Octrooirecht  

IEF 193

Verklaring van de commissie

Betreffende artikel 2 van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (2005/295/EG).

De Commissie is van oordeel dat ten minste de volgende intellectuele-eigendomsrechten onder het toepassingsgebied
van de richtlijn vallen:

— auteursrechten,
— naburige rechten van het auteursrecht,
— het recht sui generis van de maker van een databank,
— de rechten van de maker van topografieën van halfgeleiderproducten,
— merkenrechten,
— rechten op tekeningen of modellen,
— octrooirechten, met inbegrip van de rechten afgeleid van aanvullende beschermingscertificaten,
— geografische aanduidingen,
— rechten op gebruiksmodellen,
— kwekersrechten,
— handelsnamen, voorzover deze in het betrokken nationale recht als uitsluitende eigendomsrechten
worden beschermd.

NL 13.4.2005 Publicatieblad van de Europese Unie L 94/37

IEF 183

Lage uurtarieflanden

Legal research and patent search are the latest in a string of outsourcing items increasingly sent to India. Some high-end outsourcing work in the intellectual property law demands prior patent search, drafting and preparation of specifications and claims in patent applications.

This is where TMPsearchers.com, which has been offering free patent search, free trademark search and free legal research services in India for more than a year, comes into the picture. The firm will start offering patent search outsourcing services at a low cost from April 15, 2005. Rediff.com

IEF 173

4 jaar te laat is net op tijd

Europese Commissie staakt rechtszaak tegen Nederland over biotech-octrooien. Het Hof van Justitie van de EG te Luxemburg zal geen uitspraak doen in een door de Europese Commissie in september 2003 aangespannen rechtszaak tegen Nederland, wegens het niet tijdig implementeren van richtlijn 98/44/EG. Deze richtlijn gaat over de octrooirechtelijke bescherming van biotechnologische uitvindingen en had uiterlijk in juli 2000 in de Nederlandse wetgeving omgezet moeten zijn. De noodzakelijke
wetswijzigingen in de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad en Plantgoedwet zijn echter pas op 20 november 2004 in werking getreden. Zij zijn direct daarna aan de Europese Commissie gemeld, gevolgd door een verzoek aan de Commissie de aangespannen rechtszaak wegens niet tijdig implementeren van de richtlijn te beëindigen. Dat verzoek is nu ingewilligd.

De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel had veel vertraging opgelopen. Oorzaak daarvan was onder meer het afwachten van de uitspraak van het Hof van Justitie op het verzoek van Nederland om de richtlijn te vernietigen. Het Hof heeft dat uit 1998 daterende verzoek pas in 2001 afgewezen. Ook de val van het Kabinet Kok II en van het Kabinet Balkenende I zorgden voor vertraging, omdat het wetsvoorstel toen controversieel werd verklaard. Door de behandeling op 8 juni 2004 van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer zag Staatssecretaris van Economische Zaken Van Gennip zich genoodzaakt met een novelle te komen. Die novelle was nodig om een eerder door de Tweede Kamer aanvaard amendement ongedaan te maken waarmee werd beoogd om uitvindingen met betrekking tot planten en dieren niet voor octrooi in aanmerking te laten komen. Vorig jaar zijn Frankrijk, België, Duitsland, Oostenrijk en Luxemburg wel veroordeeld omdat zij de verplichting de richtlijn tijdig te implementeren niet waren nagekomen. Landen die na deze eerste veroordeling nog steeds in gebreke blijven, kunnen in een tweede veroordeling een boete of dwangsom opgelegd krijgen die tot miljoenen euro´s kan oplopen.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Postbus 51, telefoon 0800 - 6463951, e-mail: ezinfo@postbus51.nl Voor journalisten: Gerard Westerhof, persvoorlichter, telefoon (070) 379 7079, e-mail: g.p.m.westerhof@minez.nl Ministerie van Economische Zaken Persbericht 12 april 2005

