DOSSIERS
Alle dossiers

Knowhow bescherming  

IEF 13441

Klantenbestand ook niet benaderen na faillissement

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 24 december 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:7295 (BBN en Nogal Wibus tegen Jocabus)
Als randvermelding. Relatiebeding. Bedrijfsgeheimen: klantenbestand. Faillissement. Op 17 juli 2013 heeft de curator van BBN een overeenkomst gesloten met BBN Techniek uit hoofde waarvan laatstgenoemde de activa/activiteiten, waaronder het klantenbestand, uit het faillissement van BBN heeft overgenomen. Jocabus is algemeen directeur van BBN geweest en is een managementovereenkomst aangegaan met een concurrentie/relatiebeding (verbod van 2 jaar direct of indirect relaties, leveranciers of klanten te benaderen. Na beëindiging is gedaagde bij een concurrent in dienst en benaderd klanten van BBN. De voorzieningenrechter verbiedt gedaagde en Jocabus om vóór 20 december 2014 klanten te benaderen.

5.1. verbiedt [gedaagde] en Jocabus om vóór 20 december 2014 klanten van BBN, Nogal Wibus en aan hen gelieerde vennootschappen te benaderen of met hen op welke wijze dan ook contact te onderhouden, behoudens voor zover het klanten van BBN betreft die inmiddels klant zijn van CTI,

5.2. veroordeelt [gedaagde] en Jocabus om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,

5.3. verbiedt [gedaagde] en Jocabus om vóór 20 december 2014 op enigerlei wijze te benaderen of contact te hebben met klanten van BBN Techniek die behoren tot het klantenbestand dat BBN Techniek heeft overgenomen van de curator van BBN in het kader van de activaovereenkomst van 17 juli 2013, behoudens voor zover het klanten van BBN betreft die inmiddels klant zijn van CTI,

5.4. veroordeelt [gedaagde] en Jocabus om aan BBN Techniek een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.3. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,

5.5.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
IEF 13290

Ontwerp-richtlijn trade secrets

Proposal-directive on the protection of undisclosed know-how and business information (trade secrets) against their unlawful acquisition, use and disclosure, COM(2013) 813 final.
Uit het persbericht:
De Europese Commissie heeft vandaag nieuwe regels voorgesteld voor de bescherming van niet-geopenbaarde know-how en bedrijfsgeheimen (trade secrets) tegen oneerlijke acquisitie, gebruik en openbaarmaking.

De ontwerp-richtlijn voorziet in een gemeenschappelijke definitie van bedrijfsgeheimen, alsmede in middelen waarmee slachtoffers van onrechtmatig gebruik van bedrijfsinformatie genoegdoening kunnen krijgen.

De richtlijn zal het gemakkelijker maken voor nationale rechterlijke instanties om verduistering van vertrouwelijke bedrijfsinformatie tegen te gaan, inbreukmakende producten van de markt te halen en om schadevergoeding toe te kennen bij illegale acties.

IEF 13066

Onrechtmatige doorgifte van Knowhow wandbekleding

Rechtbank Oost-Brabant 25 september 2013, HA ZA 12-56 (Arte)
Uitspraak ingezonden door Nathalie Noesen en Eelco Bergsma, Deterink.
Arte ontwerpt en produceert sinds 1981 hoogwaardige wandbekleding en verkoopt haar producten wereldwijd vanuit haar vestiging in België. Gedaagde is van 1 april 2004 tot 31 juli 2011 werkzaam geweest bij Arte en had toegang tot  de volledige Knowhow. Arte legt haar werknemers geheimhoudingsplichten op en houdt bedrijfsgevoelige informatie achter slot en grendel. Gedaagde werd medio 2009 benaderd door Loymina, een beginnende onderneming die behang produceert, gevestigd te Nizhniy Novgorod, Rusland. Op 1 september 2011 is gedaagde bij Loymina in dienst getreden. Arte stelt dat gedaagde onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door - ook toen gedaagde werkzaam was bij Arte - Knowhow door te spelen aan Loymina. Arte vordert een verbod en teruggave van de (gegevensdragers met) Knowhow op straffe van een dwangsom. Ook vordert zij schadevergoeding.

De rechtbank oordeelt dat Arte het onrechtmatig handelen met zeer veel bewijsstukken heeft onderbouwd en gedaagde heeft dit onvoldoende weerlegd. De rechtbank beveelt dit onrechtmatige handelen te staken op straffe van een dwangsom. Op basis van het onrechtmatige handelen is gedaagde verplicht de schade, geschat op € 2.269.516,-, te vergoeden. Ook wordt de gerechtelijke deurwaarder bevolen de inbeslaggenomen spullen aan Arte af te geven en materiaal op basis van hard copy documenten en/of digitale bestanden uit het privé-materiaal te selecteren.

De feiten
2.1. Arte bestaat sinds 1981. Zij ontwerpt en produceert hoogwaardige wandbekleding. Zij verkoopt haar producten wereldwijd, onder meer in Rusland.

2.2. Arte heeft een eigen designafdeling, waar acht personen werkzaam zijn.
2.3. [-] is op 1 april 2004 in dienst getreden bij Arte als "technologisch verantwoordelijke productie”. In deze functie was [-] technologisch verantwoordelijk voor de bij Arte aanwezige machines. [-] hield zich voornamelijk bezig met het bedrukken van de vliezen met motieven die voor de muurbekleding noodzakelijk zijn. [-] had volledige toegang tot de (hierna onder 4.2. beschreven) Knowhow van Arte. Ook was de vaste contactpersoon voor een aantal belangrijke leveranciers van Arte.

