Octrooirecht  

IEF 5949

Primus ex parte in rei patenti

kip.gifRechtbank ‘s-Gravenhage 1 april 2008, KG RK 08/0517, Meijn Food Processing Technology B.V. tegen Tieleman Food Equipment B.V. c.s.

Eerste ex parte verbod in een octrooizaak.

Het verzoekschrift van verzoekster luidt samengevat als volgt: Meijn is rechthebbende op een Europees octrooi voor een inrichting voor het bewerken van gevogelte. Meijn heeft in 1998 aan Tieleman Food een desbewustheidsexploit uitgebracht terzake van het octrooi. Een directeur van de bestuurder van Tieleman Food heeft tijdens een beurs aan de directeur van Meijn laten weten dat in weerwil van het octrooi een inrichting is verkocht en geleverd, althans dat het voornemen bestaat dat op krote termijn te doen dat voldoet aan de kenmerken van het octrooi. Tieleman heeft deze inrichting direct dan wel indirect door Linco Benelux verkocht aan Remkes. Aldus maken deze partijen inbreuk op de uitsluitende rechten van Meijn terzake van het octrooi.  Bovendien plegen Tieleman Food en Linco Benelux indirecte octrooi-inbreuk. Meijn ondervindt hierdoor onherstelbare schade. Tegen deze achtergrond vordert Meijn een inbreukverbod.

De Voorzieningenrechter neemt bevoegdheid aan omdat het een octrooizaak is en gerekwestreerden in Nederland zijn gevestigd. Vervolgens staat de Voorzieningenrechter het verzoek toe met dien verstande dat ten aanzien van een van de gerekwestreerden een aanzienlijk later ingangsmoment van het verbod zal worden bepaald. De Voorzieningenrechter beoogt hiermee de ingrijpende consequentie van het ex parte verbod te beperken en de betreffende gerekwestreerde de gelegenheid te bieden gebruik te maken van de gereserveerde datum voor de in artikel 1019e Rv voorziene herziening dan wel voor het treffen van een regeling.

Lees het vonnis hier.

IEF 5869

Van blikken, flessen en artikel 69

ree.gifRichard E. Ebbink (Brinkhof Advocaten):Van blikken, flessen en artikel 69. Noot bij Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 februari 2008, rolnr. 06/669, IEF 4386, Meadwestvaco Packaging Sytems LLC. Tegen A & R Carton B.V. 

Deze noot bevat commentaar op het inbreukoordeel van het hof uit dit recente arrest. Dat oordeel is niet conform het al dertig jaar uniforme ‘Europese’ inbreukrecht. De kritiek geldt niet de nietigheidsredenering van het hof.

“Het fundamentele probleem met deze redenering is dat het hof niet heeft onderzocht, laat staan aan de hand van artikel 69 EOV onderzocht, wat de beschermingsomvang is van conclusie 1 van het octrooi, dat wil zeggen inclusief het blikken-kenmerk.

Wat wij wel weten is dat het hof er kennelijk niet in wilde berusten dat in de claim vanaf de aanvrage sprake is geweest van blikken en dat flessen nu eenmaal geen blikken zijn.

Haalt het hof het betrokken element (“containing a plurality of cans”) weg uit de conclusie, omdat het element niet “essentiëel” zou zijn? Wie een conclusie van een beperking ontdoet, verruimt de beschermingsomvang van zo’n conclusie. Dat is verboden op grond van artikel 123-3 EOV. Dit artikel – een nietigheidsgrond – bepaalt dat een Europees octrooi niet zodanig mag worden geamendeerd dat de beschermingsomvang wordt uitgebreid.”

Lees de gehele noot hier.

IEF 5868

125 jaar Parijs

125parijs.gifHet Octrooicentrum bericht: Traktatie in het kader van 125e verjaardag Unieverdrag van Parijs. Op 20 maart 1883 werd het Unieverdrag van Parijs gesloten. ("Er waren in die tijd wel octrooien, maar die werkten niet over de grens. Er kwam dan ook behoefte aan een uniforme wetgeving op dit gebied").

Het Unieverdrag van Parijs (officieel: het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom) is zonder twijfel het belangrijkste verdrag op het gebied van industriële eigendom en viert dit jaar zijn 125-jarig bestaan.

