kummer denkt dat de huidige overeenkomst zijn langste tijd heeft gehad, vooral vanwege de commerciële paragrafen. Steeds meer olympische sporters verdienen hun inkomen met hun bekendheid, maar juist het gebruik van dat portretrecht wordt exclusief door NOC*NSF geclaimd tijdens de Spelen. Er staat geen vergoeding tegenover.''Dit is de laatste keer dat het zo gebeurt. Steeds meer atleten hebben er belang bij hun succes zelf te exploiteren.''

Lees hier meer (Parool).

Geen heksenjacht. “NVPI sust: geen 'heksenjacht' op downloaders. De Nederlandse platenbranche belooft coulance bij de aanpak van downloaders nadat een rechter deze week het downloaden van auteursrechtelijk beschermd werk illegaal verklaarde. De brancheorganisatie van de Nederlandse entertainmentsector NVPI zal zich bij de bestrijding van schending van auteursrechten richten op de aanbieders en faciliteerders, schrijft de NVPI op zijn website. Daarnaast wil de organisatie via BREIN optreden tegen het 'aanprijzen en faciliteren' van illegale downloads.”

Lees hier meer (Webwereld).

Octrooiveiling. “Ruim acht miljoen euro verwisselt bij de eerste octrooiveiling van Nederland van eigenaar. In de zaal blijft het rustig.De zevende kavel op de eerste Nederlandse octrooiveiling, het patent op een nieuwe internetzoekmethode, schudt de zaal in het Amsterdamse Krasnapolsky Hotel wakker. (…) Toch lijkt het erop dat het merendeel van de aanwezige advocaten, handelaren, uitvinders en bedrijfsvertegenwoordigers in stemmige donkere pakken uit nieuwsgierigheid naar de Krasnapolskyzaal is gekomen.”

Lees hier meer (Volkskrant). 

Omslag. “Het gesprek tussen De Bezige Bij en het Rotterdamse designbureau Shop Around! over het omslag van de nieuwe Leon de Winter heeft nog niet plaatsgevonden. Een onderhoud is wel noodzakelijk wat Mark Bode betreft: ‘Bij ons berust het auteursrecht; derden mogen geen aanpassingen aanbrengen in het artwork.' (…) Bode vindt een gesprek wel nodig. Shop Around! is onder meer niet blij met het gegeven dat de uitgeverij het onaffe omslag publiceerde zonder hen daarvan op de hoogte te stellen en dat ze zonder overleg wijzigingen aanbracht in het ontwerp. (…) Francien Schuursma, hoofd publiciteit van De Bezige Bij zei daarover vorige week dat een ‘merkwaardige weergave' te vinden. ‘Wij hebben het omslag bedacht; Shop Around heeft een uitvoerende taak. Wij hebben voor de laatste aanbieding inderdaad nog wat wijzigingen voor de aangeboden catalogus aangebracht, maar wij zijn de opdrachtgever.'

Lees hier meer (Boekblad).

Twee verkopers. “Toen Bertine van Duijvenbode, eigenaar van de Katwijkse boekwinkel 't Boektiekje, haar boekhandelsnaam googelde, ontdekte ze dat haar handelsnaam gelinkt was aan Bol.com. Achter dezelfde naam bleek een aanbieder van tweedehands boeken te zitten. (…) ‘De Wet op de handelsnaam is beschermend voor de ondernemer, zeker omdat het om dezelfde handel gaat', weet Van Duijvenbode inmiddels, ‘maar omdat deze aanbieder een particulier zou zijn, heb ik daar niets aan.' (…) Bol.com antwoordde haar dat het verkopers vrijstaat een naam te gebruiken om boeken te verkopen via Bol.com. “

Lees hier meer (Boekblad).

Boekenprijs. Aan Sdu Uitgevers is desgevraagd het bestuurlijk rechtsoordeel meegedeeld dat de uitgave 'Verzameling Nederlandse Wetgeving' moet worden aangemerkt als een uitgave waarvoor de vaste boekenprijs niet geldt.

Lees hier meer (CvdM).

