DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 12563
IEF 12561

Wat leren ons de Stokke-arresten van de Hoge Raad?

Voor de vrijdagmiddagborrel: Wat leren ons de Stokke-arresten van de Hoge Raad? In één zin, volgens Dirk Visser [Klos Morel Vos & Schaap, Universiteit Leiden]: Het is zaak om als eiser enige combinatie van onbeschermde trekken die terugkomt in het werk van gedaagde als een overgenomen beschermde trek te presenteren.

(c) Dit werkbegrip vindt haar begrenzing waar het eigen, oorspronkelijk karakter enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. Elementen van het werk die louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze, zijn van bescherming uitgesloten (vgl. HvJEU 22 december 2010, nr. C-393/09, LJN BP0405, NJ 2011/289 (BSA) en HR 16 juni 2006, LJN AU8940, NJ 2006/585 (Kecofa/Lancôme)).

Daarbij verdient opmerking dat deze uitsluiting van auteursrechtelijke bescherming zich niet uitstrekt tot alle elementen die een technische functie bezitten: daarmee zou de industriële vormgeving ten onrechte buiten het bereik van het auteursrecht geplaatst worden.

(d) Het feit dat het werk voldoet aan technische en functionele eisen laat onverlet dat de ontwerpmarges of keuzemogelijkheden zodanig kunnen zijn dat voldoende ruimte bestaat voor creatieve keuzes van de maker die een werk in auteursrechtelijke zin kunnen opleveren (vgl. HR 8 september 2006, LJN AX3171, NJ 2006/493 (Slotermeervilla's)).

(e) Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van inbreuk op een auteursrecht op een gebruiksvoorwerp dient beoordeeld te worden in welke mate de totaalindrukken van het beweerdelijk inbreuk makende werk en het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk overeenstemmen. De auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van laatstbedoeld werk zijn daarbij bepalend, met dien verstande dat ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen, een (oorspronkelijk) werk kan zijn in de zin van de Auteurswet, mits die selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt. Bij de vergelijking van de totaalindrukken dienen dus ook onbeschermde elementen in aanmerking te worden genomen, voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de "werktoets" beantwoordt. Voorts geldt dat de enkele omstandigheid dat het werk of bepaalde elementen daarvan, passen binnen een bepaalde mode, stijl of trend niet betekent dat het werk of deze elementen zonder meer onbeschermd zijn. Onderzocht moet worden of de vormgeving van de (combinatie van de) verschillende elementen zodanig is dat aangenomen kan worden dat met het ontwerp door de maker op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de vigerende stijl, trend of mode (HR 29 december 1995, LJN ZC1942, NJ 1996/546 (Decaux/Mediamax)).

Hetzelfde nogmaals, anders geformuleerd, bij de bespreking van de middelen in Stokke / Fikszo [IEF 12553]:

“Zoals volgt uit het hiervoor […] overwogene, zijn bij de vergelijking van de totaalindrukken de auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk - in voorkomend geval: met inbegrip van onbeschermde elementen, voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de "werktoets" beantwoordt - bepalend. Daaraan doet niet af dat bij de bepaling van de totaalindruk die een gebruiksvoorwerp maakt, de niet auteursrechtelijk beschermde trekken niet kunnen worden weggedacht. Zij behoren evenwel, afgezien van het zojuist bedoelde geval van een oorspronkelijke combinatie, bij de overeenstemmingsvraag geen rol te spelen.”

Dirk Visser

IEF 12557

CBO-Keurmerk per 15 april verder verbeterd

Met ingang van 15 april 2013 treedt een aangepaste versie van de CBO-Keurmerkcriteria in werking. Op advies van de Commissie van Belanghebbenden, waarin ook het betalingsplichtige bedrijfsleven vertegenwoordigd is, heeft VOI©E de CBO-Keurmerkcriteria op een aantal punten verbeterd.

De verbeteringen vloeien voort uit de eerste praktijkervaringen met het keurmerk, en met name de bevindingen van de onafhankelijke auditor van het Keurmerkinstituut. De aanpassingen betreffen vooral een verduidelijking en strakkere definiëring van een aantal begrippen, zodat een betere en meer eenduidige toetsing van de criteria mogelijk wordt. Ook zijn criteria die de transparantie bevorderen verbeterd, bijvoorbeeld de verplichting om in het jaarverslag een toelichting te geven op het gevoerde beleid terzake van bestedingen aan sociaal-culturele fondsen en de vermelding van relevante nevenfuncties van bestuurders.