IEF 171

Mooie termen

Webwereld bericht: "In een open brief aan de GSM Association, een samenwerkingsverband van mobiele telefonieaanbieders, waarschuwt Vrijschrift voor problemen met zogenoemde onderwaterpatenten. Dit zijn patenten die pas naar voren komen als het te laat is. De organisatie wijst op het bestaan van bedrijven die, zonder ooit een cent in research te steken, patenten aanvragen op gebieden die vermoedelijk populair zullen worden. Nietsvermoedende bedrijven worden vervolgens geconfronteerd met aanmaningen voor hoge bedragen, zelfs als ze alle software zelf ontwikkeld hebben. Dergelijke bedrijven - die zelf niet innoveren, maar wel patenten verzamelen - worden patent-trollen genoemd. "Je neemt een simpel idee voor software en vraagt er patent op aan. Je formuleert het product zo ruim mogelijk, zodat niemand er om heen kan. En dan maar incassobrieven versturen." aldus Vrijbrief.

IEF 164

Octrooihouders boffen maar weer

Octrooihouders krijgen meer mogelijkheden om in actie te komen tegen inbreuk op hun octrooi. Namaak en piraterij zijn daardoor beter te bestrijden. De Rijksministerraad heeft hiervoor ingestemd met een wetsvoorstel

Het wetsvoorstel van staatssecretaris Van Gennip (EZ) is een wijziging van de Rijksoctrooiwet van 1995. Deze wet geldt ook op de Nederlandse Antillen. De wetswijziging heeft te maken met de invoering van de Europese richtlijn over de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Deze richtlijn harmoniseert de bestrijding van namaak en piraterij binnen de EU. Nederland moet de richtlijn uiterlijk mei 2006 implementeren. Hiervoor moeten ook nog andere wetten worden aangepast, zoals de Auteurswet uit 1912.  Het wetsvoorstel wordt voor advies naar de Raad van State van het Koninkrijk gestuurd. De tekst wordt pas openbaar bij toezending aan de Tweede Kamer. persbericht regering

IEF 162

De mythe van het patent

"Het argument dat vaak gebruikt wordt voor een uniforme, wereldwijde wetgeving op het gebied van intellectueel eigendomsrecht is dat zo'n wetgeving onderzoeksinvesteringen en technologieoverdracht in ontwikkelingslanden zou bevorden. De 'openbaringsclausules' in patentwetten, gerelateerd aan middeleeuwse prikkels om de 'mysteries van het vak te openbaren', komen nu gemakshalve op de proppen omdat ze nodig zijnvoor het overdragen van kennis aan de gemeenschap. Het tegendeel is echter waar"

Volgens de flaptekst laat "Vandana Shiva zien dat de grootschalige handel in intellectueel eigendomsrecht  ten kost gaat van lokale boeren in de derde wereld." Wellicht heeft Shiva het bij het rechte eind, maar het taalgebruik is verschrikkelijk, mede dankzij de vertaalster. Alleen al door het consequente gebruik van het woord patent zullen juristen de tekst argwanend tegemoet treden, om vervolgens door analogieën met boosaardige middeleeuwse geheime genootschappen de serieuze boodschap van het boek geheel uit het oog te verliezen en het als louter amusement beschouwen. 

Vandana Shiva, De feiten over biopiraterij, Lemniscaat, Rotterdam 2004. (Ook altijd gedacht dat Lemniscaat alleen kinderboeken uitgaf?)

IEF 155

Sense & Simplicity

Kamerstukken 2004-2005, 29874, nr. 7 & nr. 8, Tweede Kamer, Nota naar aanleiding van het verslag & Nota van wijziging.

Goedkeuring en uitvoering Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, het  Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120), het Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien.

Staatssecretaris Van Gennip maakt meteen werk van haar nieuwe octrooibeleid. De nota "strekt ertoe de vertaaleis voor Engelstalige octrooiconclusie te laten vervallen. Met deze wijziging vindt een verdere reductie plaats van administratieve lasten."