2.9. Op 29 juni 2011 heeft [-] zijn eenmanszaak TechnoColor Gravur laten inschrijven in het handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel. Blijkens de inschrijving houdt [-] zich bezig met de advisering en begeleiding van het denkproces en de fabricage van behang.

2.10. Op 1 september 2011 is [-] in dienst getreden bij Loymina. Loymina presenteert haar producten onder andere op dezelfde vakbeurzen in Duitsland als Arte.

Het geschil

3.1. Arte vordert na wijziging van eis -samengevat-
1. te verklaren voor recht dat [-] jegens Arte onrechtmatig heeft gehandeld, doordat [-] zich Knowhow heeft toegeëigend, heeft gekopieerd en/of heet prijsgegeven aan (een) derde(n)
2. Te bevelen om dit onrechtmatig handelen onmiddellijk te staken en gestaakt te houden.
3.  Te bevelen om met onmiddellijke ingang alla zich nog onder hem bevindende gegevensdragers met daarop (kopieën van) de Knowhow aan Arte af te geven, zonder het achterhouden van enige (digitale) kopie(ën) daarvan,
4. het sub 2 en 3 gevorderde op verbeurte van een dwangsom van 6 50.000 ineens voor iedere niet-nakoming van het bevel alsmede G 25.000 voor iedere dag dat de niet- nakoming voortduurt,
5. te bevelen dat het Niet Omstreden Materiaal op eerste verzoek van Arte door de gerechtelijke bewaarder aan Arte dient te worden afgegeven.
6. te bevelen dat voor wat betreft het Omstreden Materiaal de gerechtelijk bewaarder op kosten van—een sortering zal maken en pas na uitdrukkelijke goedkeuring van Arte het Privé Materiaal en/of het Zeefdrukboek aan [-] zal afgeven en dat het restant van het Omstreden Materiaal binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak in deze zaak door de gerechtelijke bewaarder aan Arte wordt afgegeven.
7. [-] te veroordelen tot betaling van € 2.444.690,85 + p.m. als vergoeding van de door Arte geleden en nog te lijden schade, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2009, dan wel Sturm te veroordelen aan Arte te voldoen de schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
8. [-] te veroordelen in de proceskosten alsmede in de beslagkosten en de kosten van de gerechtelijke bewaring ter hoogte van € 6.677,99.

3.2. Arte legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [-] onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar. [-] heeft namelijk Knowhow van Arte prijsgegeven aan Artes concurrent Loymina en aan anderen. Voorts heeft [-]in strijd gehandeld met de maatschappelijke betamelijkheid door tijdens zijn dienstverband informatie door te spelen aan concurrenten en te onderhandelen met concurrenten. Hierdoor heet Arte schade geleden.
Heeft [-] onrechtmatig gehandeld?
(...) vereisen creativiteit van net personeel van Arte waarbij veel geëxperimenteerd moet worden. De resultaten daarvan hebben Arte de Knowhow opgeleverd, die haar een voorsprong geeft ten opzichte van haar concurrenten. Het spreekt voor zich dat deze Knowhow niet publiekelijk bekend is. In het kader van zijn dienstverband bij Arte heeft ook bijgedragen aan de ontwikkeling van de Knowhow, maar hetgeen in dat kader heeft ontwikkeld, bedacht of gecreëerd komt aan Arte toe.

Immers, Arte heeft geïnvesteerd in de ontwikkeling van een en ander, door [-] de mogelijkheid te bieden om te experimenteren en de inkten c.q. formules te ontwikkelen, [-] was toen gewoon in dienst bij Arte. Voor de onderneming van Arte is bepaalde specifieke en reproduceerbare kennis van wezenlijk belang Zonder die kennis zou haar voorsprong in de markt als sneeuw voor de zon kunnen verdwijnen. (...)

Arte neemt alle mogelijke maatregelen, zoals het opleggen van geheimhoudingsverplichtingen aan werknemers en freelancers, het achter slot en grendel houden van bedrijfsgevoelige informatie en een strikt handhavingsbeleid, om er voor te zorgen dat deze informatie ook daadwerkelijk geheim blijft. Arte hanteert een strikt beleid voor iedere werknemer. (…)

De beoordeling
4.3. Arte voert voorts het volgende aan. Begin april 2011 is Arte op een beurs in Moskou in contact gekomen met de Russische onderneming Loymìna, die eveneens muurbekleding produceert en verkoopt in Rusland en Oekraïne. Tot grote verbazing van Arte had Loymina, een nieuwe en relatief kleine Russische speler, dezelfde technologieën in wandbekleding en bijna hetzelfde niveau van dessins als Arte.

4.7. De rechtbank overweegt het volgende. Artikel 39 lid 2 van het TRES-Verdrag bepaalt dat natuurlijke personen en rechtspersonen de mogelijkheid hebben te beletten dat informatie waarover zij rechtmatig beschikken zonder hun toestemming wordt openbaar gemaakt aan, verworven door of gebruikt door anderen op een wijze die in strijd is met eerlijke handel gebruiken. zolang deze informatie (…)

Zoals het Gerechtshof ’s-Gravenhage heeft overwogen in zijn arrest van 29 maart 2011 (GBT/Ajinomoto) kan de strekking van deze bepaling worden geacht te zijn geïncorporeerd in artikel 6:162 BW. Met andere woorden, er is sprake van onrechtmatig handelen indien informatie die voldoet aan de onder a, b en o van artikel 39 lid 2 ‘TRIPS-Verdrag genoemde criteria, wordt openbaar gemaakt aan. verworven door of gebruikt door anderen zonder toestemming van degene die rechtmatig over de informatie beschikt.

