DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 15193

Voorbereiding Symposium Wet Auteurscontractenrecht

In aanloop naar en ter voorbereiding op het symposium op 3 september a.s. over de Wet Auteurscontractenrecht worden delen van het commentaar op deze wet dat na afloop van het symposium in boekvorm zal verschijnen geplaatst op IE-forum. Lezers van IE-forum en met name bezoekers van het symposium op 3 september a.s. wordt gevraagd en geadviseerd om deze commentaren kritisch te lezen. Suggesties voor verbetering, stellingen voor de discussie en vragen kunnen rechtstreeks worden gestuurd naar de dagvoorzitter van het symposium (dirk.visser@ipmc.nl).
Lees hier: Toepassingsbereik art. 25b Aw
Lees hier: Billijke vergoeding art. 25c Aw
Lees hier: Disproportionaliteit (Bestseller) art. 25d Aw
Lees hier: Niet-gebruik art. 25e Aw
Lees hier: Onredelijk bezwarende bedingen art. 25f Aw
Lees hier: Geschillencommissie art. 25g Aw
Lees hier: Dwingend recht en IPR art. 25h Aw
Lees hier: Filmauteursrecht art. 45d Aw
Lees hier: Commentaar art. 2 Aw
Lees hier: Open Access art. 25fa Aw
Link: Symposium Wet Auteurscontractenrecht.

IEF 15197

Reliance: een overbodige eis aan het onderscheidend vermogen

Een bijdrage van Antoon Quaedvlieg, Klos Morel Vos & Reeskamp. Merkenrecht. Op 11 juni leverde A-G Wathelet zijn Conclusie af in de zaak over het Kitkat-vormmerk (C-215/14). In deze zaak stelt de Engelse rechter aan het Luxemburgse hof onder meer een vraag over het onderscheidend vermogen, te weten of voor het hebben van onderscheidend vermogen vereist is dat de leden van het publiek ‘rely upon the mark’. Dit begrip van reliance is (buiten Engeland) nieuw.

