DOSSIERS
Alle dossiers

Onrechtmatige daad  

IEF 4914

Botcement (bodem)

botcement.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch 10 oktober 2007, Heraeus Kulzer GmbH tegen Biomet Nederland B.V. c.s. (met dank aan Willem Leppink, Simmons & Simmons).

Geschil tussen twee producenten van botcement over misleidende reclame, onrechtmatig handelen en merkinbreuk. Na een kort geding in twee instanties volgt nu het vonnis in de bodemprocedure.

Heraeus brengt botcement op de markt onder het merk Palacos. Biomet is een voormalige licentienemer van Heraeus. Tijdens de samenwerking werd door Biomet botcement verhandeld onder de naam Refobacin Palacos. Per 31 augustus 2005 heeft Heraeus de samenwerking met Biomet beëindigd. Nadien heeft Biomet zelf een botcement ontwikkeld dat zij verhandelt onder de naam Refobacin Bone Cement R. Biomet brengt dit product op de markt onder dezelfde productnummer en in dezelfde verpakkingen die zij ten tijde van de relatie met Hareaus gebruikte voor Refobacin Palacos. Biomet heeft haar nieuwe product Refobacin Bone Cement R aan klanten geïntroduceerd door middel van een mailing waarin onder het volgende is vermeld: “Alle producteigenschappen van ons antibioticumhoudend cement, inclusief de artikelnummers en prijsstelling, blijven ongewijzigd. In de komende maanden zullen alle andere Biomet Europe cementproducten ook een nieuwe krijgen.”

 

Volgens de rechtbank is de inhoud van de mailing misleidend. In de mailing wordt Refobacin Bone Cement R door Biomet ten onrechte gepresenteerd als een product dat gelijk is aan Refobacin Palacos, terwijl vast is komen te staan dat de producteigenschappen in elk geval op twee punten van elkaar verschillen. Dat het wellicht wel gaat om een gelijkwaardig product, en dat de mailing is gericht aan professionele gebruikers met verstand van botcement, doet hieraan niet af. Biomet heeft zich in reclame voor haar nieuwe product Refobacin Bone Cement R ook ten onrechte beroepen op onderzoeksresultaten uit klinische studies die betrekking hebben Refobacin Palacos.

Volgens de rechtbank is het niet (meer) onrechtmatig dat Biomet voor haar nieuwe product dezelfde verpakkingen en dezelfde productnummers gebruikt als voor Refobacin Palacos. Door handhaving van dezelfde productnummers is weliswaar verwarring ontstaan bij afnemers, maar het risico op verwarring (ook door de productverpakkingen) is inmiddels in voldoende mate weggenomen doordat Biomet op grond van de veroordeling in kort geding op grote schaal rectificaties heeft verzonden.

Ten aanzien van de vorderingen op grond van merkinbreuk overweegt de rechtbank dat Heraeus Biomet er niet van kan weerhouden om na de periode van samenwerking op zakelijke wijze te verwijzen naar de voorheen door haar gevoerde producten, met inbegrip van het merk Palacos, met het doel de afnemers omtrent de veranderingen te informeren. Dit rechtvaardigt volgens de rechtbank een voorbehoud op het uit te spreken inbreukverbod.

Lees het vonnis hier. Eerdere uitspraken vanaf hier

IEF 4903

Breek de dag

mega.gifVzr. Rechtbank Alkmaar, 18 oktober 2007, LJN: BB5938, Eiercentrale West-Nederland B.V. tegen E.V.H. Eierhandel Visser Hoorn.

Eierdozenzaak. Geen auteursrechtinbreuk, wel onrechtmatig handelen door gedaagde.

Eiercentrale West-Nederland (EWN) is groothandelaar in eieren en verkoopt en levert aan derden, waaronder Lidl, onder meer scharreleieren onder de productnaam: “Mega Active Scharreleieren”. EWN is merkhouder van het woordmerk “Mega Active” voor eieren en eiproducten. Verpakkingsfirma Huhtamaki heeft een tekening en beeld gemaakt voor de zogenaamde grote plaksticker op de eierdozen van het merk Mega Active. Dit heeft geleid tot een verpakking voor zes eieren, die EWN daadwerkelijk is gaan gebruiken voor verkoop. Daarop en daarin zijn teksten opgenomen over de verpakte eieren.