De aanpassingen in de CBO-Keurmerkcriteria hebben tevens geleid tot enige aanpassingen in het bijbehorende Normenkader en in de Richtlijnen goed bestuur en integriteit. De nieuwe versies van deze documenten per 15 april 2013 zijn hier te vinden.

Het CBO-Keurmerk is voor het eerst aan alle leden van VOI©E verleend in het najaar van 2011. Ook in 2012 zijn alle leden opnieuw gecertificeerd. VOI©E werkt samen met alle belanghebbenden voortdurend aan de verdere verbetering van het Keurmerk om een goede invulling te geven aan de roep om meer transparantie en daarbij de objectiviteit te waarborgen.

IEF 12551

Geen rode zool in Nederland

B. Kist, 'Geen rode zool in Nederland', NRC 10 april 2013.

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever BV.

Sarah Jessica Parker en Scarlett Johansson dragen ze, om maar een paar sterren te noemen. De schoenen met de rode zool van ontwerper Christian Louboutin zijn populair. Althans bij vrouwen die zich kunnen veroorloven om 500 tot 4.000 euro neer te tellen voor een paar hoge hakken.

Waarom niet een graantje meepikken, vroeg de Nederlandse schoenenwinkel Van Haren zich af,en introduceerde een pump met rode zool. Niet met de exclusieve uitstraling van een Louboutin, maar wat  wil je voor €39,90!

De nieuwe ‘Van Haren’ is het modehuis niet ontgaan.Op 28 maart spande Louboutin een rechtszaak aan tegen de schoenenketen. Daarbij beriep het bedrijf zich op eenopvallende merkregistratie; een claim op het gegeven ‘rode zool onderschoen met hoge hak’. In 2012 gebruikte Louboutin dit merk al in de VS tegen Yves Saint Laurent, die ook schoenen met rode zolen verkocht. De Amerikaanse rechter bepaalde toen echter dat de merkenclaim van Louboutin zich beperkt tot pumps waarbij de kleur van de schoen contrasteert met de rode zool [red. zie eerder op IE-Forum.nl]. Dus tegen de totaal rode schoenen van YSL kon Louboutin niets ondernemen. Maar bij de zwarte en blauwe schoenen van Van Haren is dat contrast er wel. De uitspraak wordt verwacht op 18 april.

Bas Kist

IEF 12546

Inbreng Ntb Hoorzitting Popmuziek Tweede Kamer

Een bijdrage van Anita Verheggen, beleidsmedewerkster Ntb, Inbreng Ntb Hoorzitting Popmuziek Tweede Kamer, 10 april 2013.

Geachte Commissie,

Graag vraag ik namens de muziekbonden Ntb en FNV KIEM uw aandacht voor de popmuzikanten in Nederland en voornamelijk voor wat zij met hun muziek verdienen. Of eigenlijk: wat zij niet verdienen.

Als de huidige muzikantengages een graadmeter zijn voor de toekomst van het vak, moeten we professionele performers straks met een lantarentje zoeken. De gages zakken (zie IE-Forum 12517) naarmate het economische klimaat verder verslechtert.

In 2009, dus nog voor de huidige economische crisis, publiceerden wij in samenwerking met het onderzoeksinstituut van de Universiteit van Tilburg de uitkomsten van een onderzoek naar de inkomenssituatie van popmusici onder de titel: Pop, wat levert het op? De resultaten leverden toen al een ontluisterend beeld op...

[dit artikel is ingekort]

Een nieuwe soortgelijke regeling stimuleert de ontwikkeling van NL poptalent;
- Geef popmusici de kans om een inkomen te genereren uit hun auteurs- en naburig recht en uit muziekroyalties.
- Maak daarom werk van modernisering van het auteurs- en naburig recht in Europa –samen met de Nederlandse en Franse consumentenbonden deden wij hier vorig jaar voorstellen (https://www.ntb.nl) voor;
- Voer zo spoedig mogelijk een sterk auteurscontractenrecht in (een bescherming van auteurs en artiesten tegen wurgcontracten); (ik verwijs naar de bijdragen IE-Forum 11465) die Platform Makers, waarbij ook de muziekbonden zijn aangesloten deed in reactie op het liggende wetsvoorstel;)
- Tot slot vragen wij uw aandacht voor de artiestenregeling (https://www.ntb.nl) waarover vandaag een separate hoorzitting wordt gehouden door de Vaste Kamercommissie van Sociale Zaken; afschaffing van deze regeling zou een hernieuwde verslechtering betekenen voor de positie van artiesten.