In het kader hiervan trakteerde de toenmalige minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid de huidige directeur van Octrooicentrum Nederland, Guus Broesterhuizen, op een petit four.

Lees hier meer.

IEF 5863

All this is deeply regrettable

ep750.gifIn aansluiting op het vonnis van de Rechtbank Den Haag van 12 maart in de zaak van de Europese Centrale Bank tegen Document Security Systems, Inc, de pan-Europese octrooizaak over de Eurobiljetten (zie IEF 5801):

The Supreme Court Of Judicature Court Of Appeal (Civil Division), 19 maart 2008, case no: A3/2007/0879, European Central Bank v. Document Security Systems Incorporated.

“On 12 March 2008 the Dutch Court agreed with the German Court. In sporting terms, the score is currently 2-2 to the ECB at first instance level.

All this is deeply regrettable. It illustrates yet again the need for a one-stop patent shop (with a ground floor department for first instance and a first floor department for second instance) for those who have Europe-wide businesses."

(…) 51. The Judge gave his reasons for holding that there was added matter at [131-136]. He particularly dealt with the notion of implicit disclosure from the [0008].

He said: “[134] Fourth, the application does describe the accidental fashion in which the invention was made. It is apparent from this description that there was some sort of interaction between the first image created by the copier and the mechanism of the copier when a further copy was made. But it is not clear whether that interaction was caused by the grid imposed by the output printer of the copier or the grid imposed by the scanning mechanism or by a mixture of the two. Nor does the application suggest that this aspect of the way the invention was made forms part of the teaching as to how it is to be performed.”

52. We do not think that summary of the position can be bettered. It is the reason why this appeal should be dismissed.”

Lees de uitspraak hier.

IEF 5859

En nog meer verse rechtspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 maart 2008, HA ZA 05-2885 en HA ZA 06-2576, Monsanto Technology LLC tegen Cefetra B.V. c.s en de Staat Argentinië resp. Monsanto Technology LLC tegen Vopak Agencies Rotterdam B.V. en Alfred C. Toepfer International GmbH(met dank aan John Allen, NautaDutilh).

Octrooirecht. Sojabonen en biotechnologie. “De rechtbank heeft het voornemen de navolgende vragen over de uitleg van artikel 9 van de Richtlijn voor te leggen aan het Hof.

I. Moet artikel 9 van de Richtlijn [Biotechnologie – IEF]  aldus worden opgevat dat de in dat artikel geboden bescherming ook  dan kan worden ingeroepen in een situatie zoals in deze procedure, waarin het voortbrengsel (hei DNA) is verwerk in een materiaal en zijn functie op het moment van de gestelde inbreuk niet uitoefent, maar wel heeft uitgeoefend of mogelijk, nadat het uit dat materiaal is geïsoleerd en in de cel van een organisme is ingebracht, opnieuw zijn functie zou kunnen uitoefenen?

2. Uitgaande van de aanwezigheid van de in conclusie 6 van het octrooi beschreven DNA-sequentie in het door Cefetra en ACTI in de Gemeenschap  geïmporteerde sojameel en ervan uitgaande dat het DNA in de zin van artikel 9 Richtlijn is verwerkt in sojameel en dat het daarin zijn functie niet meer uitoefent:

staat de door de Richtlijn voorgeschreven bescherming van een octrooi voor biologisch materiaal, in het bijzonder artikel 9, eraan in de weg dat de nationale octrooiwetgeving (daarnaast) absolute bescherming toekent aan het voortbrengsel (het DNA) als zodanig, ongeacht of het DNA zijn functie uitoefent, en moet de bescherming van artikel Y dus geacht worden uitputtend te zijn?

3. Maakt het bij de beantwoording van de vorige vraag verschil dat het octrooi is aangevraagd en verleend (op 19 juni 1996) voordat de Richtlijn was vastgesteld? Kunt u bij de beantwoording van de voorgaande vragen het TRIPss-verdrag betrekken, in het bijzonder de artikelen 27 en 30?”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 19 maart 2008, HA ZA 07-1453, T-Mobile Nethelands B.V. tegen Telfort B.V.(met dank aan Marc de Kemp, Houthoff Buruma). 