Tips kunnen worden gemaild aan redactie@IEForum.nl

IEF 6399

En deze ook

Gerechtshof Amsterdam, 3 juli 2008, LJN: BD6223, Leaseweb B.V. tegen Stichting Bescherming Rechten Entertainment (BREIN).

Kort geding.  De website Everlasting.nl faciliteert het up- en downloaden van bestanden met film-, muziek- en andere auteursrechtelijk beschermde werken. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter te Amsterdam waarbij de provider Leaseweb op vordering van de stichting Brein op straffe van verbeurte van een dwangsom is veroordeeld Everlasting.nl van het internet te verwijderen en de NAW-gegevens van de houder van deze website te verschaffen.

Lees het arrest hier.

GvEA, 2 juli 2008, zaak T-186/07, Ashoka tegen OHIM(Nederlandse versie nog niet beschikbaar).

Weigering woordmerk DREAM IT, DO IT! “27.  It should be borne in mind, secondly, that the trade mark applied for consists of two short orders (‘dream it’ and ‘do it!’), which, placed one after the other and separated by a comma, form a grammatically and syntactically correct sequence, which is logically coherent and will be noticed immediately by the relevant English-speaking public. As the Board of Appeal correctly stated at paragraph 18 of the contested decision, having regard to the meaning, in English, of the trade mark applied for, it is undeniable that the relevant English-speaking public will see it as an invitation or an encouragement to achieve their dreams and will understand the message that the services covered by that trade mark will allow them to realise their dreams. The Board of Appeal was also correct to hold, at paragraph 27 of the contested decision, that the presence of an exclamation mark at the end of the trade mark applied for does not alter that finding, since imperative phrases regularly end with that punctuation mark, the use of which is insufficient to confer the minimum distinctive character on an ordinary promotional slogan.”

Lees het arrest hier

GvEA, 2 juli 2008, zaak T-340/06, Stradivarius España, SA tegen OHIM / Cristina Ricci.

Oppositiezaak. Aanvraag gemeenschapsbeeldmerk Stradivari 1715, oppositie o.g.v. ouder egemeenschapsbeeldmerken Stradivarius. Oppositie afgewezen. Geen gevaar voor verwarring.

“57. En troisième lieu, s’agissant de la comparaison conceptuelle des deux signes, il convient de rappeler que le consommateur moyen établira un lien entre l’élément verbal des marques antérieures et Antonio Stradivari ou ses violons (voir point 35 ci-dessus). En revanche, ce consommateur ne reconnaîtra pas sa signature dans la marque demandée et le contexte des produits visés ne lui permettra pas non plus d’établir un lien similaire (voir points 37 et 38 ci-dessus). De même, il y a lieu de considérer que le nombre « 1715 » ne permettra d’établir un lien avec le violon crémonais que pour les initiés. Ainsi, il convient d’estimer que le signe demandé ne permet pas au public ciblé d’établir un lien avec Antonio Stradivari ou ses violons et que, dès lors, les deux signes ne présentent pas de similitude conceptuelle.”

Lees het arrest hier.

IEF 6398

Eerst even voor jezelf lezen

hmr.gifVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 juli 2008, KG ZA 08-531, Hansa Metallwerke AG tegen Aqua Farm

Merkenrecht (vormmerk). Modellenrecht. Watervalkranen.

4.3. (…) Hoewel Hansa de lezing van een (betreurenswaardige) vergissing zijdens Aqua Farm in twijfel trekt, acht de voorzieningenrechter dat op zichzelf wel aannemelijk, maar tevens onvoldoende om aan een inbreukverbod in kort geding in de weg te staan. Het komt voor risico van een partij die deelneemt aan het economisch verkeer, indien bij het aanbieden van badkamermeubelen als de onderhavige inbreuk wordt gemaakt op de absolute rechten van derden. Dat geldt te meer nu Aqua Farm in 2007 al eerder (meteen erkende) inbreuk op deze rechten van Hansa heeft gemaakt met watervalkranen en de erkenning van de inbreuk onvoldoende is gebleken om herhaling te voorkomen. Het belang van Hansa bij een met dwangsom versterkt inbreukverbod dient in deze omstandigheden dan ook te prevaleren, ondanks de omstandigheid dat mogelijk sprake is van een vergissing.