4.8.1. Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat [-] stelselmatig Knowhow van Arte aan derden heeft verstrekt. De door Arte gevorderde verklaring voor recht moet daarom worden toegewezen evenals het bevel aan [-] om dit onrechtmatig handelen onmiddellijk te staken en gestaakt te houden. Hieraan zal een dwangsom worden verbonden, waarbij de gevorderde dwangsom zal worden beperkt als na te melden.

4.11. De rechtbank is van oordeel dat de vordering op de volgende wijze dient te worden toegewezen: aan de gerechtsdeurwaarder zal worden opgedragen om op basis van hard copy documenten en/of digitale bestanden (op bestandsniveau) uit het omstreden materiaal de bestanden met een duidelijk privé karakter van- te selecteren (derhalve eventuele (vakantiefoto’s, persoonlijke aantekeningen, privé-email en dergelijke) (hierna: het privé materiaal) en deze, na uitdrukkelijke goedkeuring van Arte, op nieuwe en ongebruikte digitale media te plaatsen en aan 1m retourneren. Arte zal in de gelegenheid worden gesteld om het zeefdrukboek (ordner nummer 9) te controleren alvorens de gerechtsdeurwaarder deze ordner (na verwijdering daaruit van hetgeen door Arte als haar Knowhow wordt beschouwd) aan [-] zal teruggeven. Een en ander op kosten van [-] De desktop dient (nadat alle informatie daarvan is gewist door Arts) aan [-] te worden geretourneerd, aangezien [-]‚ gelet op artikel 3:109 jo. 3:119 lid 1 BW, wordt vermoed de rechthebbende te zijn. Arte heeft onvoldoende aangevoerd om te oordelen dat het wettelijk vermoeden is weerlegd. Het enkele feit dat de factuur op haar naam is gezet en door haar is betaald is daarvoor onvoldoende. Het beroep van Arte op artikel 3:110 BW kan evenmin slagen: gesteld noch gebleken is dat sprake is van “verkrijging ter uitvoering van de rechtsverhouding". Ook de vergelijking die Arte trekt ma een leaseauto gaat niet op.

4.12.2. Gelet op het oordeel van de rechtbank dat [-] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Arte, is j op grond van artikel 6:162 lid 1 BW verplicht de schade te vergoeden die Arte als gevolg van zijn onrechtmatig handelen lijdt. Op grond van artikel 6:98 BW komt voor vergoeding in aanmerking de schade die in zodanig verband staat met het onrechtmatig handelen van [-], dat deze schade als een gevolg van dit onrechtmatig bundelen aan í kan worden toegerekend, mede gezien de aard van do aansprakelijkheid en van de schade.

IEF 12655

Twee voorbeelden van stelselmatig benaderde relaties te mager

Rechtbank Oost-Brabant 8 mei 2013, LJN CA0012 (Ingenia c.s. tegen gedaagden en Rinova Energie)
Als randvermelding. Incident. 843a Rv. Exhibitieplicht. Fishing expedition. Know how. Geen rechtmatig belang bij inzage.

Ingenia c.s. vorderen in het incident dat zij middels tussenkomst van een forensisch IT-deskundige een kopie verkrijgt van en inzage verkrijgt in de in bewaring bevindende bescheiden doch uitsluitend voor zover die betrekking hebben op de betrokkenheid van gedaagden bij de concurrerende activiteiten van gedaagden en/of Rinova Energie van bedrijfsgeheimen en/of know how en/of door Ingenia ontwikkelde concepten, expertise, andere aan Ingenia toebehorende informatie. De rechtbank acht de twee genoemde voorbeelden van stelselmatige wijze van het benaderen van Ingenia's relaties mager afsteken tegen het aantal relaties. De omstandigheid dat gedaagde de werkcomputer wederrechtelijk heeft meegenomen en dat hij bestanden naar zijn privé-mailadres heeft gestuurd vormen onvoldoende aanwijzing dat er informatie openbaar is gemaakt of dat er voornemens zijn om dat te doen.

5.8.  De rechtbank is van oordeel dat daar waar Ingenia c.s. stelt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op stelselmatige wijze relaties van Ingenia Holding en Ingenia Consultants & Engineers benaderen, de twee genoemde voorbeelden mager afsteken tegen het aantal relaties op de door Ingenia c.s. overgelegde lijst.
5.11.(...) De enkele omstandigheden dat [gedaagde 2] de computer waarop hij werkte wederrechtelijk heeft meegenomen – wat [gedaagden] overigens gemotiveerd betwist – en dat hij digitale bestanden naar zijn privé-emailadres heeft gestuurd, vormen onvoldoende aanwijzingen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geheime informatie, expertise, know how etc. van Ingenia c.s. openbaar hebben gemaakt, dan wel voornemens zijn dat te doen.