IEF 110

Mededeling van de Rechtbank ’s-Gravenhage

Herziening versnelde bodemprocedure in octrooizaken: De in BIE 1996 nr. 8 p. 292 gedane mededeling over de versnelde bodemprocedure in octrooizaken van de Haagse rechtbank, als aangevuld in BIE 1998 nr. 4, p.139, is in het licht van de herziening van het burgerlijk procesrecht per 1 januari 2002 niet meer up to date en behoeft aanpassing. De rechtbank maakt van de gelegenheid van deze aanpassing gebruik tegelijkertijd enige wijzigingen in het regime door te voeren, op punten waar dat in de praktijk wenselijk is gebleken. Bedoelde aanpassing en wijzigingen zijn na overleg met onder meer de voorzitter van de Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld door het bestuur van de Rechtbank 's-Gravenhage.

Het versnelde regime in octrooizaken zal voortaan de hierna weergegeven regeling volgen (onmiddellijke werking), behoudens voor zover uit de door de Voorzieningenrechter te wijzen of reeds gewezen beschikkingen anders blijkt.

 

1.         Een eisende partij die toegelaten wenst te worden tot het versneld regime in octrooizaken dient daartoe een verzoek in bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank ‘s-Gravenhage, zonodig (met name in geval van in het buitenland gevestigde gedaagden) tevens een verzoek ex art. 117 Rv behelzend.

2.         Bij het in 1. bedoelde verzoek moeten worden overgelegd:

-          een concept dagvaarding die voldoet aan de vereisten van art. 111 Rv en waarin, in geval het een inbreukprocedure betreft, is aangegeven dat en waarom op welke octrooiconclusie(s) (uitgesplitst per kenmerk) inbreuk wordt gemaakt met welk(e) product(en) en/of werkwijze(n) en/of dat en waarom sprake is van octrooiinbreuk, danwel, indien het een nietigheidsprocedure betreft, waarin nauwkeurig en gemotiveerd is aangegeven op welke literatuurplaatsen en/of feitelijke gebeurtenissen eisende partij zich te dien einde beroept;

-          het octrooischrift of de octrooischriften waar eisende partij zich op beroept, alsmede bij niet in het Nederlands gestelde octrooien de Nederlandse vertaling daarvan;

-          een opgave van verhinderdata voor pleidooi (indien bekend is door wie de wederpartij(en) zich zullen laten bijstaan: van procespartijen en raadslieden aan beide zijden) in de zin van art. 6.1 van het Landelijk rolreglement in een periode van ongeveer 28 tot 40 weken later;

3.         Indien de Voorzieningenrechter het in 1. bedoelde verzoek honoreert – in zoverre volgens een procedure die afwijkt van art. 6.2 van het Landelijk rolreglement, wordt in de daartoe gegeven beschikking verlof verleend om op uiterlijk een bepaalde dag te dagvaarden met bepaling van de in de dagvaarding te noemen eerste roldatum waartegen wordt gedagvaard en wordt in beginsel het hele verdere tijdschema van de procedure vastgelegd. Op de voor dagvaarding bepaalde datum dient eiser de tekst van de dagvaarding en van de beschikking tevens per aangetekende post rechtstreeks aan de wederpartij(en) toe te zenden.

Het verdere verloop van de versnelde bodemprocedure in octrooizaken volgt in hoofdlijn en behoudens afwijking daarvan in bedoelde beschikking het hierna volgende stramien.

4.         Op de eerst dienende dag dient eisende partij, zo nodig onder verdere toelichting van de feiten en stellingen waarop een beroep wordt gedaan, alle producties waarop deze zich wenst te beroepen in het geding brengen (waaronder in elk geval begrepen de wettelijk vereiste stukken in geval het (de geldigheid van) een Nederlands registratie-octrooi betreft) conform artt. 2.1 en 3.1 van het Landelijk rolreglement, terwijl eisende partij deze tevens op dezelfde dag rechtstreeks in het bezit dient te hebben gebracht van de wederpartij(en). Conform art. 3.2 van het Landelijk rolreglement kan eenmalig een in die bepaling vermeld uitstel worden verleend van 2 weken, verder uitstel zal niet worden verleend. Stukken die ten tijde van de hierbedoelde datum beschikbaar waren en toch niet in dat stadium zijn overgelegd, kunnen in een later stadium door de rechtbank worden geweigerd.