Reclamerecht. Telecomreclame. “Ook de gesponsorde links in advertenties op het internet en banners zijn misleidend, met inachtneming van hetgeen hiervoor reeds is overwogen. Dat de bezoeker door het aanklikken van d elink meer duidelijkheid verkrijgt doordat deze op de site van Telfort terceht komt maakt een en ander niet anders, alleen al omdat niet iedereen dat zal doen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5858

Aanbevelingen Europees octrooirecht

Uitgebreide brief Prof. Willem A. Hoyng,  President European Patent Lawyers Association, aan Margot Fröhlinger  (Directeur Kenniseconomie, DG Interne Mark,  European Commissie).

“The Board of EPLAW together with its honorary members have discussed the most recent proposal for an EU Patent Jurisdiction (7001/08 Pl 10) and would like to make on behalf of EPLAW the following observations. We make such observations in order to make sure that if such new jurisdiction is adopted it provides for a workable system in practice which is in conformity with the wishes of the users of the system.”

Lees de volledige brief hier.

IEF 5847

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Rotterdam, 13 september  2006 (publicatie 11 maart 2008),  LJN: BC6248 en
Rechtbank Rotterdam, 30 januari 2008, LJN: BC6240. De stichting eiseres tegen Nederlands Gedaagde sub 1 en Instituut Voor Innovatieve Oogheelkundige Chirurgie B.V.

Rotterdams octrooirecht. Tussenvonnis uit 2006 en eindvonnis uit 2008. Eindvonnis na deskundigenbericht, octrooirecht, kenmerkende elementen 

“2.2. Naar het oordeel van het Octrooicentrum zijn als kenmerkende elementen van de uitvinding, zoals omschreven in de eerste Europese octrooiaanvraag d.d. 8 mei 1998 (hierna: het prioriteitsdocument) en zoals later weergegeven in het Europese octrooi 1075285 (hierna: EO 285), de keuze voor een selectieve groep kleurstoffen, waaronder trypaan blauw, voor het visualiseren van het voorste lenskapsel tijdens een capsulorhexis in cataract operaties en was deze uitvinding in essentie reeds in december 1996 bereikt. Op het moment dat duidelijk was welke handelingen nodig zijn om het bereikte resultaat te bereiken, was de uitvinding in octrooirechtelijke termen “nawerkbaar”. (…)

2.3 Gelet op dit oordeel is in rechte vast komen te staan dat de uitvinding is bereikt in december 1996, derhalve vóór de aanstelling van gedaagde sub 1 als cornea-fellow bij het eiseres/OZR, zodat gedaagde sub 1 en niet eiseres van aanvang af rechthebbende is geweest op de uitvinding. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 24 november 2004 (m.n. onder 5.6) en bij tussenvonnis van 13 september 2006 onder 2.6 daaraan reeds de consequentie verbonden dat gedaagde sub 1 een beroep op (wederzijdse) dwaling toekomt en derhalve de verklaring van overdracht en daarmee de royalty afspraken nietig zijn.”

Lees het tussenvonnis hier en het eindvonnis hier.

IEF 5811

Ook de minister

Kamerstukken II, 21501-30, nr. 177. Raad voor Concurrentievermogen; Verslag algemeen overleg gehouden op 4 maart 2008 over o.a. de bijeenkomst van de Raad voor Concurrentievermogen van 22 en 23 november 2007 (21501-30-171)

Uit het verslag: "Ook de minister zou ook graag zien dat het Europees octrooi nu eigenlijk geregeld wordt."

Lees het gehele verslag hier.

IEF 5801

Uit kromlijnige lijnen, stippen en/of wervels

ep750.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 12 maart 2008, HA ZA 06-2495, De Europese Centrale Bank tegen Document Security Systems, Inc.

Pan-Europese octrooizaak. Octrooi-inbreuk door Euro-bankbiljetten? Dat is nog niet gezegd, wel dat het octrooi waarop inbreuk gemaakt zou kunnen zijn geldig is, althans wat het Nederlandse deel betreft. En in het kader van de boekenweek: Gratis inleiding druktechniek van een pagina of zes.

Gedaagde DSS is houdster van het Europees octrooi dat betrekking heeft op een “Method of making a nonreplicable document (in – niet geheel correcte, Rb. – vertaling: ‘Niet kopieerbaar document en werkwijze voor het maken daarvan’)”. Kort gezegd heeft de uitvinding betrekking op een druktechniek voor het vervaardigen van een document waardoor het niet betrouwbaar kan worden nagemaakt met een kopieerinrichting van het aftasttype (scanning type copier).