Anders dan Ingenia c.s. stelt, ziet de rechtbank in de overgelegde screenprints van de website van Rinova Energie (prod. 12 dagv. en prod. 46 repliek Ingenia c.s.) niet dat Ingenia-specifieke kennis te koop wordt aangeboden. Dat volgens Ingenia c.s. uit de website blijkt dat Rinova Energie met behulp van [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] rechtstreeks de concurrentie met haar aangaat, betekent nog niet dat daarbij gebruik wordt gemaakt van gegevens die vallen onder de geheimhoudingsplicht. Er is slechts sprake van niet met feiten onderbouwde vermoedens van Ingenia c.s. Die vermoedens vormen onvoldoende grond voor het aannemen van een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv.
IEF 12364

Veroordelingen voor lekken staatsgeheimen naar De Telegraaf

Hof Den Haag 21 februari 2013, LJN BZ1875 en BZ1878 (Lekken staatsgeheimen naar De Telegraaf) - persbericht
ConfidentialAls randvermelding. Staatsgeheimen. Het Haagse hof legt gevangenisstraffen op voor het lekken van staatsgeheimen naar De Telegraaf die de betreffende informatie verwerkt in een artikel met de titel 'Beveiliging fors opgeschroefd. Dalai Lama bedreigd'. Twee voormalige ambtenaren van de AIVD, een vrouw en een man, tot gevangenisstraffen veroordeeld van zestien, respectievelijk acht maanden. Het hof acht bewezen dat beide verdachten zich in 2009 schuldig hebben gemaakt aan het doorspelen (lekken) van staatsgeheime informatie naar een journaliste van De Telegraaf. De vrouw wordt eveneens veroordeeld voor het thuis aanwezig hebben van staatsgeheime documenten.

De Telegraaf heeft de betreffende informatie verwerkt in een artikel met de titel ‘Beveiliging fors opgeschroefd. Dalai Lama bedreigd’, dat op 4 juni 2009 is gepubliceerd. Vervolgens zijn bij de huiszoeking in de gezamenlijke woning van beide verdachten enkele eveneens staatsgeheime documenten aangetroffen. Dit is bij de wet verboden. Het hof acht de vrouw daarvoor strafrechtelijk verantwoordelijk, in de gevallen waarin die documenten rechtstreeks met haar in verband konden worden gebracht. Ten aanzien van de man acht het hof niet bewezen dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van de documenten. Ook is geoordeeld dat de vrouw haar ambtsplicht opzettelijk heeft geschonden door de man AIVD-informatie te verstrekken.

Ten aanzien van twee andere beschuldigingen van lekken van staatsgeheime informatie door beide verdachten heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is. De verdachten zijn hiervan vrijgesproken. Om die reden zijn de gevangenisstraffen lager uitgevallen dan de eis van het openbaar ministerie in hoger beroep. Het OM had gevangenisstraffen geëist van drie jaar, waarvan vijftien maanden voorwaardelijk, en twee jaar, waarvan elf maanden voorwaardelijk tegen de vrouw en de man.

De rechtbank had beide verdachten in juli 2010 vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank was van oordeel dat het bewijs tegen de verdachten onrechtmatig was verkregen, omdat zij als bron van het krantenartikel in beeld waren gekomen, nadat de telefoon van de Telegraaf-journaliste op onrechtmatige wijze was afgeluisterd door de AIVD. Het openbaar ministerie was het daarmee oneens en is in hoger beroep gekomen. Het hof is van oordeel dat het bewijs door de Rijksrecherche op rechtmatige wijze is verkregen en acht de beginselen van een ‘fair trial’ niet geschonden.

Op 28 maart 2009 is in dagblad De Telegraaf een artikel gepubliceerd onder de titel 'AIVD faalde rond Irak'. Het artikel is geschreven door de journalisten [journalist A] en [journalist B]. Blijkens het eerdergenoemde ambtsbericht d.d. 11 juni 2009 ontstond na het lezen van dat artikel bij de AIVD het vermoeden dat de betreffende journalisten het artikel hebben gebaseerd op een als 'Stg. geheim' gerubriceerd document, welk document een door de AIVD gemaakte interne analyse bevat omtrent de rapportages die de AIVD in de periode zomer 2002 tot zomer 2003 aan afnemers heeft verstrekt. De AIVD heeft vervolgens een onderzoek ingesteld. Gedurende dat onderzoek zijn de telefoons van voornoemde journalisten afgeluisterd. Dat onderzoek was enerzijds erop gericht na te gaan of voornoemde (en eventueel soortgelijke) staatsgeheime gegevens nog bij onbevoegde derden in bezit waren, en anderzijds om te voorkomen dat er nog meer staatsgeheimen zouden worden gelekt, aldus de AIVD in voornoemd ambtsbericht.

(...)

Het recht op vrijheid van meningsuiting wordt onder meer beperkt door de bepalingen van de artikelen 98 tot en met 98c van het Wetboek van Strafrecht, welke bepalingen de door het belang van de staat of zijn bondgenoten geboden geheimhouding van informatie beogen te beschermen door het onbevoegd prijsgeven van staatsgeheime informatie strafbaar te stellen. Ambtenaren die werkzaam zijn bij de AIVD zijn uit hoofde van hun functie bij uitstek verplicht om staatsgeheime informatie geheim te houden. Indien zij die strafrechtelijk scherp gesanctioneerde verplichting schenden, kunnen zij zich niet beroepen op het in het EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting. Buitengewone omstandigheden die zulks anders zouden maken zijn gesteld noch gebleken.