E.H.V. Eierhandel Visser Hoorn, eveneens groothandelaar in eieren, heeft eieren in eierdozen verkocht waarop en waarin bijna dezelfde tekst is te vinden als op en in de verpakking van EWN. In een door EVH aan Lidl uitgebracht offerte biedt zij haar producten aan als “Mega Active scharreleieren”.

Na enkele overwegingen te hebben gewijd aan het onderscheidend vermogen van het woordmerk “Mega Active” voor eieren en eiproducten oordeelt de Voorzieningenrechter dat vooralsnog met een onvoldoende mate van zekerheid een oordeel kan worden gegeven over het onderscheidend vermogen van het merk.

Ten aanzien van het auteursrecht staat volgens de Voorzieningenrechter vast dat Huhtamaki rechthebbende is, omdat EWN de opdracht tot het maken van een tekening of beeld aan haar heeft gegeven en omdat ook op grond van de algemene voorwaarden van Huhtamaki aannemelijk is dat de auteursrechten bij Huhtamaki liggen. Voorts is niet gebleken van enige overdracht. Daarbij komt nog dat uit de dagvaarding blijkt dat EWN zich bewust is van het feit dat Huhtamaki meent auteursrechthebbende te zijn. De auteursrechtelijk vorderingen op grond van een licentie worden ook afgewezen.

Wél slaagt de vordering op grond van de onrechtmatige daad. “Gelet op voormelde in het oog springende overeenkomsten en in verband met de hiervoor omschreven zeer geringe tekstuele verschillen, is voldoende aannemelijk geworden dat EVH het gebruik van de verpakking door EWN heeft nagebootst. Wellicht is dit mede te verklaren door het feit dat beide verpakkingen afkomstig zijn van Huhtamaki, maar in dit verband is van belang dat niet gesteld of gebleken is dat EVH genoodzaakt was om bij haar verpakking dezelfde kleurstelling, tekst en vormgeving te hanteren ten einde te voorkomen dat aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de verpakkingen afbreuk gedaan zou worden. Gelet hierop is onbegrijpelijk dat EVH niet voor bijvoorbeeld een andere kleurstelling, andere tekst en andere afbeelding had kunnen kiezen.”

De vordering van EWN tot volledige proceskostenveroordeling wordt afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4847

Eerst even voor jezelf lezen

1- GvEA, 10 October 2007, zaak T-460/05, Bang & Olufsen A/S tegen OHIM.

Weigering vormmerk luidspreker: “Even if the existence of specific or original characteristics does not constitute an essential condition for registration, the fact remains that their presence may, on the other hand, confer the required degree of distinctiveness on a trade mark which would not otherwise have it. (…) In the light of all (of) the foregoing considerations, it must be concluded that, by taking the view that the trade mark applied for was devoid of any distinctive character, the Board of Appeal misconstrued the wording of Article 7(1)(b) of Regulation No 40/94 from which it follows that a minimum degree of distinctive character is sufficient to render inapplicable the ground for refusal set out in that article. The contested decision must therefore be annulled.”

Lees het arrest hier (beschikbaar in alle EU-talen met uitzondering van het Nederlands).

2- Rechtbank van koophandel Brussel, 21 september 2007, A.R. 4851/06, VLAM?VEBIC tegen NV Ceres (met dank aan Nicolas Clarembeaux, Altius).

Belgische Benelux-merkenzaak. Wakkere Bakker tegen Warme Bakker.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 oktober 2007, KG ZA 07-1000, On Track Innovations Ltd. Tegen Smartrac N.V.

Pools en Chinees recht. “Deze zaak heeft (uitsluitend) betrekking op beweerdelijk onrechtmatige mededelingen in de markt door Smartrac. Stellende dat Smartrac in de "to whom it may concern" brief en de brief van 7 augustus 2007 aan FRI beweringen en/of suggesties heeft gedaan die onjuist, inaccuraat, misleidend en daarom onrechtmatig zijn, vordert OTI – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad een grensoverschrijdend verbod tot het doen van onrechtmatige mededelingen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4670

Vrijgesteld van aanspraken

whl.gifRechtbank Amsterdam, 12 september 2007, HA ZA 02-383. Euretco Tweewielers B.V. tegen Sijpkens / Encon Design B.V. (met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann).  