5.         Ingevolge artt. 2.7 jo. 2.8 sub (b) jo. noot 12  eerste gedachtestreepje jo. 2.9 van het Landelijk rolreglement wordt de zaak vervolgens aangehouden tot een in beginsel 12 weken later gelegen rolzitting voor het nemen van de conclusie van antwoord, waartoe geen verder uitstel zal worden verleend. Op de roldatum bepaald voor antwoord dient gedaagde partij alle producties waarop deze zich wenst te beroepen in het geding te brengen (waaronder in elk geval begrepen de wettelijk vereiste stukken in geval het (de geldigheid van) een Nederlands registratie-octrooi betreft) conform art. 2.1 van het Landelijk rolreglement, terwijl gedaagde partij deze tevens op dezelfde dag rechtstreeks in het bezit dient te hebben gebracht van eisende partij. Stukken die ten tijde van de hierbedoelde datum beschikbaar waren en toch niet in dat stadium zijn overgelegd, kunnen in een later stadium door de rechtbank worden geweigerd.

6.         Indien gedaagde partij een incident opwerpt, dan kan dat tegelijk met voor conclusie van antwoord bepaalde termijn, hetgeen bedoelde partij overigens niet ontslaat van de verplichting ten gronde te antwoorden op de voor antwoord bepaald termijn, op straffe van akte niet dienen. De termijn voor antwoord in een incident is in alle gevallen (of het incident nu op de voor antwoord bepaalde dag wordt opgeworpen of in een eerder stadium) op straffe van akte niet dienen in het incident conform art. 2.7 van het Landelijk rolreglement in beginsel 2 weken. Ook bij pleidooi kan daar vervolgens niet op worden teruggekomen.

Uitsluitend indien gedaagde partij een incident opwerpt op de eerst dienende dag en de wens te kennen geeft dat daarop voorafgaand aan de voor conclusie van antwoord bepaalde termijn wordt beslist, zal de rechtbank zo mogelijk binnen twee weken na de datum bepaald voor antwoord in het incident vonnis wijzen. Op incidenten die na de eerst dienende dag worden opgeworpen zal tegelijk met het eindvonnis worden beslist. 

7.         Eveneens ingevolge artt. 2.7 jo. 2.8 sub (b) jo. noot 12 eerste gedachtestreepje jo. 2.9 van het Landelijk rolreglement wordt in geval gedaagde partij een eis in reconventie instelt (die voor het overige moet voldoen aan het hiervoor in 2. eerste gedachtestreepje gestelde, alsmede, voor wat de producties betreft, aan het hiervoor in 5. dienaangaande gestelde) de zaak aangehouden tot een in beginsel 12 weken later gelegen rolzitting voor het nemen van de conclusie van antwoord in reconventie, waartoe geen verder uitstel zal worden verleend. De Voorzieningenrechter stelt deze datum in zijn beschikking vast, ongeacht of daadwerkelijk een eis in reconventie wordt ingesteld. Eisende partij kan in het geval geen eis in reconventie is ingesteld waarbij vernietiging van het octrooi wordt gevorderd, maar wel als verweer een beroep wordt gedaan op nietigheid van door eisende partij ingeroepen octrooien, uiterlijk op de dag die in de beschikking is bepaald voor antwoord in reconventie, derhalve in beginsel 12 weken na antwoord, bij akte reageren op uitsluitend de bij antwoord gebezigde nietigheidsargumenten, zulks ingevolge artikel 2.11 van het Landelijk rolreglement, zodat ook dan aan de eisen van hoor en wederhoor en de goede procesorde in voldoende mate recht wordt gedaan. Aan na antwoord opgeworpen nietigheidsverweren zal de rechtbank voorbij kunnen gaan, indien eisende partij daar gelet op de beginselen van hoor en wederhoor en de goede procesorde onvoldoende op kan reageren.

8.         Indien eisende partij in reconventie een incident opwerpt, dan is de termijn voor antwoord in het incident conform art. 2.7 van het Landelijk rolreglement 2 weken, op straffe van akte niet dienen in het incident. In het incident zal tegelijk met het eindvonnis vonnis worden gewezen.