Ik dank u voor uw aandacht.

Afbeelding gelinkt van World Music Forum NL at Flickr.

 

IEF 12545

Wonkavision – geen uitputting voor digitale muziekbestanden

Een bijdrage van Margriet Koedooder, De Vos & Partners Advocaten N.V..

An MP3 is just like a CD – untill you try to sell it!

ReDigi
ReDigi.com noemt zichzelf ‘the world’s first pre-owned digital marketplace’ en is actief sinds medio 2011. Consumenten kunnen via redigi.com hun (legaal) gekochte downloads doorverkopen aan derden. Na het downloaden van de ReDigi app, kunnen met name bij iTunes gekochte downloads of downloads van andere ReDigi-gebruikers worden verkocht en gekocht. Redigi functioneert aldus als een 2e hands platenwinkel, zij het volledig digitaal. Na de verkoop van een bestand doorzoekt de software van ReDigi doorlopend de computer van de gebruiker en verzoekt de gebruiker de verkochte bestanden te verwijderen. Doet de gebruiker daar niet aan mee, dan wordt de account van de gebruiker conform het beleid van ReDigi verwijderd. Maar een gebruiker kan de betreffende bestanden voorafgaand aan de aansluiting bij ReDigi bijv. wél eerst op een andere computer of harde schijf hebben opgeslagen, dat wordt door de software natuurlijk niet gedetecteerd.

Besluit een gebruiker een bestand te verkopen, dan wordt het bestand via de software verwijderd uit de computer van de gebruiker en opgeslagen in een Cloud Locker van ReDigi. In dit verband vergelijkt ReDigi haar service ook wel met een trein, de transporter uit Star Trek (‘Beam Me Up, Scotty’) of de transporter van Willy Wonka: Wonkavision. Na verkoop kan de verkopende partij niet langer bij het opgeslagen bestand. De nieuwe gebruiker kan het bestand opgeslagen laten staan in de Cloud Locker, voor eigen gebruik streamen of (opnieuw) te koop aanbieden via ReDigi.

De verkoper krijgt geen geld voor de verkoop, maar ‘credits’. Deze ‘credits’ kan de gebruiker kopen bij ReDigi of verwerven via de verkoop van bestanden via ReDigi. Met deze ‘credits’ kan de gebruiker zelf nieuwe muziek kopen via ReDigi. ReDigi ontvangt een vergoeding voor iedere transactie. Muziekbestanden kosten via ReDigi 0,69 – 0,79 dollarcent, in plaats van 0,99 dollarcent via iTunes. Na verkoop met behulp van ‘credits’, gaat 20% van de verkoopprijs naar de verkoper, 20% naar een derdenrekening ‘voor de artiest’ en 60% gaat naar ReDigi.

Capitol Records, onder meer eigenaar van masterbanden met geluidsopnamen zoals ‘Yellow Submarine’ van The Beatles, verzet zich tegen deze doorverkoop van downloads. Deze verkopen zijn in haar optiek een aantasting van haar exclusieve verveelvoudiging- en distributierechten. Het auteursrechtelijke openbaarmakingrecht kwam in deze zaak ook ter sprake, maar daar zal hieronder niet nader op worden ingegaan, doordat de rechter daar uiteindelijk geen inhoudelijke uitspraak over heeft gedaan.

Uitputting
Net als in Nederland geldt in de Verenigde Staten het leerstuk van de ‘uitputting’ van een auteursrecht (First Sale doctrine). Volgens dit leerstuk laat de auteurswet de voortgezette verspreiding (distributie) van rechtmatig in het verkeer gebrachte exemplaren (binnen zekere grenzen) vrij. De rechtmatige eigenaar van bijv. een CD met muziek mag dit exemplaar doorverkopen. De eigenaar van het auteursrecht kan zich daar niet tegen verzetten. De Amerikaanse rechter moest in de onderhavige zaak voor de eerste keer beslissen of de First Sale-doctrine ook van toepassing is op digitale muziekbestanden. De rechter vond van niet.