Merkenrecht. Schadebegroting bij merkinbreuk en onrechtmatige daad. Schadevergoeding voor ten onrechte van merkinbreuk beschuldigde partij, mede wegens het dreigen met rechtsmaatregelen tegen afnemers. 

Bij tussenvonnis heeft de rechtbank (in reconventie) geoordeeld dat Euretco door het gebruik van het teken WHEELY inbreuk maakt op de merkrechten van Sijpkens. Bij dat vonnis is ook de vordering tot staking van het inbreukmakende gebruik van het teken WHEELY alsmede de vordering tot nietigverklaring en doorhaling van het merk WHEELY toegewezen, alsmede een aantal merkenrechtelijke nevenvorderingen. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat het door Euretco dreigen met rechtsmaatregelen tegen de afnemers van Encon Design om deze tot het beëindigen van het gebruik van het teken WHEELY te bewegen, terwijl Encon Design gerechtigd was het teken te gebruiken, onrechtmatig is jegens Encon Design. 

Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding op te maken bij staat heeft de rechtbank Sijpkens in de gelegenheid gesteld bij akte aannemelijk te maken dat hij door de merkinbreuk schade lijdt of heeft geleden en (de omvang van) zijn schade ten gevolg van het onrechtmatig handelen door Euretco nader toe te lichten.

“2.5. Naar het oordeel van de rechtbank hebben Encon Design en Sijpkens wel voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ten gevolge van de door Euretco gepleegde merkinbreuk schade hebben geleden. Vaststaat dat Euretco gedurende de periode van 1998 tot en met medio 2003 zonder toestemming van Encon c.s. gebruik hebben gemaakt van het inbreukmakende teken WHEELY en voldoende aannemelijk is dat Encon C.S., zou toestemming zijn gevraagd, een licentievergoeding van Euretco had kunnen bedingen. De omstandigheid dat WHeely mogelijk geen bekend merk is, doet hieraan niet af, evenmin als de stelling van Euretco dat zij achteraf bezien nimmer een licentievergoeding zou hebben betaald indien zij toestemming zou hebben gevraagd, maar dat zij veeleer een andere naam zou hebben gekozen om haar fietsen te vermarkten, welke omstandigheid voor haar risico komt.

Ook de omstandigheid dat de door Euretco verhandelde (kinder)fietsen een heel ander product betreffen dan de door Encon c.s. verhandelde fietslift doet er niet aan af dat Encon C.S. voor het gebruik van het teken WHEELY een licentievergoeding had kunnen bedingen. Ook in het geval dat helemaal niet wordt aangehaakt bij (het uiterlijk van) een product of de bekendheid ervan kan voor het gebruik maken van een merknaam een redelijke vergoeding worden bedongen.

Tot slot merkt de rechtbank op dat het ook onder het 'oude' recht, dat wil zeggen het recht zoals dat gold voor de totstandkoming en implementatie van de Handhavingsrichtlijn, mogelijk was om licentievergoedingen te bedingen voor het gebruik door derden van een merknaam en dat een gederfde licentievergoeding ook onder het 'oude’ recht als schade kan worden aangemerkt. De omstandigheid dat de periode waarover Encon Design schade vordert, dateert van vóór de totstandkoming en uiterste implementatiedatum van de Handhavingrichtlijn staat derhalve niet aan het toekennen van schadevergoeding bestaande uit gederfde licentievergoedingen in de weg.”

“2.6. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat Encon Design en/of Sijpkens ten gevolge van de door Euretco gepleegde merkinbreuk in ieder geval enige schade hebben geleden. Dat impliceert dat de gevorderde schade op te maken bij staat reeds op grond van het voorgaande toewijsbaar is, en dat hier verder is het midden kan blijven of Encon Design en/of Sijpkens overigens nog schade hebben geleden ten gevolge van de merkinbreuk alsmede de vraag of Euretco ten aanzien van de merkinbreuk te kwader trouw is geweest.”