9.         In de versnelde bodemprocedure in octrooizaken wordt in afwijking van artt. 5.1 en 5.2 van het Landelijk rolreglement geen roldatum gelegen 2 weken na antwoord bepaald en evenmin een comparitie van partijen gelast, aangezien zaken in dit regime bij voorbaat ongeschikt geacht worden voor comparitie na antwoord.  Eisende partij die is toegelaten te procederen volgens de versnelde bodemprocedure in octrooizaken ziet tevens bij voorbaat af van conclusie van repliek, onder de voorwaarde dat zijn bij voorbaat gedane verzoek om pleidooi wordt toegestaan, welke voorwaarde bij honorering van het in 1. bedoelde verzoek is vervuld.

10.       Pleidooi wordt in de beschikking van de Voorzieningenrechter conform art. 2.7 van het Landelijk rolreglement bepaald op in beginsel 6 à 10 weken na de roldatum die is bepaald voor antwoord in reconventie. In zoverre in aanvulling op art. 6.3 van het Landelijk rolreglement dient de eisende partij 3 extra procesdossiers ten behoeve van pleidooi voor de meervoudige kamer over te leggen. Voor procesdossiers, met inbegrip van het originele procesdossier, gelden de volgende regels:

a)         De in de extra procesdossiers overgelegde producties (met name foto's, prints van internetsites en andere afbeeldingen) dienen tenminste dezelfde kwaliteit te hebben als die van het originele dossier;

b)         Een bepaald als productie overgelegd stuk dient (ook in het originele dossier) niet nogmaals elders in de procedure te worden overgelegd, tenzij daar een goede reden voor is;

c)         Indien een bepaalde kleurstelling in de originele producties van belang is, dient in de extra dossiers ook voor deze kleur te worden gezorgd (kleurkopieën , kleurenfoto's etc.);

d)         Partijen dienen zich te realiseren dat producties in een buitenlandse taal, niet zijnde Engels, mogelijk niet de aandacht van de rechtbank krijgen die deze zouden hebben gekregen, indien deze zouden zijn voorzien van een vertaling in het Nederlands;

e)         Alle aan te leveren procesdossiers dienen voorzien te zijn van duidelijke, doorgenummerde en hanteerbare tabbladen tussen de verschillende producties;

f)          Alle processtukken van enige omvang moeten tezamen zijn gebonden in ordners die stevig gebruik kunnen doorstaan en zowel op de rug als op de voorkant zijn voorzien van duidelijke en inzichtelijke (door)nummering en tevens voorzien zijn van inhoudsopgaven in het begin van elke bundel;

g)         Nieuwe in te voegen documenten dienen te worden aangeleverd voorzien van perforaties en (doorgenummerde) tabbladen teneinde in de al verschafte bundels te kunnen worden opgenomen, in voorkomend geval voorzien van extra doorgenummerde ordners die voldoen aan de criteria onder f), indien de nieuwe in te voegen documenten niet in de al verschafte bundels kunnen worden opgenomen.

In aanvulling op art. 6.4 van het Landelijk rolreglement wordt voor de pleitzitting aan ieder der partijen (waarbij meerdere eisers respectievelijk gedaagden als één partij worden beschouwd en desnodig meerdere raadslieden aan dezelfde zijde de verdeling van de pleittijd per partij tevoren in onderling overleg dienen vast te stellen) een eerste termijn van maximaal 90 minuten gegund en een tweede termijn van maximaal 20 minuten.

11.       Indien partijen voor pleidooi nog nadere producties in het geding willen brengen, geldt het volgende. Uitgangspunt is in verband met de goede procesorde dat nadere producties buiten de in 4, 5 en 7 bedoelde producties steeds in een zo vroeg mogelijk stadium rechtstreeks aan de (raadslieden van de) wederpartij en de rechtbank (buiten de rol om) dienen te worden ingezonden. De uiterlijke termijn waarbinnen dergelijke producties nog kunnen worden ingezonden is conform art. 1.12 van het Landelijk rolreglement 2 weken voor pleidooi. Stukken die, hoewel eerder beschikbaar, toch niet in een eerder stadium zijn toegezonden kunnen op instigatie van de wederpartij of ambtshalve door de rechtbank worden geweigerd, in welk geval deze niet tot de processtukken zullen worden gerekend.