Het gelijkheidsbeginsel

De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel nu de verdachte wel is vervolgd, terwijl de journalisten die vermeende staatsgeheimen hebben gepubliceerd niet zijn vervolgd.


(...)

Met het openbaar ministerie is het hof van oordeel dat in casu geen sprake is van gelijke gevallen die een gelijke beoordeling verdienen. De verdachte, die ervan wordt beschuldigd met schending van haar ambtsplicht onder meer staatsgeheimen aan de pers te hebben gelekt, bevindt zich immers bepaald niet in een vergelijkbare positie als de journaliste [journalist A], die die gelekte informatie publiceert.


(...)


Ten aanzien van de informatie die [medeverdachte] tijdens voornoemd telefoongesprek aan [betrokkene 1] heeft verstrekt overweegt het hof dat die informatie bezwaarlijk lijkt te kunnen worden aangemerkt als staatsgeheime informatie, mede gelet op het gegeven dat een deel van die informatie reeds in den brede in de samenleving bekend was, alsook op de verklaring van [betrokkene 1] dat hij eerder betrokken is geweest bij projecten van de AIVD en dat de informatie die [medeverdachte] hem tijdens het telefoongesprek heeft verstrekt zijns inziens niet als staatsgeheime informatie gekwalificeerd kan worden.


(...)

Bij doorzoeking in de woning van de destijds bij de AIVD werkzame verdachte en haar partner, de medeverdachte [medeverdachte], die eveneens in een verder verleden bij de AIVD werkzaam is geweest, heeft de Rijksrecherche in een krat op de zolder van die woning een als Stg. confidentieel gerubriceerd document aangetroffen, genaamd 'Werkprocessen Crisisorganisatie AIVD'. Het document dateert van vóór 14 april 2004. Op een boekenplank in de grote werkkamer heeft de Rijksrecherche een als Stg. confidentieel gerubriceerde notitie aangetroffen, getiteld 'Plan van aanpak verkennend onderzoek Integriteit'. Het document is gedateerd op 18 mei 2003.

De verdachte heeft van meet af aan ontkend dat zij de betreffende documenten in de woning heeft gebracht, alsook dat zij wist dat de betreffende documenten in haar woning lagen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat zij en haar partner beiden gebruik maakten van de grote werkkamer en dat zij voor het opbergen van hun spullen geen gebruik maakten van gescheiden kratten. Die verklaring kan niet worden gefalsifieerd. Het hof stelt in dat verband vast dat het dossier geen informatie bevat over de overige inhoud van het krat waarin het document genaamd 'Werkprocessen Crisisorganisatie AIVD' is aangetroffen, noch over hetgeen verder is aangetroffen op de boekenplank waarop het document genaamd 'Plan van aanpak verkennend onderzoek Integriteit' lag.

Een bij de AIVD werkzame ICT-beveiligingsambtenaar heeft tegenover de Rijksrecherche verklaard dat de verdachte en [medeverdachte] destijds beiden geautoriseerd waren om de betreffende documenten te raadplegen.

Nu het dossier geen aanknopingspunten biedt voor het antwoord op de vraag aan wie van de verdachten de betreffende documenten toebehoorden, en voorts niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van het feit dat die documenten zich in haar woning bevonden, kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte degene was die de documenten opzettelijk onder zich had en/of hield.

IEF 12323

Publieke EU-consultatie: bedrijfsgeheimen en know-how

Europese Commissie, Public consultation on the protection of business and research know-how, ec.europa.eu.

De EC (DG Internal Market & Services) is zich momenteel zeer breed op dit onderwerp aan het oriënteren. Zo is vorig jaar, in opdracht van de Europese Commissie, een rapport van Hogan Lovells LLP verschenen over dit onderwerp (IEF 10788). Tevens wordt dit kwartaal de uitkomst van een tweede studie verwacht, uitgevoerd door Baker & McKenzie (IEF 12010). Naast het laten verrichten van verschillende onderzoeken treedt de EC echter graag in contact met het bedrijfsleven, zodat ze een duidelijk beeld kunnen vormen van de problematiek omtrent de bescherming van bedrijfsgeheimen. De consultatietermijn loopt tot 8 maart 2013.

Keeping valuable information secret is often the only or the most effective way that companies have to protect their intellectual property (such as the results of their research and innovation efforts). Although patents play a decisive role in this area, there are limitations as to what can be patented. New business solutions, marketing data and many incremental technological improvements, for example, are not patentable). Concerns regarding the effectiveness of the legal protection against the misappropriation of trade secrets in the Internal Market are already being voiced.

The differences between national laws of Member States are claimed to be such as to make it difficult to ensure that the right protective measures against such misappropriation are being applied in cross-border business. The current redress possibilities are claimed not to represent a sufficiently strong deterrent against theft of such confidential business information. This could dissuade the sharing of confidential business information across borders with business partners who could offer valuable possibilities to develop new markets for innovative products.

In view of these concerns, the European Commission has decided to analyse the current situation in the Union in more detail and to collect views with regard to the protection of business and research know-how in the Union.

If you are answering this consultation as a citizen, [hier klikken, Nederlandstalig].
If you are answering this consultation on behalf of an organisation, please click here to submit your contribution, [hier klikken, Engelstalig].
If you are answering this consultation on behalf of a public authority [hier klikken, Nederlandstalig]

IEF 12231

Onrechtmatige concurrentie door voormalige werknemers

Vzr. Rechtbank Amsterdam 14 november 2012, LJN BY8226 (FIRESENSE BENELUX B.V. tegen SENSETEK B.V.)