In Kitkat bakent de Engelse rechter reliance af als het afgaan op het teken en niet (afgaan) op eventuele andere aanwezige merken als aanduiding van de herkomst van de waren. Dat ‘afgaan op’ wordt dan onderscheiden van het herkennen van het teken en het associëren ervan met de herkomst van de waar. Volledig geciteerd luidt de vraag als volgt:
“Hoeft de merkaanvrager, met het oog op de vaststelling of een merk onderscheidend vermogen heeft verkregen als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt in de zin van artikel 3, lid 3, van de merkenrichtlijn, enkel te bewijzen dat op de relevante datum een aanzienlijk deel van de betrokken kringen het teken herkent en associeert met zijn waren in de zin dat zij de aanvrager zouden identificeren als degene die de waren met dat teken op de markt heeft gebracht, of moet de merkaanvrager bewijzen dat een aanzienlijk deel van de betrokken kringen afgaat op het teken (en niet op eventuele andere aanwezige merken) als aanduiding van de herkomst van de waren?”
Deze formulering is moeilijk te doorgronden. Er is dan wel taalkundig verschil tussen het ‘afgaan op’ een teken als aanduiding van de herkomst van de waren en ‘associëren’ ervan met de herkomst van de waar, maar in het licht van het onderscheidend vermogen is dat niet relevant; het ‘afgaan op’ is een consumentengedrag dat direct voortvloeit uit het ‘associëren met’. Het is moeilijk te achterhalen welk element reliance hier merkenrechtelijk toevoegt.
Of zit het onderscheidende kenmerk van de reliance erin dat de betrokken kringen, zoals de vragende rechter tussen haakjes toevoegt, niet afgaan op eventuele andere aanwezige merken? Maar die eis is al helemaal moeilijk te plaatsen. In het geval van KitKat betreft het – zoals in zoveel gevallen – twee merken van dezelfde onderneming. Als het publiek die tekens ieder voor zich herkent en associeert met de waren van Kitkat producent Nestlé, dan zou – in de reliance optiek – niettemin geen van beide onderscheidend vermogen hebben, omdat niet gezegd kan worden dat een aanzienlijk deel van het publiek afgaat op slechts één van die merken, en niet op het andere? Merkwaardig.
Het is trouwens niet anders als er twee merken van verschillende ondernemingen op de waar staan, die allebei iets zeggen over de commerciële herkomst (“Intel Inside” op computers). Ook dan zou in de reliance opvatting onderscheidend vermogen kennelijk aan beide ontzegd moeten worden, omdat de betrokken kringen niet uitsluitend afgaan op één van de twee. Wat reliance naar Britse interpretatie ook mag zijn, op grond van deze Kitkat-formulering valt er moeilijk kaas van te maken. Zij vormt niettemin de basis waarop Luxemburg recht zal moeten doen.
De A-G heeft zich door een en ander niet laten ontmoedigen. In zijn visie vraagt de Engelse rechter of het bewijs van onderscheidend vermogen volstaat, dan wel of het publiek op het teken moet steunen als een waarborg van commerciële herkomst:
“35.      De onderhavige zaak biedt het Hof dus thans de gelegenheid uit te maken of het loutere bewijs dat de vorm van een op de markt gebrachte waar door een aanzienlijk deel van het relevante publiek wordt herkend als een aanduiding van de waren van een bepaalde marktdeelnemer, volstaat tot bewijs dat een merk onderscheidend vermogen heeft verkregen als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt, dan wel of dient te worden aangetoond dat het relevante publiek de vorm gebruikt en erop steunt als een waarborg van de commerciële herkomst.
De rechtspraak van het HvJEU biedt geen steun voor deze veronderstelde tegenstelling. Herkenning als herkomstteken en waarborg van commerciële herkomst vallen samen. Doordat het merk onderscheidt, waarborgt het de identiteit van oorsprong, ofwel de commerciële herkomst uit één en dezelfde onderneming. De waarborg vloeit immers daaruit voort dat het exclusief recht aan de merkhouder de mogelijkheid verschaft controle uit te oefenen dat de waren of diensten onder zijn controle worden vervaardigd of verricht. Dat onderschrijft – enigszins verrassend - ook de Conclusie zelf (nrs. 38 en 39), maar zij houdt het onderscheid tussen herkomst en waarborg toch overeind.
De tegenspraken verdwijnen niet als de A-G in de nrs. 43-55 ingaat op de consequenties van de reliance opvatting in de KitKat-zaak. De A-G zegt (nrs. 43-44) niet de opvatting van Nestlé te delen, dat niet noodzakelijk is dat een merk afzonderlijk is gebruikt om door het gebruik onderscheidend vermogen te verwerven (het KitKat-vormmerk is uiteraard altijd in combinatie met woord- en beeldmerken gebruikt), maar lijkt daar vooral me te bedoelen, dat het teken ook dan onderscheidend vermogen moet hebben, als het los van dat andere teken wordt gebruikt (nrs. 47-53). Maar dat is natuurlijk evident, ook los van reliance overwegingen: het vloeit voort uit de eerdere rechtspraak van het HvJEU, die de A-G ook hier weer aanhaalt en dus geenszins over het hoofd heeft gezien.
Desondanks richt de A-G in zijn slotoverweging toch weer het kanon van de reliance leer op deze reusachtige open deur. Het volstaat niet om aan te tonen dat het relevante publiek het teken associeert met de herkomst, het moet dat met dit teken doen “in tegenstelling tot eventuele andere merken”:1 
“55.      Gelet op het voorgaande dient mijns inziens op de eerste prejudiciële vraag te worden geantwoord dat de merkaanvrager niet kan volstaan met aan te tonen dat de betrokken kringen het merk waarvan inschrijving wordt aangevraagd, herkennen en associëren met zijn waren of diensten. Hij moet bewijzen dat het aangevraagde merk op zich de exclusieve herkomst van de betrokken waren of diensten aanduidt, in tegenstelling tot eventuele andere aanwezige merken en zonder gevaar voor verwarring.”
Het valt maar te hopen dat het HvJEU nuchter en volgens de staande jurisprudentie beslist dat volstaat dat een vormmerk zelfstandig onderscheidend vermogen heeft. Wat de betekenis ook moge zijn van de aanvullende eis: “in tegenstelling tot eventuele andere aanwezige merken”, toegevoegde waarde biedt die mijns inziens niet, verwarrend is zij wel.
 
Antoon Quaedvlieg, Klos, Morel, Vos & Reeskamp

1. par opposition à toute autre marque pouvant également être présente / as opposed to any other trade marks which may also be present.

IEF 15194

Nummer Shakira toch geen plagiaat

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Dat moet een enorme opluchting zijn voor zangeres Shakira. Haar nummer Loca uit 2010, waarvan ruim 5 miljoen exemplaren over de toonbank gingen, is toch geen plagiaat. Dat heeft de rechtbank in New York vorige week bepaald.

KOPIE
Precies een jaar geleden had dezelfde rechtbank nog vastgesteld dat Loca een kopie was van het nummer Loca Con Su Tiguere van de Dominicaanse zanger Ramon Arias Vazquez. In de procedure in 2014 tegen Shakira’s platenmaatschappij Sony, had Vazquez een cassette overgelegd die aantoonde dat hij zijn lied al in 1998 had uitgebracht.

BEWIJSMATERIAAL VERVALST
Echter, op basis van nieuw bewijsmateriaal stelt de rechter nu vast dat Sony en Shakira niets te verwijten valt en dat er mogelijk zelfs sprake is van fraude. De cassette van Vazquez blijkt bij nader inzien van een type te zijn dat in 1998 nog helemaal niet op de markt was. Bovendien is de volwassen man op de cover de zanger Jhoan Gonzalez, en die was in 1998 pas negen jaar oud. Het heeft er dan ook alle schijn van dat Vazquez de zaak gewoon heeft belazerd. Vazquez en zijn platenmaatschappij zullen het vermoedelijk wel uit hun hoofd laten beroep aan te tekenen tegen deze vernietigende uitspraak.