“2.8. Ten aanzien van de (omvang van de) gevorderde schadevergoeding ten gevolge van het onrechtmatige handelen wordt als volgt overwogen.  (…) Gelet op deze bewijsstukken acht de rechtbank het ook aannemelijk dat de oorzaak van het annuleren van voornoemde order en het stopzetten van de samenwerking voornamelijk was gelegen in de dreiging van Euretco met rechtsmaatregelen richting Batavus. Als onvoldoende betwist moet het ervoor worden gehouden dat Euretco één van de grootste inkooporganisaties in Nederland is en dar Batavus vrijwel uitsluitend aan bij Euretco aangesloten klanten levert. Voorts blijkt (...) dat Batavus aanvankelijk kennelijk wel bereid was de samenwerking te continueren nadat vast zou komen te staan dat het merk WHEELY is vrijgesteld van aanspraken van Euretco.

2.9. Voorts acht de rechtbank het aannemelijk dat Encon Design en Sijpkens ten gevolge van het onrechtmatige handelen nog meer orders van Batavus zijn misgelopen en dat zij daardoor eveneens winst hebben gederfd. (…)

 2.10. Allereerst wordt voorop gesteld dat Sijpkens en Encon Design in beginsel in dezelfde financiële positie dienen te worden gebracht als die waarin zij zouden hebben verkeerd indien Euretco niet onrechtmatig zou hebben gehandeld. 

Daarbij is de rechtbank met Euretco echter van oordeel dat Euretco enkel het verhandelen van de fietslift onder de naam WHEELY heeft verboden, maar niet de verhandelingvan de fietslift zelf, bijvoorbeeld merkloos of onder een andere naam. Vergeleken dient dan ook te worden de hypothetische situatie waarbij Euretco helemaal geen brief met verbod tot het gebruik van het teken WHEELY zou hebben verzonden aan Batavus met de situatie waarin dat wel is gebeurd, maar waarbij de fietsliften nog we1 merkloos of onder een andere naam zouden zijn verhandeld. Naar het oordeel van de rechtbank rustte op Encon Design en Sijpkens ook een (schadebeperkende) plicht de fietslift merkloos of onder een ander merk alsnog te blijven verhandelen. De omstandigheid dat Batavus zich kennelijk weinig moeite heeft getroost de fietsliften alsnog merkloos of onder een nieuwe naam in de markt te zetten maar in werkelijkheid kennelijk alleen nog een restant fietsliften in gehavende kale dozen al dan niet met onvolledige gebruiksaanwijzingen heeft verkocht, kan redelijkerwijs niet aan Euteco worden toegerekend.

2.1 1. Het is niet goed mogelijk met zekerheid vast te stellen hoeveel fietsliften zouden zijn verkocht, indien door Euretco geen verbod onder dreiging met rechtsmaatregelen zou zijn opgelegd aan Batavus om de fietsliften met het teken WHEELY te verhandelen. Dat leent zich ook niet voor bewijs, omdat het niet gaat om voor vaststelling vatbare feiten, maar om een verwachtte uitkomst bij gewijzigde omstandigheden. De rechtbank zal daarom voor de berekening van de schade een schatting maken.

De schadevergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Euretco wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in reconventie, begroot op: salaris procureur  €5.500,- (5 % punten x tarief €2.000,- x 1/2).

Lees het vonnis hier.

IEF 4376

Del Snol

Trouw bericht: “Modeketen Henk ten Hoor heeft vandaag de T-shirts met de opdruk 'Costa del snol' uit de winkels gehaald. Het shirt was bedoeld als parodie op een reclamecampagne van D-Reizen, waarin teksten voorkomen als 'Meteenerife' en 'Curagauw'. De reisorganisatie kon er niet om lachen en besloot vrijdag Ten Hoor te dagvaarden. Henk ten Hoor zegt maandag de shirts te hebben teruggehaald omdat hij 'de zaak niet op de spits wil drijven'.”

Lees hier meer.

IEF 4056

Om het lichaam te bedekken

Dept.jpgRechtbank Arnhem, 25 mei 2007, KG ZA 07-181. Dept B.V. en Thomas Johannes Maria Netten tegen Intres B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof).