Onrechtmatige concurrentie. Bedrijfsgeheimen / know how.

FireSense stelt dat gedaagden hebben gehandeld in strijd met het in hun arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding en concurrentiebeding, en met het gebod tot goed werknemerschap, alsmede dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan wanprestatie. Kern van het onderhavig geschil is de vraag of de concurrentie die FireSense door SenseTek wordt aangedaan als onrechtmatig moet worden beschouwd. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. SenseTek c.s. merkt weliswaar terecht op dat het een ieder, en derhalve ook voormalig werknemers, vrij staat om FireSense concurrentie aan te doen, maar dit laat onverlet dat men zich ook bij het verrichten van concurrerende activiteiten moet gedragen overeenkomstig hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt.

Van onrechtmatige concurrentie door voormalige werknemers is sprake indien op stelselmatige en substantiële wijze het duurzaam bedrijfsdebiet van de ex-werkgever wordt afgebroken door deze klanten, leveranciers of personeelsleden af te nemen met behulp van kennis en gegevens die in de vorige dienstbetrekking zijn verkregen. Ook andere bijzondere omstandigheden, zoals misbruik van bedrijfsgeheimen of het doen van schadende mededelingen over de voormalige werkgever, kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van onrechtmatig handelen.

Aan dit criterium is voldaan en er is sprake van onrechtmatige concurrentie, gedaagden hebben in strijd met hun geheimhoudingsbeding gehandeld en zich niet gedragen volgens de normen van goed werknemerschap. Ten aanzien van gedaagde en SenseTek is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij profiteren van de wanprestatie en zich daarom ook zelf schuldig maken aan onrechtmatige concurrentie. Het belang van FireSense bij het gevraagde verbod weegt zwaarder dan het belang van SenseTek c.s. bij de voortzetting van de bedrijfsvoering.

De voorzieningenrechter verbiedt SenseTek activiteiten te ondernemen in de markt van branddetectieproducten die concurreren met die van FireSense en gebiedt SenseTek alle werkzaamheden voor Kidde, die verband houden met branddetectieproducten, te staken en gestaakt te houden.

5.5.  De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. SenseTek c.s. merkt weliswaar terecht op dat het een ieder, en derhalve ook voormalig werknemers, vrij staat om FireSense concurrentie aan te doen, maar dit laat onverlet dat men zich ook bij het verrichten van concurrerende activiteiten moet gedragen overeenkomstig hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt.

5.6.  Van onrechtmatige concurrentie door voormalige werknemers is sprake indien op stelselmatige en substantiële wijze het duurzaam bedrijfsdebiet van de ex-werkgever wordt afgebroken door deze klanten, leveranciers of personeelsleden af te nemen met behulp van kennis en gegevens die in de vorige dienstbetrekking zijn verkregen. Ook andere bijzondere omstandigheden, zoals misbruik van bedrijfsgeheimen of het doen van schadende mededelingen over de voormalige werkgever, kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van onrechtmatig handelen.

5.9.  Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat voldaan is aan het onder 5.4 genoemde criterium en er derhalve sprake is van onrechtmatige concurrentie. Ook hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] gehandeld in strijd met hun geheimhoudingsbeding en zich niet gedragen volgens de normen van goed werknemerschap. Ten aanzien van [gedaagde 4] en SenseTek is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij profiteren van de wanprestatie van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en zich (daarom) ook zelf schuldig maken aan onrechtmatige concurrentie.

IEF 12193

Beveiligingslekken van randapparatuur en de verkregen bestandsgegevens

Vzr. Rechtbank Amsterdam 6 december 2012, zaaknr. 531461 / KG ZA 12-1663 MvW/JWR (Orange Business NL B.V. tegen KRO)

Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan.

Bedrijfsgevoelige informatie. Beveiligingslekken. Europolbestandsnamen. Orange is aanbieder van IT- en telecommunicatiediensten en KRO is een publiek omroep die voornemens is in de uitzending van KRO Reporter aandacht te besteden aan de manier waarop via randapparatuur, waaronder externe harde schijven, toegang kan worden verkregen tot heimelijke informatie.

Orange stelt dat de vertrouwelijke aard van de informatie en het belang van Orange (en haar klanten) groter is dan het belang van KRO bij openbaarmaking hiervan. Ook doet ze een beroep op portretrecht en privacybescherming. KRO heeft geen wachtwoord gekraakt, zoals bedoeld in artikel 138a Sr en door Orange gesteld, wel zijn bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke gegevens van Orange(-klanten) in haar bezit geweest en deze zal ná de uitzending worden vernietigd. KRO zal niet dan wel zeer beperkt ingaan op de inhoud van de gevonden informatie, omdat de uitzending in het teken staat van gebrekkige veiligheid van randappatuur van computers, Orange is ook in de gelegenheid gesteld te reageren op de bevindingen. KRO verklaard geen materiaal uit te zenden waarop de medewerker van Orange is te zien.