Dit artikel verscheen eerder in NRC Handelsblad Nummer Shakira toch geen plagiaat NRC 20-8-2015

IEF 15187

IViR-Study: Renumeration of authors and performers for the use of works and fixations of performances

L. Guibault , O.M. Salamanca , S.J. van Gompel, Remuneration of authors and performers for the use of their works and the fixations of their performances, IViR, carried out for the European Commission.
This study analyses the current situation regarding the level of remuneration paid to authors and performers in the music and audio-visual sectors. We compare, from both a legal and economic perspective, the existing national systems of remuneration for authors and performers and identify the relative advantages and disadvantages of those systems for them. We also explore the need to harmonise mechanisms affecting the remuneration of authors and performers, and to identify which ones are the best suited to achieve this. Their potential impact on distribution models and on the functioning of the Internal Market is also examined. Finally, the study outlines a series of policy recommendations based on the analysis conducted.

(...) Executive Summary
Europe Economics and the Institute for Information Law at the University of Amsterdam were commissioned by DG Internal Market to undertake a study of the remuneration of authors and performers (or the “creators”) for the use of their works and the fixations of their performances.

The overarching objectives of this study are to analyse the current situation regarding the level of remuneration paid to authors and performers in the music and audiovisual (AV) sectors in order to compare the existing national systems of remuneration for authors and performers and identify the relative advantages and disadvantages of those systems for them. We also aim to assess the need to harmonise mechanisms affecting the remuneration of authors and performers, and to identify which ones are the best suited to achieve this. Their potential impact on distribution models and on the functioning of the Internal Market is also examined.
In doing this we focus specifically on:
 Music:
 Authors — lyricists, composers, songwriters (lyricist and composer).
 Performers — featured artists, session musicians.
 AV:
 Authors — principal directors, screenwriters, composers of music for film or television.
 Performers — TV actors, film actors.

The current legal framework
To conduct our legal analysis, we approached correspondents, a mix of scholars and practising lawyers, in each of the ten countries under study.1  These countries were chosen to reflect differences in regulatory approaches and existing regional idiosyncrasies. The questionnaire we prepared for our correspondents focused on legal framework of each country from both a contract law (lex generalis) and copyright law (lex specialis) perspective. It also focused on the actual contractual practice in their country and whether this practice was aligned or not with the law. Further, the law and contractual practice in the United States was also examined, for the purpose of acomparative analysis.

Copyright and related rights have been fairly well harmonised in European law. All ten Member States considered in this study grant authors an exclusive, transferable right of reproduction, a right of communication to the public, including the right of making available, and a distribution right in conformity with the Information Society Directive (Directive 2001/29/EC). Some differences can be observed in the national implementation of the EU acquis, particularly with respect to the existence or the exercise of the rights conferred on authors and performers under the Rental and Lending Rights Directive (Directive 2006/115/EC), the Satellite and Cable Directive (Directive 1993/83/EEC), as well as with respect to certain performers’ rights under the Information Society Directive. Variations in legislation have occurred primarily as a result of the options left in the acquis for the implementation of European norms by the Member States but some differences are the result of conscious decisions on the part of the national legislator to go beyond the minimum harmonisation in the acquis. Further, we provided some insight into the nature and implications of exclusive rights versus the so-called remuneration rights. In addition to these differences in implementation, we also analysed the different interpretations given in the Member States to particular uses (e.g. webcasting) that may fall in a different category of rights, or cover more than a single right, depending on the Member State.

On the basis of the answers provided by the correspondents in the ten jurisdictions, it appears that the general provisions of contract law play a very limited role in granting support to authors and performers in the negotiation of exploitation agreements and the determination of the level of remuneration. General contract law may affect the way a contract is interpreted or executed, but in general it does not influence the outcome of the negotiation on the transfer of rights or on the remuneration to be paid. But because authors and performers are traditionally seen as the weaker party to contractual negotiations, some Member States, like France, Germany and Spain have implemented in their copyright legislation a number of imperative rules on the formation, execution and interpretation of authors’ and performers’ contracts. Between these solutions and contractual freedom many variations exist in the laws of the Member States.

Furthermore, authors and performers often organise themselves into unions (wherever permitted) or freelance associations. Many of these unions and associations negotiate model exploitation contracts with representatives of the industry. Nevertheless, trade unions and associations of authors and performers have not been set up in all Member States. Where they have, the type and the extent of collective action vary, both as regards the unions’ and associations’ role in the negotiation and in the enforcement of contracts.