4.5. In de eerste plaats is niet voldoende inzichtelijk gesteld welk belang Hansa naast een uit te spreken Beneluxmodelrechtinbreukverbod (cumulatief) zou hebben bij een Gemeenschapsmerkinbreukverbod. In kort geding worden de rechten van Hansa in de onderhavige zaak al voldoende gewaarborgd met een modelinbreukverbod, nu niets is gesteld of anderszins is gebleken omtrent handel buiten Nederland."

Lees het vonnis hier.

sor.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 17 juni 2008, KG RK 08/1053 & KG RK 08/1037, Sørensen tegen Human Office B.V resp. Bukan Office B.V

Modellenrecht. Ex parte beschikking. “2.2. Uitgaande van het vermoeden van geldigheid van het ingeschreven Gemeenschapsmodel en gelet op de grote mate van overeenstemming tussen de ophanghouder van Human Office en het gedeponeerde model met registratienummer 45885-0001, ziet de voorzieningenrechter met betrekking tot dit Gemeenschapsmodel voldoende aanleiding voor toewijzing van het verbod. Onder de gestelde omstandigheden is de zaak ook zodanig spoedeisend dat het verbod als voorlopige maatregel passend is. Een verbod op ieder aanbieden, ook via het internet, is als voorlopige maatregel voldoende De vorderingen met betrekking tot het vorenstaande Gemeenschapsmodel zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna is verwoord.”

Lees de beschikkingen hier en hier.

IEF 6397

Het verwateringproces

mos.gifRechtbank Middelburg, 2 juli 2008, LJN: BD6027, Se Zee-Land B.V. tegen Prins & Dingemanse B.V. c.s. (diverse mosselverwerkingsbedrijven).

Ongeregistreerd herkomstaanduidingenrecht, soortnaam, ongeoorloofde mededinging, misleidende reclame. Zeeuwse Mosselen moeten ‘een band’ met Zeeland moeten hebben. Die band met Zeeland ontstaat niet exclusief door verwerken, verwateren en verpakken in Zeeland, maar mosselen hoeven nou ook weer niet van alle vreemde smetten vrij te zijn om zich Zeeuws genoemd te mogen worden.

Eiser heeft mosselen met het etiket ‘Zeeuwse moddelen’ geleverd aan een Belgische supermarkt. Die mosselen waren (grotendeels) niet in Zeeland volgroeid en gevangen, maar afkomstig uit Denemarken en daar ook verwaterd, verwerkt en verpakt. Gedaagden brengen ook mosselen op de markt niet in Zeeuwse wateren, maar elders in het Noord-Oostelijk Atlantisch gebied, zijn volgroeid en gevangen onder de aanduiding ‘Zeeuwse mosselen’ op de markt. Maar deze mosselen worden wel in Zeeland verwaterd, verwerkt en verpakt. Eiser vraagt nu een verklaring voor recht dat het onderscheid dat de al dan niet in Zeeland zijn verwaterd, verwerkt en verpakt niet relevant is end at gedaagden niet meer rechten kunnen claimen dan eiser. Kortom, is de aanduiding ‘Zeeuwse mosselen ’vogelvrij’? Zowel Nederlands als Belgisch recht is toepasselijk.

Geen soortnaam, wel herkomstaanduiding. 4.6 (…) Het enkele feit dat [alle gedaagden] mosselen die niet in Zeeland zijn opgevist, maar daar alleen zijn verwaterd, verwerkt en verpakt, als ‘Zeeuwse mosselen’ verkoopt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de conclusie dat van een soortnaam sprake is, te rechtvaardigen. Deze omstandigheid maakt nog niet dat alle mosselen die aan de onder 3.1.4. genoemde eigenschappen voldoen door de gemiddelde consument als ‘Zeeuwse mosselen’ worden beschouwd en ook als zodanig kunnen worden beschouwd.

4.7.  Nu er niet van kan worden uitgegaan dat de ‘Zeeuwse mossel’ een soortnaam is geworden, is dit dus een herkomstaanduiding en dienen mosselen die als ‘Zeeuwse mossel’ op de Nederlandse markt worden gebracht tenminste een band met Zeeland te hebben. Daarbij kunnen diverse factoren een rol spelen, waaronder de vraag of de mosselen in kwestie (ook) in Zeeland zijn verwerkt, verwaterd en/of verpakt.