Verveelvoudiging
Kenmerkend voor de dienst van ReDigi is het feit dat er als zodanig geen sprake is van dupliceren. Er is één gekocht bestand, en na verkoop is er nog steeds één bestand met de muziek. Alleen de eigenaar van het bestand verandert. Althans, dat vindt ReDigi. De rechter moest de juridische vraag beantwoorden of niettemin sprake was van ‘verveelvoudiging’ in de zin van de Amerikaanse Auteurswet.

Deze vraag werd door de rechter positief beantwoord. In de Amerikaanse Auteurswet is letterlijk opgenomen dat de eigenaar van een auteursrecht over het exclusieve recht beschikt ‘to reproduce the copyrighted work in (…) phonorecords’. Het begrip ‘phonorecord’ slaat blijkens de Amerikaanse wetsgeschiedenis en de letterlijke tekst van de Amerikaanse Auteurswet, op materiële dragers, zoals banden, schijven en andere tastbare media. Dat geldt niet voor het begrip ‘sound recordings’, waarmee op het immateriële rechtsobject wordt gedoeld.

De rechter sloot aan bij eerdere Amerikaanse rechtspraak over P2P-netwerken. Daarin was al eerder uitgemaakte dat het elektronische bestand waardoor een downloader een uitgewisselde ‘sound recording’ op zijn eigen computer kan reproduceren moet worden aangemerkt als zijnde een ‘phonorecord’. Het is nu eenmaal natuurkundig onmogelijk om een identiek materieel object via het internet te transporteren. Het via het internet overdragen van een bestand leidt elders noodzakelijkerwijs tot een nieuw materieel object. Is sprake van een nieuw materieel object, dan is sprake van aan de auteur exclusief voorbehouden ‘reproduction’. Het gaat daarbij niet om de vraag of het originele exemplaar blijft bestaan dan wel wordt gekopieerd. Het verhuizen van een bestand van de ene plek (de computer van de gebruiker) naar een andere plek (de Cloud Locker) brengt noodzakelijkerwijs verveelvoudiging met zich mee. Dat is niet toegestaan zonder de voorafgaande toestemming van de rechthebbende, in dit geval Capitol Records.

Distributie
Van aan de auteursrechthebbende voorbehouden ‘distributie’ was al evenzeer sprake volgens de rechter. Ook dat was in feite al eerder gebleken uit de file-sharing zaken die er in Amerika zijn geweest. ReDigi sprak dat in feite ook niet tegen, maar beriep zich op de ‘fair use’ en first sale’ doctrines bij wijze van verweer.

Fair Use
Of een bepaald gebruik met behulp van ‘fair use’ kan worden gerechtvaardigd, wordt in de VS beoordeeld aan de hand van een open, flexibele norm: ‘The ultimate test of fair use (…) is whether the copyright law’s goal of promoting the progress of science and useful arts would be better served by allowing the use than by preventing it’. Alhoewel er steeds meer stemmen opgaan om iets dergelijks ook in Europa in te voeren, kennen wij een vergelijkbare regeling niet. De Nederlandse Auteurswet bevat een gesloten lijst met toegestane beperkingen.

In Amerikaanse rechtszaken spelen bij een ‘fair use’ verweer uiteindelijk vier factoren een rol:
- Het doel en karakter van het gebruik (winstoogmerk?) ;
- De aard van het beschermde werk;
- Het gebruikte deel van het beschermde werk in relatie tot het gehele werk;
- Het effect van het gebruik op de relevante markt voor het werk of de waarde van het werk.
De rechter concludeerde dat de toepassing van alle vier factoren in het nadeel van ReDigi moest uitvallen. Van ‘fair use’ was geen sprake. ReDigi faciliteert en profiteert van deze 2e handsmarkt, waarbij het zeer waarschijnlijk is dat deze 2e handsverkoop de primaire markt voor downloads negatief zal aantasten. Het product is immers identiek maar de prijs aanzienlijk lager.