Collective rights management organisations (CRMOs) also play a role in establishing the level of remuneration received by authors and performers, although the importance of this role differs by right holder, sector and Member State. Contrary to other exploiters, CRMOs are often not bound by the general or specific rules on authors’ and performers’ contracts found in the legislation of a number of Member States, on the ground that CRMOs are deemed to operate in the interest of their members, e.g. authors, performers or other rights owners.

Even though several mechanisms offered by contract or copyright law provide support to authors and performers, some show a more direct impact on the level of remuneration paid to authors and performers than others. The principal legal elements we have identified in this respect are:
 the structure of the rights conferred by the law (i.e. the ownership and the nature of the rights – exclusive or remuneration rights);
 the existence of statutory provisions to protect authors and performers as weaker parties to a contract; and
 the use of collective bargaining and role of trade unions and associations

Key findings
The key findings of our analysis are:
 Transparency — there is a lack of transparency of the remuneration arrangements in the contracts of authors and performers in relation to the rights transferred. The payment flows in the music industry are particularly complex. Moreover, the differences in the national implementation of the cable retransmission right, the right of making available and the rental right pose noticeable cross-border transparency problems. The absence of information on which to base an estimate of likely earnings in different Member States undermines the ability of authors and performers to effectively exercise their freedom of movement across jurisdictions (non-tariff trade barrier) and has an adverse effect on the functioning of the Internal Market.
 Scope of transfer — certain groups of authors and performers, such as those new to the industry, are in a weaker bargaining position than others. Problems however arise if they get locked into long contracts with relatively unfavourable terms, in particular if they become successful. This issue is also pertinent with respect to the development of new modes of exploitation. To alleviate this problem, the laws of a number of Member States, in different ways, expressly regulate the transfer of rights relating to forms of exploitation that are unknown or unforeseeable at the time the copyright contract was concluded, as well as the transfer of rights relating to future works and performances.
 Role of trade unions and freelance associations — in some Member States collective action by trade unions and associations (and CRMOs that that fulfil similar functions) play an important role, especially for authors and performers in the audio-visual sector. Besides providing support at the time of negotiating remuneration agreements (including both direct support and the assistance provided through the union’s involvement in preparing and promoting model contracts), unions and associations can also be effective at the moment of enforcing agreements. Nevertheless, unions and associations of authors and performers have not been set up in all Member States or, where they have, for all categories of authors and performers.

Policy recommendations: (...)
 Policy 1: Specify remuneration for individual modes of exploitation in the contracts of authors and performers.
 Policy 2: Improve the cross-border transparency of the national systems.
 Policy 3: Limit the scope for transferring rights for future works and performances and future modes of exploitation.
 Policy 4: Create a more conducive environment to support the role of trade unions, freelance associations and CRMOs when they fulfil similar functions.
 Policy 5: Facilitate the exercise of the right of making available. This policy option effectively represents a fall-back in the event that the other policies fail to protect authors and performers sufficiently and is broken down into three possibilities:
 Voluntary collective management of the right of making available.
 Unwaivable right to obtain equitable remuneration from the producer/publisher.
 Unwaivable right to equitable remuneration administered by a CRMO.

A full impact assessment should be conducted on any policies considered to properly assess the costs and benefits of different options and the potential for unintended consequences that may distort the market. Based on our initial high-level review we recommend the following policies should be considered in more detail:
 Harmonised requirement for the specification of remuneration for individual modes of exploitation in the contracts of authors and performers — policy option one relating to the provision of written contracts with remuneration for individual rights broken down by mode of exploitation.
 Improve the cross-border transparency of the national systems — policy option two relating to the ability of authors and performers to understand whether or not they are likely to be better off by working in a different country.
 Harmonised limits on the scope for transferring rights for future works and performances and future modes of exploitation — policy option three relating to the ability of authors and performers to limit the scope of any rights transfer so as to prevent them being locked into less beneficial contracts for long periods.
With respect to options four and five we recommend conducting more detailed research to understand more fully the impact these options would have on the remuneration of authors and performers. In each case it is important to consider the relevance of any policy proposal for the different types of authors and performers and the different industries. Furthermore, consideration must be given to countries where similar practices are already in place so that the design of the policy does not entail unnecessary and potentially costly changes.

The information and views set out in this report are those of the author(s) and do not necessarily reflect the official opinion of the Commission. The Commission does not guarantee the accuracy of the data included in this report. Neither the Commission nor any person acting on the Commission’s behalf may be held responsible for the use which may be made of the information contained therein.

This study was carried out for the European Commission by Europe Economics and Lucie Guibault, Olivia Salamanca and Stef van Gompel of the University of Amsterdam (IViR).  ISBN 9789279471629
DOI: 10.2759/834167

See also: https://ec.europa.eu/

IEF 15192

Cecil de Leeuw 'het merk'

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Wat hebben Maxima en de leeuw Cecil gemeen? Beiden werden in korte tijd verschillende keren als merk gedeponeerd. Bij Maxima gebeurde dat in 1999. Direct toen het grote publiek lucht kreeg van haar relatie met Willem Alexander werd Maxima een hype en stortte de commercie zich met een groot aantal merkregistraties op onze koningin in spe. Het merk Maxima zou de kassa moeten doen rinkelen.