12.       Indien een eisende partij niet conform de beschikking van de Voorzieningenrechter procedeert, wordt de zaak ambtshalve uit de versnelde procedure in octrooizaken verwijderd.

 

 

 

’s-Gravenhage, maart 2005

IEF 109

Met Megabloks kun je alles maken

Zou warchild zich ook bezig houden met kinderen die het slachtoffer zijn geworden van de zich al jaren voortslepende bouwblokjeswereldoorlog tussen Lego en, onder andere, Mega Bloks? Laatse veldslag is geleverd in Duitsland. Een persbericht van Mega Bloks spreekt van 'a decision of the German Patent and Trademark Office canceling a 2x4 stud block design trademark registration in the name of an affiliate of the Lego group of companies.

The decision was issued on February 2, 2005 further to a petition filed by Best-Lock (Europe) Limited, another toy manufacturer, but effectively declared invalid for the benefit of all interested parties Lego's registration for a three-dimensional depiction of an interlocking toy block of the kind manufactured by many companies, including Mega Bloks.'

 

 

Mega Bloks Comments on Cancellation of Lego's Design Trademark in Germany

MONTREAL, March 21 /CNW Telbec/ - Mega Bloks Inc. (TSX: MB) Mega Bloks has learned of a decision of the German Patent and Trademark Office canceling a 2x4 stud block design trademark registration in the name of an affiliate of the Lego group of companies.

The decision was issued on February 2, 2005 further to a petition filed by Best-Lock (Europe) Limited, another toy manufacturer, but effectively declared invalid for the benefit of all interested parties Lego's registration for a three-dimensional depiction of an interlocking toy block of the kind manufactured by many companies, including Mega Bloks.

Significantly, the invalidated trademark registration was like the one, which the European Office for the Harmonization of the Internal Market ("OHIM") cancelled in its decision of July 30, 2004. Lego has appealed from the latter decision and may also appeal the German Patent and Trademark Office decision of February 2. The Company notes that the tribunals of various European countries whose laws are harmonized under the EU Directive on Trademarks have likewise cancelled Lego's three-dimensional block design trademarks or not allowed them to proceed to registration to begin with.

"With this latest development, Mega Bloks intends to launch its complete range of construction toys in Germany," said Marc Bertrand, the Company's President and CEO. "We look forward to leveraging our many strengths to broaden our presence in Germany now that the legal barriers have been cleared away," he added.

By the Company's own estimates and independent research, the German construction toy segment accounts for annual wholesale shipments of US$250 million. Mega Bloks has an established presence in Germany both as a brand and, corporately, with a permanent sales support office in the Nuremberg area.

About Mega Bloks

Mega Bloks creates high quality, fun and educational construction toys
that inspire kids and parents to play and learn together. The MEGA BLOKS(R)
system features basic and themed construction toys for boys and girls of all
ages. Headquartered in Montreal, Mega Bloks is a global organization employing
approximately 1000 people with sales in over 100 countries.

(MEGA BLOKS and the MEGA BLOKS logo are the property of Mega Bloks Inc.).
   
For further information: Eric Phaneuf, (514) 333-3339, x745, Brahm
Segal, +41 (0) 41 725 4192, www.megabloks.com; Source: Mega Bloks Inc.

IEF 96

Octrooirecht

Record aantal octrooiaanvragen in 2004.

Het WIPO meldt op haar website dat in 2004 maar liefst 120 duizend PCT aanvragen zijn ingediend, een stijging van 4,3% ten opzichte van 2003. Bijna een derde van deze aanvragen is afkomstig uit de VS. Nederland staat met 4458 aanvragen op een niet onverdienstelijke zesde plaats, net na Groot-Brittannie en nog voor Zuid-Korea, dat overigens wel een toename van bijna 20% zag. 

Nationale trots Philips blijft van alle internationale bedrijven de belangrijkste indiener van aanvragen: niet minder dan 2362 aanvragen werden er aangeleverd.

China diende ruim 37% meer aanvragen in dan in 2003, maar staat nog altijd op de dertiende plaats.

Lees hier het persbericht van het WIPO