First Sale
Ook de First Sale doctrine is gekoppeld aan exemplaren, kopieën en ‘phonorecords’ oftewel materiële dragers. De eigenaar van een CD mag zijn CD doorverkopen zonder dat de auteursrechthebbende hem dat kan verbieden. De First Sale leer beperkt tot het distributierecht van de auteur. Aangezien de rechter al had geoordeeld dat tevens sprake was van een inbreuk op het verveelvoudigingsrecht van Capitol, en de First Sale leer daar geen betrekking op kan hebben, kon dit verweer ReDigi dus in geen geval baten. De First Sale leer stamt uit de tijd van dragers, die in kwaliteit achteruitgaan naarmate de tijd verstrijkt. Dat is bij digitale kopieën nu juist niet het geval. De 2e handsmarkt van analoge dragers is van een heel andere orde dan de 2e handsmarkt van digitale dragers. Deze laatste markt tast de primaire verkoopmarkt veel meer aan. De rechter oordeelde dat ReDigi de auteurswet op dit gebied ouderwets mocht vinden, maar dat het aan het Congres en niet aan de rechter is om dat te veranderen.

Congres
ReDigi heeft zich dan ook inmiddels gewend tot het Amerikaanse Congres. In haar optiek is een wetswijziging noodzakelijk wil het Amerikaanse auteursrecht meer up to date zijn met de vele digitale veranderingen. Bovendien heeft ReDigi sinds 11 juni 2012 haar software gewijzigd. Vanaf deze datum komen de iTunes aankopen van ReDigi-gebruikers rechtstreeks terecht in de Cloud Locker. Wonkavision is daardoor niet langer nodig. Een bestand blijft na verkoop waar het al was, te weten in de Cloud Locker. Alleen de persoon van de gebruiker wijzigt door de verkoop van een bestand via ReDigi. Deze nieuwe werkwijze is door de Amerikaanse rechter niet meegenomen in de onderhavige rechtszaak. ReDigi meent dat er nu geen sprake meer is van ‘reproduction’ en haar dienstverlening sindsdien dus wel degelijk is toegestaan. Ik ben daar nog lang niet zeker van, immers zelfs als van verveelvoudigen geen sprake (meer) is, dan blijft de (inhoudelijke) afwijzing van de Fair Use en First Sale verweren van ReDigi mbt het distributierecht nog steeds in stand.

Bedenk tot slot dat platenmaatschappijen in de VS een auteursrecht hebben op de masterband. In Nederland en de rest van Europa is dat niet zo en hebben platenmaatschappijen een naburig recht op het fonogram. Deze zaak is dus zeker niet 1 op 1 te vertalen naar de Nederlandse juridische situatie. Maar wel interessant.

Margriet Koedooder

Meer lezen? IEF 12524

IEF 12542

Hoge Raad had in de Tripp Trapp-zaken prejudiciële vragen moeten stellen over het auteursrecht

D.J.G. Visser, Hoge Raad had in de Tripp Trapp-zaken prejudiciële vragen moeten stellen over het auteursrecht, IEF 12542.

Een bijdrage van Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap, Universiteit Leiden.

Hoge Raad had in de Tripp Trapp –zaken prejudiciële vragen moeten stellen over het auteursrecht. Enkele opmerkingen naar aanleiding van het arrest HR 23 februari 2013, LJN BY1529 (Stokke/H3 products, [red. IEF 12367]), tevens een voorpublicatie uit de Kroniek van de Intellectuele Eigendom die op 12 april 2013 in het NJB zal verschijnen. (p. 979-988).

“Aanleiding voor de veronderstelling dat zulks naar Europees recht anders zou zijn, is er niet”, aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 22 februari 2013 over de vraag wat het criterium is voor auteursrechtelijke bescherming van de Tripp Trapp-kinderstoel.

Met dit apodictische zinnetje doet onze hoogste rechter weer eens wat nationale rechters én academici en eigenlijk alle juristen graag doen: denken dat een Europese harmonisatie geen verandering brengt. Het is immers altijd geruststellend en overzichtelijk om te veronderstellen dat dingen ongeveer blijven zoals ze zijn. En het is vaak mogelijk om nieuwe Europese criteria zo te interpreteren dat ze overeen komen met oude en vertrouwde nationale begrippen.

Het probleem is dat ze dat in andere Europese landen ook doen en dat het daarom onvermijdelijk met enige regelmaat onjuist blijkt te zijn. Er is daarom vaak aanleiding voor de veronderstelling dat iets naar Europees recht anders zou kunnen zijn.