CECIL EEN HIT
Een paar weken geleden overkwam de leeuw Cecil hetzelfde, al heeft het ongelukkige beest er zelf helaas weinig van meegekregen. Eind juli werd Cecil een wereldwijde hit toen bekend werd dat het beest in Zimbabwe was doodgeschoten door de Amerikaanse tandarts Walter Palmer. Nog geen dag later dienden verschillende ondernemers merkdepots: niet alleen het merk Cecil werd aangevraagd, maar ook Cecile the Lion en King Cecil.

HYPES
Het is inmiddels een bekend fenomeen: op elke hype – of het nu gaat om een blijde gebeurtenis of een rampzalig incident – volgt een golf aan merkregistraties. Zo was het niet alleen bij de geboorte van prinses Amalia dringen aan de poort van het merkenbureau, maar stonden na de aanslag op Charlie Hebdo de ondernemers ook in de rij voor het merk Je Suis Charlie.

SPEELGOED
Bij een merkregistratie moet je aangeven voor welke producten je het merk claimt. Cecil blijkt vooral populair te zijn voor speelgoed. Speelgoedfabrikant Ty heeft de naam Cecil in Europa en Verenigde aangevraagd voor knuffelbeesten. Dat kan nog wel eens een strijd worden met i-Star Entertainment, een Amerikaanse onderneming die Cecil the Lion op dezelfde dag, 30 juli 2015, ook voor speelgoed heeft gedeponeerd.

JE SUIS CECIL
Verder heeft een organisatie voor ‘exclusieve avonturen’ natuurlijk een aanvraag lopen en is de Canadese Colette Ledoux helemaal de weg kwijt. Met haar Amerikaanse merkdepot van Je suis Cecil lijkt zij nu twee hypes door elkaar te halen.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad Cecil de leeuw Het Merk NRC 19-8-2015.
IEF 15185

Katy Perry in gestolen ontwerp

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Zouden die grote internationale modehuizen nu echt denken dat voor graffiti de regels van het auteursrecht niet gelden en dat je deze werken gewoon zonder toestemming in je collectie kunt opnemen? Na modekoning Roberto Cavalli, die al ruim een jaar een juridische strijd voert met drie graffiti-artiesten over het gebruik van hun muurschilderingen voor een Cavalli-kledinglijn, is het nu de beurt aan kledinglabel Moschino.


KLACHT TEGEN MOSCHINO
Vorige week diende graffiti -kunstenaar Joseph Tierney, alias ‘Rime’, bij de rechtbank in Californië een klacht in waarmee hij bezwaar maakt tegen het nieuwe ontwerp van Moschino-designer Jeremy Scott. Op de kleding is de muurschildering Scandal Eyes, die Rime in 2012 in Detroit maakte, in zijn geheel overgenomen.

KATY PERRY
In mei van dit jaar trok de collectie veel media-aandacht toen zangeres Katy Perry, gesponsord door Moschino, samen met ontwerper Scott tijdens het Metropolitan Museum of Art gala in New York in de nieuwe look verscheen. Rime eist nu dat de kleding uit de handel wordt gehaald en dat Moschino hem een schadevergoeding betaalt.

GEPAINTBRUSHTE ROLLS ROYCE
Uit de aanklacht blijkt overigens dat het de kunstenaar niet alleen om het geld gaat. Hij is vooral nijdig dat Moschino zo schaamteloos de indruk wekt dat het bedrijf zelf verantwoordelijk is voor designwerk op de kleding. Om die reden schoot met name ook het optreden van Perry en Scott bij het gala in New York Rime in het verkeerde keelgat. De twee maakten hun entree in een gepaintbrushte Rolls Royce en toonden aan de uitgelopen journalisten spuitbussen voorzien van het Moschino-merk, alsof ze net zelf de laatste hand hadden gelegd aan het graffiti-werk op de kleding.

NIET DE EERSTE KEER
Voor ontwerper Jeremy Scott is het overigens niet de eerste keer dat hij verwikkeld raakt in een conflict over copyrights. De gevierde ontwerper, die ook voor adidas en Britney Spears werkt, laat zich wel vaker ‘inspireren’ door werk van anderen en wordt regelmatig door rechthebbenden op het matje geroepen.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad Katy Perry in gestolen ontwerp NRC 14-08-2015

IEF 15164

CvTA 2e kwartaalbericht 2015

CvTA, Kwartaalbericht 2015 - 2e kwartaal, juli 2015.
1. Afscheid Collegelid Martijn Sanders per 15 juli 2015
Collegelid Martijn Sanders verlaat het CvTA per 15 juli 2015 in verband met de afloop van zijn tweede benoemingstermijn. Sinds zijn deelname aan het College in 2007, destijds onder voorzitterschap van de heer Dijkstal, heeft Martijn Sanders met veel inzicht en scherpe analyses, mede gebaseerd op zijn ruime ervaring in het culturele domein, bijgedragen aan het verbeteren van (het toezicht op) de sector van het collectieve beheer van auteursrechten. Het College dankt hem hiervoor en wenst hem veel succes met mogelijk nieuwe uitdagingen.