Woordmerk DEPT beschikt niet of nauwelijks over onderscheidend vermogen en is niet ingeburgerd. Zwaartepunt ligt bij visuele gelijkenis. Geen handelsnaaminbreuk of onrechtmatig aanhaken. Moeders kopen kinderkleding.

Eisers zijn respectievelijk licentienemer en houder van het woordbeeldmerk DEPT, geregistreerd voor klasse 25: kledingstukken. Gedaagde, Intres, is houder van het (jongere) woordmerk GS DEPT. Dept verkoop onder de naam DEPT dameskleding. Intres brengt als retail service organisatie kinderkleding op de markt onder de naam GS DEPT, hetgeen volgens Dept inbreuk maakt op haar merk- en handelsnaamrechten. Bovendien zou Intres onrechtmatig aanhaken bij het succes van DEPT.

Soortgelijkheid waren

Intres bestrijdt dat de waren waarvoor DEPT is geregistreerd is (dameskleding) niet-soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk GS DEPT is geregistreerd (kinderkleding). De rechtbank is van mening dat de waren niet concurrerend, niet complementair en voor elkaar niet relevant zijn, maar toch "in enige mate soortgelijk zijn","omdat dameskleding en kinderkleding worden gebruikt om het lichaam te bedekken" en omdat "De bestemming - het doelpunbliek- vrouwen resp. ouders, voor een groot deel overlappend is, omdat kinderkleding in het algemeen door vmoeders wordt gekocht."

Overeenstemming tekens

Ter zitting is gebleken dat het woord “dept” (Engelse afkorting voor: “departement store”) in zwang is geraakt als opdruk van kleding. Voordat Dept in 1997 haar beeldmerk DEPT registreerde, was er  echter al een aantal kledingmerken ingeschreven met daarin het woord “dept” en bovendien heeft Intres een groot aantal voorbeelden getoond, waarin het woord “dept” als opdruk (...) is geplaatst, of als label, zonder dat hieraan een merk ten grondslag ligt. Dit betekent dat het woord “dept” als woord voor kleding niet of nauwelijks onderscheidend vermogen heeft. Tevens is er onvoldoende intensief gebruik van het woord DEPT gemaakt om te kunnen spreken van verkregen onderscheidend vermogen door inburgering.

“Fonetisch en begripsmatig is er gelijkenis tussen met woord “dept” in merk ten teken, maar dat weegt niet zwaar in de totaalindruk, omdat hiervoor is overwogen dat aan dit woord niet of nauwelijks onderscheidend vermogen toekomt. Het zwaartepunt ligt daarom bij de toets naar de mate van visuele gelijkenis. Die gelijkenis is er onvoldoende, omdat het woordbeeldmerk DEPT in de grafische vorm zoals ingeschreven, zo afwijkt van het teken GS DEPT, geschreven in de voor de inschrijving gebruikte neutrale letter, dat het in aanmerking komende publiek, gegevens de beperkte makte van soortgelijkheid van de waren, niet in verwarring wordt gebracht omtrent de herkomst van de verschillende waren. (...) Een en ander leidt tot de conclusie dat Intres geen merkinbreuk heeft gepleegd op het woordbeeldmerk DEPT.”

Handelsnaam

DEPT is beschrijvend en "op kleding reeds gemeengoed", waardoor het gebruik van het woord in de handelsnaam (thans) geen beschermende werking (meer) biedt. Onrechtmatig aanhaken wordt niet aangenomen, waarbij de rechtbank wederom verwijst naar het gemis aan onderscheidend vermogen van het woord DEPT.

Lees het vonnis hier.

IEF 3887

Eerst even voor jezelf lezen

- HvJ EG, 26 april 2007, in zaak C-348/04. Prejudiciële vragen in procedures Boehringer Ingelheim KG & diverse farmaceuten.

Het HvJ spreekt zich uitgebreid uit over het ompakken van geneesmiddelen.

Lees het arrest hier.

- HvJ EG, 26 april 2007, In zaak C-412/05 P. Alcon Inc tegen OHIM/ Biofarma SA.

Oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvrage voor het woordmerk TRAVATAN, oppositie door houder van ouder nationaal woordmerk TRIVASTAN.

Lees het arrest hier.

-Rechtbank Amsterdam, 26 april 2007, KG ZA 07-480 OdC/SK. Jensen tegn Google (met dank aan Madeleine de Cock Buning, De Brauw Blackstone Westbroek).