[dit artikel is ingekort]

Slot
Ik ben geneigd om het met de Hoge Raad, Verkade en Hugenholtz eens te zijn dat het er voor ons sterk op lijkt dat Infopaq I en alle daarop volgende rechtspraak niet dwingt tot afwijking van het Endstra-criterium. Ik vind het ook prima als het adaptatierecht volledig door het reproductierecht blijkt te zijn geharmoniseerd. Meer moeite heb ik overigens met de veronderstelling dat ons Decaux/Mediamax -totaalindrukken-criterium de EU adaptatierecht-norm voor alle typen werken zal blijken te zijn. Maar ook ik ben een Nederlander en het gevaar van een te Neerlandocentrische blik is levensgroot. Er is nog iets anders belangrijk: ook als ‘wij’ gelijk hebben, dan is er aanzienlijk meer voor nodig om Duitsland en het Verenigd Koninkrijk van ons gelijk te overtuigen dan dat de Nederlandse Hoge Raad op een koude vrijdagochtend in de Kazernestraat te Den Haag in het Nederlands verkondigt: “Aanleiding voor de veronderstelling dat zulks naar Europees recht anders zou zijn, is er niet”.

Dirk Visser

IEF 12540

Populariteit niet veroorzaakt door het illegale downloaden

Een bijdrage van Tim Kuik, Stichting BREIN.

In reactie op IEF 12537 'Anders kijken naar illegale downloads: het zijn de nieuwe kijkcijfers!'. Dat de populariteit van een TV serie (of een ander werk) op illegale sites gelijk op gaat met de populariteit van het legale aanbod van dat werk is geen nieuws. Het betekent niet dat die populariteit veroorzaakt wordt door het illegale downloaden. Vrijwel alle onderzoeken wijzen uit dat het downloaden van illegaal aangeboden werk schade toebrengt aan de legale exploitatie, d.w.z. zowel de verkoop van voorbespeelde dragers als de online exploitatie. Zie voor een overzicht van onderzoeken op Considerati.com.

Maar het is zeker interessant dat Game of Thrones ook in Nederland onverminderd populair blijft als illegale download ondanks de gelijktijdige legale beschikbaarheid met de premiere in de VS. Voorheen werd immers wel beweerd dat de illegaliteit louter en alleen zou afnemen indien TV-series overal gelijktijdig beschikbaar gemaakt zouden worden. Dat wordt hierdoor gelogenstraft. Het blijkt dat gratis (illegale) beschikbaarheid een onweerstaanbare aantrekkingskracht heeft boven legale beschikbaarheid tegen betaling. Daar was wetenschappelijk onderzoek ook al achter gekomen.

Naast legale beschikbaarheid is het dus nodig de illegale concurrentie aan te pakken. BREIN blijft dat dan ook met onverminderde overtuiging doen. Tevens blijft BREIN ook een enthousiast voorstander van het bedienen van de markt met legaal digitaal aanbod zodat er een legaal alternatief is voor de illegale online aanbieder. HBO is daar een lichtend voorbeeld van, zoals o.a. Spotify een klinkend voorbeeld is.

IEF 12537

Anders kijken naar illegale downloads: het zijn de nieuwe kijkcijfers!

Een bijdrage van Raymond Snijders, LinkedIn.

In 2012 was Game of Thrones de meest gedownloade tv serie. Illegaal wel te verstaan. De seizoensfinale werd maar liefst 4,2 miljoen keer gedownload via bittorrent en daar konden de overige tv series niet aan tippen. Het feit dat de serie uitgezonden wordt op een (betaalde) kabelzender, en de beschikbaarheid daarmee relatief beperkt is, werd ingeschat als een waarschijnlijke reden voor de twijfelachtige eer die Game of Thrones daarmee ten deel viel.

Daar waar de meeste tv- en filmstudio’s hun uiterste best doen om illegale downloads van ‘hun’ tv series koste wat het kost te bestrijden pakt HBO – de zender die Game of Thrones uitzendt – het net iets anders aan. Niet dat ze blij zijn met illegale downloads maar ze erkennen dat je er wel voor moet zorgen om je serie dan ook wereldwijd beschikbaar te krijgen en dat er zo min mogelijk tijd moet zitten tussen de uitzending van een aflevering in Amerika en elders in de wereld. Zodat mensen in ieder geval de optie hebben om het legaal te kijken.

De regisseur van Game of Thrones ging nog een stapje verder en stelde dat er door het downloaden juist veel aandacht voor de serie is op sociale media. Dat zou aanzienlijk belangrijker zijn dan kijkcijfers om het voortbestaan van de serie te garanderen. Het lijkt wel of iedereen de serie kijkt en het erover heeft terwijl die, ook in Nederland, alleen maar via HBO wordt uitgezonden op tv.