Mede met het oog op de voorgenomen bezuinigingen in de rijksbegroting (efficiency-operatie) met effecten op de begroting van het CvTA heeft het College, in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie, besloten de vacature van Martijn Sanders niet in te vullen. Met de huidige bezetting, de heren Holtslag (voorzitter), Huydecoper (lid) en Van der Veen (lid) voldoet het College aan de wettelijke vereisten en is afdoende toegerust voor de uit te voeren taken. De portefeuille van Martijn Sanders wordt verdeeld over de zittende collegeleden.

2. Publicatie Rapport Goed Bestuur en Integriteit
Eind juni heeft het College het rapport Goed bestuur en integriteit collectieve beheersorganisaties: stand van zaken 2014 vastgesteld. Dit is de eerste keer dat het College separaat over de stand van zaken rondom het onderwerp ‘goed bestuur en integriteit’ bij de collectieve beheersorganisaties (CBO’s) rapporteert. Tot dusver rapporteerde het College hierover alleen in het jaarlijks te verschijnen toezichtrapport. Met deze separate publicatie, waarvan de resultaten ook worden opgenomen in het toezichtrapport over het jaar 2014 (te verschijnen september 2015), wil het College het belang benadrukken van dit onderwerp. De resultaten zijn gebaseerd op verantwoordingsinformatie die de CBO’s jaarlijks aan het eind van het jaar geacht worden aan te leveren om daarmee te voldoen aan de vereisten van het Voice-Keurmerk. De implementatie van de EU-Richtlijn Collectief Beheer (verwacht voorjaar 2016) zal een verdere verscherping van de vereisten op het gebied van ‘goed bestuur en integriteit’ inhouden.

Het College concludeert dat de staat van ‘goed bestuur en integriteit’ in de sector van het collectieve beheer van auteurs- en naburige rechten in algemene zin in orde is. Wel kan de tijdigheid van de verslaggeving hierover worden verbeterd. Op grond van dit rapport adviseert het College de CBO’s die hun verslaggeving op dit onderwerp niet tijdig aanleveren maatregelen ter verbetering te nemen. Daarnaast pleit het College voor een standaard format voor de verslaggeving over dit onderwerp, waarin ook wordt gerapporteerd indien zich bepaalde gebeurtenissen niet hebben voorgedaan (bijvoorbeeld ‘geen meldingen van schending van integriteit’).

3. StOPnl
Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft op 20 april 2015 een besluit genomen op het bezwaar van de Stichting Onafhankelijke Producenten Nederland (StOPnl) tegen het onder toezicht staan van het CvTA per 1 januari 2015. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft het bezwaar van StOPnl ongegrond verklaard. StOPnl heeft aangegeven niet in beroep te gaan tegen dit besluit. Daarmee is StOPnl per 1 januari 2015 de 18e collectieve beheersorganisatie die onder het toezicht van het CvTA staat.

StOPnl is een organisatie van onafhankelijke (film)producenten die sinds 2012 vergoedingen ontvangt van distributeurs van filmwerken (o.a. Ziggo, voorheen-UPC, KPN, maar ook kleinere kabelmaatschappijen) en deze verdeelt onder de aangesloten onafhankelijke producenten (niet zijnde de omroepen). StOPnl heeft afspraken over deze vergoedingen gemaakt met de distributeurs en de omroepen in RODAP verband (Rechtenoverleg voor Distributie van Audiovisuele Producties). Feitelijk vervangt StOPnl hiermee de positie van de collectieve beheersorganisatie SEKAM. SEKAM ontvangt door de komst van StOPnl alleen nog vergoedingen voor de distributie van Nederlandse filmwerken in het buitenland.

4. Aanpassing sanctiebeleid Voice-keurmerk
Voice heeft de voorwaarden en de wijze waarop het Voice-keurmerk wordt verleend aangepast naar aanleiding van commentaar van het CvTA. De voorwaarden en de procedure voor het verlenen van het keurmerk, in het bijzonder de te volgen stappen naar aanleiding van door de keurmeester geconstateerde tekortkomingen, zijn nader aangescherpt en meer transparant gemaakt. Dit Voicekeurmerk is voor het CvTA van belang, omdat het CvTA de hieraan ten grondslag liggende audits en audit-resultaten kan gebruiken voor de eigen uitvoering van het toezicht.

