Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 juni 2008, HA ZA 07-391, Plant Research International B.V. tegen Europe Fruit Trade B.V.
Kwekersrecht, bodemprocedure (voor KG zien: IEF 2806). PRI stelt dat EFT inbreuk heeft gepleegd op haar kwekersrechten met betrekking tot het ras ELSANTA, welke inbreuk naar haar stelling ondanks het verbod daartoe in kort geding door lijkt te zijn gegaan.
“4.3. PRI heeft onweersproken en onderbouwd gesteld dat zij een gesloten licentiestelsel hanteert. (…) EFT is geen licentieneemster en evenmin fruitteler. Zij kan derhalve slechts over ELSANTA planten beschikken en die verkopen/leveren en voor dat doel aanbieden, zoals zij gedaan heeft en mogelijk nog steeds doet, indien zij deze zelf heeft vermeerderd (een kwekersrechtelijk voorbehouden handeling op grond van art. 57(1) ZPW 2005), deze heeft verkregen van licentienemers die vanwege voornoemd gesloten stelsel hun contractuele verplichting jegens PRI hebben geschonden, of door inkoop via onofficiële handelskanalen.
4.4. Het verweer van EFT is dat niet zijzelf de planten heeft verhandeld/aangeboden, maar dat officiële licentieneemsters zoals Van Gennip dit zouden hebben gedaan, waarbij EFT "na het sluiten en uitvoeren van de koopovereenkomst" zou zijn "ingeschakeld voor het verdere afwikkelen van de reeds gesloten koopovereenkomst. (…) Dit verweer wordt verworpen. De bewoordingen van de onderschepte aanbiedingsbrieven en de bevestigingen van verscheidene afnemers van leveringen door EFT en haar facturen wijzen allereerst al in het geheel niet op deze constructie.”
Lees het vonnis hier.
Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 juni, HA ZA 07-2161, Handelsonderneming Jovoort B.V. tegen Hamer Bloemzaden B.V.
Kwekersrecht. Licentieovereenkomst voor een drietal Tibouchina variëteiten, genaamd JOV001, JOV004 en Monique.
“4.4. Thans legt Jovoort in de procedure aan haar stelling dat tot twee keer toe de contractuele boete van € 15.000,- uit art. 8.1 van de overeenkomst is verbeurd (uitsluitend) ten grondslag dat Hamer een informatieplicht jegens haar heeft geschonden, te baseren op art. 5, althans de redelijkheid en billijkheid gelet op de aard van de overeenkomst, en in strijd met art. 7.4 het plantmateriaal heeft vernietigd.
4.5. Ter zake van deze twee grondslagen is door Jovoort nooit art. 7.2 ingeroepen, zodat (ook) op die gronden niet rechtsgeldig tussentijds is beëindigd door Jovoort. In 4.3. werd al overwogen dat de beëindiging uit hoofde van art. 7.2 op de grond dat Hamer geen kwekersrecht heeft aangevraagd, evenmin een geldige beëindiging in de zin van art. 7.2 heeft opgeleverd. Zodoende staat vast dat geen beëindiging volgens 7.2 heeft plaatsgevonden.
4.6. Nu art. 8.1 voor het verbeuren van de contractuele boete als dubbele eis stelt dat een contractuele verplichting wordt geschonden èn de overeenkomst is beëindigd overeenkomstig art. 7.2 en hiervoor is overwogen dat van dat laatste geen sprake is, is geen contractuele boete verbeurd. Daarop strandt de vordering in hoofdsom, die uitsluitend ziet op betaling van twee keer de contracturele boete op de aangegeven gronden. Zodoende kan in het midden blijven of deze twee aangevoerde gronden, schending van informatieplicht en schending van art. 7.4, zich hebben voorgedaan. Alle vorderingen dienen te worden afgewezen met veroordeling van Jovoort in de kosten van de procedure.”
Lees het vonnis hier.
Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 juni 2008, HA ZA 07-3179, Pharmachemie B.V. tegen Les Laboratoires Servier
Octrooirecht. EP ‘Alfa-kristallijne vorm van het tert-butylaminezout van perindopril’. Na vernietiging Engelse deel nu ook vernietiging Nederlandse deel wegens gebrek aan inventiviteit. Proceskosten: €150.000,-.
“4.20. Aan een beoordeling van de conclusies in de vorm waarin deze door de Oppositie Afdeling in stand zijn gehouden wordt, anders dan Servier heeft betoogd, niet toegekomen nu van de beslissing van de Oppositie Afdeling beroep is ingesteld bij de Technische Kamer van Beroep en de rechtbank, gelet daarop, hangende dat beroep, dient uit te gaan van de conclusies in de vorm waarin deze zijn verleend. Ten overvloede wordt overwogen dat de enkele combinatie van de conclusies 2 en 5, indachtig het hetgeen hiervoor is overwogen, niet alsnog zou leiden tot een inventieve werkwijze.”
4.21. Het hulpverzoek kan Servier niet baten. Daartoe geldt dat, zoals Pharmachemie met juistheid heeft gesteld, de volgens het verzoek gewijzigde conclusies 1 en 2 ontoelaatbaar moeten worden geoordeeld in verband met toegevoegde materie. Met Pharmachemie is de rechtbank van oordeel dat voor de voorgestelde wijzigingen geen basis aanwezig is in de oorspronkelijke aanvrage (…).
4.22. De conclusie luidt dat het octrooi in zijn geheel voor nietig moet worden gehouden.”
Lees het vonnis hier.