En die mensen kopen schijnbaar alsnog de dvd’s en blurays. Grote stapels van beide seizoenen zag ik vorige week in de Mediamarkt liggen en het gaat goed met de verkoop ervan. Ook in Amerika want zelfs de zendercoöordinator van HBO sloot zich vorige week aan bij de opmerkingen van de Game of Thrones regisseur. Ondanks alle illegale downloads is de serie met afstand de topverdiener voor de kabelzender.

“I probably shouldn’t be saying this, but it is a compliment of sorts,” Lombardo said. “The demand is there. And it certainly didn’t negatively impact the DVD sales. [Piracy is] something that comes along with having a wildly successful show on a subscription network.”

Illegale downloads als kijkcijfers beschouwen en als mogelijkheid zien om de afzetmarkt voor de dvd’s en blurays te vergroten. Nieuwe distributiemodellen bedenken om in te spelen op de redenen waarom mensen je series uberhaupt downloaden. Het kan dus wel.

HBO hoeft zich overigens in 2013 geen zorgen te maken over de titel van meest gedownloade tv serie. Ook de eerste aflevering van het nieuwe seizoen brak vorige week records.

Wanneer kan ik de blurays kopen?

IEF 12533

Het verwarringwekkend slaafs nabootsen van andermans product in het licht van art. 6:193a-j BW en art. 6:162 BW

P.G.F.A. Geerts, Het verwarringwekkend slaafs nabootsen van andermans product in het licht van art. 6:193a-j BW en art. 6:162 BW, IER 2013/1, p. 1-10, IEF 12533.

Bijdrage ingezonden door Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen.

In mijn noot onder HvJ EU 14 januari 2010, IER 2010/42 (Wettbewerbscentrale/Plus) heb ik gewezen op de ruime werkingssfeer van de Richtlijn OHP en in haar kielzog art. 6:193a-j BW. In die noot heb ik verdedigd dat het verwarringwekkend slaafs nabootsen van andermans product onder de werkingssfeer van de OHP-regels valt en dat de producent wiens product slaafs wordt nagebootst, de nabootser op grond van die regels rechtstreeks kan aanspreken. In deze bijdrage wil ik die gedachte nog wat verder uitwerken en bovendien nagaan of er in slaafse nabootsingkwesties, naast de OHP-regels, nog ruimte is voor de op art. 6:162 BW gebaseerde slaafse nabootsingjurisprudentie van de Hoge Raad. Ik wil dus nagaan welke mogelijkheden de producent op basis van Boek 6 BW heeft om zich tegen het verwarringwekkend slaafs nabootsen van zijn product te verzetten. IE-rechten die door de producent van het slaafs nagebootste product eventueel ook in de strijd gegooid zouden kunnen worden, worden buiten beschouwing gelaten. Ik begin met een bespreking van de OHP-regels.

[dit artikel is ingekort]

55. Tot slot rijst overigens nog wel de vraag of art. 2.19 BVIE niet in strijd is met de Richtlijn OHP. Die richtlijn, die indirect ook de belangen van bonafide handelaren tegen het door concurrenten voeren van verwarringwekkende onderscheidingstekens beschermt, eist immers niet dat de door de Richtlijn OHP geboden bescherming pas ingeroepen kan worden als de handelaar zijn onderscheidingsteken heeft geregistreerd. Of daarmee art. 2.19 BVIE ook in strijd is met de Richtlijn OHP durf ik echter niet met een volmondig ‘ja’ te beantwoorden. Dat komt door overweging 9 uit de considerans van de Richtlijn OHP. Die overweging bepaalt namelijk dat de richtlijn geen afbreuk doet aan (bestaande) nationale regels inzake intellectuele-eigendomsrechten. Die overweging zou de houdbaarheid van art. 2.19 BVIE mogelijk kunnen redden.

56. En ja, het antwoord op de vraag of art. 2.19 BVIE in strijd is met de Richtlijn OHP zal ook door het HvJ EU gegeven moeten worden. Met BenGH 23 december 2010, IER 2011/16, m.nt. Gielen; BIE 2011/27, m.nt. Steinhauser (Engels/Daewoo) is dus nog geen definitief antwoord gegeven op de vraag of art. 2.19 BVIE in strijd is met hogere regelgeving.