5. Advies tarief muziekgebruik bij sportwedstrijden
Het CvTA heeft Buma Stemra geadviseerd de aanpassing van het tarief voor het gebruik van muziek tijdens sportwedstrijden te heroverwegen en hiertoe in overleg te treden met de organisatoren van deze wedstrijden

6. Advies wijziging kortingsregeling voor muziektarieven voor poppodia en evenementen
Het CvTA heeft Buma Stemra geadviseerd de kortingsregeling voor muziektarieven voor poppodia en evenementen te herzien mede in overleg met betrokken partijen. Aan dit advies is een uitvoerige schriftelijke correspondentie met een groot aantal betrokken partijen (waaronder partijen uit het buitenland) en een hoorzitting van het CvTA met deze partijen vooraf gegaan.

IEF 15160

In de tijdschriften juli 2015

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de vakbladen van deze maand, mede mogelijk gemaakt door Praktijkgebied IE.nl (ook via Legal Intelligence of Rechtsorde), voor de losse tijdschriftensites dient u apart in te loggen:


GRUR Int.


IER


JIPLP


Mediaforum 2015-5

 


Informatie aanvragen

GRUR Int.
Matthias Leistner
Copyright at the interface between EU law and national law: definition of “work” and “right of communication to the public”

Reiner Muenker
Enforcement of unfair competition and consumer protection laws by a private business association in Germany: the Wettbewerbszentrale

IER
F.W. Grosheide, Intellectuele Eigendom en Reclamerecht, Heksentoer
IER 2015/29: Herman Jansen/Di Fiorito
IER 2015/30: HvJ EU, 12-03-2015, nr. C-577/13: Actavis Group PTC en Actavis UK
IER 2015/31: Leo Pharma/Sandoz
IER 2015/32: Rb. Overijssel, 31-03-2015, nr. C/08/166774 / KG ZA 15-10
IER 2015/33: Nemzeti Fogyasztóvédelmi Hatóság/UPC Magyarország Kft.
IER 2015/34: (Trento Sviluppo, Centrale Adriatica/AGCM)
IER 2015/35: (Garmin/TomTom)
IER 2015/36: (Vliegwinkel.nl)

IP in Review
Jay Sanderson
An information environmental manifesto

Míchel Olmedo Cuevas
So close, yet so far

Aurelia J. Schultz
Not just for academics …

JIPLP
Editorial
Molly Stech
Naming opportunities

Current Intelligence
Select this article
Andrew Moir and Grace Pead
Patents: Infringing British Telecommunications granted disclosure of patentee's licence documents before damages inquiry

Kirsten Toft
Trade marks: The EU General Court provides guidance on own name, unfair advantage and late evidence in trade mark proceedings

Birgit Clark
Trade marks: Acronyms within composite marks and the question of likelihood of confusion

Michele Giannino
Trade marks: Does a cover band's use of a singer's first name infringe trade mark rights in a celebrity's name?

Nina O'Sullivan
Trade marks: ASOS successfully relies on ‘own name’ defence in Court of Appeal

Eleonora Rosati
Copyright: Unauthorized hyperlinks to live TV broadcasts not infringements under the InfoSoc Directive

Jesse Gleeson and Annie Zheng
Copyright: Live streaming and copyright: are there visual images and sounds embodied in an audiovisual signal?

Eleonora Rosati
Copyright: High Court issues blocking order against Popcorn Time

Ben Challis
Copyright: More ‘Blurred Lines’ when it comes to writing songs?

Emir Crowne and Adrian Werkowski
General: First comprehensive review of metatag liability by a Canadian court

Articles
Bill Batchelor and Luca Montani
Exhaustion, essential subject matter and other CJEU judicial tools to update copyright for an online economy

Gino van Roeyen and Denise Verdoold
A Dutch bankruptcy: how does it affect intellectual property, licensors and licensees?

J. Gregory Sidak
FRAND in India: The Delhi High Court's emerging jurisprudence on royalties for standard-essential patents OPEN ACCESS CC-BY

Dan Prud'homme
China's shifting patent landscape and State-led patenting strategy

Mediaforum
Opinie
F**k de K**g
Tim Vis
Wetenschap
Herziening van het strafrecht over groepsbelediging en haatzaaien
Marloes van Noorloos
Documentatie
Rechtspraak
Documentatie
Jurisprudentie
Nr. 16 HR 31 maart 2015, Strafzaak AIVD-bron m.nt. W.F. Korthals Altes
Nr. 17 HvJEU 16 april 2015, Telefonia Dialog/T-Mobile Polska m.nt. S.J.H. Gijrath
Nr. 18 HR 16 december 2014, Strafzaak groepsbelediging, aanzetten tot discriminatie

IEF 15128

Heinz bekend merk in China

Bijdrage ingezonden door Bas Kist en Volkert Teding van Berkhout, Chiever. Heinz heeft een belangrijke overwinning geboekt in China. Onlangs bepaalde de Chinese rechter dat Heinz in China een bekend merk is. Dat geeft Heinz goede kansen om op te treden tegen Chinese kapers, die het merk Heinz voor andere producten hebben geregistreerd. Bijvoorbeeld voor condooms.