De voorzieningenrechter acht een deel van de vorderingen toewijsbaar: de bestandsnamen van Europol moeten onleesbaar in beeld worden gebracht. Het wordt verboden de bestandsgegevens te gebruiken, kopiëren aan derden ter beschikking te stellen of openbaar te maken. De naam van Orange mag wel worden genoemd en de namen van enkele klanten van haar, waaronder Europol, eveneens. Onder last van een dwangsom van €50.000 per keer met een maximum van €500.000.

IEF 12051

Mogelijkheid om middels reverse engineering tot tekeningen te komen

Rechtbank 's-Hertogenbosch 21 november 2012, LJN BY4122 (eiseres tegen JMK Heating c.s.)

Er rust geen inbreuk auteursrecht op voorwerpen van zuiver technische aard, op technische tekeningen, noch inbreuk op geschriftenbescherming. Onrechtmatige daad, op grond van 'secret' uit het Trips-verdrag, wellicht mogelijk indien deskundige de vragen over reverse engineering beantwoord.

Eiseres vordert staken van auteursrechten op bescheiden uit bedrijfsadministratie, inbreuk op (handels)naam, merk en logo en verspreiden van warmtewisselaars "Century". Eiseres lijkt er daarbij aan voorbij te gaan dat het in het algemeen zonder meer is toegestaan om producten van een ander zelfs volmaakt identiek na te maken. Er bestaat geen algemene regel: namaak is ongepast en onrechtmatig; integendeel: namaak is nuttig. Van octrooi, model of merkinbreuk is geen sprake.

De warmtewisselaars van partijen zijn constructies van zuiver technische aard, ook dergelijke constructies laten de ontwerper ruimte voor subjectieve keuzes, maar min of meer toevallige keuzes van een ingenieur buiten dat wat technisch aangewezen was, vormen geen uiting van datgene wat de maker tot zijn arbeid heeft bewogen. Er rust geen auteursrecht op de warmtewisselaar van eiseres.

Bedrijfsgegevens (vooral technische tekeningen): wel auteursrecht, geen grond voor vermoeden van inbreuk. Geen geschriftenbescherming:

7.5.2. [eiseres] heeft wel afbeeldingen/visualisaties getoond die evident auteursrechtelijk zijn beschermd (...) maar geen grond gegeven voor het vermoeden dat [gedaagden] juist op die afbeeldingen inbreuk hebben gemaakt.

Onrechtmatig gebruik van informatie/tekeningen - trade secret via TRIPs - vragen aan deskundige over reverse engineering:

7.9.3.  De stelling van [eiseres] is dat het onmogelijk is om door middel van “reverse engineering” en zonder gebruikmaking van haar tekeningen een prototype van de warmtewisselaar te vervaardigen en afbeeldingen daarvan aan de markt te tonen, in het tijdsbestek waarin [gedaagden] daarin zijn geslaagd. De rechtbank acht die stelling niet bij voorbaat ongegrond en zij ontbeert de werktuigbouwkundige kennis om daaromtrent een oordeel te geven.

7.1.2.  Namaak onder schending van door [eiseres] verworven octrooi-, merk- of modellenrechten op haar warmtewisselaars zou zonder meer onrechtmatig zijn, maar vast is komen te staan dat [eiseres] zich niet kan beroepen op aan haar toegekende octrooien of op te haren name ingeschreven merken- of modellenrechten op de in deze zaak bedoelde warmtewisselaars.   

7.1.3.  Slechts namaak waarbij producten zonder dat daarvoor een technische noodzaak is, zodanig op elkaar gelijkend zijn vervaardigd dat zulks leidt tot verwarring omtrent de herkomst van waren (i.c.: warmtewisselaars) kan als slaafse navolging onrechtmatig zijn.

7.9.  Onrechtmatige daad 3: Onrechtmatig gebruik van informatie/tekeningen
Het TRIPS-verdrag (dat geen rechtstreekse werking heeft) legt in artikel 39 lid 1 juncto lid 2 aan de lidstaten de verplichting op om in het kader van bescherming tegen oneerlijke concurrentie ook te voorkomen dat know-how (gedefinieerd als: “undisclosed information” die “secret” is) bij derden terecht komt als gevolg van gedrag dat strijdig is met eerlijke handelspraktijken (nader uitgewerkt in de verdragstekst in voetnoot 10 op dat lid 2). Van de middelen die binnen het Nederlandse recht benut kunnen worden om “know how” te beschermen, is in deze zaak relevant het leerstuk van de onrechtmatige daad dat sedert 1919 (Cohen/Lindenbaum) rechtsbescherming geeft tegen bedrijfsspionnage, profiteren van wanprestatie van derden en andere vormen van oneerlijke handelspraktijken. Dat rechtsmiddel dient dan wel gehanteerd en zonodig uitgelegd te worden in overeenstemming met het TRIPS-verdrag.

Dienaangaande wordt overwogen:
7.9.1.  De rechtbank neemt aan dat de technische tekeningen het resultaat zijn van een langdurig en kostbaar ontwikkelingsproces en dat [eiseres] die tekeningen niet gaarne aan haar concurrenten openbaart. Dan moeten de tekeningen als zodanig worden aangemerkt als “undisclosed information” die “secret” is in de zin van het TRIPS-verdrag. Bij de uitleg van artikel 6:162 BW op het terrein van de oneerlijke handelspraktijken dient daarom gebruik van die tekeningen door [gedaagden] ten eigen bate zonder toestemming van [eiseres] als onverenigbaar met het TRIPS-verdrag en dus als onrechtmatig te worden gekwalificeerd.