(…) De mosselen die [eiser] SE Zee-land op de markt heeft gebracht hebben in het geheel geen relatie met Zeeland, terwijl die benaming dat wel suggereert. De benaming is daarom misleidend voor het gemiddelde publiek zodat het SE Zee-land niet vrij staat deze mosselen op die wijze op de markt te brengen.

4.8.  Dat voor de benaming ‘Zeeuwse mossel’ tot op heden nog geen bescherming is aangevraagd en verkregen op grond van de verordeningen 509/2006 en 510/2006 van de Raad, betekent niet dat het een ieder vrijstaat om zijn producten onder die benaming op de markt te brengen. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft bepaald dat verordening 2081/92 (thans 510/2006) niet in de weg stond aan toepassing van een nationale regeling die het mogelijkerwijs misleidende gebruik verbiedt van een geografische herkomstaanduiding waarbij geen verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische herkomst ervan (zie HvJEG 7 november 2000, NJ 2001, 358) . Nu ook hier de kenmerken van de door SE Zee-land verhandelde mosselen geen verband houden met de aangeduide herkomst, kan aan SE Zee-land de gevraagde verklaring voor recht worden onthouden. Ook de artikelen 28-30 van het EG verdrag staan daar niet aan in de weg. Voor zover van een maatregel van gelijke werking sprake zou zijn, geldt dat het gaat om een proportionele en doeltreffende maatregel ter bescherming van de consument tegen misleiding, die zonder onderscheid wordt toegepast op alle mosselen waarbij iedere relatie met Zeeland ontbreekt.De maatregel is dan ook gerechtvaardigd.

Dat de Nederlandse en Belgische warenautoriteiten bij hun bezoeken geen normoverschrijdingen hebben geconstateerd, betekent ook niet dat het gebruik van de benaming ‘Zeeuwse mosselen’ door SE Zee-land rechtmatig was. Het is immers aan de rechter om hierover te oordelen.

Miseliding & Zeeuwse kwaliteitseisen. 4.9.  (…) Dat het gemiddelde publiek eveneens misleid zou kunnen worden door het gebruik van de benaming ‘Zeeuwse mosselen’ op verpakkingen van mosselen die uitsluitend in Zeeland zijn verwerkt, verwaterd en verpakt, maar overigens geen band met Zeeland hebben, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het feit dat de mosselen in biologische zin geen Zeeuwse mosselen zijn geworden door het verwateringproces, betekent nog niet dat in dit geval ook sprake is van misleiding van het publiek. Het staat immers vast dat bij deze mosselen in elk geval een deel van het consumptiegereed maken in Zeeland heeft plaatsgevonden. Hieruit kan de consument afleiden dat de mosselen in Zeeland aan bepaalde kwaliteitseisen zijn getoetst. Het belang van een herkomstaanduiding is met name gelegen in de veronderstelling dat het product aan een bepaalde kwaliteitsnorm voldoet. Of de mosselen die SE Zee-land op de markt heeft gebracht wellicht (ten minste) aan de zelfde kwaliteitsnormen voldoen, is in dit verband niet relevant. Het gaat bij de vraag of mededelingen misleidend zijn in de zin van artikel 6:194 BW immers om de subjectieve beleving van het publiek. Er kan dus evenmin voor recht worden verklaard dat het Prins & Dingemanse c.s. niet vrijstaat hun mosselen onder die benaming op de markt te brengen.

De rechtbank geeft echter nog geen eindoordeel maar houdt de zaak aan. “Partijen hebben echter ter onderbouwing van hun stellingen uitsluitend verwezen naar Nederlands recht en zich niet over de consequenties van de toepasselijkheid van Belgisch recht uitgelaten. De vraag naar het toepasselijke recht is ook pas in een laat stadium van de procedure naar voren gebracht. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich bij nadere conclusie over de gevolgen van de toepasselijkheid van het Belgisch recht uit te laten.”

Lees het vonnis hier.