Voorafgaand aan deze zaak, in 2005, heeft DSS eiser i.c. ECB gedagvaard voor het Gerecht van Eerste Aanleg, aanvoerend dat de ECB met de productie van Euro bankbiljetten inbreuk maakt haar octrooi. Het Gerecht van Eerste Aanleg heeft DSS in haar vorderingen ter zake van octrooi-inbreuk niet-ontvankelijk verklaard omdat slechts de nationale rechter bevoegd is van de octrooiinbreukvorderingen kennis te nemen. Lees die beschikking hier.

De ECB vordert i.c. vernietiging van het octrooi voor Nederland. Aan haar vordering legt de ECB ten grondslag dat het octrooi nietig is omdat het onderwerp van het octrooi niet wordt gedekt door de inhoud van de oorspronkelijke aanvrage, de uitvinding niet nieuw is en bovendien uitvindingshoogte mist.

De ECB heeft in een negental landen nietigheidsprocedures tegen het octrooi geïnitieerd. Het octrooi is ondertussen voor het VK en Frankrijk nietig verklaard en voor Duitsland in stand gehouden. Een niet-relevante niet-juridische conclusie is dat met instandhouding van het Nederlandse deel in de onderhavige zaak de stand dus nu 2-2 is.

Ook met het oog op het internationale karakter van het geschil komt de rechtbank met een uitgebreide motivering van haar oordeel. Er wordt verwezen naar de andere nationale beslissingen, en dan vooral de Britse, en om het geheel wat inzichtelijker te maken geeft de rechtbank een eigen inleiding van een pagina of zes in de (druk)technieken waar het i.c. om gaat.

Nietigheidsgronden

De bezwaren van de ECB tegen het octrooi (het onderwerp van het octrooi niet wordt gedekt door de inhoud van de oorspronkelijke aanvrage, de uitvinding niet nieuw is en mist bovendien uitvindingshoogte) worden door de rechtbank één voor één afgewezen.

1. Toegevoegde materie – 123 lid 2 EOV jo. artikel 75 lid 1 onder c Rijksoctrooiwet 1995:

Uitgangspunt is dat een octrooiaanvrage niet zodanig gewijzigd mag worden dat het onderwerp niet meer gedekt wordt door de inhoud van de aanvrage zoals ingediend. Volgens de rechtbank is daar i.c. geen sprake van.

“4.47. De hiervoor weergegeven passages in de beschrijving komen overeen met de inhoud van de in conclusie 13 geclaimde materie. De [toegevoegde - IEF] deelkenmerken F en G waarbij het rasterpatroon over het originele beeld wordt gelegd voor het op het document voortbrengen van een gedrukte afbeelding omvattende de oorspronkelijke afbeelding met een daarboven geplaatst overgebracht of ondoorgankelijk gemaakt drukpatroon in overeenstemming met het rasterpatroon en waarin het drukpatroon normaal niet met het blote oog te onderscheiden is, zodanig dat het originele beeld en het gedrukte beeld voor het blote oog algemeen hetzelfde lijken, zijn daarmee directly and unambiguously geopenbaard.

4.48. (…) Anders dan de Engelse en Franse rechter is deze rechtbank van oordeel dat de gemiddelde vakman (..) de deelkenmerken F en G zonder meer zou begrijpen uit de op pagina’s 7-9 van de oorspronkelijke aanvrage beschreven gevonden print methode voor het vervaardigen van een oorspronkelijk beveiligd document (replicant document) en de verdere kopieën gemaakt met een kopieerinrichting van het aftasttype in verbinding met conclusie 13.

4.49. De stelling van ECB dat het teruggrijpen op bepaalde passages uit de beschrijving in combinatie met conclusie 13 een niet toegestane mozaïek-methode ( zou zijn om alsnog dekking voor de gewijzigde conclusie te vinden, wordt verworpen.  De ruimer geformuleerde oorspronkelijke conclusies die zien op het op verschillende manieren vervaardigen van een niet betrouwbaar te reproduceren document, weerhouden de aanvrager er niet van tijdens de verleningsprocedure te verwijzen naar die delen van de beschrijving waarin kenmerken worden beschreven die de aanvrager naar de claim wenst over te brengen.