Nul op rekest
In 2006 deponeerde een kaper de Chinese variant van het merk Heinz, onder andere voor condooms. Heinz, dat zelf in China (uiteraard) geen merkregistratie voor condooms bezit, diende oppositie in maar kreeg in twee instanties nul op het rekest. Volgens de rechter was Heinz geen bekend merk. Alleen als een merk bekend is in China kan de merkhouder optreden tegen registraties buiten de eigen productcategorie.

Heinz toch bekend
In 2014 ging Heinz in beroep bij de Beijing Higher People’s Court. Op basis van dezelfde bewijzen die Heinz al eerder had ingediend, oordeelde de hoogste rechter nu dat Heinz in China wel degelijk een bekend merk is. De kwestie over de Heinz-condooms moet nu worden overgedaan en de kans lijkt groot dat Heinz dit keer wel aan het langste eind gaat trekken.

Viagra
De Chinese rechters leggen de lat voor bekende merken extreem hoog, met name voor buitenlandse merken. Een sprekend voorbeeld is een zaak van farmaceut Pfizer, dat na bijna 11 jaar procederen te horen kreeg dat Viagra toch geen bekend merk is in China. Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe Chinese merkenwet in 2014 lijkt er echter wat meer ruimte voor bekende merken te komen, en dat is goed nieuws.

Tips voor houders van bekende merken
Wat kun je doen om je (enigszins) te wapenen tegen dit verschijnsel?

  • registreer (en gebruik) ook de Chinese variant van het merk. Die wordt vermoedelijk eerder als bekend merk erkend dan de internationale versie
  • registreer voor meer klassen (echter, dat is natuurlijk wel kostbaar en je kunt nooit alle producten dekken)
  • in geval van een logo: doe ook een copyright-registratie. Copyright kan ook in opposities worden ingezet en staat los van de productcategorie
  • en tenslotte: hoop vooral dat de Chinese rechters de lat voor bekendheid in China inderdaad lager gaan leggen
IEF 15099

Nivea-blauw - 50 procent herkenning toch voldoende

Bijdrage ingezonden door Bas Kist en Volkert Teding van Berkhout, Chiever. De deur naar merkbescherming voor Nivea-blauw staat nog steeds op een kiertje. Maar dan zal fabrikant Beiersdorf wel met degelijk marktonderzoek moeten aantonen dat het blauw van Nivea door de consument ook echt als merk herkend wordt. Dat heeft het Duitse Bundesgerichthof (BGH) recent bepaald.

Unilever wil ook blauw. In 2013 had concurrent Unilever, dat voor zijn Dove-merk ook gebruik maakt van donkerblauw, met succes de nietigheid van de merkregistratie van Nivea-blauw in Duitsland ingeroepen. Om de kleur blauw als merk te kunnen beschermen moest volgens het Duitse Bundespatentgericht tenminste 75 % van de consumenten deze kleur met Nivea associëren. Echter, uit marktonderzoek van Beiersdorf bleek dat dit ‘slechts’ 58 % was.

50% herkenning voldoende. Op 9 juli 2015 heeft het BGH in hoger beroep nu echter bepaald dat het voor een kleurmerk voldoende is dat 50 % van de consumenten een verband tussen de kleur en het merk legt. Echter, daarmee is Beiersdorf er nog niet, want volgens het Hof is het marktonderzoek van het bedrijf in twee opzichten niet deugdelijk verricht.

Alleen blauw. In de eerste plaats had Beiersdorf de respondenten niet een afbeelding mogen laten zien van een blauwe kaart met een witte rand. Daarmee maak je het namelijk makkelijker om de link met Nivea te leggen, omdat Nivea ook altijd de combinatie blauw en wit gebruikt. Beiersdorf had alleen de kleur blauw moeten tonen.

Verschillende producten. Ook is het testpanel ten onrechte gevraagd naar associaties van de kleur blauw met ‘huid en lichaamsverzorgingsproducten’. Volgens de rechter had er meer onderscheid gemaakt moeten worden naar de verschillende producten die onder deze brede term kunnen vallen. Beiersdorf zal zijn onderzoek dus over moeten doen, maar de deur voor het kleurmerk staat nog wel op een kiertje.
 
Conclusies voor de praktijk. Hoewel de uitspraak in principe alleen in Duitsland geldt, kun je er toch wel wat conclusies uit trekken. Als een bedrijf een kleur als merk wil registreren, zal het zijn claim met deugdelijk en objectief marktonderzoek moeten onderbouwen. Daarbij ligt de lat hoog (50 % herkenning), maar ook weer niet te hoog (75 % herkenning).