7.9.2.  De rechtbank wil aannemen dat het vervaardigen van de tekeningen ten behoeve van Century-warmtewisselaar van [gedaagden], als dat zoals zij stellen, geschiedt door middel van “retro-engeneering” de nodige tijd, moeite en kosten met zich meebrengt. Kosten die [gedaagden] zich zouden hebben kunnen besparen door de tekeningen van [eiseres] gekopiëerd en/of aan hun producenten toegezonden te hebben. Daarmee zouden [gedaagden] zich een ongerechtvaardigde voorsprong hebben verworven en onrechtmatig hebben gehandeld. [gedaagde 1] heeft ter comparitie van 27 februari 2012 ook onderkend dat het hem niet is toegestaan een warmtewisselaar te produceren die het resultaat is van productie waarbij één op één tekeningen van [eiseres] gebruikt zijn.

7.9.3.  De stelling van [eiseres] is dat het onmogelijk is om door middel van “reverse engineering” en zonder gebruikmaking van haar tekeningen een prototype van de warmtewisselaar te vervaardigen en afbeeldingen daarvan aan de markt te tonen, in het tijdsbestek waarin [gedaagden] daarin zijn geslaagd. De rechtbank acht die stelling niet bij voorbaat ongegrond en zij ontbeert de werktuigbouwkundige kennis om daaromtrent een oordeel te geven.

7.9.4.  Voor wat betreft dit tijdspad stellen [gedaagden] zelf (CvA/E, pt. 23 en prod. 4) dat [gedaagde 1] in december 2010 en januari-maart 2011 de door hun gebruikte tekeningen heeft gecreëerd.

7.9.5.  De rechtbank overweegt om omtrent dit punt aan een deskundige de volgende vragen te stellen:

1.  Is het mogelijk om in tijdsbestek van omstreeks 1 jaar (tussen begin en eind 2010) middels “reverse engineering” tot tekeningen te komen die gebruikt kunnen worden voor de vervaardiging van prototypes van deze warmtewisselaar?
2.  Zo dat mogelijk is, kunt U uit de administratie van [gedaagden] vaststellen of dergelijke “reverse engineering” daadwerkelijk heeft plaatsgevonden?
3.  Kunt U uit de door [eiseres] inbeslaggenomen gegevensdragers vaststellen of de tekeningen die [gedaagden] naar haar producent(en) heeft gezonden teneinde onderdelen voor haar warmetewisselaar “Century” of een prototype daarvan te vervaardigen, door [gedaagden] zijn gemaakt dan wel: geheel of op onderdelen vrijwel één op één zijn gekopiëerd van tekeningen van [eiseres]?
4.  Kunt U, indien indien geheel of gedeeltelijk van één op één kopiëren sprake is geweest, begroten hoeveel tijd en hoeveel kosten [gedaagden] zich dusdoende hebben bespaard, die begrotingen eventueel schattenderwijs te maken?
De rechtbank overweegt om TNO (werktuigbouw) of een ander werktuigbouwkundige consultant tot deskundige te benoemen.

7.9.6.  Uit de vraagstelling vloeit voort dat de deskundige over hoogwaardige werktuigbouwkundige kennis en ervaring dient te beschikken. Daarom zal de beoordeling van de in bewijsbeslag genomen bescheiden niet aan bewaarder Riscon kunnen worden overgelaten. De rechtbank acht het in de op scherp staande concurrentieverhoudingen tussen partijen bovendien ongewenst dat [eiseres] inzage krijgt in andere bedrijfsgegevens van [gedaagden] dan die welke de rechtbankdeskundige voor zijn onderzoek nodig heeft.

Wel zal aan Riscon worden opgedragen om aan de rechtbank-deskundige alle medewerking te verlenen, onder gehoudenheid om gegevens waar de deskundige geen belangstelling voor had, niet aan [eiseres] te openbaren.

7.9.7. Uit al het voorgaande volgt dat voorshands in de rede ligt dat de kwestie van eventueel misbruik van de tekeningen zich zal oplossen middels vergoeding van schade bestaande in het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel bij [gedaagden] en vergoeding van schade voor [eiseres] omdat de warmtewisselaars eerder op de markt zouden kunnen komen dan zonder dat misbruik het geval zou zijn geweest. Een verbod op het (ten eeuwigen dage) op de markt brengen van de Century warmetewisselaars door [gedaagden] als vorm van schadevergoeding, vindt geen steun in het recht.

IEF 12010

Onderzoek over Trade Secrets en vertrouwelijke bedrijfsgeheimen in de interne markt

Following a call for tender, the European Commission contracted Baker & McKenzie to carry out a study on the economic and legal aspects linked with the use, misappropriation and litigation on confidential business information and trade secrets.

In this context Baker & McKenzie is launching a survey to industry aimed at collecting information on how companies manage their know-how and other information of strategic value for their competitiveness. The data to be collected from companies from all sizes and locations within the European Union will help the European Commission to better evaluate whether there is a need to provide companies, and in particular SMEs, with better means of redress against the economic harm resulting from dishonest appropriation of confidential business information.

The European Commission encourages any company to participate in the survey. In order to do so simply send a message to tradesecretstudy@bakermckenzie.com expressing your willingness to participate (ex: Dear Sirs, I would like to participate in the survey). You will then receive an e-mail providing a user ID, a password and a link to the webpage of the survey. You will be able to choose between a number of languages in which to complete the survey.