Dat zou anders zijn indien de door het EOB hiervoor gegeven kaders (zie r.o. 4.27) te buiten zouden worden gegaan namelijk indien de positie van de octrooihouder op ongerechtvaardigde wijze wordt verbeterd of indien de rechtszekerheid van derden in het gedrang komt, maar daarvan is het onderhavige geval geen sprake. 

De voorkeur van de aanvrager voor een werkwijze met kenmerken F en G valt voldoende duidelijk en ondubbelzinnig uit de oorspronkelijke aanvrage af te leiden, gelet op de neerlegging daarvan in een volgconclusie en de bewoordingen van de hierboven aangehaalde passages. Van een niet geopenbaarde en aldus ongeoorloofde selectie van kenmerken uit de aanvrage is dan ook geen sprake.

4.50. Het beroep op de nietigheid van conclusie 1 wegens toegevoegde materie wordt derhalve verworpen.”

2. Gebrek aan nieuwheid (artikel 75 lid 1 onder a ROW 1995 jo. artikelen 52 en 54 EOV):

“4.52. Het beroep dat de uitvinding openbaar is gemaakt in het Zwitserse en Britse bankbiljet wordt verworpen. In feite heeft ECB dit beroep slechts onderbouwd door te stellen dat achteraf kan worden geconstateerd dat een kleurenkopie gemaakt met een laser kleurkopieermachine van het type Canon 700L (300 dpi) duidelijke wijzigingen in het originele beeld laat zien die zichtbaar zijn met het blote oog.   (…) Die stelling leidt evenwel geenszins tot de conclusie dat de in EP 750 geclaimde werkwijze door middel van de bankbiljetten is openbaar gemaakt: de werkwijze valt immers niet te herleiden uit de bankbiljetten als zodanig.

Ook het beroep op anticipatie door een Brits octrooi (GB 011) verworpen. Het document is niet nieuwheidsschadelijk.

3. Gebrek aan inventiviteit (artikel 75 lid 1 onder a ROW 1995 jo. artikel 56 EOV):

Noch het genoemde Brits octrooi, noch andere octrooien en artikelen doen af aan de inventviteit van het litigieuze octrooi. De gemiddelde vakman had op de prioriteitsdatum geen diepgaande kennis van de werking van scanning type copiers en geen van de genoemde documenten bevat aanwijzingen dat de gemiddelde vakman tot een uitvinding als die van het octrooi had kunnen komen. Ook de combinatie van een of meer van deze documenten doet aan de uitvindingshoogte van het octrooi geen afbreuk.

De ECB stelt ten slotte nog dat conclusie 2 nietig zou zijn wegens gebrek aan inventiviteit en de conclusies 3 en 4 nietig zouden zijn wegens niet-nawerkbaarheid althans toegevoegde materie.

“4.62 (…) Die stellingen worden gepasseerd. Ten aanzien van conclusie 2 geldt dat deze afhankelijk is van de inventieve conclusie, zodat de inventiviteit gegeven is. Wat betreft de bezwaren ten aanzien van de conclusies 3 en 4 geldt dat de daarvoor ontwikkelde argumentatie in het licht van het verweer van DSS onvoldoende is onderbouwd, zodat die bezwaren worden verworpen.”

De slotsom luidt dat het octrooi geldig is zodat de door ECB gevorderde vernietiging daarvan moet worden afgewezen.

Nu de vorderingen aanhangig zijn gemaakt voor de implementatiedatum van de Handhavingsrichtlijn (Richtlijn 2004/48/EG) zullen de proceskosten conform het liquidatietarief worden vastgesteld.

Lees het vonnis hier.

IEF 5800

Van harte

Op 20 maart 1883 werd het Unieverdrag van Parijs gesloten. Het Unieverdrag van Parijs (officieel: het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom) is zonder twijfel het belangrijkste verdrag op het gebied van industriële eigendom en viert dit jaar zijn 125-jarig bestaan.

Het Octrooicentrum Nederland viert dit 125-jarig bestaan op 20 maart a.s. De dag begint om 10.30 uur. Nadere informatie volgt.