Het is de eigenaar van de website die de inhoud van de website bepaalt en ook invloed kan uitoefenen op het resultaat van de zoekopdracht. Dat wellicht de eigenaar van de websites onrechtmatig handelt jegens Jensen  door haar naam ten onrechte aan de sekswebsites te verbinden, brengt niet mee dat Google een daarvan afgeleide onrechtmatige daad jegens Jensen pleegt en daarom de plicht jegens Jensen zou hebben om tot verwijdering van de zoekresultaten over te gaan.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank Arnhem, 7 april 2006 KG ZA 05-776. 7 april 2006 is gewezen tussen Calorex Heat Pumps Ltd. Tegen  Jako Bouwmachines B.V. en Airned B.V. ( met dank aan Françoise Alsters, Poelmann van den Broek).

Bouwdroger. Geen auteursrecht en slaafse nabootsing.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank Amsterdam, 25 april 2007, HA ZA 06-3272. Stichting Brein en 123 anderen tegen gedaagde (met dank aan Hanneke Holthuis, Höcker).

Markthandelaar is al drie keer betrapt op het handelen in illegale cd's en dvd's met muziek, films en videogames en heeft  daardoor een fors bedrag aan boetes verbeurd. Krijgt nu een verbod opgelegd op straffe van lijfsdwang of dwangsom, naar keuze van BREIN

Lees het vonnis hier. Persbericht Brein hier.

- Rechtbank Utrecht, 27 april 2007, KG ZA 07-254. Heering Kunststof Profielen B.V. tegen Milin B.V.(met dank aan Evert van Gelderen en Michael Gerrits, De Gier & Stam).

Vonnis over slaafse nabootsing. Verkoop valt niet onder “slaafse nabootsing”, maar verkoop van onrechtmatig nagebootst product kan toch onrechtmatig zijn tegenover degene van wie het product is nagebootst. Geen volledige proceskostenveroordeling.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 april 2007, KG ZA 07-0382. ID/FARMA B.V. tegen KNMP.

ID/farma stelt o.a.  dat dreigt dat KNMP met haar nieuwe product de KNMP Kennisbank inbreuk zal maken op het auteursrecht dat ID/farma toekomt.

Lees het vonnis hier.

IEF 3521

Land van Maas en Waal

maasenwaal.bmpVoorzieningenrechter rechtbank Zutphen, 13 februari 2007, LJN: AZ8847, De Winter Uden B.V. tegen Wegener Huis-aan-huiskranten B.V.

Handelsnaamrecht, onrechtmatige daad. Het gebruiken van een (kranten-)titel op het kantoorpand, op briefpapier, visitekaartjes en op een website, betekent niet zomaar dat de (kranten-)titel ook als handelsnaam gebruikt wordt. In casu levert dergelijk gebruik geen handelsnaamgebruik op.

Deze zaak betreft een geschil tussen Wegener, die sinds 28 september 2003 een krant uitgegeeft met de titel "dé Zondagskrant Maas en Waal" en De Winter, die sinds 29 september 2003 een krant uitegegeeft onder de titel "Tussen Maas & Waal". Recent heeft Wegener de naam van de door haar uitegeven krant gewijzigd in "dé Weekend Krant Maas & Waal". De Winter vordert dat het Wegener zal worden verboden om de combinatie "Maas & Waal"en/of "Maas en Waal" te gebruiken voor haar krant wegens inbreuk op haar handelsnaamrecht, voorts doet de Winter een beroep op 6:162 BW.

 

