DOSSIERS
Alle dossiers

Onrechtmatige daad  

IEF 376

De oren gewassen

Voorzieningenrechter Rb. 's-Gravenhage, 24-05-05, Rolnr. KG05/379 (Reckitt Benckiser/Action Non Food). Een fraai staaltje van slordig procederen.

Reckitt Benckiser, producent van onder meer Vanish reinigingsproducten, vordert in kort geding een inbreukverbod tegen Action Non Food B.V. Volgens Benckiser maken de schoonmaakproducten van Action Non Food inbreuk haar merk-, model,- en auteursrecht en handelt Action Non Food ook nog eens onrechtmatig tegenover Benckiser.

De rechter wijst de vorderingen van Benckiser op weinig zachtzinninge wijze af.

Alvorens op het IE-recht wordt ingegaan, geeft de rechter een procesrechtelijk lesje:

"5. Eiseressen hebben ter terechtzitting te kennen gegeven hun vordering te willen"uitbreiden" met een verbod tot het verhandelen van andere, nader omschreven producten. Verder wensen eiseressen nog een niet eerder genoemde merkaanvrage aan hun vordering ten grondslag te leggen.

6. Deze "uitbreiding" van de eis is uiteraard een vermeerdering van eis. Tegen een dergelijke eisvermeerdering maakt gedaagde terecht bezwaar."

De Voorzieningenrechter krijgt de smaak te pakken en verwerpt een beroep op het merkenrecht. Hoewel Benckiser 10 verschillende beeldmerken en 32 verschillende modelregistraties heeft overgelegd, is zij kennelijk vergeten erbij te vermelden aan wie al die registratie toebehoren, op welke zij zich beroept, en dit toe te lichten. De rechter wijst de op het model- en merkrecht gestoelde vordering af.

Ook het auteursrecht biedt Benckiser geen soelaas.

Voorzover haar verpakkingen al worden gezien als nieuwe en oorspronkelijke werken, komen de verpakkingen van Action Non Food daar slechts mee overeen voor wat betreft de paarse kleur. Dit is, gelet op de verschillen in onder meer de etiketten van de betreffende producten, te weinig om auteursrechtinbreuk aan te nemen.

De rechter oordeelt tenslotte dat Action Non Food voor wat betreft de verpakkingen van de vlekkenverwijderaars op onrechtmatige wijze heeft aangehaakt bij het ontwerp van de Vanish reinigingsproducten van Benckiser. Aangezien de onrechtmatige verpakkingen echter al geruime tijd van de markt zijn, wordt ook de laatste vorderingn van Benckiser afgewezen.

Lees vonnis

IEF 264

Nabootsing Relaxfauteuil

Kort geding Meubelfabriek de Toekomst tegen Euro-design. Vonnis Vzngr Rechtbank Arnhem, 123758, LJN: AT4627. Meubelfabriek De Toekomst treedt met succes op tegen nabootsing van haar relaxfauteuil Bogota. Hoewel Euro-Design haar afnemers had medegedeeld de relaxfauteuils uit de markt te nemen en een eventuele voorraad zou terugnemen, was dit kennelijk niet voldoende voor De Toekomst en startte zij een kort geding.

Euro-Design had echter haar glazen al ingegooid door het auteursrecht op de Bogota te erkennen in haar brief aan de afnemers. Een betwisting van de auteursrechtelijke bescherming mocht haar niet meer baten. De Voorzieningenrechter is van mening dat De Toekomst een groot belang heeft bij toewijzing van de (neven)vorderingen. De Toekomst heeft er een groot belang bij om zekerheid te verkrijgen inzake stopzetting inbreukmakend handelen en omvang inbreuk. Opvallend is dat de Voorzieningenrechter een voorschot op schadevergoeding toewijst. Vast staat dat Euro-Design 118 fauteuils heeft verkocht en geleverd. Het rekensommetje is zo gemaakt vooral wanneer het gestelde schadebedrag niet wordt betwist. Lees vonnis.

IEF 177

Dames en Heren: De Pleisterrrrrrs!

Vonnis Rechtbank 's-Gravenhage, 12 april 2005, KG 05/313, Moelker, Gnass en Kutze tegen Oosterman. Voormalige bandleden met Bordewijkachtige achternamenm ruziën om prozaïsche bandnaam. Rechtbank neemt kennis van het kennelijk verhitte relaas van de gebrouilleerde muzikanten en vat het allemaal heel beschaafd samen.

Een voorlopige beoordeling, waartoe het bestek van een kort geding zich beperkt, leidt er niet toe dat aannemelijk is dat Oosterman aan eisers een exclusieve licentie, derhalve met uitsluiting van zichzelf, heeft gegeven dan wel dat eisers dit hebben mogen begrijpen. Daarvoor is redengevend dat alle partijen duidelijk was dat de band reeds vele jaren vóórdat eisers daarbij betrokken waren, als zodanig bestond en ook toen wisselende samenstelling had gehad, terwijl het enige vaste element steeds heeft bestaan in de bemoeiingen van Oosterman, aan wie ook het recht op de naam toekwam. Onder die omstandigheden zouden er overduidelijke aanwijzingen moeten zijn dat Oosterman op enig moment afstand heeft gedaan van de naam “De Pleisters”, en wel door het verlenen van de door eisers gestelde exclusieve licentie. Van dergelijke aanwijzingen is ten processe niet gebleken.

Met het vorenstaande is niet gezegd dat het op voorhand aannemelijk is dat de door Oosterman aan de feitelijke situatie meegegeven juridische kwalificatie wèl de juiste is. Het lijkt er eerder op dat er een maatschap tussen partijen heeft bestaan, waarin ieder van partijen het zijne heeft ingebracht. De inbreng van Oosterman bestond dan uit (laatstelijk) het ter beschikking stellen van de naam en zakelijke dienstverlening.

Overigens maakt het voor de afloop van dit geding geen verschil of er sprake is van een afroepcontract of van een maatschap. In beide gevallen is er geen aanleiding voor het treffen van de door eisers gevraagde voorzieningen. Voor het geval er slechts een afroepcontract was is dat duidelijk, maar ook indien sprake zou zijn van een maatschap kunnen de door eisers gevorderde voorzieningen slechts worden toegewezen als op voorhand vast zou staan dat een verdeling van de maatschap in elk geval zou inhouden dat het recht om onder de naam “De Pleisters” op te treden aan eisers zou worden toebedeeld. Dat is niet het geval. Integendeel: veeleer is aannemelijk dat dat recht aan Oosterman, als de oorspronkelijk gerechtigde, zal toevallen en niet aan eisers die eerst relatief korte tijd deel uit maken van de band. De slotsom is dat de vordering van eisers behoort te worden afgewezen

Lees vonnisDe Pleisters