De Voorzieningenrechter is echter van mening dat De Winter geen beroep kan doen op het handelsnaamrecht omdat De Winter niet aan heeft kunnen tonen dat de naam "Tussen Maas & Waal" gebruikt wordt als beschrijving van haar onderneming.
"Dat De Winter voor de uitgave van de krant "Tussen Maas^& Waal" gebruik maakt van een eigen kantoorpand met daarop de naam "Tussen Maas & Waal", dat de naam wordt gebruikt op briefpapier, visitekaartjes en op de website, alsmede dat "Tussen Maas & Waal" staat vermeld in het telefoonboek en medewerkers van bedoelde krant onder deze naam naar buiten treden, is voorhands ongenoegzaam om aannemelijkte achten dat het publiek "Tussen Maas & Waal zal opvatten als de naam van een onderneming, laat staan als een onderneming van De Winter. Hierbij wordt nog opgemerkt dat De Winter in haar dagvaarding niet aangeeft dat zij mede onder de naam "Tussen Maas & Waal" handelt."
Aangezien Wegener de titel van haar krant in ieder geval niet als handelsnaam gebruikt komt De Winter sowieso geen beroep toe op artikel 5 HNW. De Winter kan ook het onrechtmatig handelen niet aantonen omdat Wegener eerder was begonnen met het voeren van de woorden "Maas en Waal" in de titel van een huis-aan-huiskrant. OOk kan De Winter niet aantonen dat de recente wijzigingen in de krant van Wegener onrechtmatig jegens hem zijn. Er is volgens de Voorzieningenrechter geen sprake van verwarringwekkende gelijkenis tussen de opmaak van de kranten dan wel tussen de opmaak van de titels. Alle vorderingen van De Winter worden afgewezen.
Lees de uitspraak hier.

IEF 2556

Sportwater

aa-aq.bmpRechtbank Rotterdam,  30 augustus 2006, HA ZA 03-2183. United Soft Drinks B.V. tegen Coca-Cola Enterprises Nederland B.V. (Vonnis met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

United Soft Drinks (USD) verhandelt onder meer het merk AA Drink onder de benaming “sportwater”. Coca Cola verhandelt onder het merk Aquana ook een drank met de benaming “sportwater”. Aan dit water zijn naast water en mineralen ook vitaminen, smaak en zoetstoffen toegevoegd. USD stelt in dit verband dat Coca Cola onrechtmatig handelt door de drinkwaar Aquana te verkopen onder de aanduiding “sportwater”.

Strijd met de WEL. De eerste vraag die de rechtbank beantwoordt is of Coca Cola aldus in strijd handelt met de in artikelen 3 en 4 WEL (Warenbesluit Etikettering Levensmiddelen) neergelegde voorschriften omtrent de aanduiding van producten. USD voert aan dat Coca Cola door de presentatie van Aquana Sportwater met de aanduiding “sportwater”, terwijl Aquana Sportwater geen water is maar een frisdrank, in strijd handelt met de artikelen 3 en 4 WEL. 

 “Vaststaat dat Coca-Cola aan de (…) aanmerking van de KvW (Keuringsdienst van Waren), dat de aanduiding moet worden aangevuld met de zinsnede “met toegevoegde voedingsstoffen…” inmiddels heeft voldaan door de aanduiding aan te vullen met het woord “toegevoegde” vóór “vitaminen”. De conclusie moet dan ook zijn dat de als aanduiding te kwalificeren omschrijving van de drank van Aquana naar inhoud voldoende duidelijk is en in dat opzicht voldoet aan het vereiste als opgenomen in artikel 4 lid 1 aanhef en sub c WEL”.

Misleidende reclame. In geschil is vervolgens de tweede vraag of de presentatie van Aquana Sportwater misleidend is in de zin van artikel 29 Warenwet en artikel 6:164 BW door onder meer het gebruik van de benaming “Sportwater”.

Volgens USD “is het gebruik van de benaming Sportwater misleidend, omdat de consument niet verwacht dat aan Sportwater een smaak is toegevoegd en deze benaming derhalve is gereserveerd voor een drank van een bepaalde samenstelling en smaak (…).” 

“Voorop staat dat (…) er geen wettelijk voorgeschreven of algemeen gebruikelijke benaming bestaat voor de litigieuze dranken, zodat het partijen in beginsel vrij stond hier een benaming voor te kiezen.” De rechtbank vervolgt met: “Dat de gemiddeld geïnformeerde oplettende consument bij de benaming Sportwater uitsluitend denkt aan een drank met de samenstelling en smaak als die van AA Sportdrank, is niet gebleken.” Voorts acht de rechtbank het van belang dat deze benaming door Coca Cola gebruikt wordt met een verwijzing naar een smaak. De rechtbank concludeert dat er geen sprake van misleidende reclame.

Lees het  vonnis hier.